Besluit kwaliteitseisen curatoren, beschermingsbewindvoerders en mentoren

Geraadpleegd op 13-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-04-2014 en zichtdatum 10-11-2024.
Geldend van 01-04-2014 t/m 31-05-2015

Besluit van 29 januari 2014, houdende regels ter waarborging van de kwaliteit van curatoren, bewindvoerders en mentoren (Besluit kwaliteitseisen curatoren, beschermingsbewindvoerders en mentoren)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 4 december 2013, nr. 456543;

Gelet op de artikelen 383, zevende, achtste en negende lid, 435, zevende, achtste en negende lid, en 452, zevende en achtste lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 22 januari 2014, nr. W03.13.0441/II);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 28 januari 2014, nr. 476742;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 2. Kwaliteitseisen

Eisen betreffende de werving (integriteit), opleiding, scholing en begeleiding

Artikel 2

  • 1 De curator beschikt over een verklaring omtrent het gedrag, afgegeven voor het uitoefenen van de taken van curator, van hemzelf en van de personen door wie hij de taken van een curator uitoefent.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde verklaring is niet eerder afgegeven dan zes maanden voorafgaande aan de datum van de eerste benoeming tot curator, dan wel de datum van aanvang van de uitoefening van de taken, en is niet ouder dan vijf jaren gerekend vanaf de datum van afgifte.

  • 3 De curator draagt er zorg voor dat de personen door wie hij de taken van een curator uitoefent, niet:

    • a. handelingsonbekwaam zijn;

    • b. onder mentorschap zijn gesteld;

    • c. bewindvoerder van de onder curatele gestelde zijn in de zin van artikel 287 van de Faillissementswet, dan wel de taken van een dergelijke bewindvoerder uitoefenen;

    • d. een direct betrokken of behandelend hulpverlener zijn, dan wel de taken van een dergelijke hulpverlener uitoefenen;

    • e. behoren tot de leiding of tot het personeel van de instelling waar de onder curatele gestelde wordt verzorgd of die aan de onder curatele gestelde begeleiding biedt.

  • 4 Het eerste tot en met derde lid zijn van overeenkomstige toepassing op bewindvoerders en mentoren.

Artikel 3

  • 1 De curator dan wel de natuurlijke persoon die de rechtspersoon die curator is, vertegenwoordigt, heeft ten minste een passende beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen d en e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs met goed gevolg afgerond. De curator beschikt voor iedere persoon door wie hij de taken van een curator uitoefent, over een afschrift van het bewijs dat ten minste de in de vorige zin bedoelde opleiding met goed gevolg is afgerond.

  • 2 De curator onderhoudt en ontwikkelt zijn voor het curatorschap van belang zijnde kennis en vaardigheden door ten minste jaarlijks een bijscholings- of trainingsactiviteit te verrichten.

  • 3 De curator draagt zorg voor de begeleiding van de personen door wie hij de taken van een curator uitoefent door ten minste jaarlijkse functioneringsgesprekken te voeren en deze schriftelijk vast te leggen en hen jaarlijks in staat te stellen om een bijscholings- of trainingsactiviteit als bedoeld in het tweede lid te verrichten.

  • 5 Het eerste lid, eerste zin, en het tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing op mentoren. Voor zover een persoon door wie de mentor zijn taken uitoefent geen opleiding als bedoeld in de eerste zin heeft afgerond, voorziet de mentor in de begeleiding van deze persoon in de uitoefening van zijn taken door een persoon die deze opleiding wel met goed gevolg heeft afgerond.

Eisen omtrent de omgang met de betrokkene

Artikel 4

  • 1 De curator gaat bij zijn taakvervulling uit van de levensovertuiging, godsdienstige gezindheid en culturele achtergrond van de onder curatele gestelde.

  • 2 De curator bevordert, waar mogelijk, de zelfredzaamheid van de onder curatele gestelde.

  • 3 Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op bewindvoerders en mentoren.

Artikel 5

  • 1 De curator stelt, zo mogelijk in overleg met de onder curatele gestelde, het doel van de curatele vast en de wederzijdse afspraken om dat doel te bereiken. De curator verstrekt aan de onder curatele gestelde een op schrift gesteld document met het doel en, voor zover mogelijk, de gemaakte afspraken, waarin wordt toegelicht wat de curator en de onder curatele gestelde wederzijds van elkaar mogen verwachten. De curator licht het document mondeling toe. De curator overlegt het document aan de kantonrechter voorafgaande aan zijn benoeming.

  • 2 De curator is ten minste tijdens vier werkdagen per week voor de onder curatele gestelde telefonisch bereikbaar en voor het overige zodanig bereikbaar, dat de onder curatele gestelde binnen twee werkdagen een reactie ontvangt. De curator voorziet buiten de werkdagen in zijn bereikbaarheid voor noodgevallen. De curator stelt de onder curatele gestelde op de hoogte van zijn bereikbaarheid in het document, bedoeld in het eerste lid.

  • 3 De curator heeft ten minste tweemaandelijks contact met de onder curatele gestelde, tenzij de onder curatele gestelde geen contact met de curator wenst of daartoe niet in staat is.

  • 4 De curator vermeldt in het document, bedoeld in het eerste lid, wie voor de onder curatele gestelde als contactpersoon fungeert en wie diens vervanger is. Indien de contactpersoon wijzigt, stelt de curator de onder curatele gestelde daarvan onverwijld schriftelijk op de hoogte.

  • 7 Het eerste tot en met vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing op mentoren.

Artikel 6

  • 1 De curator heeft een klachtenregeling en verstrekt deze bij of onverwijld na zijn benoeming aan de onder curatele gestelde.

  • 2 De klachtenregeling vermeldt ten minste:

    • a. dat een klacht kan worden ingediend door degene die gerechtigd is de curatele te verzoeken als bedoeld in artikel 379, eerste en tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek,

    • b. bij wie en op welke wijze een klacht kan worden ingediend,

    • c. dat de klacht door de curator wordt afgehandeld binnen een termijn van ten hoogste zes weken,

    • d. dat een toelichting wordt verstrekt indien een klacht ongegrond wordt verklaard,

    • e. indien een klacht gegrond wordt verklaard, of en zo ja welke gevolgen de curator hieraan verbindt;

    • f. de mogelijkheden die de klager ter beschikking staan bij ongegrondverklaring van de klacht.

  • 3 De curator handelt de klacht af in overeenstemming met de klachtenregeling, bedoeld in het eerste lid.

  • 4 De curator zorgt er voor dat de klacht wordt behandeld door een ander dan degene op wie de klacht betrekking heeft, tenzij de klacht de curator zelf betreft.

Eisen omtrent bedrijfsvoering

Artikel 7

  • 1 De curator draagt zorg voor het vormen, wekelijks bijhouden en sluiten van een dossier van iedere onder curatele gestelde.

  • 2 Het dossier bevat alle voor de uitoefening van de curatele van belang zijnde documentatie en correspondentie met en ten aanzien van de onder curatele gestelde, waaronder in ieder geval:

    • a. de voor de curator beschikbare documenten die de vermogenstoestand van de onder curatele gestelde betreffen,

    • b. de voor de curator beschikbare documenten die de verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding van de onder curatele gestelde betreffen,

    • c. de vastlegging van de contacten van de curator met de onder curatele gestelde, dan wel een aantekening over het uitblijven van contact op grond van artikel 5, derde en vijfde lid.

  • 3 Het eerste lid en het tweede lid, onderdelen a en c, zijn van overeenkomstige toepassing op bewindvoerders.

  • 4 Het eerste lid en het tweede lid, onderdelen b en c, zijn van overeenkomstige toepassing op mentoren.

Artikel 8

  • 1 De curator heeft een beschrijving van:

    • a. de aanmelding en intakeprocedure,

    • b. de uitvoering van de curatele, daaronder begrepen de communicatie met de onder curatele gestelde,

    • c. de beëindiging van het curatorschap, daaronder begrepen de overdracht van het curatorschap aan de opvolger, en de beëindiging van de curatele,

    • d. de financiële en administratieve organisatie, en, in voorkomend geval,

    • e. de ondersteuning,

    en werkt in overeenstemming met de beschreven processen.

  • 2 De curator heeft waarborgen ingebouwd voor:

    • a. de juistheid van de boedelbeschrijving,

    • b. de vastlegging en uitvoering van de gemaakte afspraken en opdrachten ten behoeve van de onder curatele gestelde,

    • c. de juistheid van de rechten en verplichtingen van vermogensrechtelijke aard van de onder curatele gestelde,

    • d. de betrouwbaarheid en continuïteit van de gegevensverwerking,

    • e. de continuïteit van de werkzaamheden in geval van ziekte of uitval van de curator, en

    • f. het voldoen aan de in artikel 9 gestelde eisen,

    en werkt in overeenstemming met deze waarborgen.

  • 3 De curator heeft een beschrijving van de verschillende functies, waarin de taken en bevoegdheden voor iedere functie zijn vastgesteld, en werkt in overeenstemming met de beschreven functies, tenzij de curator geen andere persoon of personen heeft door wie hij zijn taken uitoefent.

  • 4 De functies van het geven van opdracht tot betaling zijn gescheiden van de functie van uitbetaling en boekhouding, tenzij de curator geen andere persoon of personen heeft door wie hij zijn taken uitoefent.

  • 5 De curator zorgt ervoor dat hij voldoende in staat is om eventuele door hem of door een persoon door wie hij zijn taken uitoefent veroorzaakte schade van de onder curatele gestelde te vergoeden, bijvoorbeeld door het hebben afgesloten van een verzekering tegen beroepsaansprakelijkheid die een voldoende jaarlijkse dekking biedt tegen schadegevallen.

  • 6 Het eerste tot en met vijfde lid zijn van overeenkomstige toepassing op bewindvoerders.

  • 7 Het eerste lid, het tweede lid, onderdelen b, d, e en f, en het derde en vijfde lid zijn van overeenkomstige toepassing op mentoren.

Artikel 9

  • 1 De curator geniet, direct of indirect, geen ander voordeel uit zijn positie als curator dan de beloning die hij voor zijn curatorschap ontvangt. In het bijzonder:

    • a. aanvaardt hij geen giften van de onder curatele gestelde,

    • b. koopt hij geen goederen van de onder curatele gestelde,

    • c. geniet hij geen voordeel uit de uiterste wilsbeschikking die de onder curatele gestelde gedurende de curatele heeft gemaakt, en

    • d. geniet hij geen voordeel van enige opdracht die hij aan zichzelf of een derde verstrekt in het kader van zijn curatorschap.

  • 2 Als een indirect voordeel voor de curator wordt beschouwd een voordeel, bedoeld in het eerste lid, genoten door:

    • a. personen door wie de curator zijn taak uitoefent,

    • b. de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel, en een ouder, kind, broer of zuster van de curator,

    • c. voor zover de curator een rechtspersoon is, de bestuurder, commissaris of aandeelhouder van de curator,

    • d. rechtspersonen verbonden met curator, doordat:

      • i. de curator meer dan de helft van de stemrechten in de algemene vergadering van de rechtspersoon kan uitoefenen, dan wel meer dan de helft van de bestuurders of van de commissarissen van de rechtspersoon kan benoemen of ontslaan,

      • ii. de rechtspersoon en de curator deel uitmaken van een groep in de zin van artikel 24b van Boek 2, of

      • iii. de curator bestuurder of commissaris is van de rechtspersoon.

  • 3 Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op bewindvoerders en mentoren.

Artikel 10

  • 1 Uit de administratie van de curator blijkt, per 31 december van het voorafgaande jaar:

    • a. het aantal onder curatele gestelden van wie hij curator is,

    • b. het aantal personen door wie hij zijn taken als curator uitoefent,

    • c. voor zover van toepassing, zijn overige bedrijfsmatige of beroepsmatige activiteiten,

    • d. hoeveel klachten er gedurende het desbetreffende jaar zijn ingediend,

    • e. hoeveel klachten gedurende het desbetreffende jaar binnen de in artikel 6, tweede lid, onder c bedoelde termijn zijn afgehandeld, en

    • f. hoeveel klachten gedurende het desbetreffende jaar gegrond zijn verklaard.

  • 2 Indien een klacht aanleiding is geweest voor een aanpassing in de werkwijze, maakt de curator daar melding van.

  • 3 Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op bewindvoerders en mentoren.

Hoofdstuk 3. Verklaring en verslag van de accountant en de deskundige

Artikel 11

  • 5 Het in het derde lid bedoelde verslag van de accountant omvat in ieder geval:

    • a. het verslagjaar waarop het onderzoek betrekking heeft,

    • b. een beschrijving van de reikwijdte van het onderzoek, waarin ten minste wordt vermeld welke vaktechnische standaarden in acht zijn genomen en welke steekproeven zijn genomen,

    • c. voor zover van toepassing, een vermelding van de gebleken tekortkomingen naar aanleiding van het onderzoek,

    • d. voor zover van toepassing, een vermelding van de verbeteringen die noodzakelijk zijn om aan de in het derde lid bedoelde eisen en verplichtingen te voldoen.

  • 6 De accountant ondertekent en dagtekent het verslag, bedoeld in het derde lid.

  • 7 Het eerste tot en met zesde lid is van overeenkomstige toepassing op bewindvoerders, met dien verstande dat voor het in het eerste en derde lid genoemde artikel 386, derde lid, moet worden gelezen artikel 436, vierde lid.

Artikel 12

  • 1 De kantonrechter kan op verzoek van de mentor of ambtshalve een deskundige benoemen die bericht over de vraag of de mentor voldoet aan de eisen gesteld in de artikelen 7 tot en met 10.

  • 2 De benoeming, bedoeld in het eerste lid, geldt voor de duur van ten hoogste drie jaren. Herbenoeming voor ten hoogste deze termijn is mogelijk.

  • 3 De deskundige die zijn benoeming heeft aanvaard, is verplicht de opdrachten die uit de benoeming voortvloeien, onafhankelijk en naar beste weten te volbrengen.

Artikel 13

  • 2 De curator legt het verslag, bedoeld in artikel 11, derde lid, en de verklaring, bedoeld in artikel 11, vierde lid, over aan de kantonrechter die hem benoemt, dan wel ten overstaan van wie hij rekening en verantwoording aflegt.

  • 3 Heeft de curator in de twaalf maanden voorafgaande aan zijn benoeming, dan wel aan het indienen van de rekening en verantwoording, reeds de in het eerste en tweede lid bedoelde documenten overgelegd, dan vermeldt hij bij zijn benoeming, dan wel bij de rekening en verantwoording, de datum van overlegging en bij welke kantonrechter hij de documenten heeft overgelegd.

  • 4 Indien uit de in het eerste of tweede lid bedoelde documenten blijkt dat de curator aan één of meer van de gestelde eisen of verplichtingen niet voldoet, kan de kantonrechter van de curator verlangen dat hij binnen drie maanden een nieuw document overlegt, waaruit blijkt dat hij alsnog aan deze eisen of verplichtingen voldoet.

  • 6 Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op mentoren, met dien verstande dat de mentor de in het eerste en tweede lid bedoelde documenten, overlegt aan de kantonrechter die hem benoemt dan wel aan wie hij verslag uitbrengt en dat voor artikel 383, achtste lid, moet worden gelezen artikel 452, achtste lid. Heeft de mentor in de 24 maanden voorafgaande aan zijn benoeming, dan wel aan het uitbrengen van het verslag, reeds de in het eerste en tweede lid bedoelde documenten overgelegd, dan vermeldt hij bij zijn benoeming, dan wel bij het verslag, de datum van de verklaring en bij welke kantonrechter hij de verklaring heeft overgelegd.

  • 7 Van het overleggen van de documenten, bedoeld in artikel 2 en 3, eerste lid, zijn vrijgesteld:

    • a. zij die een financiële onderneming zijn die ingevolge de Wet op het financieel toezicht het bedrijf van bank mogen uitoefenen,

    • b. notarissen,

    • c. gerechtsdeurwaarders, en

    • d. accountants.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Wassenaar, 29 januari 2014

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

F. Teeven

Uitgegeven de eenendertigste januari 2014

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I.W. Opstelten