Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2014

Geraadpleegd op 25-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 09-02-2016 en zichtdatum 09-02-2016.
Geldend van 01-10-2014 t/m heden

Regeling van de Minister van Economische Zaken van 10 februari 2014, nr. WJZ/13177759, houdende aanwijzing van categorieën van productie-installaties voor de stimulering van duurzame energieproductie in het jaar 2014 (Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2014)

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • algemene uitvoeringsregeling: de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie;

  • allesvergisting: de biologische afbraakreacties van biomassa als bedoeld in de NTA 8003: 2008, met uitzondering van de nummers 410, 420, 500, 550 tot en met 559;

  • besluit: het Besluit stimulering duurzame energieproductie;

  • doublet: combinatie die ten minste bestaat uit één productieput en één injectieput;

  • groen gas hub: een verzameling van productie-installaties voor de productie van hernieuwbaar gas waarvoor voor de invoeding van het hernieuwbaar gas op een gasnet gezamenlijk een of meerdere aansluitingen worden gebruikt, waarmee gezamenlijk hernieuwbare warmte wordt geproduceerd die nuttig wordt gebruikt of waarmee gezamenlijk hernieuwbare elektriciteit wordt geproduceerd die op een elektriciteitsnet of installatie, met uitzondering van de productie-installatie, wordt ingevoed;

  • minister:: de Minister van Economische Zaken;

  • NTA 8003: 2008: de Nederlandse Technische Afspraak 8003, Classificatie van biomassa voor energietoepassing, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-instituut, zoals deze luidde op 31 december 2008;

  • richtlijn hernieuwbare energie: richtlijn nr. 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (PbEU 2009, L 140);

  • thermische conversie van vaste of vloeibare biomassa: de omzetting van vaste of vloeibare biomassa door middel van:

    • 1°. verbranding,

    • 2°. een andere thermische behandeling dan bedoeld onder 1° ingeval de producten daarvan vervolgens worden verbrand of

    • 3°. de verbranding van producten die voortkomen uit thermische behandeling;

  • valhoogte: het verschil in waterpeil voor en achter de installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit met behulp van waterkracht waarbij het maximaal elektrisch ontwerpvermogen van de turbine of de generator wordt gerealiseerd;

  • vergisting en co-vergisting van dierlijke mest: de biologische afbraakreacties van in hoofdzaak verpompbare vaste en vloeibare uitwerpselen van dieren, al dan niet aangevuld met een of meer producten genoemd in de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet, waarbij het restant na vergisting als meststof mag worden verhandeld;

  • vergisting van meer dan 95% dierlijke mest: de biologische afbraakreacties van verpompbare vaste en vloeibare uitwerpselen van dieren, waarbij minder dan 5% van de massa toegevoegde stoffen per kalenderjaar een andere stof, genoemd in de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet, is dan verpompbare vaste en vloeibare uitwerpselen van dieren, waarbij het restant na vergisting als meststof mag worden verhandeld;

  • nominaal vermogen: het maximale vermogen van de productie-installatie dat onder nominale condities benut kan worden voor de productie van hernieuwbare elektriciteit en/of hernieuwbare warmte en/of hernieuwbaar gas en wat door de leverancier gegarandeerd wordt bij continu gebruik. In het geval van geothermische productie-installaties dient het nominaal vermogen te zijn bepaald met een waarschijnlijkheid van ten minste 50%.

§ 2. Algemene bepalingen

Artikel 2

  • 2 De minister verdeelt het bedrag, genoemd in het eerste lid, op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

  • 3 Per categorie productie-installaties kan in de periode, genoemd in het eerste lid, per adres waarop een productie-installatie wordt geplaatst maximaal één aanvraag worden ingediend.

  • 4 De minister beslist afwijzend op een aanvraag om subsidie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbaar gas of hernieuwbare warmte door een productie-installatie van een categorie als bedoeld in het eerste lid indien op het moment van indienen van de aanvraag geen toestemming van de eigenaar van de beoogde locatie is verkregen voor het plaatsen van de productie-installatie.

  • 5 Een subsidie als bedoeld in het eerste lid van meer dan € 400.000.000,00 wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat binnen zes weken na afgifte van deze beschikking een uitvoeringsovereenkomst overeenkomstig de overeenkomst opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 1 tot stand is gekomen tussen de Staat en de subsidie-aanvrager.

§ 3. Hernieuwbare elektriciteit

§ 3.1. Waterkracht

Artikel 3

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbare elektriciteit geproduceerd door een productie-installatie waarmee door middel van hydro-mechanisch-elektrische omzetting hernieuwbare elektriciteit wordt geproduceerd uit potentiële dan wel kinetische energie van stromend water dat niet specifiek ten behoeve van de elektriciteitsproductie omhoog is gepompt:

    • a. in installaties met een valhoogte gelijk aan of groter dan 50 centimeter, of

    • b. in installaties met een valhoogte gelijk aan of groter dan 50 centimeter, die ingrijpend zijn gerenoveerd en waarbij ten minste de turbines nieuw zijn.

  • 2 Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het formulier dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 2.

Artikel 4

  • 2 De subsidie-ontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 3, eerste lid, binnen 4 jaar na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

§ 3.2. Afvalwater- of rioolwaterzuiveringsinstallaties

Artikel 5

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbare elektriciteit geproduceerd door een productie-installatie waarmee hernieuwbare elektriciteit wordt geproduceerd uit gas dat vrijkomt tengevolge van biologische afbraakreacties bij de zuivering van huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater en afvloeiend hemelwater, gebruik makende van thermische drukhydrolyse, waarbij ten minste het deel van de productie-installatie, dat bedoeld is voor thermische drukhydrolyse nieuw is.

  • 2 Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het formulier dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 3.

Artikel 6

  • 2 De subsidie-ontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 5, eerste lid, binnen 4 jaar na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

§ 3.3. Wind op land

Artikel 7

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbare elektriciteit geproduceerd door een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit met behulp van windenergie die niet is opgericht in de territoriale zee of in de Nederlandse exclusieve economische zone:

    • a. met een nominaal vermogen per turbine kleiner dan 6,0 MW;

    • b. met een nominaal vermogen per turbine gelijk aan of groter dan 6,0 MW.

  • 2 Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het formulier dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 4.

Artikel 8

  • 2 De subsidie-ontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 7, eerste lid, binnen 4 jaar na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

§ 3.4. Wind in meer

Artikel 9

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbare elektriciteit geproduceerd door een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit met behulp van windenergie die niet is opgericht in de territoriale zee of in de Nederlandse exclusieve economische zone en waarvan de fundering in het water van een meer van minimaal één vierkante kilometer staat.

  • 2 Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het formulier dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 4.

Artikel 10

  • 2 De subsidie-ontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 9, eerste lid, binnen 4 jaar na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

§ 3.6. Fotovoltaïsche zonnepanelen

Artikel 13

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbare elektriciteit geproduceerd door een productie-installatie met een totaal vermogen groter dan of gelijk aan 15 kWp, voor de productie van hernieuwbare elektriciteit uit zonlicht uitsluitend door middel van fotovoltaïsche zonnepanelen, die is aangesloten op een elektriciteitsnet via een aansluiting met een totale maximale doorlaatwaarde van meer dan 3*80 A.

  • 2 Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het formulier dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 5.

Artikel 14

  • 2 De subsidie-ontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 13, eerste lid, binnen 3 jaar na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

§ 3.7. Osmose

Artikel 15

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbare elektriciteit geproduceerd door een productie-installatie waarmee hernieuwbare elektriciteit wordt gegenereerd door middel van het verschil in zoutconcentratie tussen twee watermassa’s.

  • 2 Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het formulier dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 2.

Artikel 16

  • 2 De subsidie-ontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 15, eerste lid, binnen 4 jaar na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

§ 3.8. Vrije stromingsenergie

Artikel 17

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbare elektriciteit geproduceerd door een productie-installatie waarmee door hydro-mechanisch-elektrische omzetting hernieuwbare elektriciteit wordt geproduceerd uit potentiële dan wel kinetische energie van stromend water dat niet specifiek ten behoeve van de elektriciteitsproductie omhoog is gepompt in installaties met een valhoogte kleiner dan 50 centimeter.

  • 2 Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het formulier dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 2.

Artikel 18

  • 2 De subsidie-ontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 17, eerste lid, binnen 4 jaar na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

§ 3.9. Maximaal aantal vollasturen, basisbedragen en basiselektriciteitsprijs voor productie van hernieuwbare elektriciteit

Artikel 19

Voor een productie-installatie als bedoeld in het in de eerste kolom van onderstaande tabel genoemde artikel wordt, voor de productie van hernieuwbare elektriciteit:

Artikel 20

Voor een productie-installatie als bedoeld in het in de eerste kolom van onderstaande tabel genoemde artikel wordt het basisbedrag voor subsidie, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van het besluit, in de periode van de datum en het tijdstip genoemd in de derde kolom tot 18 december 2014, 17:00 uur voor de productie van hernieuwbare elektriciteit vastgesteld op het in de vierde kolom genoemde bedrag.

1

2

3

4

Artikel regeling

Omschrijving categorie

Begin periode

Basisbedrag artikel 11, eerste lid, van het besluit

artikel 3, eerste lid, onderdeel b

Waterkracht renovatie

1 april 2014, 09:00 uur

€ 0,066 per kWh

artikel 5, eerste lid

Afvalwater- of rioolwaterzuiveringsinstallaties thermische drukhydrolyse

1 september 2014, 17:00 uur

€ 0,096 per kWh

artikel 7, eerste lid, onderdeel a

Wind op land < 6,0 MW

16 juni 2014, 17:00 uur

€ 0,1125 per kWh

artikel 7, eerste lid, onderdeel b

Wind op land ≥ 6,0 MW

1 september 2014, 17:00 uur

€ 0,1213 per kWh

artikel 9, eerste lid

Wind in meer

29 september 2014, 17:00 uur

€ 0,1538 per kWh

artikel 13, eerste lid

Fotovoltaïsche zonnepanelen

3 november 2014, 17:00 uur

€ 0,147 per kWh

§ 3.10. Vrije categorie

§ 3.10.1. Vrije categorie fase 1

Artikel 21

Aanvragen om subsidie als bedoeld in:

worden, in afwijking van artikel 20, ontvangen in de periode van 1 april 2014, 9:00 uur, tot 12 mei 2014, 17:00 uur.

Artikel 22

In afwijking van artikel 19 bedraagt het maximaal aantal vollasturen:

Artikel 23

§ 3.10.2. Vrije categorie fase 2

Artikel 24

Aanvragen om subsidie als bedoeld in:

worden, in afwijking van artikel 20, ontvangen in de periode van 12 mei 2014, 17:00 uur, tot 16 juni 2014, 17:00 uur.

Artikel 25

In afwijking van artikel 19 bedraagt het maximaal aantal vollasturen:

Artikel 26

§ 3.10.3. Vrije categorie fase 3

Artikel 27

Aanvragen om subsidie als bedoeld in:

worden, in afwijking van artikel 20, ontvangen in de periode van 16 juni 2014, 17:00 uur, tot 1 september 2014, 17:00 uur.

Artikel 28

In afwijking van artikel 19 bedraagt het maximaal aantal vollasturen voor een productie-installatie als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, waarvoor de aanvraag is ontvangen in de periode, genoemd in artikel 27: 2.520 uren per jaar.

Artikel 29

§ 3.10.4. Vrije categorie fase 4

Artikel 30

Aanvragen om subsidie als bedoeld in:

worden, in afwijking van artikel 20, ontvangen in de periode van 1 september 2014, 17:00 uur, tot 29 september 2014, 17:00 uur.

Artikel 31

§ 3.10.5. Vrije categorie fase 5

Artikel 32

Aanvragen om subsidie als bedoeld in:

worden, in afwijking van artikel 20, ontvangen in de periode van 29 september 2014, 17:00 uur, tot 3 november 2014, 17:00 uur.

Artikel 33

Het basisbedrag, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van het besluit, voor subsidie als bedoeld in artikel 32, onderdelen a, c, d en e, bedraagt in de periode, genoemd in artikel 32: € 0,130 per kWh.

§ 3.10.6. Vrije categorie fase 6

Artikel 34

Aanvragen om subsidie als bedoeld in:

worden, in afwijking van artikel 20, ontvangen in de periode van 3 november 2014, 17:00 uur, tot 18 december 2014, 17:00 uur.

Artikel 35

Het basisbedrag, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van het besluit, voor subsidie als bedoeld in artikel 34, onderdelen a, c en d, bedraagt in de periode, genoemd in artikel 34: € 0,150 per kWh.

§ 3.11. Correctiebedragen voorschotverlening productie van hernieuwbare elektriciteit

Artikel 36

De correcties op het basisbedrag voor subsidie voor een productie-installatie als bedoeld in het in de eerste kolom van onderstaande tabel genoemde artikel, worden voor 2014 vastgesteld op:

§ 4. Hernieuwbaar gas

§ 4.1. Biomassavergisting

Artikel 37

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbaar gas geproduceerd door:

    • a. een productie-installatie waarmee hernieuwbaar gas wordt geproduceerd uitsluitend door middel van allesvergisting, waarbij ten minste de vergister nieuw is;

    • b. een productie-installatie waarmee hernieuwbaar gas wordt geproduceerd uitsluitend door middel van vergisting en co-vergisting van dierlijke mest, waarbij ten minste de vergister nieuw is, of

    • c. een productie-installatie waarmee hernieuwbaar gas wordt geproduceerd uitsluitend door middel van vergisting van meer dan 95% dierlijke mest, waarbij ten minste de vergister nieuw is.

  • 2 Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het formulier dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 6.

Artikel 38

  • 2 De subsidie-ontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 37, eerste lid, binnen 4 jaar na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

§ 4.2. Afvalwater- of rioolwaterzuiveringsinstallaties

Artikel 39

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbaar gas geproduceerd door een productie-installatie voor de productie van hernieuwbaar gas uit biogas dat vrijkomt ten gevolge van biologische afbraakreacties bij de zuivering van huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater en afvloeiend hemelwater, waarbij ten minste de opwerkinstallatie waarmee biogas op aardgaskwaliteit wordt gebracht nieuw is.

  • 2 Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het formulier dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 6.

Artikel 40

  • 2 De subsidie-ontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 39, eerste lid, binnen 4 jaar na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

§ 4.3. Verlengde levensduur bestaande installaties

Artikel 41

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbaar gas geproduceerd door een bestaande productie-installatie waarvoor op grond van artikel 72m van de Elektriciteitswet 1998 of artikel 2 van de Subsidieregeling opwekken duurzame elektriciteit in vergistingsinstallaties subsidie van meer dan € 0,00 is ontvangen en waarvoor op het moment van aanvraag de subsidieperiode op grond van voorgenoemde artikelen ten minste 7 jaar daarvoor is aangevangen:

    • a. waarmee hernieuwbaar gas wordt geproduceerd uitsluitend door middel van allesvergisting, of

    • b. waarmee hernieuwbaar gas wordt geproduceerd uitsluitend door middel van vergisting en co-vergisting van dierlijke mest.

  • 2 Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het formulier dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 6.

Artikel 42

  • 2 De subsidie-ontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 41, eerste lid, binnen 3 jaar na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening opnieuw in gebruik.

§ 4.4. Biomassavergassing

Artikel 43

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbaar gas geproduceerd door een productie-installatie voor de productie van hernieuwbaar gas uit biomassa als bedoeld in de NTA 8003: 2008, met uitzondering van biomassa als bedoeld in de nummers 100, 150, 170 tot en met 179 van de NTA 8003: 2008, door middel van vergassing.

  • 2 Een producent aan wie subsidie is verstrekt op grond van het eerste lid draagt er zorg voor dat ten minste 95% van de energetische waarde van de jaarlijks in de productie-installatie gebruikte brandstof biogeen is.

  • 3 Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het formulier dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 6.

Artikel 44

  • 2 De subsidie-ontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 43, eerste lid, binnen 4 jaar na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

§ 4.5. Maximaal aantal vollasturen, basisbedragen en basisenergieprijs voor productie van hernieuwbaar gas

Artikel 45

Voor een productie-installatie als bedoeld in het in de eerste kolom van onderstaande tabel genoemde artikel wordt, voor de productie van hernieuwbaar gas:

Artikel 46

Voor een productie-installatie als bedoeld in het in de eerste kolom van onderstaande tabel genoemde artikel wordt het basisbedrag voor subsidie, bedoeld in artikel 28, eerste lid, van het besluit, in de periode van de datum en het tijdstip genoemd in de derde kolom tot 18 december 2014, 17:00 uur, voor de productie van hernieuwbaar gas, vastgesteld op het in de vierde kolom genoemde bedrag.

1

2

3

4

Artikel regeling

Omschrijving categorie

Begin periode

Basisbedrag artikel 28, eerste lid, van het besluit

artikel 37, eerste lid, onderdeel a

Allesvergisting

16 juni 2014, 17:00

€ 0,601 per Nm3

artikel 37, eerste lid, onderdeel b

Vergisting en co-vergisting van dierlijke mest

1 september 2014, 17:00

€ 0,750 per Nm3

Artikel 39, eerste lid

Afvalwater- of rioolwaterzuiveringsinstallaties

1 april 2014, 09:00 uur

€ 0,333 per Nm3

Artikel 41, eerste lid, onderdeel a

Verlengde levensduur allesvergisting

16 juni 2014, 17:00

€ 0,619 per Nm3

Artikel 41, eerste lid, onderdeel b

Verlengde levensduur vergisting en co-vergisting van dierlijke mest

1 september 2014, 17:00

€ 0,710 per Nm3

§ 4.6. Vrije categorie

§ 4.6.1. Vrije categorie fase 1

Artikel 47

Aanvragen om subsidie als bedoeld in:

Artikel 48

Het basisbedrag, bedoeld in artikel 28 van het besluit, voor subsidie als bedoeld in artikel 47 bedraagt in de periode, genoemd in artikel 47, € 0,4828 per Nm3.

§ 4.6.2. Vrije categorie fase 2

Artikel 49

Aanvragen om subsidie als bedoeld in:

Artikel 50

Het basisbedrag, bedoeld in artikel 28 van het besluit, voor subsidie als bedoeld in artikel 49 bedraagt in de periode, genoemd in artikel 49, € 0,5517 per Nm3.

§ 4.6.3. Vrije categorie fase 3

Artikel 51

Aanvragen om subsidie als bedoeld in:

Artikel 52

Het basisbedrag, bedoeld in artikel 28 van het besluit, voor subsidie als bedoeld in artikel 51 bedraagt in de periode, genoemd in artikel 51, € 0,6207 per Nm3.

§ 4.6.4. Vrije categorie fase 4

Artikel 53

Aanvragen om subsidie als bedoeld in:

Artikel 54

Het basisbedrag, bedoeld in artikel 28 van het besluit, voor subsidie als bedoeld in artikel 53 bedraagt in de periode, genoemd in artikel 53, € 0,7586 per Nm3.

§ 4.6.5. Vrije categorie fase 5

Artikel 55

Aanvragen om subsidie als bedoeld in:

Artikel 56

Het basisbedrag, bedoeld in artikel 28 van het besluit, voor subsidie als bedoeld in artikel 55 bedraagt in de periode, genoemd in artikel 55 € 0,8966 per Nm3.

§ 4.6.6. Vrije categorie fase 6

Artikel 57

Aanvragen om subsidie als bedoeld in:

Artikel 58

Het basisbedrag, bedoeld in artikel 28 van het besluit, voor subsidie als bedoeld in artikel 57, bedraagt in de periode, genoemd in artikel 57, € 1,0345 per Nm3.

§ 4.7. Correctiebedragen voorschotverlening productie van hernieuwbaar gas

Artikel 59

De correcties op het basisbedrag voor subsidie voor een productie-installatie als bedoeld in het in de eerste kolom van onderstaande tabel genoemde artikel, worden voor 2014 vastgesteld op:

§ 5. Hernieuwbare warmte en (gecombineerde) opwekking van hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte

§ 5.1. Ketel vaste of vloeibare biomassa warmte

Artikel 60

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbare warmte geproduceerd door een productie-installatie voor de productie van warmte door middel van verbranding van vaste of vloeibare biomassa als bedoeld in de NTA 8003: 2008, met uitzondering van biomassa als bedoeld in de nummers 100, 150, 170 tot en met 179 van de NTA 8003: 2008 in een ketel:

    • a. met een nominaal thermisch vermogen groter dan of gelijk aan 0,5 MW en kleiner dan 5 MW, of

    • b. met een nominaal thermisch vermogen groter dan of gelijk aan 5 MW.

  • 2 Een producent aan wie subsidie is verstrekt op grond van het eerste lid draagt er zorg voor dat ten minste 95% van de energetische waarde van de jaarlijks in de productie-installatie gebruikte brandstof biogeen is.

  • 3 Een producent aan wie subsidie is verstrekt op grond van het eerste lid draagt er zorg voor dat wordt aangetoond dat de gebruikte vloeibare biomassa voldoet aan de duurzaamheidscriteria, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de richtlijn hernieuwbare energie.

  • 4 Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het formulier dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 3.

Artikel 61

  • 2 De subsidie-ontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 60, eerste lid, binnen 4 jaar na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

§ 5.2. Geothermie warmte

Artikel 62

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbare warmte geproduceerd door:

    • a. een productie-installatie, bestaande uit één of meerdere doubletten, waarmee hernieuwbare warmte wordt geproduceerd uitsluitend door middel van een of meerdere geothermische bronnen met een diepte van minimaal 500 meter.

    • b. een productie-installatie, bestaande uit één of meerdere doubletten, waarmee hernieuwbare warmte wordt geproduceerd uitsluitend door middel van een of meerdere geothermische bronnen met een diepte van minimaal 3.300 meter.

  • 2 Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het formulier dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 7.

Artikel 63

  • 2 De subsidie-ontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 62, eerste lid, binnen 4 jaar na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

§ 5.3. Geothermie gecombineerde opwekking

Artikel 64

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte geproduceerd door een productie-installatie, bestaande uit één of meerdere doubletten, voor de productie van hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte uitsluitend door middel van een of meerdere geothermische bronnen met een diepte van minimaal 500 meter, waarbij het nominaal elektrisch vermogen ten minste 5% van de som van het nominale warmte en elektrisch vermogen bedraagt.

  • 2 Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het formulier dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 7.

Artikel 65

  • 2 De subsidie-ontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 64, eerste lid, binnen 4 jaar na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

§ 5.4. Uitbreiding bestaande afvalverbranding met warmte

Artikel 66

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie voor de productie van hernieuwbare warmte die voor het eerst nuttig wordt gebruikt aan een producent van hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte door middel van een productie-installatie die de hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte uitsluitend of in hoofdzaak produceert door middel van:

    • a. de verbranding van huishoudelijk afval of vergelijkbaar bedrijfsafval, of

    • b. een andere thermische behandeling van huishoudelijk afval of vergelijkbaar bedrijfsafval dan bedoeld in onderdeel a ingeval de producten daarvan vervolgens worden verbrand.

  • 2 Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het formulier dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 3.

Artikel 67

  • 2 De subsidie-ontvanger draagt er zorg voor dat de hernieuwbare warmte opgewekt door de productie-installatie, bedoeld in artikel 66, eerste lid, nuttig wordt gebruikt binnen 18 maanden na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening.

§ 5.5. Ketel vloeibare biomassa warmte

Artikel 68

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbare warmte geproduceerd door een productie-installatie met een nominaal thermisch vermogen groter dan of gelijk aan 0,5 MW voor de productie van warmte door middel van verbranding van vloeibare biomassa als bedoeld in de nummers 500, 550 t/m 573, 587, 592, 594, 596 en 802 van de NTA 8003: 2008 in een ketel.

  • 2 Een producent aan wie subsidie is verstrekt op grond van het eerste lid draagt er zorg voor dat wordt aangetoond dat de gebruikte vloeibare biomassa voldoet aan de duurzaamheidscriteria, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de richtlijn hernieuwbare energie.

  • 3 Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het formulier dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 3.

Artikel 69

  • 2 De subsidie-ontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 68, eerste lid, binnen 4 jaar na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

§ 5.6. Thermische conversie biomassa gecombineerde opwekking

Artikel 70

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte geproduceerd door een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte uitsluitend door middel van thermische conversie van vaste of vloeibare biomassa als bedoeld in de NTA 8003: 2008, met uitzondering van biomassa als bedoeld in de nummers 100, 150, 170 tot en met 179 van de NTA 8003: 2008:

    • a. met een nominaal elektrisch vermogen groter dan 10 MW en kleiner dan of gelijk aan 100 MW en waarbij het nominaal elektrisch vermogen ten minste 10% van de som van het nominale warmte en elektrisch vermogen bedraagt, of

    • b. met een nominaal elektrisch vermogen kleiner dan of gelijk aan 10 MW en waarbij het nominaal elektrisch vermogen ten minste 6% van de som van het nominale warmte en elektrisch vermogen bedraagt.

  • 2 Een producent aan wie subsidie is verstrekt op grond van het eerste lid draagt er zorg voor dat ten minste 95% van de energetische waarde van jaarlijks in de productie-installatie gebruikte brandstof biogeen is.

  • 3 Een producent aan wie subsidie is verstrekt op grond van het eerste lid draagt er zorg voor dat wordt aangetoond dat de gebruikte vloeibare biomassa voldoet aan de duurzaamheidscriteria, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de richtlijn hernieuwbare energie.

  • 4 Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het formulier dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 3.

Artikel 71

  • 2 De subsidie-ontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 70, eerste lid, binnen 4 jaar na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

§ 5.7. Bestaande toepassing biomassa uitbreiding warmte

Artikel 72

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie voor de productie van hernieuwbare warmte die voor het eerst nuttig wordt gebruikt aan een producent van hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte die de hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte produceert door middel van:

    • a. een productie-installatie waarmee elektriciteit en hernieuwbare warmte wordt geproduceerd uitsluitend door middel van allesvergisting;

    • b. een productie-installatie waarmee elektriciteit en hernieuwbare warmte wordt geproduceerd uitsluitend door middel van vergisting en co-vergisting van dierlijke mest of door middel van vergisting op een landbouwbedrijf van uitsluitend plantaardige stoffen vermeld onder de categorieën A tot en met G1 onder categorie 1 van Bijlage Aa, onderdeel IV van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet, of

    • c. een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte door middel van thermische conversie van vaste of vloeibare biomassa.

  • 2 Een producent aan wie subsidie is verstrekt op grond van het eerste lid, onderdeel c, draagt er zorg voor dat wordt aangetoond dat de gebruikte vloeibare biomassa voldoet aan de duurzaamheidscriteria, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de richtlijn hernieuwbare energie.

  • 3 Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het formulier dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 3.

Artikel 73

  • 2 De subsidie-ontvanger draagt er zorg voor dat de hernieuwbare warmte, opgewekt door de productie-installatie, bedoeld in artikel 72, eerste lid, nuttig wordt gebruikt binnen 18 maanden na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening.

§ 5.8. Zonthermie

Artikel 74

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbare warmte geproduceerd door een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare warmte uit zonne-energie, waarbij uitsluitend gebruik wordt gemaakt van afgedekte collectoren voorzien van een transparante isolerende laag, met een totale apertuuroppervlakte van 100 m2 of meer.

  • 2 Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het formulier dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 5.

Artikel 75

  • 2 De subsidie-ontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 74, eerste lid, binnen 3 jaar na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

§ 5.9. Verlengde levensduur biomassa gecombineerde opwekking

Artikel 76

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte, geproduceerd door een bestaande productie-installatie waarvoor op grond van artikel 72m van de Elektriciteitswet 1998 of artikel 2 van de Subsidieregeling opwekken duurzame elektriciteit in vergistingsinstallaties subsidie van meer dan € 0,00 is ontvangen en waarvoor op het moment van aanvraag de subsidieperiode op grond van voorgenoemde artikelen ten minste 7 jaar daarvoor is aangevangen:

    • a. waarmee hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte wordt geproduceerd uitsluitend door middel van allesvergisting en waarbij het nominaal elektrisch vermogen ten minste 20% van de som van het nominale warmte en elektrisch vermogen bedraagt;

    • b. waarmee hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte wordt geproduceerd uitsluitend door middel van vergisting en co-vergisting van dierlijke mest en waarbij het nominaal elektrisch vermogen ten minste 20% van de som van het nominale warmte en elektrisch vermogen bedraagt, of

    • c. met een nominaal elektrisch vermogen kleiner dan of gelijk aan 50 MW en voor de productie van hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte door middel van thermische conversie van vaste of vloeibare biomassa en waarbij het nominaal elektrisch vermogen ten minste 6% van de som van het nominale warmte en elektrisch vermogen bedraagt.

  • 2 Een producent aan wie subsidie is verstrekt op grond van het eerste lid, onderdeel c, draagt er zorg voor dat ten minste 95% van de energetische waarde van de jaarlijks in de productie-installatie gebruikte brandstof biogeen is.

  • 3 Een producent aan wie subsidie is verstrekt op grond van het eerste lid, onderdeel c, draagt er zorg voor dat wordt aangetoond dat de gebruikte vloeibare biomassa voldoet aan de duurzaamheidscriteria, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de richtlijn hernieuwbare energie.

  • 4 Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het formulier dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 3.

Artikel 77

  • 2 De subsidie-ontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 76, eerste lid, binnen 3 jaar na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening opnieuw in gebruik.

§ 5.10. Verlengde levensduur biomassa warmte

Artikel 78

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbare warmte, geproduceerd door een bestaande productie-installatie waarvoor op grond van artikel 72m van de Elektriciteitswet 1998 of artikel 2 van de Subsidieregeling opwekken duurzame elektriciteit in vergistingsinstallaties subsidie van meer dan € 0,00 is ontvangen en waarvoor op het moment van aanvraag de subsidieperiode op grond van voorgenoemde artikelen ten minste 7 jaar daarvoor is aangevangen:

    • a. waarmee hernieuwbare warmte wordt geproduceerd uitsluitend door middel van allesvergisting, of

    • b. waarmee hernieuwbare warmte wordt geproduceerd uitsluitend door middel van vergisting en co-vergisting van dierlijke mest.

  • 2 Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het formulier dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 3.

Artikel 79

  • 2 De subsidie-ontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 78, eerste lid, binnen 3 jaar na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

§ 5.11. Biomassavergisting hernieuwbare warmte en hernieuwbare elektriciteit

Artikel 80

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbare warmte, hernieuwbare elektriciteit of hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte geproduceerd door:

    • a. een productie-installatie waarmee hernieuwbare warmte wordt geproduceerd uitsluitend door middel van allesvergisting, waarbij ten minste de vergister nieuw is;

    • b. een productie-installatie waarmee hernieuwbare warmte wordt geproduceerd uitsluitend door middel van vergisting en co-vergisting van dierlijke mest, waarbij ten minste de vergister nieuw is;

    • c. een productie-installatie waarmee hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte wordt geproduceerd uitsluitend door middel van allesvergisting, waarbij ten minste de vergister nieuw is en waarbij het nominaal elektrisch vermogen ten minste 20% van de som van het nominale warmte en elektrisch vermogen bedraagt;

    • d. een productie-installatie waarmee hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte wordt geproduceerd uitsluitend door middel van vergisting en co-vergisting van dierlijke mest, waarbij ten minste de vergister nieuw is en waarbij het nominaal elektrisch vermogen ten minste 20% van de som van het nominale warmte en elektrisch vermogen bedraagt, of

    • e. een productie-installatie waarmee hernieuwbare elektriciteit wordt geproduceerd uitsluitend door middel van vergisting van meer dan 95% dierlijke mest, waarbij ten minste de vergister nieuw is.

  • 2 Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het formulier dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 3.

Artikel 81

  • 2 De subsidie-ontvanger neemt de productie-installatie, bedoeld in artikel 80, eerste lid, binnen 4 jaar na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

§ 5.12. Maximaal aantal vollasturen, basisbedragen en basisenergie- en elektriciteitsprijzen

Artikel 82

Voor een productie-installatie als bedoeld in het in de eerste kolom van onderstaande tabel genoemde artikel wordt, voor de productie van hernieuwbare warmte, hernieuwbare elektriciteit of de gecombineerde opwekking van hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte:

  • a. het maximaal aantal vollasturen vastgesteld op het in de derde kolom van onderstaande tabel genoemde aantal uren, en

  • b. de basisenergie- of basiselektriciteitsprijs, bedoeld in artikel 45, eerste lid of artikel 12 eerste lid, van het besluit, vastgesteld op het in de vierde kolom van onderstaande tabel genoemde bedrag.

    1

    2

    3

    4

    Artikel regeling

    Omschrijving categorie

    Maximaal aantal vollasturen

    Basisenergie- of elektriciteitsprijs artikel 45, eerste lid, of artikel 12, eerste lid, van het besluit

    artikel 60, eerste lid, onderdeel a

    Ketel vaste biomassa warmte ≥ 0,5 MW en < 5 MW

    4.000 uren per jaar

    € 6,8 per GJ

    artikel 60, eerste lid, onderdeel b

    Ketel vaste biomassa warmte ≥ 5 MW

    7.000 uren per jaar

    € 3,9 per GJ

    artikel 62, eerste lid, onderdeel a

    Geothermie warmte ≥ 500 meter diepte

    6.000 uren per jaar

    € 3,9 per GJ

    artikel 62, eerste lid, onderdeel b

    Geothermie warmte ≥ 3.300 meter diepte

    7.000 uren per jaar

    € 3,9 per GJ

    artikel 64, eerste lid

    Geothermie gecombineerde opwekking

    4.158 uren per jaar

    € 5,3 per GJ

    artikel 66, eerste lid

    Bestaande afvalverbranding uitbreiding warmte

    3.920 uren per jaar

    € 7,0 per GJ

    artikel 68, eerste lid

    Ketel vloeibare biomassa warmte

    7.000 uren per jaar

    € 6,8 per GJ

    artikel 70, eerste lid, onderdeel a

    Thermische conversie biomassa gecombineerde opwekking >10 MW en ≤ 100 MW

    7.500 uren per jaar

    € 5,1 per GJ

    artikel 70, eerste lid, onderdeel b

    Thermische conversie biomassa gecombineerde opwekking ≤ 10 MW

    4.241 uren per jaar

    € 6,0 per GJ

    artikel 72, eerste lid, onderdelen a en c

    Bestaande toepassing allesvergisting en thermische conversie van biomassa uitbreiding warmte

    7.000 uren per jaar

    € 3,9 per GJ

    artikel 72, eerste lid, onderdeel b

    Bestaande toepassing vergisting en co-vergisting van dierlijke mest uitbreiding warmte

    4.000 uren per jaar

    € 0,0 per GJ

    artikel 74, eerste lid

    Zonthermie

    700 uren per jaar

    € 13,0 per GJ

    artikel 76, eerste lid, onderdeel a

    Verlengde levensduur allesvergisting gecombineerde opwekking

    5.855 uren per jaar

    € 8,5 per GJ

    artikel 76, eerste lid, onderdeel b

    Verlengde levensduur Vergisting en co-vergisting van dierlijke mest gecombineerde opwekking

    5.855 uren per jaar

    € 8,5 per GJ

    artikel 76, eerste lid, onderdeel c

    Verlengde levensduur thermische conversie van biomassa gecombineerde opwekking ≤ 50 MW

    4.429 uren per jaar

    € 6,5 per GJ

    artikel 78, eerste lid

    onderdeel a

    Verlengde levensduur allesvergisting warmte

    7.000 uren per jaar

    € 3,9 per GJ

    artikel 78, eerste lid onderdeel b

    Verlengde levensduur vergisting en co-vergisting van dierlijke mest warmte

    7.000 uren per jaar

    € 3,9 per GJ

    artikel 80, eerste lid, onderdeel a

    Allesvergisting warmte

    7.000 uren per jaar

    € 6,8 per GJ

    artikel 80, eerste lid, onderdeel b

    Vergisting en co-vergisting van dierlijke mest warmte

    7.000 uren per jaar

    € 6,8 per GJ

    artikel 80, eerste lid, onderdeel c

    Allesvergisting gecombineerde opwekking

    5.739 uren per jaar

    € 8,3 per GJ

    artikel 80, eerste lid, onderdeel d

    Vergisting en co-vergisting van dierlijke mest gecombineerde opwekking

    5.732 uren per jaar

    € 8,3 per GJ

    artikel 80, eerste lid, onderdeel e

    Vergisting van meer dan 95% dierlijke mest elektriciteit

    8.000 uren per jaar

    € 0,040 per kWh

Artikel 83

  • 1 Voor een productie-installatie als bedoeld in het in de eerste kolom van onderstaande tabel genoemde artikel wordt het basisbedrag voor subsidie, bedoeld in artikel 44, eerste lid, van het besluit, in de periode van de datum en het tijdstip genoemd in de derde kolom tot 18 december 2014, 17:00 uur, voor de productie van hernieuwbare warmte en de gecombineerde opwekking van hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte, vastgesteld op het in de vierde kolom genoemde bedrag.

    1

    2

    3

    4

    Artikel regeling

    Omschrijving categorie

    Begin periode

    Basisbedrag artikel 44 van het besluit

    artikel 60, eerste lid, onderdeel a

    Ketel vaste biomassa warmte ≥ 0,5 MW en < 5 MW

    1 april 2014, 09:00 uur

    € 14,2 per GJ

    artikel 60, eerste lid, onderdeel b

    Ketel vaste biomassa warmte ≥ 5 MW

    1 april 2014, 09:00 uur

    € 11,8 per GJ

    artikel 66, eerste lid

    Bestaande afvalverbranding uitbreiding warmte

    1 april 2014, 09:00 uur

    € 11,4 per GJ

    artikel 68, eerste lid

    Ketel vloeibare biomassa warmte

    12 mei 2014, 17:00

    € 19,8 per GJ

    artikel 70, eerste lid, onderdeel a

    Thermische conversie biomassa gecombineerde opwekking >10 MW en ≤ 100 MW

    16 juni 2014, 17:00

    € 22,7 per GJ

    artikel 70, eerste lid, onderdeel b

    Thermische conversie biomassa gecombineerde opwekking ≤ 10 MW

    3 november 2014, 17:00

    € 40,9 per GJ

    artikel 72, eerste lid, onderdelen a en c

    Bestaande toepassing allesvergisting en thermische conversie van biomassa uitbreiding warmte

    1 april 2014, 09:00 uur

    € 6,4 per GJ

    artikel 72, eerste lid, onderdeel b

    Bestaande toepassing vergisting en co-vergisting van dierlijke mest uitbreiding warmte

    1 april 2014, 09:00 uur

    € 8,2 per GJ

    artikel 74, eerste lid

    Zonthermie ≥ 100 m2

    3 november 2014, 17:00

    € 38,2 per GJ

    artikel 76, eerste lid, onderdeel a

    Verlengde levensduur allesvergisting gecombineerde opwekking

    16 juni 2014, 17:00

    € 24,1 per GJ

    artikel 76, eerste lid, onderdeel b

    Verlengde levensduur Vergisting en co-vergisting van dierlijke mest gecombineerde opwekking

    1 september 2014, 17:00

    € 28,2 per GJ

    artikel 76, eerste lid, onderdeel c

    Verlengde levensduur thermische conversie van biomassa gecombineerde opwekking ≤ 50 MW

    1 april 2014, 09:00 uur

    € 18,1 per GJ

    artikel 78, eerste lid, onderdeel a

    Verlengde levensduur allesvergisting warmte

    1 april 2014, 09:00 uur

    € 16,0 per GJ

    artikel 78, eerste lid, onderdeel b

    Verlengde levensduur Vergisting en co-vergisting van dierlijke mest warmte

    1 april 2014, 09:00 uur

    € 18,8 per GJ

    artikel 80, eerste lid, onderdeel a

    Allesvergisting warmte

    1 april 2014, 09:00 uur

    € 14,7 per GJ

    artikel 80, eerste lid, onderdeel b

    Vergisting en co-vergisting van dierlijke mest warmte

    12 mei 2014, 17:00 uur

    € 20,6 per GJ

    artikel 80, eerste lid, onderdeel c

    Allesvergisting gecombineerde opwekking

    1 september 2014, 17:00

    € 26,3 per GJ

    artikel 80, eerste lid, onderdeel d

    Vergisting en co-vergisting van dierlijke mest gecombineerde opwekking

    29 september 2014, 17:00

    € 31,4 per GJ

  • 2 Voor een productie-installatie als bedoeld in het in de eerste kolom van onderstaande tabel genoemde artikel wordt het basisbedrag voor subsidie, bedoeld in artikel 44, eerste lid, van het besluit, in de periode van de datum en het tijdstip genoemd in de derde kolom tot 18 december 2014, 17:00 uur, voor de hoeveelheid geproduceerde GJ hernieuwbare warmte en de gecombineerde opwekking van hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte genoemd in de vierde kolom, vastgesteld op het in de vijfde kolom genoemde bedrag.

    1

    2

    3

    4.

    5

    Artikel regeling

    Omschrijving categorie

    Begin periode

    Hoeveelheid geproduceerde GJ

    Basisbedrag artikel 44 van het besluit

    artikel 62, eerste lid, onderdeel a

    Geothermie warmte ≥ 500 meter diepte

    1 april 2014, 09:00 uur

    ≤ 432000 GJ per doublet, per jaar

    € 11,9 per GJ

    artikel 62, eerste lid, onderdeel a

    Geothermie warmte ≥ 500 meter diepte

    1 april 2014, 09:00 uur

    > 432000 GJ per doublet, per jaar

    € 0,0 per GJ

    artikel 62, eerste lid, onderdeel b

    Geothermie warmte ≥ 3.300 meter diepte

    1 april 2014, 09:00 uur

    ≤ 352800 GJ per doublet, per jaar

    € 14,4 per GJ

    artikel 62, eerste lid, onderdeel b

    Geothermie warmte ≥ 3.300 meter diepte

    1 april 2014, 09:00 uur

    > 352800 GJ per doublet, per jaar

    € 0,0 per GJ

    artikel 64, eerste lid

    Geothermie gecombineerde opwekking

    1 september 2014 17:00

    ≤ 178129 GJ per doublet, per jaar

    € 25,8 per GJ

    artikel 64, eerste lid

    Geothermie gecombineerde opwekking

    1 september 2014 17:00

    > 178129 GJ per doublet, per jaar

    € 0,0 per GJ

§ 5.13. Vrije categorie

§ 5.13.1. Vrije categorie fase 1

Artikel 85

§ 5.13.2. Vrije categorie fase 2

Artikel 86

Aanvragen om subsidie als bedoeld in:

worden, in afwijking van artikel 83, ontvangen in de periode van 12 mei 2014, 17:00 uur, tot 16 juni 2014, 17:00 uur.

Artikel 87

  • 1 Het basisbedrag, bedoeld in artikel 44 van het besluit, voor subsidie als bedoeld in artikel 86, onderdelen a tot en met e bedraagt in de periode, genoemd in artikel 86: € 22,222 per GJ.

§ 5.13.3. Vrije categorie fase 3

Artikel 88

Aanvragen om subsidie als bedoeld in:

worden, in afwijking van artikel 83, ontvangen in de periode van 16 juni 2014, 17:00 uur, tot 1 september 2014, 17:00 uur.

Artikel 89

§ 5.13.4. Vrije categorie fase 4

Artikel 90

Aanvragen om subsidie als bedoeld in:

worden, in afwijking van artikel 83, ontvangen in de periode van 1 september 2014, 17:00 uur, tot 29 september 2014, 17:00 uur.

Artikel 91

§ 5.13.5. Vrije categorie fase 5

Artikel 92

Aanvragen om subsidie als bedoeld in:

worden, in afwijking van artikel 83, ontvangen in de periode van 29 september 2014, 17:00 uur, tot 3 november 2014, 17:00 uur.

Artikel 93

§ 5.13.6. Vrije categorie fase 6

Artikel 94

Aanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 80, eerste lid, onderdeel e

worden, in afwijking van artikel 83, ontvangen in de periode van 3 november 2014, 17:00 uur, tot 18 december 2014, 17:00 uur.

Artikel 95

Het basisbedrag, bedoeld in artikel 11 van het besluit, voor subsidie als bedoeld in artikel 94 bedraagt in de periode, genoemd in artikel 94: € 0,150 per kWh.

§ 5.14. Correctiebedragen voorschotverlening productie van hernieuwbare warmte, hernieuwbare elektriciteit of gecombineerde opwekking

Artikel 96

De correcties op het basisbedrag voor subsidie voor een productie-installatie als bedoeld in het in de eerste kolom van onderstaande tabel genoemde artikel, worden voor 2014 vastgesteld op:

§ 6. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 97

Voor producenten van hernieuwbare warmte en hernieuwbare elektriciteit, die een aanvraag voor subsidie hebben ingediend op grond van artikel 41, 76 of 78 van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2013, waarop nog niet door de minister is beslist, zijn de artikelen 41, derde en vierde lid, 76, vijfde en zesde lid en 78, derde en vierde lid, van deze regeling van overeenkomstige toepassing.

Artikel 98

[Red: Wijzigt de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2012.]

Artikel 99

[Red: Wijzigt de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2013.]

Artikel 100

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 101

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2014.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 10 februari 2014

De

Minister

van Economische Zaken,

H.G.J. Kamp

Bijlage 1. behorende bij artikel 2, vijfde lid, van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2014

Uitvoeringsovereenkomst tot zekerheid van het aanvangen van de activiteiten ter zake waarvan meer dan € 400 miljoen subsidie is verleend op basis van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2014

  • 1. De Staat der Nederlanden, (hierna te noemen: de Staat), te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de Minister van Economische Zaken;

en

  • 2. ......, gevestigd te ..... (hierna te noemen: Ondernemer);

    ......

    (hierna te samen ook te noemen: Partijen);

overwegen:

  • a. de Minister van Economische Zaken heeft blijkens een beschikking met kenmerk ....., hierna te noemen Beschikking, waarvan een kopie als Bijlage A bij deze overeenkomst is gevoegd aan de Ondernemer een subsidie verleend van meer dan € 400 miljoen op grond van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2014 (hierna: Regeling).

  • b. de Beschikking bevat de opschortende voorwaarde dat binnen zes weken na afgifte van de beschikking de onderhavige uitvoeringsovereenkomst, hierna te noemen Uitvoeringsovereenkomst, tot stand is gekomen tussen de Staat en de subsidieaanvrager;

  • c. de Minister van Economische Zaken beoogt door middel van deze Uitvoeringsovereenkomst te verzekeren dat de Ondernemer de productie-installatie bedoeld in de Beschikking tijdig in gebruik zal nemen.

Partijen komen daartoe het volgende overeen:

Artikel 1. Tijdige ingebruikname van de productie-installatie

De Ondernemer verplicht zich jegens de Staat de productie-installatie tijdig in gebruik te nemen en wel binnen de in artikel 61 van het Besluit stimulering duurzame energieproductie bedoelde periode of, indien op grond van artikel 62, derde lid, van het Besluit stimulering duurzame energieproductie een ontheffing is verleend, binnen de in de ontheffing opgenomen periode.

Artikel 2. Inhoud en omvang van de garantie

De Ondernemer verplicht zich om tot zekerheid voor de nakoming van de in artikel 1 bedoelde verplichting, alsmede de bij niet tijdige nakoming verschuldigde boetes, binnen acht weken nadat de Beschikking in werking is getreden ten behoeve van de Staat financiële zekerheid te stellen en gesteld houden voor een bedrag groot 2% van de maximale hoogte van de subsidie, bedoeld in de artikelen 16, 33 en 49 van het Besluit stimulering duurzame energieproductie, door middel van de afgifte aan de Staat van een door een binnen de Europese Unie gevestigde bank afgegeven bankgarantie welke is opgemaakt onder gebruikmaking van het model bankgarantie.

Artikel 3. Vrijval van de garantie

  • 1. De verplichting de in artikel 2 bedoelde bankgarantie te blijven stellen vervalt uitsluitend door het schriftelijk bericht van de Staat aan de Bank dat de verplichting geheel of gedeeltelijk is vervallen. De Ondernemer ontvangt een kopie van het bericht van verval.

  • 2. Zodra de verplichting geheel is vervallen zal de Staat de bankgarantie retourneren aan de Ondernemer.

Artikel 4. Boetes

  • 1. Indien de Ondernemer de productie-installatie niet binnen de in artikel 1 bedoelde periode in gebruik heeft genomen, is de Ondernemer aan de Staat bij wijze van boete een bedrag verschuldigd groot 0,2% van het beschikte bedrag enkel door het verloop van die termijn en zonder dat enige ingebrekestelling nodig is.

  • 2. Indien de Ondernemer daarna nog in gebreke blijft met het tijdig in gebruik nemen van de productie-installatie is de Ondernemer maandelijks een boete van telkens 0,2% van de maximale hoogte van de subsidie, bedoeld in de artikelen 16, 33 en 49 van het Besluit stimulering duurzame energieproductie, verschuldigd voor zover hij de productie-installatie op de eerste van elke volgende maand niet in gebruik heeft genomen.

  • 3. De boetes bedoeld in het eerste en tweede lid, waarvan de som ten hoogste 2% van het beschikte bedrag bedraagt, zijn telkens verschuldigd voor het enkele verloop van de termijn en zonder dat enige ingebrekestelling nodig is.

  • 4. De Ondernemer machtigt bij deze de Staat onherroepelijk tot het innen van de boetes door het inroepen van de bankgarantie voor het bedrag van de boete, telkens wanneer er een boete verschuldigd is geworden.

Artikel 5. Aanvang en einde Uitvoeringsovereenkomst

  • 1. Deze Uitvoeringsovereenkomst treedt in werking door de ondertekening daarvan door de Partijen met dien verstande dat de inwerkingtreding wordt opgeschort totdat de Beschikking in werking is getreden en de Staat de Ondernemer daarvan schriftelijk bericht heeft gestuurd.

  • 2. Deze Uitvoeringsovereenkomst eindigt van rechtswege door de teruggave van de bankgarantie door de Staat aan de Ondernemer.

Artikel 6. Domiciliekeuze en berichtgevingen

  • 1. De Staat kiest voor uitvoering van deze Uitvoeringsovereenkomst domicilie ten kantore van Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, onderdeel van het Ministerie van Economische Zaken, Hanzelaan 310, 8017 JK Zwolle.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dienen alle mededelingen, aanzeggingen, verzoeken, toestemmingen en andere berichten uit hoofde van deze uitvoeringsovereenkomst schriftelijk te worden gedaan.

  • 3. Mededelingen, aanzeggingen, verzoeken, toestemmingen en andere berichten die niet in overeenstemming met het tweede lid zijn gedaan blijven zonder rechtsgevolg.

  • 4. De Staat is bevoegd eenzijdig van het bepaalde in het eerste lid af te wijken.

Artikel 7. Rechtskeuze

  • 1. Op deze Uitvoeringsovereenkomst is uitsluitend Nederlands recht van toepassing.

  • 2. Alle geschillen in verband met deze uitvoeringsovereenkomst of met afspraken die daarmee samenhangen zullen worden beslecht door de bevoegde rechter te Den Haag.

Artikel 8. Citeertitel

Deze Uitvoeringsovereenkomst wordt tussen partijen aangeduid als ‘Uitvoeringsovereenkomst duurzame energieproductie Staat/.....’.

Aldus overeengekomen en in tweevoud ondertekend

te .....

Ondernemer

te 's-Gravenhage op .....

De Minister van Economische Zaken

Model bankgarantie

DE ONDERGETEKENDE,

....., gevestigd te ....., hierna te noemen de ‘Bank’,

IN AANMERKING NEMENDE DAT:

  • A. ..... , gevestigd te ..... , (hierna te noemen de Ondernemer) en de STAAT der NEDERLANDEN, (hierna te noemen: Staat), waarvan de zetel is gevestigd te Den Haag, te dezen vertegenwoordigd door ....., hierbij vertegenwoordigd door de Minister van Economische Zaken op ..... de ‘Uitvoeringsovereenkomst duurzame energieproductie Staat/..... ’ (hierna: uitvoeringsovereenkomst) hebben getekend;

  • B. de Ondernemer volgens artikel 2 van de overeenkomst binnen acht weken nadat deze overeenkomst in werking is getreden ten behoeve van de Staat financiële zekerheid dient te stellen en gesteld houden voor een bedrag groot € .....,– door de afgifte aan de Staat van een door een bank afgegeven bankgarantie;

  • C. de Bank bereid is de desbetreffende bankgarantie ten gunste van de Staat te stellen onder de hierna te noemen voorwaarden.

VERKLAART ALS VOLGT

  • 1. De Bank stelt zich hierbij als zelfstandige verbintenis tegenover de Staat onherroepelijk en onvoorwaardelijk garant voor al hetgeen de Staat van de Ondernemer op grond van de uitvoeringsovereenkomst te vorderen heeft tot een maximumbedrag van € .....,–.

  • 2. Deze bankgarantie is een abstracte afroepgarantie. De Bank komt in geen geval een beroep toe op de onderliggende rechtsverhouding tussen de Staat en de Ondernemer als vervat in de Uitvoeringsovereenkomst.

  • 3. De Bank zal op eerste schriftelijk verzoek van de Staat, zonder opgaaf van redenen te verlangen of nader bewijs te vragen, overgaan tot uitbetaling van al hetgeen de Ondernemer, volgens verklaring van de Staat, verschuldigd is uit hoofde van de Uitvoeringsovereenkomst.

  • 4. Deze bankgarantie vervalt uitsluitend door het schriftelijk bericht van de Staat aan de Bank dat de verplichting geheel of gedeeltelijk is vervallen.

  • 5. De Minister van Economische Zaken zendt de bankgarantie zo spoedig mogelijk nadat deze geheel is vervallen retour aan de Bank.

  • 6. Op deze bankgarantie is uitsluitend Nederlands recht van toepassing. Alle geschillen die mochten ontstaan over of naar aanleiding van deze bankgarantie zullen worden beslecht door de bevoegde rechter te ’s-Gravenhage.

  • 7. Indien deze bankgarantie dient te worden geretourneerd geschiedt dat door toezending aan adres: .....

Getekend te

op

De Bank