4. Beoordeling van de aanvragen
[Regeling vervallen per 01-01-2018]
4.1. De drempelcriteria
[Regeling vervallen per 01-01-2018]
Voor de drempelcriteria geldt dat indien een aanvraag niet aan één of meerdere criteria
voldoet, deze wordt afgewezen en niet verder beoordeeld. Deze criteria worden hieronder
vermeld en indien nodig toegelicht.
Criterium D.1 De aanvrager, of in het geval van een alliantie, de penvoerder, is een Nederlands
of internationale maatschappelijke organisatie zonder winstoogmerk en bezit rechtspersoonlijkheid.
Dit blijkt uit bijgevoegde statuten van de organisatie.
Criterium D.2 De aanvrager/penvoerder werkt aan en zet zich in voor de verbetering van de mensenrechtensituatie
in de landen die staan vermeld in de bij deze beleidsregels behorende Annex I. De
doelstellingen van de organisatie zoals vermeld in de statuten, dienen dit van de
organisatie duidelijk te maken. Voor organisaties met een brede(re) doelstelling geldt
dat zij dit ook kunnen aantonen op grond van hun track record en/of interne beleidsstukken.
Criterium D.3 De aanvrager/penvoerder maakt aannemelijk dat vanaf 1 januari 2014 ten minste 25%
van de jaarlijkse inkomsten afkomstig is uit bronnen anders dan BZ-bijdragen. MRF
2014–2017 subsidies zullen nooit meer bedragen dan 75% van de jaarlijkse inkomsten
van de organisatie. De aanvrager onderbouwt de aannemelijkheid hiervan aan de hand
van de inkomsten over de periode 2011-2012.
Indien de aanvrager penvoerder is voor een alliantie geldt dit criterium voor de gehele
alliantie. Dat wil zeggen dat indien één van de deelnemende organisaties minder dan
25% van de jaarlijkse inkomsten uit andere dan BZ bijdragen verwerft, dit kan worden
gecompenseerd door een andere partij uit de alliantie. Gelden die direct of indirect
worden verkregen ten laste van de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken
(bijvoorbeeld een subsidie of bijdrage van een Nederlandse ambassade) tellen niet
mee bij het bepalen van de omvang van de eigen inkomsten.
Criterium D.4 Wanneer de aanvrager/penvoerder een organisatie binnen de EU betreft, dient het bruto
salaris van management en bestuur van de aanvrager/penvoerder aan de DG-norm te voldoen
(maximaal € 129.500 per jaar, op grond van een 36-urige werkweek). Gelet op de koopkrachtgegevens
gepubliceerd door EUROSTAT (GDP PPS) geldt voor Noorwegen een maximum bruto salaris
van NOK 1.440.000 per jaar, voor Zwitserland een maximum bruto salaris van CHF 192.000
per jaar en voor VS/Canada een maximum bruto salaris van USD 187.000 per jaar. Het
bruto salaris van management en bestuur van de aanvrager/penvoerder van overige landen
buiten de EU staat niet later dan met ingang van het tijdvak waarvoor subsidie wordt
verleend in redelijke verhouding tot het niveau van de functie, de geografische ligging
en de omvang en complexiteit van de organisatie. De aanvrager specificeert de hoogte
van de salarissen (inclusief toeslagen) van het management en bestuur.
Criterium D.5 De aanvrager/penvoerder is in staat tot een adequaat financieel beheer. De aanvrager
kan door ervaringsdeskundigheid met betrekking tot de activiteiten als waarvoor subsidie
wordt gevraagd een doelgerichte en doelmatige uitvoering van de activiteiten waarborgen.
Criterium D.6 De subsidieaanvraag bedraagt minimaal € 500.000, en maximaal € 2.000.000 en heeft
een maximale looptijd van 4 jaar. Bij een kortere looptijd zijn het minimale en het
maximale bedrag van de subsidieaanvraag naar rato lager. De minimale looptijd van
de activiteit bedraagt 24 maanden. Dit blijkt uit het voorstel en bijbehorende begroting
en meerjarenraming.
Criterium D.7 Het programma start niet eerder dan 1 januari 2014.
Criterium D.8 Het programma betreft geen initiatieven die proselitisme (mede) beogen. Dit blijkt
uit het voorstel en bijbehorende begroting en meerjarenraming.
Criterium D.9 Het programma betreft substantiële activiteiten in minimaal twee van de landen opgenomen
op de landenlijst bij deze beleidsregels (zie Annex I).
Dit blijkt uit het voorstel en bijbehorende begroting en meerjarenraming.
Criterium D.10 Het programma betreft geen commerciële dienstverlening, investeringen of commerciële
activiteiten. Dit blijkt uit het voorstel en bijbehorende begroting en meerjarenraming.
Criterium D.11 Minimaal 60% van de middelen die zijn benodigd voor de uitvoering van de activiteiten
is gericht op ten minste één van de volgende categorieën van activiteiten:
-
– Bescherming en ondersteuning van mensenrechtenverdedigers;
-
– Gelijke rechten voor lesbiennes, homo’s biseksuelen en transgenders (LHBT);
-
– Gelijke rechten voor vrouwen gericht op politieke participatie en het voorkomen van
geweld tegen vrouwen;
-
– Tegengaan van de ernstigste mensenrechtenschendingen (doodstraf en marteling);
-
– Bevordering van vrijheid van meningsuiting en internetvrijheid;
-
– Bevordering van vrijheid van godsdienst en levensovertuiging;
-
– Mensenrechten en ontwikkeling;
-
– Mensenrechten en bedrijfsleven inclusief kinderarbeid.
Dit blijkt uit het voorstel en bijbehorende begroting en meerjarenraming.
Criterium D.12 Minimaal 60% van de middelen die zijn benodigd voor de uitvoering van de activiteiten
wordt besteed in de landen die genoemd zijn in Annex I.
In afwijking van het Standaardkader Ontwikkelingssamenwerking is geen criterium van
toepassing met betrekking tot het percentage van de bestedingen binnen het programma
waarvoor financiering wordt gevraagd in partnerlanden van het Ministerie van Buitenlandse
Zaken.
4.2. De organisatietoets
[Regeling vervallen per 01-01-2018]
De organisatietoets is onderdeel van de beoordeling van de aanvraag in de eerste fase.
Doel van deze toets is dat de minister zich een oordeel kan vormen over de kwaliteit
en doelmatigheid van de aanvragende organisaties.
Beoordeling in het kader van de organisatietoets vindt plaats op grond van de mate
waarin de organisatie voldoet aan de volgende criteria:
-
•
Track record van de afgelopen drie jaar: De aanvrager/penvoerder is op grond van de door zijn inspanningen in de afgelopen
drie jaren behaalde resultaten in staat om geplande ‘outcomes’ en ‘outputs’ te realiseren, om de bijdragen van derden die noodzakelijk waren voor de uitvoering
van de programma’s daadwerkelijk te verkrijgen en om de duurzaamheid van de programma’s
te verankeren bij de uiteindelijke doelgroep.
-
•
Planning, monitoring en evaluatie: De gehanteerde PM&E systematiek is toereikend voor het bewaken van de voortgang t.a.v.
outcomes, outputs en duurzaamheid op programma- en organisatieniveau. De organisatie
laat periodiek onafhankelijke evaluaties uitvoeren over (delen van) programma’s en
het functioneren van de eigen organisatie. De organisatie heeft een goed verankerd
systeem voor kwaliteitsbeheer t.a.v. de hoofdprocessen.
-
•
Financieel en administratief management: De aanvrager/penvoerder heeft een adequaat beleid t.a.v. het financieel toezicht op
organisaties met wie zij een financieringsrelatie heeft, zij maakt gebruik van een
adequate toets om de kwaliteit van (partner)organisaties waarmee zij een financiële
relatie heeft te toetsen, zij heeft een financieel monitoringssysteem dat haar in
staat stelt om (dreigende) verliezen of overschotten vroegtijdig te signaleren en
hier met adequate maatregelen op te anticiperen, en een brede donorbasis.
Indien de kwaliteit van de organisatie van de aanvrager/penvoerder onvoldoende is,
wordt de aanvraag afgewezen en niet verder beoordeeld.