Categorie II zaken: een nadeel van meer dan € 50.000,–
[Regeling vervallen per 01-03-2015]
In zaken van deze categorie wordt in beginsel steeds de oplegging van een onvoorwaardelijke
vrijheidsstraf gevorderd in verband met de verhouding tot de hoge (bestuursrechtelijke)
boetes die voor categorie I zaken worden opgelegd.
Slechts in uitzonderingsgevallen kan een taakstraf, een combinatie van gevangenisstraf
en taakstraf en/of elektronisch toezicht gevorderd worden. De officier van justitie
behoudt uiteraard de mogelijkheid om werkstraffen te vorderen, naast al dan niet een
(onvoorwaardelijke) vrijheidsstraf en/of elektronisch toezicht.
Tot de mogelijkheden blijft behoren het opleggen van een boete bijeen strafbeschikking
of als strafeis op de terechtzitting. Uitgangspunt daarbij is, dat 100% van het schadebedrag
als boete wordt opgelegd of gevorderd. In de categorie I zaken wordt door het bestuur
100% van het schadebedrag als boete opgelegd. Wanneer een zaak in het strafrecht met
een boete bestraft zou moeten worden, behoort daarom hetzelfde uitgangspunt te gelden.
Het maximum van de op te leggen boetes is weergegeven in artikel 23, lid 4 Wetboek van Strafrecht. Deze maxima worden regelmatig aangepast en er kan dus op het te vervolgen strafbare
feit - afhankelijk van de pleegperiode - een lager maximum van toepassing zijn dan
in het laatste wetsartikel wordt genoemd.
Voorts is natuurlijk het te vervolgen strafbare feit zelf het uitgangspunt voor de
op te leggen boete. Zo zijn voor overtredingen van de artikel 227a en 227b Wetboek van Strafrecht boetes tot de vijfde categorie mogelijk, maar voor de overtredingen van de artikelen 447c en 447d (geen opzet) boetes tot de derde categorie of maximaal zes maanden hechtenis en/of
in plaats daarvan taakstraf. Indien een vervolging plaatsvindt op één van deze laatstgenoemde
artikelen, wordt aanbevolen alleen een taakstraf op te leggen of ter zitting taakstraf
of hechtenis te vorderen.
In de onderstaande tabel is uitgegaan van de misdrijven die volgens de wet met een
maximale straf van een geldboete van de vijfde categorie, bedreigd worden. Daarom
wordt geadviseerd om uitsluitend onvoorwaardelijke gevangenisstraffen, of taakstraffen
te eisen.
Indien voor de overtredingen van b.v. artikel 447c en/of 447d Sr een strafbeschikking wordt uitgevaardigd, dan wel deze feiten ten laste worden gelegd,
dient een straf opgelegd, dan wel gevorderd te worden, die krachtens de bepaalde wetsartikelen
is toegestaan. Ingeval van genoemde overtredingen is dat een boete tot het maximum
van de derde categorie of een onvoorwaardelijke hechtenisstraf van ten hoogste zes
maanden. ,
De duur van de te vorderen (hechtenis)gevangenisstraf of taakstraf of periode van
elektronisch toezicht hangt samen met de omvang van het nadeel, zoals uitgewerkt in de als bijlage opgenomen
tabel.
In geval van recidive binnen vijf jaar na de vorige veroordeling of transactie voor
een soortgelijk feit dient de te vorderen straf met 50% verhoogd te worden.
De bovengrens voor een taakstraf in een OM-strafbeschikking ligt op 180 uur, de bovengrens
voor een door de rechter opgelegde taakstraf op 240 uur .