Regeling vertrouwenspersonen integriteit en ongewenste omgangsvormen en Klachtencommissie ongewenste omgangsvormen BZK

Geraadpleegd op 19-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 09-04-2014 en zichtdatum 01-10-2024.
Geldend van 08-08-2013 t/m heden

Regeling van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 26 juni 2013, nr. 2013-0000349785, houdende regels vertrouwenspersonen integriteit en ongewenste omgangsvormen en de Klachtencommissie ongewenste omgangsvormen BZK

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 9:14 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 3, tweede lid, van de Arbeidsomstandighedenwet, artikel 8, eerste lid, van het Besluit melden vermoeden van misstand bij Rijk en Politie en de artikelen 4 en 6 van de Klachtenregeling seksuele intimidatie burgerlijk rijkspersoneel;

Gehoord de Groepsondernemingsraad van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Besluit:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. de minister: de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

  • b. het ministerie: het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

  • c. de AIVD: de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst;

  • d. medewerker: degene die werkzaamheden verricht of heeft verricht bij het ministerie, ingeval van het melden van het vermoeden van een misstand als ambtenaar in de zin van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

  • e. het Besluit: het Besluit melden vermoeden van misstand bij Rijk en Politie;

  • f. ongewenste omgangsvormen: factoren van direct of indirect onderscheid in de arbeidssituatie die stress teweeg brengen, met inbegrip van intimidatie, seksuele intimidatie, agressie, geweld en pesten;

  • g. de melding: het zich wenden tot de vertrouwenspersoon in verband met ongewenste omgangsvormen;

  • h. de melder: de medewerker die zich in verband met ongewenste omgangsvormen tot de vertrouwenspersoon heeft gewend;

  • i. klacht: schriftelijke klacht over ongewenste omgangsvormen;

  • j. klachtencommissie: de in artikel 8 bedoelde commissie.

§ 2. Werkingsgebied

Artikel 2

  • 1 De medewerker die een misstand vermoedt kan zich wenden tot een vertrouwenspersoon.

  • 2 De medewerker die wordt of is geconfronteerd met ongewenste omgangsvormen kan zich wenden tot een vertrouwenspersoon of tot de klachtencommissie.

§ 3. Vertrouwenspersoon integriteit en ongewenste omgangsvormen

Artikel 3

  • 1 Er zijn een of meer vertrouwenspersonen integriteit en ongewenste omgangsvormen.

  • 2 De vertrouwenspersoon ressorteert als zodanig rechtstreeks onder de secretaris-generaal, met dien verstande dat de vertrouwenspersoon die is aangewezen voor de AIVD als zodanig rechtstreeks onder het hoofd van de AIVD ressorteert.

Artikel 4

  • 1 De vertrouwenspersoon wordt aangewezen en van zijn taak ontheven door de minister.

  • 2 Aanwijzing vindt, behoudens tussentijdse taakontheffing, plaats voor de duur van vijf jaar en kan telkens voor vijf jaar worden verlengd.

Artikel 6

De vertrouwenspersoon heeft op het gebied van ongewenste omgangsvormen in ieder geval de volgende taken en bevoegdheden:

  • a. het opvangen, begeleiden en van advies dienen van de melder en het zo nodig doorverwijzen naar een professionele hulpverlenende instantie of hulpverlener;

  • b. het inwinnen van inlichtingen die noodzakelijk zijn om tot een goed inzicht te komen over de melding en de mogelijkheden om te komen tot een oplossing;

  • c. het door middel van het inschakelen van een deskundige, bemiddelaar of mediator trachten tot een oplossing te komen;

  • d. het adviseren over eventueel verder te nemen stappen en het behulpzaam zijn van de melder bij eventueel verder te nemen stappen;

  • e. het ondersteunen en begeleiden van de melder bij het indienen van een klacht bij de klachtencommissie en bij het horen door die commissie;

  • f. het verlenen van nazorg aan de melder;

  • g. het signaleren van knelpunten in de uitvoering van het beleid, het verstrekken van inlichtingen over de mogelijkheden tot voorkoming en bestrijding van ongewenste omgangsvormen in de organisatie en het geven van gevraagd of ongevraagd advies op dit gebied aan de secretaris-generaal respectievelijk aan het hoofd van de AIVD als het die dienst betreft;

  • h. het geven van voorlichting op het gebied van ongewenste omgangsvormen.

Artikel 7

  • 1 De vertrouwenspersoon of -personen brengen jaarlijks voor 1 mei gezamenlijk een verslag uit aan de secretaris-generaal respectievelijk aan het hoofd van de AIVD als de vertrouwenspersoon of -personen voor de AIVD is of zijn aangewezen.

  • 2 Het verslag bevat een geanonimiseerd overzicht van zijn of hun werkzaamheden in het voorgaande kalenderjaar.

§ 4. Klachtencommissie ongewenste omgangsvormen BZK

Artikel 9

  • 1 De commissie heeft tot taak het verrichten van onderzoek naar elke bij haar ingediende klacht en het uitbrengen van een rapport van bevindingen, vergezeld van een advies en eventuele aanbevelingen, aan de minister respectievelijk aan het hoofd van de AIVD ingeval de klacht is ingediend door een medewerker van de AIVD.

  • 2 Als tijdens het onderzoek naar de klacht zowel klager als de aangeklaagde bereid blijken tot bemiddeling of mediation schort de commissie de behandeling van de klacht op.

Artikel 10

  • 1 De commissie bestaat uit:

    • a. een voorzitter, tevens lid, niet werkzaam onder de verantwoordelijkheid van de minister;

    • b. ten minste twee overige leden.

  • 2 De leden van de commissie hebben plaatsvervangers.

  • 3 Bij afwezigheid van de voorzitter treedt een van de andere leden of een plaatsvervangend lid op als voorzitter.

  • 4 De leden en de plaatsvervangend leden worden benoemd en ontslagen door de minister. De benoeming geldt, behoudens tussentijds ontslag, voor vijf jaar en kan telkens voor vijf jaar worden verlengd. Ingeval van tussentijds ontslag vindt tussentijdse benoeming plaats van een nieuw of plaatsvervangend lid voor de resterende periode.

Artikel 11

De commissie wordt bijgestaan door een secretaris die wordt aangewezen door de Manager van het Cluster Advies van het Expertisecentrum Organisatie en Personeel van de Werkmaatschappij.

Artikel 12

  • 1 De bij de behandeling van een klacht betrokken leden van de commissie stellen het rapport en het advies bij meerderheid van stemmen vast. Geen van de leden onthoudt zich van stemming.

  • 2 De bij de behandeling van een klacht betrokken fungerend voorzitter en leden ondertekenen het rapport, het advies en de eventuele aanbevelingen.

  • 3 De secretaris draagt zorg voor de verzending van het rapport, het advies en de eventuele aanbevelingen.

Artikel 13

De commissie kan van de minister en van het hoofd van de AIVD de medewerking verlangen die zij nodig acht voor de behandeling van de klacht.

Artikel 14

  • 1 De commissie registreert alle schriftelijk ingediende klachten.

  • 2 De commissie brengt jaarlijks voor 1 mei een verslag uit aan de minister.

  • 3 Het verslag bevat een geanonimiseerd overzicht van het aantal en de aard van de klachten in het voorgaande kalenderjaar en de strekking van de adviezen die daarover zijn uitgebracht. Het verslag kan aanbevelingen van algemene aard bevatten.

Artikel 15

  • 1 De commissie draagt zorg dat de op klachten betrekking hebbende dossiers die door de commissie zijn aangelegd worden overgedragen aan de directeur Personeel en Organisatie respectievelijk aan het hoofd van de AIVD voor zover de dossiers betrekking hebben op klachten die zijn ingediend door medewerkers van de AIVD.

  • 2 De directeur Personeel en Organisatie respectievelijk het hoofd van de AIVD ziet namens de minister toe op de zorgvuldige bewaring van de overgedragen dossiers en draagt zorg voor de vernietiging hiervan. Vernietiging vindt plaats uiterlijk twee jaar nadat de termijn voor het instellen van rechtsmiddelen tegen beslissingen met betrekking tot de klacht is verlopen.

§ 5. Rechtspositie

Artikel 16

  • 1 Een lid of gewezen lid van de klachtencommissie respectievelijk een vertrouwenspersoon of gewezen vertrouwenspersoon ondervindt in zijn positie als medewerker geen nadeel van zijn activiteiten in het kader van voorkoming en bestrijding van ongewenste omgangsvormen.

  • 2 Een klager ondervindt in zijn positie als medewerker geen nadeel van het te goeder trouw indienen van een klacht.

§ 6. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 17

Voor de eerste maal worden als vertrouwenspersonen en commissieleden aangewezen de personen die als zodanig waren aangewezen ingevolge de in artikel 18 genoemde regelingen en besluiten.

Artikel 19

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatcourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 20

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vertrouwenspersonen integriteit en ongewenste omgangsvormen en Klachtencommissie ongewenste omgangsvormen BZK.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 26 juni 2013

De

Minister

van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

R.H.A. Plasterk