Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
Artikel 2. Indeling in bezoldigingsklassen
Een toegelaten instelling wordt ingedeeld in een bezoldigingsklasse overeenkomstig
de bij deze regeling behorende tabel.
Artikel 3. Bezoldigingsmaxima
De bezoldiging van een topfunctionaris van een toegelaten instelling bedraagt per
bezoldigingsklasse ten hoogste:
Bezoldigingsklasse
|
Maximale bezoldiging (in euro)
|
A
|
€ 82.100
|
B
|
€ 93.000
|
C
|
€ 103.900
|
D
|
€ 112.400
|
E
|
€ 130.600
|
F
|
€ 148.800
|
G
|
€ 167.000
|
H
|
€ 185.200
|
I
|
€ 203.400
|
J
|
bezoldigingsmaximum volgens artikel 2.3 van de wet
|
Artikel 4. Indeling in een andere klasse
-
1 Een aanvraag als bedoeld in artikel 2.7, derde lid, van de wet van een toegelaten instelling om met ingang van een kalenderjaar te worden ingedeeld
in een andere klasse dan die waarin zij volgens de bij deze regeling behorende tabel
is ingedeeld, wordt ingediend voor 1 maart van het kalenderjaar.
Artikel 6. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2014.
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bezoldigingsmaxima topfunctionarissen
toegelaten instellingen volkshuisvesting 2014.
Tabel behorende bij de Regeling bezoldigingsmaxima topfunctionarissen toegelaten instellingen
volkshuisvesting 2014
Indeling van toegelaten instellingen in bezoldigingsklassen
A \ B
|
tot 8.000
|
8.001–14.000
|
14.001–24.000
|
24.001–40.000
|
40.001–60.000
|
60.001–100.000
|
100.001–150.000
|
150.001–375.000
|
>375.000
|
tot 750
|
A
|
A
|
A
|
A
|
A
|
A
|
B
|
B
|
B
|
751–1.500
|
B
|
B
|
B
|
B
|
B
|
C
|
C
|
C
|
C
|
1.501–2.500
|
C
|
C
|
C
|
C
|
D
|
D
|
D
|
D
|
D
|
2.501–5.000
|
D
|
D
|
E
|
E
|
E
|
E
|
E
|
E
|
E
|
5.001–10.000
|
E
|
F
|
F
|
F
|
F
|
F
|
F
|
F
|
G
|
10.001–25.000
|
G
|
G
|
G
|
G
|
G
|
G
|
G
|
H
|
H
|
25.001–50.000
|
H
|
H
|
H
|
H
|
H
|
H
|
I
|
I
|
I
|
>50.001
|
I
|
I
|
I
|
I
|
I
|
J
|
J
|
J
|
J
|
Deze tabel deelt de toegelaten instellingen in in bezoldigingsklassen.
Verticaal in de tabel is uitgezet het aantal verhuureenheden (VHE) dat de toegelaten instelling
op de peildatum in eigendom of beheer heeft volgens de gegevens, bedoeld in bijlage II bij het Besluit beheer sociale-huursector.
Horizontaal in de tabel is uitgezet het aantal inwoners van de grootste gemeente waarin een toegelaten
instelling op de peildatum minimaal 20% van haar verhuureenheden in eigendom of beheer
heeft. Indien een toegelaten instelling op de peildatum niet minimaal 20% van haar
verhuureenheden in één gemeente in eigendom of beheer heeft, betreft dit het aantal
inwoners van de gemeente waar de toegelaten instelling op de peildatum het grootste
deel van haar verhuureenheden in eigendom of beheer heeft.
In deze tabel worden voor de bepaling van het aantal verhuureenheden van een toegelaten
instelling, volgens de gegevens, bedoeld in bijlage II bij het Besluit beheer sociale-huursector, de onderstaande woongelegenheden en overige verhuureenheden als volgt meegewogen:
Woongelegenheden
-
– Huurwoning: weging 1 VHE
-
– Eenheden in verzorgingshuizen: weging 1 VHE
-
– Overige woongelegenheden (zijnde onzelfstandige eenheden, bv. gedeelde douche, keuken
en opgang; studentenwoningen): weging 1 VHE
Overige verhuureenheden:
-
– Garages en parkeerplaatsen als aparte verhuurobjecten: weging 0,2 VHE
-
– Bedrijfsruimten /winkels: weging 1 VHE
-
– Maatschappelijk vastgoed: weging 2 VHE
-
– Overig bezit: weging 0,2 VHE
Als peildatum voor het aantal verhuureenheden dat de toegelaten instelling in eigendom of beheer
heeft geldt 31 december van het tweede jaar voorafgaande aan het jaar waarin de bezoldigingsmaxima,
bedoeld in artikel 3, van toepassing zijn.
Voor de bepaling van het aantal inwoners van een gemeente wordt in deze tabel uitgegaan
van de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers
op 1 januari van het eerste jaar voorafgaand aan het jaar waarin de bezoldigingsmaxima,
bedoeld in artikel 3, van toepassing zijn.