Tijdelijk besluit Saba Comprehensive School BES

[Regeling vervalt op nader te bepalen datum].
Geraadpleegd op 20-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-08-2014.
Geldend van 31-07-2013 t/m 31-07-2015

Besluit van 10 juli 2013, houdende vaststelling van regels ten aanzien van het voortgezet onderwijs gegeven aan de Saba Comprehensive School (Tijdelijk Besluit Saba Comprehensive School BES)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 1 maart 2013, nr. WJZ/488582(3846), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op artikel 117 van de Wet voortgezet onderwijs BES;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 4 april 2013, nr. W05.13.0051/I);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 08 juli 2013, nr. WJZ/527300 (3846), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

Dit besluit verstaat onder:

bevoegd gezag: het bevoegd gezag van de school,

  • CSEC-examen: examen dat wordt afgelegd om het Caribbean secondary education certificate te behalen,

  • CXC: Caribbean Examinations Council, vestiging Barbados,

  • HTF: Heart Trust Foundation, vestiging Jamaica,

  • Inspectie: inspectie, bedoeld in de Wet op het onderwijstoezicht

  • school: de Saba Comprehensive School, tenzij het tegendeel blijkt,

  • TVET1-examen: examen van technical and vocational education and training-programma, niveau 1,

  • wet: Wet voortgezet onderwijs BES.

Artikel 3. Bekostigingsvoorwaarden

  • 1 Het bij en krachtens de wet bepaalde is van toepassing op de Saba Comprehensive School, behoudens voor zover daarvan in dit besluit wordt afgeweken.

  • 2 De bepalingen in dit besluit zijn voorwaarden voor bekostiging.

Hoofdstuk 2. Onderwijs en examens

Artikel 4. Vormen van onderwijs

De school biedt:

  • a. algemeen vormend onderwijs;

  • b. beroepsgericht onderwijs;

  • c. praktijkonderwijs.

Artikel 5. Algemeen vormend onderwijs

Het algemeen vormend onderwijs is het onderwijs met een cursusduur van vijf jaren, dat is ingericht ter voorbereiding op aansluitend middelbaar beroepsonderwijs of hoger beroepsonderwijs, en dat mede algemene vorming omvat. Het algemeen vormend onderwijs is gericht op het afleggen van het CSEC-examen dat wordt aangeboden door de CXC, en wordt ingericht volgens de eisen van de CXC. De inhoud van dit onderwijs is afgestemd op de capaciteiten van de leerlingen.

Artikel 6. Beroepsgericht onderwijs

Beroepsgericht onderwijs is het onderwijs met een cursusduur van vier jaren, dat is ingericht ter voorbereiding op aansluitend beroepsonderwijs, en dat mede algemene vorming omvat. Het beroepsgerichte onderwijs is gericht op het afleggen van het TVET1-examen en wordt ingericht volgens de eisen van het TVET-programma, dat door de HTF is ontwikkeld. De inhoud van dit onderwijs is afgestemd op de capaciteiten van de leerlingen.

Artikel 7. Praktijkonderwijs

  • 1 Praktijkonderwijs is praktijkonderwijs als bedoeld in artikel 31 van de wet. Het ten aanzien van praktijkonderwijs bij en krachtens de wet bepaalde is van toepassing.

Artikel 8. Taal

In afwijking van artikel 8 van de wet wordt het onderwijs aan de school gegeven en worden de examens afgenomen in het Engels. Een andere taal kan worden gebezigd:

  • a. wanneer het onderwijs met betrekking tot die taal betreft,

  • b. wanneer het praktijkonderwijs betreft, of

  • c. indien de specifieke aard, de inrichting of de kwaliteit van het onderwijs dan wel de herkomst van de deelnemers daartoe noodzaakt, overeenkomstig een door het bevoegd gezag vastgestelde gedragscode. De gedragscode wordt toegezonden aan de inspectie.

Artikel 9. Bestrijding (taal)achterstand

In afwijking van artikel 10, tweede lid, van de wet is de aandacht voor de bestrijding van taalachterstanden in het bijzonder gericht op de Engelse taal.

Artikel 10. Algemene voorschriften eerste twee leerjaren

In afwijking van artikel 33 van de wet wordt het onderwijs in de eerste twee leerjaren van het algemeen vormend onderwijs en het beroepsgericht onderwijs zodanig algemeen ingericht, dat met behoud van keuzevrijheid de doorstroming van leerlingen naar beide onderwijssoorten mogelijk is.

Artikel 11. Ontheffing voor delen onderwijsprogramma

  • 1 Het bevoegd gezag kan na overleg met de ouders een leerling ontheffing verlenen voor onderdelen van het onderwijsprogramma. Het bevoegd gezag bepaalt bij de ontheffing welk onderwijs voor de leerling in de plaats komt voor de onderdelen waarvoor ontheffing is verleend.

  • 2 Het bevoegd gezag kan een leerling uitsluitend ontheffing verlenen van het volgen van het onderwijs in het vak lichamelijke opvoeding indien de leerling vanwege diens lichamelijke gesteldheid niet in staat is dit onderwijs te volgen.

Artikel 12. Examens

  • 1 Aan de leerlingen in het algemeen vormend onderwijs wordt de gelegenheid gegeven om het CSEC-examen van de CXC af te leggen.

  • 2 Aan de leerlingen in het beroepsgericht onderwijs wordt de gelegenheid gegeven om het TVET1-examen van de HTF af te leggen.

  • 3 Het eindexamen wordt afgenomen door de directeur of één of meer leraren van de school, met inachtneming van de geldende examenprotocollen.

  • 4 Indien een leerling aan alle voor het behalen van een certificaat gestelde eisen heeft voldaan, ontvangt hij van de directeur het desbetreffende certificaat.

Hoofdstuk 3. Personeel

Artikel 13. Leraren

  • 1 Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat aan de school een aantal leraren is verbonden dat nodig is om onderwijs van voldoende kwaliteit aan te bieden.

  • 2 Aan de school zijn slechts leraren verbonden die:

    • a. in het bezit zijn van een verklaring omtrent het gedrag, afgegeven volgens de Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag BES, die op het tijdstip van overlegging aan het bevoegd gezag niet ouder is dan 6 maanden,

    • b. niet krachtens rechterlijke uitspraak van het geven van onderwijs zijn uitgesloten, en

    • c. benoembaar zijn op grond van de wet, of

    • d. blijkens een getuigschrift bekwaam kunnen worden geacht om onderwijs van voldoende kwaliteit te geven.

  • 3 Het bevoegd gezag legt ten aanzien van elke leraar vast over welke opleiding en ervaring deze beschikt. Een overzicht wordt aan het begin van elk schooljaar aan de inspectie overgelegd. Wijzigingen worden binnen een maand aan de inspectie gemeld.

Artikel 14. Overig personeel

  • 1 Aan het hoofd van de school staat een directeur.

  • 2 Het overige personeel heeft tot taak het onderwijs te ondersteunen of de directeur bij te staan.

  • 3 De directeur en het overige personeel zijn voldoende gekwalificeerd voor de uitoefening van hun functie. Artikel 14, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15. Benoeming, schorsing en ontslag

Het bevoegd gezag benoemt, schorst en ontslaat de directeur, de leraren en het overige personeel in algemene dienst.

Hoofdstuk 4. Toelating en vakanties

Artikel 16. Toelating tot het onderwijs

  • 1 Het bevoegd gezag beslist over de toelating van leerlingen tot de vormen van onderwijs.

  • 2 Een leerling wordt toegelaten tot de vorm van onderwijs die voor hem het meest aangewezen is.

  • 3 Het bevoegd gezag doet mededeling aan de inspectie van de te hanteren criteria en te volgen procedure voor de toelating tot het eerste leerjaar, en zendt jaarlijks binnen zes maanden na de toelating een verslag betreffende de toegepaste toelatingsmiddelen en van de daarmee opgedane ervaringen aan de inspectie.

Artikel 17. Schorsing

  • 1 Het bevoegd gezag kan met opgave van redenen een leerling voor een periode van ten hoogste één week schorsen.

  • 2 Het besluit tot schorsing wordt schriftelijk aan de betrokkene en, indien deze nog niet meerderjarig is, ook aan de ouders, voogden of verzorgers van de betrokkene bekendgemaakt.

  • 3 Het bevoegd gezag stelt de inspectie van een schorsing voor een periode langer dan één dag schriftelijk en met opgave van redenen in kennis.

Artikel 18. Definitieve verwijdering

  • 1 Het bevoegd gezag kan besluiten tot definitieve verwijdering van een leerling nadat deze en, indien de leerling nog niet meerderjarig is, ook diens ouders, voogden of verzorgers, in de gelegenheid is onderscheidenlijk zijn gesteld hierover te worden gehoord. Een leerling wordt op grond van onvoldoende vorderingen niet in de loop van een schooljaar verwijderd.

  • 2 Definitieve verwijdering van een leerplichtige leerling geschiedt slechts na overleg met de inspectie. Hangende dit overleg kan de leerling worden geschorst. Het overleg strekt er mede toe, na te gaan op welke andere wijze de betrokken leerling onderwijs zal kunnen volgen.

  • 3 Het bevoegd gezag stelt de inspectie van een definitieve verwijdering schriftelijk en met opgave van redenen in kennis.

Artikel 19. Beslistermijn bij bezwaar

  • 1 De besluiten tot weigering van de toelating van een kandidaat-leerling of tot definitieve verwijdering van een leerling worden schriftelijk en met opgave van redenen aan de leerling en, indien deze nog niet meerderjarig is, ook aan diens ouders, voogden of verzorgers, bekendgemaakt, waarbij tevens de inhoud van het tweede lid wordt vermeld.

  • 2 Binnen zes weken na de bekendmaking kunnen belanghebbenden bezwaar maken bij het bevoegd gezag.

  • 3 Het bevoegd gezag beslist in overeenstemming met artikel 64 van de wet binnen vier weken na ontvangst van het bezwaarschrift, doch niet eerder dan nadat de kandidaat-leerling, onderscheidenlijk de leerling en, indien deze nog niet meerderjarig is, ook diens ouders, voogden of verzorgers, in de gelegenheid is, onderscheidenlijk zijn gesteld, te worden gehoord en kennis heeft onderscheidenlijk hebben kunnen nemen van de op die besluiten betrekking hebbende adviezen of rapporten.

  • 4 Het bevoegd gezag kan de desbetreffende leerling, gedurende de behandeling van het bezwaar tegen een besluit tot definitieve verwijdering de toegang tot de school ontzeggen.

Artikel 20. Vakanties

  • 1 De tijd die per cursusjaar ten hoogste voor vakantie van de leerlingen mag worden besteed, bedraagt 72 schooldagen bij een zesdaagse schoolweek en 60 schooldagen bij een vijfdaagse schoolweek.

  • 2 Onder schooldag wordt verstaan elke dag van de week met uitzondering van de zondag bij een zesdaagse schoolweek en met uitzondering van de zaterdag en de zondag bij een vijfdaagse schoolweek. Niet tot schooldagen worden gerekend:

    • a. nieuwjaarsdag, tweede paasdag, hemelvaartsdag, tweede pinksterdag en de beide kerstdagen, alsmede

    • b. koningsdag en koninkrijksdag.

  • 3 Indien aan een bijzondere school onderwijs wordt gegeven gebaseerd op een levensbeschouwing volgens welke andere dan de in het tweede lid, onderdeel a, genoemde dagen als feestdagen worden aangemerkt, kunnen in plaats daarvan ten hoogste zes andere dagen niet tot schooldagen worden gerekend.

Hoofdstuk 5. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 22. Overgangsbepaling beroepsgericht onderwijs

Het onderwijs aan leerlingen die in het schooljaar 2010–2011 waren toegelaten tot de school en die niet geschikt zijn voor het succesvol afronden van het algemeen vormend onderwijs, en aan wie nog geen TVET1-programma kan worden aangeboden, kan, in afwijking van artikel 6, gericht zijn op het afleggen van het CSEC-examen in praktisch georiënteerde vakken. In dat geval wordt, in afwijking van artikel 17, tweede lid, de gelegenheid gegeven tot het afleggen van het CSEC-examen in deze vakken.

Artikel 23. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, werkt terug tot en met 1 augustus 2011, en vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 24. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Tijdelijk besluit Saba Comprehensive School BES.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Wassenaar, 10 juli 2013

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

S. Dekker

Uitgegeven de dertigste juli 2013

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

F. Teeven