Artikel 1. Begripsbepalingen
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
-
a.
school: openbare of uit ’s Rijks kas bekostigde dagschool voor voortgezet onderwijs als bedoeld
in de artikelen 7, 8, en 10 van de Wet op het voortgezet onderwijs;
-
b.
zeer zwakke school en zwakke school: school waar een aangepast toezichtarrangement geldt zoals beschreven in het voor
dat jaar geldende toezichtskader als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de Wet op het onderwijstoezicht;
-
c.
bevoegd gezag: bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 van de wet;
-
d.
minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
-
e.
wet:
Wet op het voortgezet onderwijs;
-
f.
Stichting DAMU: de stichting Dans- en Muziekscholen;
-
g.
DAMU-school: school die een licentie van de minister heeft ontvangen, dat aan DAMU-leerlingen
op grond van de regeling ontheffing kan worden verleend;
-
h.
HBO-voortraject: cursus aangeboden door een hogeschool, aan vo leerlingen, die voorafgaat aan een
hbo-bachelor op het gebied van dansvakonderwijs of muziekvakonderwijs;
-
i.
DAMU-licentie: beschikking van de minister aan een bevoegd gezag van een school waarin een aanvraag
als bedoeld in artikel 3 wordt ingewilligd;
-
j.
DAMU-leerling: leerling die is toegelaten tot het HBO-voortraject en daardoor wordt beschouwd als
toptalent op het gebied van dans of muziek.
Artikel 2. Doel van de regeling
Het doel van deze regeling is om een DAMU-leerling in staat te stellen gedurende het
vo-onderwijs deel te nemen aan een HBO-voortraject, met verlichting van een dubbele
studielast en integratie van regulier en kunstonderwijs daar waar mogelijk.
Artikel 3. Procedure voor aanvraag van een DAMU-beschikking
-
4 Aanvragen voor een nieuwe DAMU-licentie worden op volgorde van binnenkomst behandeld,
met dien verstande, dat wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvulling
door de minister is ontvangen, als datum van binnenkomst geldt.
Artikel 4. De aanvraag van een DAMU-licentie
De aanvraag gaat vergezeld van de volgende documenten:
-
1. een verklaring van de VO-school dat op de administratie van de desbetreffende VO-school
een door de hogeschool goedgekeurde lijst met de namen en adressen van de DAMU-leerlingen
die toegelaten zijn tot het HBO-voortraject voor het huidige jaar aanwezig is;
-
2. het schoolplan, met daarin een beleidsnotitie waaruit blijkt op welke wijze de school
waar nodig zorg draagt voor flexibiliteit in de lesprogramma’s en voor flexibiliteit
bij het afleggen van toetsen en examens, en hoe de specifieke kunstvakken worden ingevuld
rekening houdend met de belangen van de betrokken DAMU-leerling;
-
3. een schriftelijke steunverklaring van de HBO-raad voor de aanvraag van een DAMU-licentie.
Artikel 5. Voorwaarden voor het verstrekken van een DAMU-licentie
De school, waarvoor het bevoegd gezag een aanvraag als bedoeld in artikel 4 heeft ingediend, voldoet aan de volgende voorwaarden:
-
a. op de school zijn ten minste 15 DAMU-leerlingen ingeschreven;
-
b. op de school met de DAMU-licentie is onderwijzend personeel aanwezig en aanspreekbaar
op de afstemming van de werkzaamheden die verband houden met de DAMU-licentie en dat
voorziet in de begeleiding van de DAMU-leerlingen.
Artikel 6. Verlenging van de DAMU-licentie
Artikel 7. Consequentie van het niet meer deelnemen aan een HBO voortraject.
Indien de DAMU-leerling niet langer deelneemt aan het HBO-voortraject en daardoor
niet langer kan worden beschouwd als een DAMU-leerling, dient de desbetreffende leerling
vanaf dat moment aan het reguliere onderwijsprogramma deel te nemen. Een reeds geëffectueerde
ontheffing op grond van artikel 9 tot en met 13 blijft van kracht, evenals een reeds lopende spreiding van het examen op grond van
artikel 14.
Artikel 8. Consequentie voor de DAMU-leerlingen bij het niet verlengen intrekken van
de DAMU-licentie
Indien de DAMU-licentie niet wordt verlengd, behouden de betrokken leerlingen de onder
de oorspronkelijke DAMU-licentie verkregen mogelijkheden aan die school. Indien dit
niet mogelijk is, is de school verplicht een alternatief te verzorgen.
Artikel 9. Afwijkingen van voorschriften met betrekking tot onderwijstijd
-
2 Het bevoegd gezag, bedoeld in het eerste lid, richt in het eerste en tweede leerjaar
van het vmbo, havo en vwo een onderwijsprogramma in dat per leerjaar ten minste 800
klokuren onderwijstijd omvat.
-
3 Het bevoegd gezag, bedoeld in het eerste lid, richt in het derde leerjaar vmbo, derde,
vierde leerjaar havo en het derde, vierde en vijfde leerjaar vwo een onderwijsprogramma
in dat per leerjaar ten minste 800 klokuren onderwijstijd omvat.
-
4 In afwijking van artikel 6g, eerste lid, van de wet richt het bevoegd gezag voor DAMU-leerlingen in het vierde leerjaar vmbo, het vijfde
leerjaar havo en het zesde leerjaar vwo een onderwijsprogramma in dat ten minste 500
klokuren onderwijstijd omvat.
Artikel 10. Afwijking onderbouw
Het bevoegd gezag dat beschikt over een DAMU-licentie kan in afwijking van artikel 11c, eerste lid, onder a, van de wet de DAMU-leerling in de eerste twee leerjaren, ontheffing verlenen van de onderdelen
van het onderwijsprogramma die betrekking hebben op de kerndoelen bewegen en sport,
bedoeld in bijlage 1, onderdeel G, bij het Besluit kerndoelen onderbouw VO, onder voorwaarde dat de school zorg draagt voor een alternatieve adequate begeleiding
op het gebied van de gezondheidsaspecten van beweging en houding in relatie tot het
voortraject dansvakonderwijs of muziekvakonderwijs.
Artikel 13. Afwijking van vakken in de bovenbouw vwo
Het bevoegd gezag dat beschikt over een DAMU-licentie kan, in afwijking van artikel 13 en artikel 6d van de wet, artikel 26b van het Inrichtingsbesluit WVO en artikel 11, eerste lid, dan wel artikel 12, eerste lid, van het Eindexamenbesluit VO een DAMU-leerling in het vwo ontheffing verlenen voor:
-
– lichamelijke opvoeding;
-
– maatschappijleer, algemene natuurwetenschappen en culturele en kunstzinnige vorming;
-
– het keuzevak, bedoeld in artikel 11, eerste lid, onder c, dan wel het keuzevak, bedoeld in artikel 12, eerste lid, onder c, van het Eindexamenbesluit VO of het profielkeuzevak, bedoeld in artikel 11, eerste lid, onder b, dan wel het profielkeuzevak,
bedoeld in artikel 12, eerste lid, onder b, van het Eindexamenbesluit VO.
Artikel 14. Gespreid examen
-
2 Alleen een DAMU-leerling die in het laatste leerjaar wordt geconfronteerd met activiteiten
in het kader van uitoefening van de dans of muziek, waardoor buiten de wil om van
de DAMU-leerling, het niet mogelijk is het eindexamen in het laatste schooljaar volledig
af te leggen, komt hiervoor in aanmerking.
Artikel 15. Overgangsbepaling
-
1 Voor een school die voorafgaand aan deze beleidsregel al beschikt over een gelijkwaardige
licentie op grond van één van de Raamregelingen genoemd in artikel 17, kan deze gebruiken tot en met 31 juli 2014, daarna komt deze te vervallen.
Deze beleidsregel wordt voor 1 januari 2018 geëvalueerd.
Artikel 17. Intrekking voorgaande raamregelingen
De ‘Voorlopige raamregeling voor de integratie van de vooropleiding dans in het voortgezet
onderwijs (10 januari 1989)’, ‘Voorlopige raamregeling voor de integratie van de vooropleiding
muziek (10 januari 1989)’, ‘Raamregeling voortrajecten dans/muziek profielen vwo/havo
(13 juli 1999)’ en ‘Raamregeling voortrajecten dans/muziek profielen vwo/havo per
1 augustus 2007’ worden per 1 augustus 2013 ingetrokken.
Artikel 18. Inwerkingtreding
Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 augustus 2013.
Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel verstrekking DAMU-licentie VO.