Besluit mandatering aan ILT van handhavingsbevoegdheden en aanwijzing toezichthouders op het terrein van BZK-wetgeving

Geraadpleegd op 19-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2015.
Geldend van 01-07-2015 t/m heden

Besluit van de Minister voor Wonen en Rijksdienst van 4 maart 2014, nr. 2014-0000124951 houdende regels inzake het verlenen van mandaat, volmacht en machtiging aan de inspecteur-generaal Leefomgeving en Transport inzake de handhaving van BZK-wetgeving en de aanwijzing van ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport als toezichthouders op de naleving van BZK-wetgeving (Besluit mandatering aan ILT van handhavingsbevoegdheden en aanwijzing toezichthouders op het terrein van BZK-wetgeving)

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. minister: Minister voor Wonen en Rijksdienst;

  • b. ministerie: ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

  • c. inspecteur-generaal: inspecteur-generaal Leefomgeving en Transport, bedoeld in artikel 1, tweede lid, van het Instellingsbesluit Inspectie Leefomgeving en Transport;

  • d. d. herziene richtlijn energieprestatie gebouwen: richtlijn nr. 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen (herschikking) (PbEU L153);

  • e. verordening bouwproducten: verordening nr. 305/2011/EU van het Europees parlement en de Raad van 9 maart 2011 tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten en tot intrekking van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad (PbEU L88).

Artikel 2

  • 1 Aan de inspecteur-generaal wordt mandaat en machtiging verleend voor het nemen van besluiten en het verrichten van overige handelingen die verband houden met de aan de minister toekomende bevoegdheden tot handhaving als bedoeld in artikel 120b van de Woningwet van overtredingen voortvloeiend uit de verordening bouwproducten en de herziene richtlijn energieprestatie gebouwen.

  • 2 Aan de inspecteur-generaal wordt volmacht verleend voor het verrichten van rechtshandelingen die verband houden met de invordering van verbeurde dwangsommen en van gemaakte kosten voor bestuursdwang als bedoeld in artikel 5:25 van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover deze verband houden met de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Het op grond van dit besluit verleende mandaat omvat mede de bevoegdheid tot het vaststellen, wijzigen of intrekken van beleidsregels met betrekking tot de uitoefening van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid.

Artikel 3

  • 1 Aan de inspecteur-generaal wordt mandaat en machtiging verleend voor het behandelen van bezwaarschriften tegen besluiten als bedoeld in artikel 2, waaronder begrepen het nemen van beslissingen op bezwaarschriften, voor zover het besluit waartegen het bezwaar zich richt, niet door hem krachtens mandaat is genomen.

  • 2 Aan de inspecteur-generaal wordt tevens machtiging verleend voor het behandelen van beroepschriften en voor het voeren van verweer in de gevallen waarin (hoger) beroep is ingesteld tegen een beslissing op bezwaar als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 4

  • 1 De inspecteur-generaal kan voor de in de artikelen 2 en 3 bedoelde aangelegenheden ondermandaat en machtiging verlenen aan onder hem ressorterende functionarissen.

  • 2 De inspecteur-generaal kan de volmacht, bedoeld in artikel 2, tweede lid, verlenen aan onder hem ressorterende functionarissen.

  • 3 Het verlenen van volmacht, ondermandaat of machtiging alsmede wijziging daarvan, geschiedt schriftelijk.

  • 4 Een afschrift van een besluit inzake volmacht, ondermandaat en machtiging als bedoeld in het derde lid wordt gezonden aan de minister en aan degenen aan wie krachtens het besluit volmacht, ondermandaat of machtiging is verleend.

Artikel 5

Het krachtens dit mandaat, volmacht en machtiging ondertekenen van stukken geschiedt als volgt:

De Minister voor Wonen en Rijksdienst,

namens deze:

(handtekening)

(naam functionaris)

(functie)

Artikel 6

De ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport, met uitzondering van hen die meer in het bijzonder administratieve werkzaamheden uitoefenen, worden aangewezen als ambtenaren belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens artikel 120, tweede lid, van de Woningwet, voortvloeiend uit de verordening bouwproducten en de herziene richtlijn energieprestatie gebouwen.

Artikel 7

De inspecteur-generaal is niet bevoegd om zelfstandig verzoeken in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur, de Wet nationale ombudsman of de Wet bescherming persoonsgegevens, voor zover die verband houden met de uitvoering van de in de artikelen 2, 3 en 6 van dit besluit bedoelde taken namens de minister af te doen. Dergelijke zaken worden door de inspecteur-generaal inhoudelijk voorbereid en ter afdoening, door tussenkomst van de Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving van het ministerie, aan de secretaris-generaal van het ministerie onderscheidenlijk de minister voorgelegd.

Artikel 8

  • 1 De inspecteur-generaal informeert de minister over zwaarwegende en politiek-bestuurlijk gevoelige omstandigheden en gebeurtenissen die betrekking hebben op de gemandateerde bevoegdheden.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op bevoegdheden die zijn verleend op basis van volmacht en machtiging.

Artikel 11

  • 1 Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 januari 2014.

  • 2 Dit besluit heeft geen betrekking op de behandeling van gerechtelijke procedures inzake de aangelegenheden, bedoeld in de artikelen 2, 3 en 6, die op 1 januari 2014 aanhangig zijn.

Artikel 12

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit mandatering aan ILT van handhavingsbevoegdheden en aanwijzing toezichthouders op het terrein van BZK-wetgeving.

Dit besluit zal met de bijlage en de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 4 maart 2014

De

Minister

van Wonen en Rijksdienst,

S.A. Blok.