Wet verbod pelsdierhouderij

[Regeling treedt (deels) in werking per 15-01-2013.]
Geraadpleegd op 07-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2002.
Geldend van 25-01-2014 t/m heden

Wet van 4 januari 2013, houdende een verbod op de pelsdierhouderij (Wet verbod pelsdierhouderij)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het houden, doden of doen doden van pelsdieren te verbieden;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

In deze wet wordt verstaan onder:

  • a. huisvestingsplaats: leefruimte dienende tot het houden van nertsen, bestaande uit één of meer compartimenten en voorzien van één of meer verrijkingsobjecten, met daaraan gekoppelde nestboxen, en die ten minste voldoet aan de eisen gesteld in de Verordening welzijnsnormen nertsen (PPE) 2003, zoals deze luidde op 17 januari 2008;

  • b. nerts: dier behorend tot de diersoort Mustela vison;

  • c. nertsenhouderij: bedrijf of een gedeelte daarvan, als bedoeld in artikel 1, onderdeel i, van de Meststoffenwet, dienende tot het houden van nertsen, zulks beoordeeld naar de feitelijke omstandigheden;

  • d. Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken;

  • e. pelsdier: dier dat gehouden wordt uitsluitend of in hoofdzaak ter verkrijging van de pels.

Artikel 3

  • 1 Degene die op de dag van inwerkingtreding van deze wet nertsen als pelsdier houdt, doet daarvan binnen vier weken na inwerkingtreding van deze wet melding aan Onze Minister, onder opgave van:

    • a. het aantal nertsen dat hij volgens zijn vergunning, als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer, mag houden;

    • b. het aantal huisvestingsplaatsen, onderscheiden naar het aantal huisvestingsplaatsen voor reuen, voedsters en jonge dieren, dat op het tijdstip van melding in de nertsenhouderij beschikbaar is;

    • c. het aantal nertsen dat op het tijdstip van melding door hem wordt gehouden, onderscheiden naar de aantallen reuen, voedsters en de daarbij behorende jonge dieren; en

    • d. de plaats of plaatsen waar de nertsen op het tijdstip van melding worden gehouden.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op degene die op de dag van inwerkingtreding van deze wet:

    • a. geen nertsen als pelsdieren houdt;

    • b. beschikt over een vergunning, als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer, ten behoeve van het houden van nertsen als pelsdieren; en

    • c. beschikt over huisvestingsplaatsen.

  • 3 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op degene die na de inwerkingtreding van deze wet een nertsenhouderij heeft verkregen in verband met een bijzondere omstandigheid van de overdrager, met dien verstande dat de melding binnen vier weken na de overdracht van de nertsenhouderij plaatsvindt.

  • 4 Onder een bijzondere omstandigheid als bedoeld in het derde lid wordt verstaan de omstandigheid dat de nertsenhouder groot financieel nadeel lijdt doordat:

    • a. hij door plotselinge arbeidsongeschiktheid niet langer in staat is het houden van nertsen voort te zetten;

    • b. de nertsenhouderij deel uitmaakt van een te verdelen gemeenschap en de nertsenhouderij als vermogensbestanddeel te gelde moet worden gemaakt om de gemeenschap te kunnen verdelen; of

    • c. hij wegens het bereiken van de leeftijd van 65 jaar de nertsenhouderij niet wil of kan voortzetten.

Artikel 4

Artikel 2 is niet van toepassing op degene bedoeld in artikel 3, eerste tot en met derde lid, tot 1 januari 2024, indien hij:

  • a. aan de meldingsplicht van artikel 3 heeft voldaan;

  • b. de nertsen houdt in een huisvestingsplaats;

  • c. niet meer nertsen houdt dan het aantal nertsen waarvoor hij een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer heeft;

  • d. niet meer nertsen houdt dan het aantal huisvestingsplaatsen dat ten behoeve van het houden van die soort nertsen op het tijdstip van melding in de nertsenhouderij beschikbaar was; en

  • e. de nertsen houdt op dezelfde plaats als waar zij werden gehouden op het tijdstip van melding, dan wel op een andere plaats, mits op de oude plaats niet langer sprake is van een nertsenhouderij en van deze verplaatsing melding is gedaan aan Onze Minister.

Artikel 5

  • 2 Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

Artikel 6

Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de melding en de bijzondere omstandigheden als bedoeld in de artikelen 3 en 4.

Artikel 7

  • 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over tegemoetkoming in de kosten van sloop of ombouw van gebouwen waarin nertsen beroepsmatig gehouden worden, die als gevolg van het verbod, bedoeld in artikel 2, hun functie verliezen.

  • 2 De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Artikel 11

Onze Minister is bevoegd degene die op het moment van inwerkingtreding van deze wet nertsen als pelsdier houdt en op 1 januari 2014 55 jaar of ouder is, tegemoetkoming te verlenen bij onbillijkheden van overwegende aard die zich als gevolg van het verbod, bedoeld in artikel 2, ten aanzien van zijn pensioenvoorziening voordoen.

Artikel 12

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

’s-Gravenhage, 4 januari 2013

Beatrix

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

S. A. M. Dijksma

Uitgegeven de veertiende januari 2013

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten