Wet subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten 2013

Geraadpleegd op 25-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 23-01-2014 en zichtdatum 19-12-2024.
Geldend van 01-01-2014 t/m 31-07-2014

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • instelling: rechtspersoon die op grond van artikel 2 of artikel 3 subsidie ontvangt,

  • Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, en, voor wat betreft het landbouwonderwijs, Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

Artikel 2. Taken Stichting SLO

  • 1 Stichting leerplanontwikkeling heeft tot taak:

    • a. het ontwikkelen en onderhouden van landelijke leerplankaders,

    • b. het ondersteunen en adviseren van Onze Minister met betrekking tot leerplanontwikkeling,

    • c. het uitvoeren van onderzoek ter ondersteuning van de taken, genoemd in dit artikel, of

    • d. het uitvoeren van aanvullende activiteiten, niet zijnde activiteiten gericht op het nascholen van leraren, die samenhangen met de taken, genoemd in dit artikel.

  • 2 Onze Minister kan Stichting leerplanontwikkeling subsidie verstrekken voor de taken, genoemd in dit artikel.

Artikel 3. Taken Stichting Cito

  • 2 Onze Minister kan Stichting Cito Instituut voor Toetsontwikkeling subsidie verstrekken voor de taken, genoemd in dit artikel.

Artikel 5. Kaderbrief SLOA

Onze Minister maakt eenmaal per twee jaar voor 1 april een Kaderbrief SLOA bekend op het terrein van leerplanontwikkeling en de doelen van toetsen en examens. De Kaderbrief SLOA heeft betrekking op de twee kalenderjaren die volgen op het jaar waarin de brief bekend wordt gemaakt.

Artikel 6. Weigeringsgronden

Onverminderd de mogelijkheden tot weigering van subsidieverlening ingevolge de Algemene wet bestuursrecht kan een subsidieverlening worden geweigerd indien Onze Minister van oordeel is dat:

  • a. de aanvraag niet past binnen de Kaderbrief SLOA, of

  • b. mag worden verwacht dat de met subsidiëring beoogde doelstellingen niet worden bereikt.

Artikel 7. Nadere regels

  • 1 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot:

    • a. de aanvraag van een subsidie en de besluitvorming daarover,

    • b. het bedrag van de subsidie dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald,

    • c. de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt,

    • d. de voorwaarden waaronder de subsidie wordt verleend,

    • e. de verplichtingen van de instellingen,

    • f. de vaststelling van de subsidie,

    • g. intrekking en wijziging van de subsidieverlening of subsidievaststelling,

    • h. de betaling van de subsidie en het verlenen van voorschotten,

    • i. het verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk, bedoeld in artikel 4:24 van de Algemene wet bestuursrecht, of

    • j. andere criteria voor de verstrekking van subsidie.

Artikel 8. Subsidieplafond

Artikel 9. Openbaarheid

De voor de taken, genoemd in artikel 2 en 3, gebruikte gegevens en de resultaten van die taken worden door de instellingen openbaar gemaakt, tenzij bijzondere omstandigheden zich hiertegen verzetten. Bij ministeriële regeling en bij de subsidieverlening kan worden bepaald dat openbaarmaking geheel of gedeeltelijk achterwege blijft.

Artikel 10. Intellectueel eigendom

  • 1 Tenzij anders overeengekomen werkt de instelling mee aan het overdragen van intellectuele eigendomsrechten ten behoeve van Onze Minister ter zake van de taken, genoemd in artikel 2 en 3, en doet voor zover de Auteurswet dit toestaat, tevens afstand van persoonlijkheidsrechten als bedoeld in de Auteurswet die haar of haar personeel toebehoren.

  • 2 Voor zover de taken, genoemd in artikel 2 en 3, tot stand komen met gebruikmaking van reeds bestaande, niet aan de instelling toekomende intellectuele eigendomsrechten, draagt de instelling zorg voor het verlenen van adequate gebruiksrechten aan Onze Minister.

Artikel 11. Toezicht

  • 1 Met het toezicht op de naleving van de aan de instelling opgelegde verplichtingen zijn belast de bij besluit van Onze Minister aan te wijzen personen.

  • 2 Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

Artikel 12. Evaluatie

Onze Minister zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Artikel 12a. Wijziging van en samenloop met het wetsvoorstel centrale eindtoets en leerling- en onderwijsvolgsysteem primair onderwijs

  • 1 [Red: Wijzigt het wetsvoorstel centrale eindtoets en leerling- en onderwijsvolgsysteem primair onderwijs (Kst. 33157).]

  • 2 [Red: Wijzigt de Wet College voor examens.]

Artikel 14. Inwerkingtreding

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 15. Citeertitel

Deze wet wordt aangehaald als: Wet subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten, met vermelding van het jaartal van het Staatsblad waarin zij zal worden geplaatst.