Beleidsregel veiligheidsonderzoeken Defensie

Geraadpleegd op 03-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-09-2015 en zichtdatum 21-11-2024.
Geldend van 01-11-2013 t/m heden

Beleidsregel veiligheidsonderzoeken Defensie

De Minister van Defensie,

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht alsmede de artikelen 2, 8 en 10 van de Wet veiligheidsonderzoeken;

Besluit:

Artikel 1

  • 1 In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a. wet: Wet veiligheidsonderzoeken;

    • b. verklaring: verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de wet;

    • c. vertrouwensfunctie: functie die krachtens artikel 3, eerste lid, van de wet als zodanig is aangewezen;

    • d. veiligheidsonderzoek: veiligheidsonderzoek als bedoeld in artikel 7 van de wet;

    • e. betrokkene: persoon die belast is met een vertrouwensfunctie, alsmede de persoon als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de wet, die wordt belast met de vervulling van een vertrouwensfunctie, alsmede de persoon als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de wet die is belast met de vervulling van een functie die nadien als vertrouwensfunctie is aangewezen;

    • f. gegevens: gegeven of gegevens, als bedoeld in artikel 7, tweede lid, van de wet;

    • g. partner:

      • (1) echtgenoot, echtgenote of geregistreerd partner van betrokkene, of

      • (2) degene waarmee betrokkene een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste of tweede graad, of

      • (3) degene ten aanzien van wie uit het veiligheidsonderzoek blijkt dat deze een affectieve relatie met betrokkene onderhoudt, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste of tweede graad;

    • h. commandant: hoofd van het Defensieonderdeel als bedoeld in het Algemeen Organisatiebesluit Defensie 2005;

    • i. AIVD: Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst;

    • j. MIVD: Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst.

  • 2 Deze beleidsregel bevat regels die worden toegepast bij de uitoefening van de bevoegdheid van de Minister van Defensie tot het weigeren of intrekken van een verklaring op grond van de artikelen 2, 8 en 10 van de wet.

  • 3 Deze beleidsregel is van toepassing op veiligheidsonderzoeken en hernieuwde veiligheidsonderzoeken naar personen die door de Minister van Defensie aangewezen vertrouwensfuncties vervullen dan wel wensen te vervullen.

Artikel 2

  • 1 Het weigeren van een verklaring als bedoeld in artikel 8 van de wet en het intrekken van een verklaring als bedoeld in artikel 10 van de wet vindt in de regel plaats indien het naar betrokkene ingestelde veiligheidsonderzoek gegevens heeft opgeleverd betreffende het feit dat betrokkene is veroordeeld voor het plegen van, dan wel deelnemen aan, dan wel een transactie heeft aanvaard dan wel jegens hem/haar een strafbeschikking is opgelegd voor:

  • 2 Het weigeren van een verklaring als bedoeld in het eerste lid vindt eveneens plaats indien betrokkene wordt verdacht van een van de daar gestelde strafbare feiten.

  • 3 Bij de beoordeling van de in het eerste lid genoemde strafbare feiten wordt rekening gehouden met:

    • a. de aard van het gegeven;

    • b. de pleegdatum van het strafbare feit;

    • c. de zwaarte van de opgelegde straf of maatregel;

    • d. de leeftijd van betrokkene ten tijde van de pleegdatum van het strafbare feit.

  • 4 Indien het ingestelde veiligheidsonderzoek andere justitiële gegevens van betrokkene heeft opgeleverd dan genoemd in het eerste lid, wordt bij de beoordeling of een verklaring moet worden geweigerd of ingetrokken rekening gehouden met:

    • a. de in het derde lid genoemde factoren;

    • b. de relatie van de justitiële en strafvorderlijke gegevens tot de specifieke (te vervullen) vertrouwensfunctie(s);

    • c. de zienswijze van de commandant, in het geval betrokkene reeds een functie bij het Ministerie van Defensie vervult.

  • 5 Justitiële gegevens van de partner als bedoeld in het eerste en vierde lid, kunnen ook bij het veiligheidsonderzoek van betrokkene in beschouwing worden genomen. Het vierde lid is hierbij van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3

De commandant van betrokkene wordt geïnformeerd over een voornemen tot intrekking van een verklaring als bedoeld in artikel 10 van de wet. In de gevallen, bedoeld in artikel 2, vierde lid, raadpleegt de MIVD schriftelijk de commandant omtrent de persoon van betrokkene. In de overige gevallen waarin sprake is van een voornemen tot intrekking van een verklaring staat het de commandant vrij op eigen initiatief een zienswijze aan de MIVD te verstrekken.

Artikel 4

  • 1 Bij een A of E veiligheidsonderzoek worden in beginsel de gegevens over een periode van tien jaar direct voorafgaande aan de aanmelding beoordeeld; bij een B, C of D veiligheidsonderzoek geldt in beginsel een periode van acht jaar.

  • 2 Met betrekking tot de partner van de betrokkene (indien van toepassing) worden in beginsel de gegevens over een periode van vijf jaar direct voorafgaande aan de aanmelding beoordeeld.

Artikel 5

Het weigeren van een verklaring als bedoeld in artikel 8 van de wet kan plaatsvinden:

  • a. indien de betrokkene of diens partner direct voorafgaand aan de aanmelding voor een veiligheidsonderzoek niet gedurende een aaneengesloten periode van respectievelijk tien dan wel acht jaar (voor betrokkene) of vijf jaar (voor de partner van betrokkene) in Nederland verbleef en

  • b. het voor de MIVD niet mogelijk is over de ontbrekende periode, wegens het niet bij de AIVD of MIVD aanwezig zijn van een daartoe geëigende samenwerkingsrelatie op het gebied van veiligheidsonderzoeken met een collega-dienst van het land of de landen waar de betrokkene of diens partner verblijf heeft gehouden, voldoende gegevens over de betrokkene of diens partner te verkrijgen.

Artikel 6

Het weigeren van een verklaring als bedoeld in artikel 8 van de wet en het intrekken van een verklaring als bedoeld in artikel 10 van de wet, kan plaatsvinden indien overige persoonlijke gedragingen en omstandigheden van betrokkene of diens partner aanleiding geven te concluderen dat onvoldoende waarborgen aanwezig zijn dat betrokkene onder alle omstandigheden de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten getrouwelijk zal volbrengen. Hierbij worden de criteria en indicatoren als genoemd in de ‘Leidraad persoonlijke gedragingen en omstandigheden’ gehanteerd.

Artikel 7

  • 1 Ten aanzien van veiligheidsonderzoeken die zijn ingesteld vóór de inwerkingtreding van deze beleidsregel blijven de Beleidsregeling justitiële antecedenten bij veiligheidsonderzoeken Defensie en de Beleidsregeling justitiële antecedenten bij veiligheidsonderzoeken Koninklijke Marechaussee van 25 mei 1997, zoals deze luidden op het tijdstip van inwerkingtreding van de Beleidsregel veiligheidsonderzoeken Defensie, van toepassing.

  • 2 Ten aanzien van hernieuwde veiligheidsonderzoeken die worden ingesteld na de inwerkingtreding van deze beleidsregel geldt voor de toepassing van artikel 4 dat gegevens over betrokkene die dateren van vóór de inwerkingtreding van deze beleidsregel, worden beoordeeld overeenkomstig de Beleidsregeling justitiële antecedenten bij veiligheidsonderzoeken Defensie en de Beleidsregeling justitiële antecedenten bij veiligheidsonderzoeken Koninklijke Marechaussee van 25 mei 1997, zoals deze luidden op het tijdstip van inwerkingtreding van de Beleidsregel veiligheidsonderzoeken Defensie.

Artikel 8

De Beleidsregeling justitiële antecedenten bij veiligheidsonderzoeken Defensie en de Beleidsregeling justitiële antecedenten bij veiligheidsonderzoeken Koninklijke Marechaussee van 25 mei 1997 worden ingetrokken.

Deze beleidsregel zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 21 oktober 2013

De

Minister

van Defensie,

J.A. Hennis-Plasschaert