Regeling uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2014

Geraadpleegd op 11-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2016 en zichtdatum 21-09-2024.
Geldend van 01-01-2016 t/m 30-09-2016

Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 17 maart 2014, 2014-0000037808, tot vaststelling van de RuWav en uitvoeringsregels gvva 2014 naar aanleiding van de implementatie van richtlijn 2011/98/EU, betreffende één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning voor onderdanen van derde landen om te verblijven en te werken op het grondgebied van een lidstaat, alsmede inzake een gemeenschappelijk pakket rechten voor werknemers uit derde landen die legaal in een lidstaat verblijven (Regeling uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2014)

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 3, tweede lid, 5, tweede, vierde en zesde lid, 7, tweede lid, 8, derde lid, 9 en 22 van de Wet arbeid vreemdelingen.

Besluit:

Artikel 1. Delegatiebevoegdheid minister

  • 1 De bevoegdheid inzake het afgeven en intrekken van een tewerkstellingsvergunning wordt overgedragen aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

  • 2 De bevoegdheid tot het geven van advies aan de Minister van Veiligheid en Justitie inzake het verlenen, verlengen of intrekken van een gecombineerde vergunning wordt overgedragen aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

Artikel 2. In acht te nemen regels

Bij de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 1, neemt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, naast de in de Wet arbeid vreemdelingen, het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen en in deze regeling gestelde regels, de nadere regels in acht inzake de wijze van toepassing van de Wet arbeid vreemdelingen, als omschreven in de bij deze regeling behorende bijlage uitvoeringsregels.

Artikel 3. Diploma’s en getuigschriften

Voor aanvragen die geschoold werk betreffen, worden bij de personalia van de werknemer de gewaarmerkte diploma’s en getuigschriften dat aan de vereiste kwalificaties is voldaan, bij de vergunningaanvraag gevoegd. De waarde van de diploma’s kan worden geverifieerd aan de hand van een door een deskundige instantie afgegeven verklaring met welk Nederlands diploma of welke graad van vakbekwaamheid deze documenten vergelijkbaar zijn.

Artikel 4. Mededelingsplicht bij niet gebruik

De houder van de tewerkstellingsvergunning is verplicht onverwijld schriftelijk mededeling te doen als van de tewerkstellingsvergunning langer dan 4 weken geen gebruik wordt gemaakt.

Artikel 5. Afwijking weigeringsgrond termijn beschikbaarheid vacature

Afwijking van artikel 8, eerste lid, onder b, van de Wet arbeid vreemdelingen vindt slechts plaats in geval er sprake is van buitengewone omstandigheden die een spoedige vervulling van de arbeidsplaats noodzakelijk maken en die niet door de werkgever waren te voorzien of door hem te beïnvloeden waren of indien het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen voor ommekomst van de termijn van vijf weken heeft vastgesteld dat er voor de desbetreffende arbeidsplaats geen prioriteitgenietend aanbod op de arbeidsmarkt aanwezig is of op voorhand reeds duidelijk is dat geen prioriteitgenietend aanbod aanwezig is.

Artikel 6. Afwijking weigeringsgrond bij internationale handelscontacten

Afwijking van artikel 8, eerste lid, onder a, b en c, van de Wet arbeid vreemdelingen vindt slechts plaats ten behoeve van de bevordering van internationale handelscontacten als omschreven in de bij deze regeling behorende bijlage uitvoeringsregels.

Artikel 7. Afwijking van de weigeringsgrond bij geestelijke, godsdienstige of levensbeschouwelijke functie

Afwijking van artikel 8, eerste lid, onder a, b, c of f, van de Wet arbeid vreemdelingen vindt slechts plaats in het kader van de uitoefening van de geestelijke, godsdienstige of levensbeschouwelijke functie als omschreven in de bij deze regeling behorende bijlage uitvoeringsregels .

Artikel 8. Afwijking weigeringsgrond bij scholing

Afwijking van artikel 8, eerste lid, onder a, b, c, d of f, van de Wet arbeid vreemdelingen vindt slechts plaats in het kader van scholing, opleiding, vrijwilligerswerk, internationale uitwisseling en andere internationale culturele contacten alsmede ten behoeve van vreemdelingen die beschikken over een voor het verrichten van arbeid geldige vergunning tot verblijf, voor zover dit is omschreven in de bij deze regeling behorende bijlage uitvoeringsregels.

Artikel 9. Mogelijke weigering bij de leeftijd beneden 18 jaar

Een tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning kan worden geweigerd ten aanzien van een vreemdeling die jonger is dan 18 jaar.

Artikel 11. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2014.

Artikel 12. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als Regeling uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2014.

Deze regeling zal met de toelichting en de bijlagen in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 17 maart 2014

De

Minister

van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

L.F. Asscher

Bijlage I. Uitvoeringsregels, behorende bij de artikelen van de Regeling uitvoering wet arbeid vreemdelingen 2014

1. Inleiding Regeling uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2014 en bijbehorende Uitvoeringsregels

Met ingang van 1 januari 2014 is het Delegatie- en Uitvoeringsbesluit Wet arbeid vreemdelingen vervangen door de Regeling uitvoering Wet arbeid vreemdelingen (RuWav). Die wijziging hield verband met de herziening van de Wet arbeid vreemdelingen die op dezelfde datum inwerking is getreden. Voor een toelichting op de wijzigingen die als gevolg daarvan in de RuWav hebben plaatsgevonden wordt verwezen naar Staatscourant 2013, nr. 35848. De Regeling uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2014 (RuWav 2014)(Staatscourant 2014, nr. 8189 is een herzieningnaar aanleiding van de Wet van 11 december 2013, tot wijziging van de Wet arbeid vreemdelingen en de Vreemdelingenwet 2000, in verband met de implementatie van de Richtlijn 2011/98/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning voor onderdanen van derde landen om te verblijven en te werken op het grondgebied van een lidstaat, alsmede inzake een gemeenschappelijk pakket rechten voor werknemers uit derde landen die legaal in een lidstaat verblijven (PbEU 2011, L 343). Zowel die implementatiewet als de RuWav 2014 zijn in werking getreden met ingang van 1 april 2014.

In de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) is bepaald op welke wijze het toelatingsbeleid van vreemdelingen tot de Nederlandse arbeidsmarkt zal plaatsvinden. Met de RuWav 2014 wordt onder andere uitvoering gegeven aan artikel 5, tweede lid, van de Wav. Op grond van genoemd artikel kan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de bevoegdheid inzake het afgeven en intrekken van tewerkstellingsvergunningen onder door hem te stellen nadere regels geheel of gedeeltelijk overdragen aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Het UWV heeft tot taak om door middel van registratie en bemiddeling aansluiting te zoeken tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt en beschikt ook over instrumenten waarmee binnen de Europese Unie/Europese Economische Ruimte kan worden bemiddeld. Zij is derhalve bij uitstek in de positie om aan de hand van de arbeidsmarktsituatie te kunnen beoordelen of een aanvrager al dan niet voor vergunningverlening in aanmerking komt. Alle bevoegdheden worden overgedragen aan het UWV. Hierdoor blijft de eenheid in het uitvoeringsbeleid behouden. Met de RuWav 2014 wordt tevens uitvoering gegeven aan artikel 22 van de Wav, voor zover dit verplichtingen van anderen dan de uitvoerder van deze wet betreft.

In artikel 1, eerste lid, is de bevoegdheid van de minister tot het verlenen en intrekken van tewerkstellingsvergunningen neergelegd bij het UWV. Artikel 1, tweede lid, regelt de bevoegdheid van het UWV om advies te geven aan de Minister van Veiligheid en Justitie, in de praktijk de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), betreffende het verlenen, verlengen of intrekken van een gecombineerde vergunning. Artikel 2 verwijst naar de Uitvoeringsregels Wav behorende bij RuWav 2014 (hierna: de uitvoeringsregels) die het UWV in acht dient te nemen bij de uitvoering van haar taken. In artikel 3 van de RuWav 2014 staat de verplichting de vereiste kwalificaties in geval van geschoolde arbeid aan te tonen. Artikel 4 van de RuWav 2014 verplicht de houder van een vergunning zelf aan te geven wanneer van een vergunning geen gebruik wordt gemaakt. Andere regels die een goede uitvoering moeten bevorderen, zijn in deze uitvoeringsregels opgenomen. Met de RuWav 2014 wordt eveneens invulling gegeven aan artikel 8, derde lid, van de Wav.

Gecombineerde vergunning

De implementatie van de Richtlijn betreffende één aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid (2011/98/EU) maakte de aanpassing van de uitvoeringsregels noodzakelijk. De gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid kan worden aangevraagd door vreemdelingen die voor een periode langer dan drie maanden in Nederland in loondienst willen werken. Indien een werkgever een vreemdeling korter dan drie maanden in Nederland in dienst wil nemen is een tewerkstellingvergunning vereist, tenzij de werkgever op grond van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen (BuWav) hiervan is vrijgesteld. Er is voor gekozen om de grens tussen een tewerkstellingsvergunning en een gecombineerde vergunning bij drie maanden te leggen omdat in het vreemdelingenrecht is geregeld dat bij een verblijf van langer dan drie maanden de vreemdeling in het bezit moet zijn van een verblijfsvergunning.

De gecombineerde vergunning moet worden aangevraagd bij de IND. De IND vraagt het UWV vervolgens om een arbeidsmarktadvies. De paragrafen 7a tot en 7f van deze uitvoeringsregels beschrijven de procedure en de voorwaarden die het UWV daarbij moet toepassen met inachtneming van artikel 2 van deze Regeling.

Uitzonderingen gecombineerde vergunning

Niet alle vreemdelingen die langer dan drie maanden in Nederland komen werken, kunnen gebruik maken van de vereenvoudigde procedure van de gecombineerde aanvraag. Zo moeten werkgevers voor de volgende categorieën werknemers nog wel een tewerkstellingsvergunning aanvragen: seizoenswerkers, studenten, asielzoekers, ter beschikking gestelde werknemers (tenzij de artikelen 56 en 57 VwEU op hen van toepassing zijn), zeevarenden, binnen een onderneming overgeplaatste personen en personen die inreizen met een visum.

Voor het ter beschikking stellen van arbeidskrachten of werknemers geldt het volgende.

Het uitoefenen door een onderneming van het ter beschikking stellen van arbeidskrachten of werknemers – zoals hiervoor genoemd – is een dienstverrichting tegen vergoeding waarbij de ter beschikking gestelde werknemer in dienst blijft van de dienstverrichtende onderneming en er geen arbeidsovereenkomst tot stand komt met de inlenende onderneming. Zij wordt erdoor gekenmerkt dat de verplaatsing van de werknemer naar de lidstaat van ontvangst het doel op zich van de dienstverrichting door de dienstverlenende onderneming vormt en dat deze werknemer zijn taken onder toezicht en leiding van de inlenende onderneming vervult. Het ter beschikking stellen van arbeidskrachten blijft onder de tewerkstellingsvergunning vallen (met uitzondering van de gevallen waarop de artikelen 56 en 57 VwEU van toepassing zijn, zoals het Europese Hof van Justitie heeft beslist in het arrest Essent C-91/13). De uitzendende of inlenende werkgever dient een tewerkstellingsvergunning aan te vragen. Er is geen sprake van terbeschikkingstelling van arbeidskrachten indien sprake is van aanneming van werk, collegiale uitleen (zonder winstoogmerk) en intra-concern uitzendingen.

Aanneming van werk is een overeenkomst waarbij de ene partij, de aannemer, zich jegens de andere partij, de opdrachtgever, verbindt om buiten dienstbetrekking een werk van stoffelijke aard tot stand te brengen en op te leveren, tegen een door de opdrachtgever te betalen prijs in geld (artikel 7:750 Burgerlijk Wetboek).

De wezenlijke kenmerken zijn hier:

  • a. arbeid verrichten om een stoffelijk werk tot stand te brengen;

  • b. tegen een te betalen prijs in geld;

  • c. waarbij er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst.

Collegiale uitleen is een variant van inlenen van personeel waarbij een ondernemer het eigen personeel ter beschikking stelt aan een collega-ondernemer ‘bij wijze van hulpbetoon zonder winstoogmerk’.

Binnen een onderneming overgeplaatste personen zijn vreemdelingen die door hun internationale werkgever in het kader van een intra-concernuitzending tijdelijk naar Nederland worden overgeplaatst zoals bedoeld in paragraaf 24.

Voor vreemdelingen die in een andere lidstaat de status langdurig ingezetene hebben verkregen en vervolgens in Nederland een verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen krijgen, is in het eerste jaar van dit verblijf een tewerkstellingsvergunning nodig die moet worden aangevraagd door hun werkgever. Zij vragen geen gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid aan.

2. Uitgangspunt uitvoering Wav

Aan de uitvoering van de Wav ligt het beginsel ten grondslag dat alle toepasselijke weigeringsgronden waarin de Wav voorziet, zullen worden tegengeworpen. De Wav kent een breed werkgeversbegrip en richt zich op alle arbeid ongeacht de rechtsvorm waarin deze is gegoten.

In het navolgende is zoveel mogelijk de volgorde en systematiek van de wet gevolgd, zodat de eventuele toepasselijkheid van de nadere regels gemakkelijk is terug te vinden.

A. WET ARBEID VREEMDELINGEN

Artikel 2: Eis van tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning

3. Werknemers van andere werkgevers

In artikel 2, tweede lid, van de Wav is bepaald dat als een werkgever arbeid laat verrichten door een vreemdeling voor wie een andere werkgever beschikt over een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning niet opnieuw een vergunning is vereist. De eerstgenoemde werkgever moet een kopie van de tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning (verblijfspasje en aanvullend document) verstrekken aan de werkgever waar de vreemdeling feitelijk werkzaam is. In dit geval vermeldt de tewerkstellingsvergunning of het aanvullend document van de gecombineerde vergunning naast de omschrijving van de werkzaamheden de mogelijkheid van tewerkstelling bij andere werkgevers, de aard van de aldaar te verrichten werkzaamheden en een aanduiding van de plaats van de feitelijke tewerkstelling. De verplichting op grond van artikel 7 van de Wav om de aard van de werkzaamheden en de plaats van feitelijke tewerkstelling te vermelden op de tewerkstellingsvergunning of het aanvullend document van de gecombineerde vergunning is niet van toepassing als deze vergunning is verleend zonder toepassing van de aanwezigheid van aanbod (artikel 8, eerste lid, onder a, van de Wav), de verplichte vacaturemelding (artikel 8, eerste lid, onder b, van de Wav) toets aan wervingsinspanningen (artikel 8, eerste lid, onder c, van de Wav) en zonder toets op de aard van de werkzaamheden bij asielzoekers en werkstudenten.

Bij de toetsing op grond van de artikelen 8 en 9 van de Wav of de vacature voor vervulling door een vreemdeling in aanmerking komt, wordt uitgegaan van de werkzaamheden te verrichten bij de feitelijke werkgever. Alleen als het gaat om werkzaamheden die niet behoren tot de bedrijfseigen activiteiten van die werkgever vindt toetsing, of voldaan is aan de verplichte vacaturemelding en wervingsinspanningen, plaats bij de uitlenende werkgever. De te verlenen tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning is dan niet beperkt tot één project/inlenende onderneming. Of werkzaamheden behoren tot de bedrijfseigen activiteiten van een werkgever is veelal af te leiden uit de aard van het werk in relatie tot de aard en doelstelling van de onderneming van de werkgever.

Toetsing of voldaan is aan een marktconforme beloning (artikel 8, eerste lid, onder d, van de Wav) en het wettelijke minimumloon (artikel 8, eerste lid, onder f, van de Wav) vindt plaats bij de werkgever die verantwoordelijk is voor de beloning van de vreemdeling.

Artikel 3: Uitzondering eis tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning o.g.v. internationaal recht, voor zelfstandigen of categorieën van werkzaamheden

4. Overeenkomsten met andere mogendheden

Als op grond van een internationaal verdrag bij de tewerkstelling van een vreemdeling geen tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning mag worden verlangd, zal de betreffende vreemdeling steeds beschikken over een door de Minister van Veiligheid en Justitie of de Minister van Buitenlandse Zaken afgegeven legitimatiebewijs, waarop dit is aangetekend. Van de in dit verband relevante internationale verdragen is ter voldoening aan artikel 3, tweede lid, van de Wav in bijlage II een lijst opgenomen.

5. Zelfstandigen

Als een vreemdeling arbeid verricht als zelfstandige en voor die werkzaamheden als zelfstandige rechtmatig verblijf in Nederland heeft (artikel 8, onder a en b, van de Vreemdelingenwet 2000, hierna: Vw 2000), is geen tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning vereist. Bij de toelating tot Nederland is dan al getoetst of er met de toelating van de betreffende vreemdeling een voldoende Nederlands belang is gemoeid. Als werkgevers (opdrachtgevers, aannemers en onderaannemers) vreemdelingen die in hun vrije termijn of op basis van een visum rechtmatig in Nederland verblijven, arbeid als zelfstandige willen laten verrichten, is wel een tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning vereist. Daarbij is de normale toetsingsprocedure van toepassing, tenzij bij verdrag anders is bepaald.

Als een werkgever een tot Nederland toegelaten zelfstandige arbeid wil laten verrichten naast het werk als zelfstandige, is voor deze arbeid eveneens een tewerkstellingsvergunning vereist. Voor deze werkzaamheden wordt getoetst aan de vereisten van artikel 8 van de Wav, behalve aan artikel 8, eerste lid, onder f, van de Wav (volledig minimumloon). Wel dient de beloning marktconform te zijn.

6. Directeuren-aandeelhouders

(Groot)aandeelhouders van bedrijven die in het kader van hun bedrijfsuitvoering in Nederland arbeid willen verrichten zijn veelal te beschouwen als zelfstandigen, vanwege de positie die zij binnen de onderneming innemen. Voor zover zij een belang van 25% of meer in het bedrijf hebben, ondernemersrisico lopen en de hoogte van hun salaris direct kunnen beïnvloeden, vragen zij een vergunning tot verblijf als zelfstandige aan.

7. Uitgezonderde werkzaamheden

In het BuWav is bepaald dat geen tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning vereist is in geval van nauw omschreven werkzaamheden van vreemdelingen. Op grond van artikel 1, eerste lid, onder a, van het BuWav is een limitatief aantal incidentele werkzaamheden uitgezonderd van artikel 2 van de Wav. De aard van de werkzaamheden die in Nederland wordt verricht is incidenteel of kortdurend. Zie bijvoorbeeld artikel 1 van het BuWav waarin het houden van zakelijke besprekingen of het deelnemen aan sportwedstrijden zijn uitgezonderd van de tewerkstellingsvergunningplicht. Als de werkzaamheden van de vreemdeling niet vallen onder de vrijstellingen van het BuWav, zal steeds een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning vereist zijn.

Artikel 5: Advies gecombineerde vergunning

7a. Benodigde documenten die noodzakelijk zijn voor advies over gecombineerde vergunning

Bij het verzoek om advies aan het UWV inzake het verlenen, verlengen of intrekken van een gecombineerde vergunning voegt de IND op grond van artikel 3:7, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht alle relevante gegevens of documenten. Voor een goede vervulling van de adviestaak – van het UWV – als bedoeld in artikel 3:7, eerste lid, Awb en voor de goede uitvoering van de Wav (zie ook de wettelijke grondslag waarop deze ministeriele regeling tevens berust: artikel 22 van de Wav) is het noodzakelijk dat het UWV over alle relevante informatie/documenten (complete aanvraag) beschikt om advies te geven. Indien het UWV gegevens of inlichtingen vraagt van de werkgever, omdat deze volgens het UWV noodzakelijk zijn voor het uitbrengen van advies worden deze gegevens of inlichtingen kosteloos verstrekt aan het UWV.

7b. Termijn voor opstellen advies over gecombineerde vergunning

Het UWV heeft een termijn van vijf weken om advies te geven inzake het verlenen, verlengen of intrekken van een gecombineerde vergunning. De termijn van vijf weken start zodra het UWV het verzoek om advies en alle relevante gegevens of documenten, zoals bedoeld in paragraaf 7a, heeft ontvangen van de IND.

7c. Inhoud advies over gecombineerde vergunning

Indien het advies van het UWV inzake het verlenen of verlengen van een gecombineerde vergunning inhoudt dat aan alle voorwaarden van de Wav is voldaan (positief advies) bevat het advies de volgende gegevens:

  • naam en plaats van vestiging van de werkgever en andere identificerende gegevens van de werkgever;

  • brutomaandloon van de vreemdeling;

  • persoonsgegevens van de vreemdeling;

  • advies over de duur van de gecombineerde vergunning;

  • omschrijving van de aard (functie) en de plaats van de door de vreemdeling te verrichten arbeid;

  • beleidscategorieën.

Indien het advies van het UWV inzake het verlenen of verlengen van de gecombineerde vergunning inhoudt dat niet aan alle voorwaarden is voldaan (negatief advies) wordt door het UWV ook gemotiveerd waarom dit het geval is. Indien het UWV adviseert de gecombineerde vergunning in te trekken wordt door het UWV in dit advies ook gemotiveerd waarom geadviseerd wordt de vergunning in te trekken.

7d. Advies omtrent geldigheidsduur van gecombineerde vergunning

Voor een gecombineerde vergunning waarbij sprake is van een arbeidsmarkttoets adviseert het UWV over de begin- en einddatum van de tewerkstelling en is het advies niet langer dan een jaar geldig. Met deze termijn wordt aangesloten bij de duur van de verlening van een tewerkstellingsvergunning, die in artikel 11 Wav bepaald is op een jaar. Bij een gecombineerde vergunning waarbij niet hoeft te worden getoetst aan de arbeidsmarkt adviseert het UWV over de geldigheidsduur en de begin- en einddatum van de tewerkstelling. In dit geval is de geldigheidsduur maximaal drie jaar, zoals is bepaald in artikel 11, derde lid, van de Wav. De vreemdeling mag alleen arbeid verrichten gedurende de periode zoals opgenomen in het advies van UWV. Indien wordt verzocht om verlenging van de duur van de gecombineerde vergunning zal het UWV opnieuw advies worden gevraagd over het arbeidsgedeelte van de gecombineerde vergunning.

7f. Advies bij bezwaar/beroep gecombineerde vergunning

Op verzoek van de IND geeft het UWV in een bezwaar- of beroepschrift tegen het (niet) verlenen, verlengen of intrekken van een gecombineerde vergunning ondersteuning en advies over Wav gerelateerde aspecten.

Artikel 6: Aanvraag tewerkstellingsvergunning

8. Kwalificaties van de vreemdeling

Voor aanvragen die geschoold werk betreffen worden de diploma’s, getuigschriften en cv’s die aantonen dat aan de vereiste kwalificaties is voldaan, bij de vergunningaanvraag gevoegd. De waarde van de diploma’s wordt geverifieerd aan de hand van een door een deskundige instantie afgegeven verklaring met welk Nederland diploma of welke graad van vakbekwaamheid deze documenten vergelijkbaar zijn.

9. Gegevens op de tewerkstellingsvergunning

De tewerkstellingsvergunning vermeldt welke werkgever welke vreemdeling arbeid mag laten verrichten gedurende welke periode. Verder wordt onder meer de aard en plaats van de arbeid omschreven. De vergunning is – tenzij er sprake is van een situatie als bedoeld in paragraaf 3 – alleen geldig voor de situatie zoals vermeld op de tewerkstellingsvergunning. Als er een relevante wijziging optreedt in een van deze gegevens dient de werkgever in de regel een nieuwe tewerkstellingsvergunning aan te vragen die zal worden getoetst aan de Wav. De werkgever verstrekt de vreemdeling een kopie van de tewerkstellingsvergunning die ten behoeve van hem is verleend zodat ook de vreemdeling op de hoogte is van de voorwaarden waaronder een tewerkstellingsvergunning door het UWV is verleend.

Artikel 8, eerste lid: Dwingende weigeringsgronden

10. Prioriteitgenietend aanbod

Een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning wordt op grond van artikel 8, eerste lid, onder a, van de Wav geweigerd als voor de desbetreffende arbeidsplaats prioriteitgenietend aanbod op de arbeidsmarkt aanwezig is. Of er voldoende prioriteitgenietend aanbod aanwezig is, blijkt in eerste instantie uit de bestanden van het UWV zelf. Daarnaast zal het UWV ook andere beschikbare informatie gebruiken zoals van EURES, het Europese netwerk van arbeidsbureaus waarin gegevens over werkzoekenden op de Europese arbeidsmarkt wordt uitgewisseld of van bijvoorbeeld informatie van (internationale) uitzend- en detacheringsbureaus. Ook niet vergunningplichtige vreemdelingen in Nederland en uit de overige EER-landen of Zwitserland behoren tot het prioriteitgenietend aanbod. Het prioriteitgenietend aanbod is immers het aanbod van de zijde van Nederlanders en vreemdelingen, bedoeld in de artikelen 3, eerste lid, onder a, en 4, eerste lid, van de Wav.

Bij de aanvraag wordt nagegaan of deze weigeringgrond van toepassing is. Daarbij wordt niet alleen naar de aanwezigheid in de eigen vestigingsplaats of regio van de werkgever gekeken, maar ook naar de aanwezigheid in andere regio’s binnen Nederland en binnen de EER of Zwitserland. Toetsen aan het prioriteitgenietend aanbod betekent niet dat het UWV moet aantonen dat dit aanbod concreet voor de werkgever geschikt en beschikbaar is. Het is aan de werkgever om zelf actief dit aanbod te werven en te benaderen. Er is ook sprake van prioriteitgenietend aanbod indien werkzoekenden pas na een inwerkperiode of na enige scholing aan de functie-eisen voldoen. Als prioriteitgenietend aanbod aanwezig is, wordt geen vergunning verleend.

Ten aanzien van tewerkstelling in Chinees-Indische restaurants alsmede grillrooms, pizzeria’s, shoarma-zaken, koffie- en eethuizen en dergelijke zal een vergunning in de regel geweigerd worden als algemeen bedienend- of keukenpersoneel op de arbeidsmarkt aanwezig is.

Ook voor andere restaurants met een specifieke keuken zal getoetst worden of voor het bereiden van de specifieke gerechten met een korte opleiding kan worden volstaan, dan wel of eventuele specialiteiten ook door reeds beschikbaar personeel kunnen worden vervaardigd.

11. Voldoende inspanningen

Op grond van artikel 8, eerste lid, aanhef, onder c, van de Wav wordt een aanvraag voor een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning afgewezen, als de werkgever niet kan aantonen voldoende inspanningen te hebben gepleegd om prioriteitgenietend aanbod te werven. Van de werkgever wordt verwacht dat hij alle mogelijkheden benut om aan voldoende niet-vergunningplichtig personeel te komen. De werkgever zal onder meer in verschillende media de vacature bekend moeten maken. Dit is afhankelijk van hetgeen in de bedrijfstak gebruikelijk is en afhankelijk van de aard van de functie. Verder kan hierbij gedacht worden aan het benaderen door de werkgever van (internationale) uitzend- en detacheringsbureaus en bureaus voor werving en selectie om te zorgen dat de vacature wordt vervuld met prioriteit genietend aanbod. De werkgever toont bij de aanvraag bij het UWV zijn werving aan en doet verslag van de resultaten van de werving. Het UWV kan deze informatie verifiëren.

Er is in ieder geval sprake van onvoldoende inspanningen als een werkgever zonder ernstige redenen niet of niet volledig deelneemt aan gezamenlijke of door het UWV georganiseerde wervings- of scholingsprojecten in zijn branche gericht op het bevorderen van de aanwezigheid van prioriteitgenietend aanbod. Ook als de werkgever geen wervingsinspanningen via het EURES-systeem in andere landen van de EER of Zwitserland heeft verricht, of vergelijkbare inspanningen heeft gedaan om binnen de EER of Zwitserland arbeidskrachten te werven, wordt een tewerkstellingsvergunning op grond van dit artikel geweigerd.

Indien er sprake is van aanneming van werk, waaronder de overeenkomst om een opdracht te verrichten, waarbij bedrijven met vreemdelingen in dienst een opdracht uitvoeren, zal de opdrachtgever dienen aan te tonen dat er in Nederland/de EER en Zwitserland geen bedrijven zijn die op marktconforme wijze met prioriteitgenietend aanbod de opdracht zouden kunnen uitvoeren.

12. Gebreken in de arbeidsvoorwaarden, -omstandigheden en -verhoudingen

Op grond van artikel 8, eerste lid, aanhef, onder d, van de Wav wordt een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning geweigerd, als de geboden beloning lager is dan de gebruikelijke beloning voor dezelfde of een vergelijkbare functie. Bovendien liggen de arbeidsomstandigheden, arbeidsvoorwaarden en arbeidsverhoudingen minimaal op het niveau dat wettelijk vereist is of in de bedrijfstak gebruikelijk is. De werkgever is dus verplicht om een marktconform loon of CAO-loon te betalen. Ook indien in het buitenland gevestigde werkgevers in Nederland werkzaamheden laten verrichten door vreemdelingen, worden de vreemdelingen naar Nederlandse maatstaven marktconform beloond, ongeacht de nationaliteit van de vreemdeling. De kosten van werving en scholing verband houdende met het verrichten van arbeid in Nederland, zijn voor rekening van de werkgever en mogen niet worden ingehouden op het loon van de vreemdeling. De kosten van vervoer naar Nederland die moeten worden gemaakt door de vreemdeling in verband met zijn (tijdelijke) verblijf in Nederland komen eveneens voor rekening van de werkgever. Indien uit de aanvraag blijkt dat de werkgever de kosten van vervoer in rekening brengt bij de vreemdeling wordt de aanvraag voor tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning afgewezen.

Ook indien in de arbeidsvoorwaarden gebreken bestaan, zoals het ontbreken van een adequate vergoeding voor de te maken vervoers- of logieskosten bij tijdelijke verplaatsingen, of als de secundaire arbeidsvoorwaarden slechter zijn dan gebruikelijk is, wordt de vergunning geweigerd. Als sprake is van gebreken in de arbeidsomstandigheden wordt de vergunning eveneens geweigerd. Gebreken in de arbeidsverhoudingen kunnen onder andere blijken uit een ongebruikelijk hoog verloop bij de werkgever of het niet voldoen aan bepalingen uit de arbeidswetgeving.

13. Verblijfsvergunning

Alvorens een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning kan worden afgegeven verklaart de werkgever dat een verblijfsvergunning voor het verrichten van arbeid is aangevraagd. Met een verblijfsvergunning kan worden gelijkgesteld een machtiging tot voorlopig verblijf als bedoeld in artikel 1a van de Vw 2000. Bij arbeid met een duur van maximaal 12 weken dient de werkgever in geval van visumplichtige vreemdelingen te verklaren dat het visum is of zal worden aangevraagd. In het geval van werknemers die woonachtig zijn in een ander EER-land of Zwitserland en die in dat land een legaal verblijfsrecht hebben en werken in Nederland overlegt de werkgever een bewijsstuk van dit verblijfsrecht.

In geval van studenten die arbeid van bijkomende aard willen verrichten, als beschreven in paragraaf 33, verklaart de werkgever dat de vreemdeling beschikt over een bewijs van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, verleend onder de beperking verband houdende met het volgen van studie. Als er twijfel bestaat over het in het bezit zijn van een verblijfsvergunning dan wel de aanvraag van de verblijfsvergunning of het visum kan het UWV de werkgever alsnog om een nader bewijsstuk verzoeken.

14. Minimumloon

In artikel 8, eerste lid, aanhef, onder f, van de Wav is bepaald dat een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning wordt geweigerd als de vreemdeling met de desbetreffende arbeid minder verdient dan het wettelijk minimummaandloon. Bij deeltijdarbeid en werk voor kortere perioden dan een maand kunnen twee situaties worden onderscheiden:

  • a. aanvragen voor een vergunning voor deeltijdarbeid komen slechts voor inwilliging in aanmerking als de totale beloning ten minste het wettelijk minimummaandloon bedraagt voor een voltijds baan;

  • b. Aanvragen voor een vergunning voor kortere perioden dan een maand, ongeacht het aantal uren dat arbeid wordt verricht, komen uitsluitend voor inwilliging in aanmerking als de beloning ten minste het wettelijk minimumloon bedraagt naar rato van het aantal gewerkte dagen.

Uitzonderingen op de regel dat het minimumloon moet worden uitbetaald zijn uitsluitend mogelijk als dit op grond van artikel 8, tweede lid en derde lid, onder b en c, van de Wav is toegestaan.

15. Geen vergunning voor het verrichten van seksuele handelingen

In artikel 3 van het BuWav is bepaald dat voor werkzaamheden geheel of ten dele bestaande uit het verrichten van seksuele handelingen met derden of voor derden een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning wordt geweigerd. Onder deze dwingende weigeringsgrond worden alle werkzaamheden begrepen waarvan het niet ongebruikelijk is dat het verrichten van seksuele handelingen of het verlenen van seksuele diensten daarvan onderdeel uitmaakt.

16. Werknemers in de sportsector

Ook ten aanzien van werknemers in de sportsector geldt het restrictieve toelatingsbeleid. Alleen voor het incidenteel in Nederland deelnemen aan een wedstrijd door personen die hun hoofdverblijf buiten Nederland hebben, is in artikel 1, eerste lid, van het BuWav een uitzondering gemaakt, evenals voor het incidenteel onbeloond deelnemen aan proeftrainingen voetbal in het kader van een sollicitatieprocedure.

Vacaturevervulling door het prioriteitgenietend aanbod uit Nederland en bij de EER-landen of Zwitserland is alleen in uitzonderlijke gevallen niet mogelijk. Een dergelijk uitzonderlijk geval doet zich normaliter uitsluitend voor in de hoogste competitieafdeling van de betreffende tak van sport.

In lagere klassen zal vergunningverlening aan spelers van buiten Nederland en buiten de EER-landen of Zwitserland aangesloten landen slechts bij hoge uitzondering mogelijk zijn, omdat in de regel vervulling binnen het prioriteitgenietend aanbod mogelijk is, hetzij via doorstroming uit de amateursport en jeugdopleidingen, hetzij door aanwerving van spelers uit de hoogste competitieklasse in Nederland of uit andere landen binnen de EER en Zwitserland.

De geboden beloning zal steeds in overeenstemming zijn met wat topsporters in de betreffende sport verdienen.

Een tewerkstellingvergunning voor beroepssporters zal daarom in de regel worden geweigerd:

  • a. als het een arbeidsplaats in een lagere dan de hoogste afdeling van de betreffende sportbond betreft;

  • b. als de beloning niet marktconform is. Hierbij wordt de waarde van gebruikelijke transfersommen verdisconteerd. Van het ontbreken van een marktconforme beloning zal doorgaans sprake zijn als de beloning lager is dan de gebruikelijke beloning voor spelers die behoren tot de top 20% in de hoogste afdeling van de betreffende tak van sport, en

  • c. als het een speler betreft die niet direct voorafgaande aan de tewerkstelling op geregelde basis heeft deelgenomen aan een competitie die ten minste even sterk is als de hoogste afdeling van de Nederlandse competitie of die niet op andere wijze, zoals door deelname aan wereldkampioenschappen, heeft bewezen over ten minste vergelijkbare kwaliteiten te beschikken.

Indien het een verblijf van langer dan drie maanden betreft gelden de bovengenoemde voorwaarden ook voor het advies over het verlenen of verlengen van de gecombineerde vergunning.

17. Beroepsvoetballers

Voor beroepsvoetballers geldt hetgeen in de vorige paragraaf is opgenomen onverkort. Daarnaast wordt bij het betaalde voetbal ook de eerste divisie gerekend tot de hoogste competitieafdeling.

Bij een verblijf van korter dan drie maanden wordt een tewerkstellingsvergunning verleend zonder arbeidsmarkttoets als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. voor een marktconforme beloning in het betaald voetbal bedraagt de gegarandeerde beloning tenminste 150% van de gemiddelde beloning in de Eredivisie in het voorgaande seizoen inclusief de premies, die afhankelijk zijn van het in dat seizoen behaalde resultaat van de club die de tewerkstellingsvergunning aanvraagt. Voor spelers in de leeftijdsgroep van 18 tot 20 jaar is in de regel sprake van een marktconforme beloning als de gegarandeerde beloning tenminste 75% van de vorenbedoelde gemiddelde beloning in de Eredivisie bedraagt, en

  • b. als het een speler betreft die niet direct voorafgaande aan de tewerkstelling op geregelde basis heeft deelgenomen aan een competitie die ten minste even sterk is als de hoogste afdeling van de Nederlandse competitie of die niet op andere wijze, zoals door deelname aan wereldkampioenschappen, heeft bewezen over tenminste vergelijkbare kwaliteiten te beschikken.

De duur van de tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning voor deze groep is maximaal drie jaar.

Indien het een verblijf van langer dan drie maanden betreft gelden de bovengenoemde voorwaarden ook voor het advies over het verlenen of verlengen van de gecombineerde vergunning.

Artikel 8, derde lid: Uitzonderingen op dwingende weigeringsgronden

18. Afwijking van verplichte vacaturemelding

Afwijking van de verplichte vacaturemelding (artikel 8, eerste lid, onder b, van de Wav) kan in individuele gevallen slechts plaatsvinden in geval er sprake is van buitengewone omstandigheden die een spoedige vervulling van de arbeidsplaats noodzakelijk maken en die niet door de werkgever waren te voorzien of door hem te beïnvloeden waren. De toepassing van deze uitzonderingsmogelijkheid beperkt zich tot duidelijke gevallen van overmacht. Afwijking van de verplichting in artikel 8, eerste lid, onder b, Wav kan ook plaatsvinden indien het UWV voor ommekomst van de termijn van vijf weken heeft vastgesteld dat er voor de desbetreffende arbeidsplaats geen prioriteitgenietend aanbod aanwezig is. Het UWV kan eveneens in individuele gevallen afwijken van de verplichte vacaturemelding als vanwege het zeer specifieke karakter van de werkzaamheden en de duur van de tijdelijke werkzaamheden het duidelijk is dat prioriteitgenietend arbeidsaanbod voor de desbetreffende functie niet beschikbaar is. Ook kan het UWV in individuele gevallen afwijken van de termijn zoals genoemd in artikel 8, eerste lid, onder b, van de Wav. Bij deze uitzonderingsmogelijkheid zal meegewogen worden de mate van werving van de werkgever en de resultaten hiervan. Het UWV kan met betrekking tot bepaalde categorieën functies besluiten dat de verplichte vacaturemelding gedurende een termijn van maximaal één jaar achterwege blijft, als zij van oordeel is dat prioriteitgenietend aanbod niet bij het UWV als werkzoekende is geregistreerd of op korte termijn geregistreerd zal worden. Na afloop van deze termijn beslist het UWV of een nieuwe termijn van maximaal één jaar, waarin de verplichte vacaturemelding achterwege blijft, gesteld kan worden.

19. Docenten in het internationale onderwijs

Voor docenten in het internationale onderwijs (buitenlandse nationale scholen) kan een tewerkstellingsvergunning worden verleend zonder toets aan artikel 8, eerste lid, onder a, b en c, van de Wav met een maximale duur van drie jaar. Bij een verblijf van langer dan drie maanden geldt hetzelfde voor het advies over het verlenen of verlengen van de gecombineerde vergunning. Het gaat hier om docenten die benodigd zijn om specifiek volgens het schoolsysteem van een buitenlands onderwijssysteem onderwijs te geven en daarin ook zijn opgeleid in het land van herkomst van het buitenlandse onderwijssysteem.

19a. Tijdelijke tewerkstelling van koks ten behoeve van de Aziatische horeca

Voor vreemdelingen die als kok in de Aziatische horeca tijdelijk arbeid gaan verrichten kan een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning worden verleend zonder toets aan artikel 8, eerste lid, onder a, b en c, van de Wav. Afwijking in het kader van internationale handelscontacten van artikel 8, eerste lid, onder a, b en c, van de Wav vindt plaats onder de voorwaarde dat de aanvraag en de daarin opgenomen wervingsinspanningen, verplichtingen en het totaal van het aantal verleende vergunningen in een bepaald tijdsvak voldoen aan de voorwaarden die zijn overeengekomen in het convenant Aziatische Horeca. Het convenant voldoet aan de in paragraaf 38 opgenomen voorwaarden. Een vergunning wordt in afwijking van artikel 11, derde lid, van de Wav verleend voor de maximale duur van een jaar. Deze paragraaf in combinatie met het convenant geeft werkgevers in de Aziatische horeca de mogelijkheid om gedurende de looptijd van deze paragraaf tijdelijk gekwalificeerde koks aan te nemen van buiten de EER en Zwitserland in functieniveau 4 tot en met 6, zoals gehanteerd door de sector en zoals genoemd in een bijlage bij het convenant. Een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning kan na een herhaalde aanvraag alleen worden verleend als de werkgever heeft aangetoond in het eerste jaar aan alle voorwaarden met betrekking tot scholing, opleiding en duurzame dienstverbanden te hebben voldaan. De voorwaarden van het convenant zijn gericht op het binnen redelijke termijn realiseren van voldoende prioriteitsgenietend aanbod om vacatures van koks in de Aziatische horeca te vervullen. Mocht de werkgever of de sector niet voldoen aan de verplichtingen die in het convenant zijn opgenomen dan kan de tewerkstellingsvergunning of de gecombineerde vergunning worden geweigerd of ingetrokken op grond van artikel 9, eerste lid, onder c, en artikel 13 van de Wav.

Het maximaal aantal tewerkstellingsvergunningen dat tezamen met gecombineerde vergunningen kan worden verleend bedraagt van:

  • a. 1 oktober 2014 tot en met 31 maart 2015: 900;

  • b. 1 april 2015 tot en met 30 september 2015: 750;

  • c. 1 oktober 2015 tot en met 31 maart 2016: 750;

  • d. 1 april 2016 tot en met 30 september 2016: 750.

Bij het bereiken van het maximum van het aantal verleende vergunningen wordt getoetst aan artikel 8, eerste lid, onder a, b en c, van de Wav.

Voor deze aanvragen geldt derhalve ook de toets aan paragraaf 10.

20. Geestelijk bedienaren: voorgangers

Indien een gecombineerde vergunning wordt aangevraagd ten behoeve van de tewerkstelling van de vreemdeling die als voorganger van de eredienst arbeid verricht bij een kerkgenootschap of een ander genootschap op geestelijke of levensbeschouwelijke grondslag (hierna te noemen: een religieuze of levensbeschouwelijke organisatie), geeft het UWV een advies aan de IND over het verlenen of verlengen van de gecombineerde vergunning. De gecombineerde vergunning wordt verleend of verlengd zonder toets aan artikel 8, eerste lid, onder a en b en c, van de Wav, indien voor het verrichten van die arbeid een specifieke opleiding, kennis of ervaring is vereist en die arbeid van wezenlijk belang is voor de eredienst of het functioneren van de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie. De duur van de gecombineerde vergunning voor deze groep is maximaal drie jaar.

Indien een tewerkstellingsvergunning wordt aangevraagd ten behoeve van de tewerkstelling van de vreemdeling die als voorganger van de eredienst arbeid verricht bij een kerkgenootschap of een ander genootschap op geestelijke of levensbeschouwelijke grondslag, wordt de tewerkstellingsvergunning door het UWV verleend zonder toets aan artikel 8, eerste lid, onder a en b en c, van de Wav, indien voor het verrichten van die arbeid een specifieke opleiding, kennis of ervaring is vereist en die arbeid van wezenlijk belang is voor de eredienst of het functioneren van de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie.

21. Geestelijk bedienaren: kloosterlingen en zendelingen

Indien een gecombineerde vergunning wordt aangevraagd ten behoeve van een kloosterling of zendeling geeft het UWV een advies aan de IND over het verlenen of verlengen van de gecombineerde vergunning. De gecombineerde vergunning wordt verleend of verlengd zonder toepassing van artikel 8, eerste lid, onder a, b, c, d en f, van de Wav indien voldaan wordt aan de navolgende voorwaarden:

  • a. de werkzaamheden die de vreemdeling ten behoeve van de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie verricht, zijn noodzakelijk om de doelstelling van de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie te verwezenlijken en komen direct voort uit het zijn van kloosterling of zendeling;

  • b. er is geen sprake van een dienstbetrekking met die religieuze of levensbeschouwelijke organisatie;

  • c. in de statuten van de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie is het afleggen van de gelofte van armoede voorgeschreven, en

  • d. de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie toont schriftelijk aan dat de betrokken geestelijk bedienaar de gelofte van armoede ook daadwerkelijk heeft afgelegd.

In het geval dat het afleggen van de gelofte van armoede niet in de statuten is voorgeschreven geldt – indien de werkzaamheden die de geestelijk bedienaar ten behoeve van de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie verricht, noodzakelijk zijn om de doelstelling van de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie te verwezenlijken en er geen sprake is van een dienstbetrekking met die religieuze of levensbeschouwelijke organisatie – de vrijstelling van artikel 8, eerste lid, onder a, b en c en f, van de Wav slechts indien:

  • a. de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie waartoe de geestelijk bedienaar behoort schriftelijk aantoont dat de geestelijk bedienaar geen beroep zal doen op de algemene middelen, omdat hij gedurende zijn verblijf in Nederland maandelijks over middelen beschikt die ten minste gelijk zijn aan het volledige minimummaandloon, bedoeld in artikel 8, onder a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, dan wel

  • b. de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie waartoe de geestelijk bedienaar behoort aantoont dat de geestelijk bedienaar geen beroep zal doen op de algemene middelen, omdat de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie zorg zal dragen voor de kosten van levensonderhoud, inwoning en alle noodzakelijke verzekeringen van de geestelijk bedienaar en dat die kosten per maand ten minste gelijk zijn aan het volledige minimummaandloon, bedoeld in artikel 8, onder a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. De duur van de gecombineerde vergunning voor deze groep is maximaal drie jaar.

Indien een tewerkstellingsvergunning wordt aangevraagd ten behoeve van een kloosterling of zendeling wordt de tewerkstellingsvergunning door het UWV verleend zonder toepassing van artikel 8, eerste lid, onder a, b, c, d en f van de Wav indien voldaan wordt aan de navolgende voorwaarden:

  • a. de werkzaamheden die de vreemdeling ten behoeve van de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie verricht, zijn noodzakelijk om de doelstelling van de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie te verwezenlijken en komen direct voort uit het zijn van kloosterling of zendeling;

  • b. er is geen sprake van een dienstbetrekking met die religieuze of levensbeschouwelijke organisatie;

  • c. in de statuten van de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie is het afleggen van de gelofte van armoede voorgeschreven; en

  • d. de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie toont schriftelijk aan dat de betrokken geestelijk bedienaar de gelofte van armoede ook daadwerkelijk heeft afgelegd.

In het geval dat het afleggen van de gelofte van armoede niet in de statuten is voorgeschreven geldt – indien de werkzaamheden die de geestelijk bedienaar ten behoeve van de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie verricht, noodzakelijk zijn om de doelstelling van de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie te verwezenlijken en er geen sprake is van een dienstbetrekking met die religieuze of levensbeschouwelijke organisatie – de vrijstelling van artikel 8, eerste lid, onder a, b en c en f van de Wav slechts indien:

  • a. de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie waartoe de geestelijk bedienaar behoort schriftelijk aantoont dat de geestelijk bedienaar geen beroep zal doen op de algemene middelen, omdat hij gedurende zijn verblijf in Nederland maandelijks over middelen beschikt die ten minste gelijk zijn aan het volledige minimummaandloon, bedoeld in artikel 8, onder a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, dan wel

  • b. de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie waartoe de geestelijk bedienaar behoort aantoont dat de geestelijk bedienaar geen beroep zal doen op de algemene middelen, omdat de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie zorg zal dragen voor de kosten van levensonderhoud, inwoning en alle noodzakelijke verzekeringen van de geestelijk bedienaar en dat die kosten per maand ten minste gelijk zijn aan het volledige minimummaandloon, bedoeld in artikel 8, onder a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.

22. Monteren en repareren van door buitenlandse bedrijven geleverde apparatuur

In artikel 8, derde lid, van de Wav is bepaald dat ten behoeve van de bevordering van internationale handelscontacten afwijking mogelijk is van artikel 8, eerste lid, onder a, b en c, van de Wav. Deze afwijking wordt toegepast in het geval van het door een vreemdeling laten monteren of repareren van door zijn, buiten Nederland gevestigde, werkgever geleverde werktuigen, machines of apparatuur, dan wel het installeren en aanpassen van zijn, buiten Nederland gevestigde, werkgever geleverde software of uit het instrueren in het gebruik daarvan, voor zover artikel 1, eerste lid, onder a, van het BuWav niet van toepassing is. De totale waarde van de geleverde arbeid, gemeten naar in Nederland gebruikelijk (CAO-)loonniveau is niet groter is dan de waarde van de geleverde goederen. Voorwaarde is bovendien dat de goederen gefabriceerd zijn in het land waaruit ook het personeel afkomstig is en dat werknemers reeds meer dan een jaar in vaste dienst zijn van de leverancier van de goederen. De werknemers beschikken over specifieke kennis die benodigd is om de levering van de goederen die reeds gereed zijn, af te ronden, zodat de afnemer er mee kan werken. Het UWV kan bij twijfel vragen om de overeenkomst van levering in het Nederlands of Engels. Alle met de levering samenhangende werkzaamheden bedragen maximaal één jaar. Bij verblijf korter dan drie maanden kan een tewerkstellingsvergunning worden verleend zonder toepassing van artikel 8, eerste lid, onder a, b, c, van de Wav voor de periode die benodigd is voor de werkzaamheden die samenhangen met de levering van de goederen en voor een aantal werknemers dat hiervoor is benodigd met een maximum van één jaar. Indien de vreemdeling langer dan drie maanden, maar korter dan één jaar in Nederland verblijft geldt hetzelfde voor het advies over het verlenen of verlengen van de gecombineerde vergunning.

Indien de werkzaamheden langer dan één jaar duren dan is deze paragraaf niet van toepassing en zal een vergunning met toets aan alle gronden van artikel 8, eerste lid, van de Wav benodigd zijn.

23. Inspectie en opleiding in verband met levering van goederen door buitenlandse onderneming

In artikel 8, derde lid, van de Wav is bepaald dat ten behoeve van de bevordering van internationale handelscontacten afwijking mogelijk is van artikel 8, eerste lid, onder a, b en c van de Wav.

Deze afwijking wordt toegepast in geval het ten behoeve van de levering van goederen door een in Nederland gevestigd bedrijf noodzakelijk is dat:

  • a. de afnemer van die goederen de desbetreffende goederen voorafgaand aan de feitelijke levering laat controleren, certificeren, inspecteren dan wel anderszins laat onderzoeken door personen afkomstig uit het land van de afnemer of in dienst van de afnemer; of

  • b. specifieke kennis of ervaring aan personen in dienst van de afnemer wordt doorgegeven, die voor de afnemer nodig is om met de geleverde goederen te kunnen werken.

De duur van de periode van tewerkstelling van de vreemdeling is niet langer dan noodzakelijk, maar maximaal één jaar en de werkzaamheden worden uitgevoerd met behulp van een aantal vreemdelingen dat niet hoger is dan noodzakelijk. Het inschakelen van de desbetreffende personen is noodzakelijk voor het uitvoeren van de desbetreffende werkzaamheden dan wel voor werkzaamheden die in verband met de uitvoering van die werkzaamheden noodzakelijk zijn.

24. Overplaatsing van personeel

Voor vreemdelingen die door hun internationale werkgever tijdelijk naar Nederland worden overgeplaatst (intra corporate transferees), wordt afgeweken van artikel 8, eerste lid, onder a, b en c, van de Wav.

Deze afwijking wordt toegepast voor drie categorieën intra corporate transferees die naar Nederland worden gezonden binnen een groot zelfstandig op winst gericht bedrijf of complex van bedrijven. Het UWV stelt met betrekking tot de grootte van het bedrijf of complex van bedrijven een omzetcriterium vast. Het gaat om de volgende categorieën werknemers:

  • a. Sleutelpersoneel

    Onder een sleutelpositie wordt verstaan een leidinggevende of specialistische functie op ten minste HBO-niveau met een bruto-maandsalaris dat ten minste gelijk is aan dat van de kennismigrant van dertig jaar of ouder, genoemd in artikel 1d, eerste lid, onder a, sub 1°, van het BuWav. De duur van de tewerkstellingsvergunning bedraagt maximaal drie jaar. Voor vreemdelingen die als directeur-grootaandeelhouder een leidinggevende positie binnen een Nederlandse vestiging willen gaan innemen, wordt in acht genomen wat in paragraaf 6 ter zake is vermeld;

  • b. Trainees

    Vreemdelingen die als trainee worden tewerkgesteld, als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • 1. de trainee beschikt over een diploma op HBO- of universitair niveau;

    • 2. er wordt een trainee-programma overgelegd waaruit de noodzaak van tewerkstelling in Nederland blijkt;

    • 3. in dit trainee-programma zijn de leerdoelen geformuleerd;

    • 4. de beloning bedraagt een bruto-maandsalaris dat ten minste gelijk is aan dat van de kennismigrant van jonger dan dertig jaar, genoemd in artikel 1d, eerste lid, onder a, sub 1, van het BuWav, en

    • 5. de periode van tewerkstelling bedraagt maximaal drie jaar;

  • c. Specialisten

    Werknemers die naar Nederland worden overgeplaatst in verband met de overdracht van specifieke kennis en technieken, voor zover de tewerkstelling van deze vreemdelingen in Nederland de duur van drie jaar niet overschrijdt en de vreemdelingen beschikken over een diploma op ten minste HBO- of universitair niveau. De beloning bedraagt een bruto-maandsalaris dat ten minste gelijk is aan dat van de kennismigrant van dertig jaar of ouder, genoemd in artikel 1d, eerste lid, onder a, sub 1°, van het BuWav.

Handels- en associatieakkoorden bevatten vaak specifieke bepalingen voor de toelating van deze drie categorieën werknemers waaraan andere voorwaarden verbonden zijn dan aan deze bovenstaande nationale uitvoeringsvoorschriften. Zie hiervoor onderdeel B van deze uitvoeringsregels.

25. Vestiging kleinere bedrijven

Ten behoeve van het starten, wijzigen of uitbreiden van bedrijfsactiviteiten wordt alleen een tewerkstellingsvergunning afgegeven, als uit een door een deskundige instantie opgesteld ondernemingsplan blijkt dat deze bedrijfsactiviteiten en de onderneming voldoende levensvatbaar en economisch haalbaar zijn. In dat geval kan ten aanzien van een vreemdeling die binnen het bedrijf een sleutelpositie heeft, worden afgeweken van artikel 8, eerste lid, onder a, b en c, van de Wav. De tewerkstellingsvergunning wordt eerst voor een jaar verleend, zodat na afloop van dat jaar kan worden bekeken of de bedrijfsactiviteiten nog plaatsvinden en aangetoond kan worden dat deze levensvatbaar is. Er wordt aangetoond dat het verblijf van het sleutelpersoneel in Nederland ook daadwerkelijk noodzakelijk is voor het starten, wijzigen of uitbreiden van bedrijfsactiviteiten. De beloning van het sleutelpersoneel is marktconform. Op grond van artikel 11, derde lid, van de Wav kan een tewerkstellingsvergunning voor maximaal drie jaar worden verleend. Het UWV stelt nadere regels vast over de inhoud van het ondernemingsplan.

26. Sleutelpersoneel van non-profit organisaties

Ten behoeve van de tewerkstelling van sleutelpersoneel kan voor maximaal drie jaar van grote internationaal georiënteerde non-profit organisaties worden afgeweken van artikel 8, eerste lid, onder a, b en c, van de Wav. Het UWV stelt met betrekking tot de grootte van de internationaal georiënteerde non-profitorganisaties een criterium vast. Onder sleutelpersoneel wordt in dit verband verstaan: vreemdelingen in leidinggevende of specialistische functies op ten minste HBO-niveau, die voor de organisatie van direct belang zijn vanwege de internationale activiteiten van de organisatie. De beloning van het sleutelpersoneel is marktconform.

27. Kort verblijf kennismigranten

In het kader van de bevordering van de internationale handelscontacten kan worden afgeweken van artikel 8, eerste lid, onder a, b en c, van de Wav ten behoeve van vreemdelingen die maximaal 3 maanden binnen een periode van zes maanden arbeid verrichten voor een werkgever die als erkend referent is toegelaten tot de kennismigrantenprocedure en:

  • a. op grond van hun nationaliteit:

    • 1. geen visum nodig hebben;

    • 2. een visum voor kort verblijf nodig hebben; of

    • 3. een visum voor lang verblijf (D-visum) hebben dat is afgegeven door een ander Schengenland;

  • b. van wie het overeengekomen vaste, naar tijdruimte en in geld vastgestelde loon als vergoeding voor zijn arbeid dat hij van de werkgever ontvangt ten minste overeenkomt met het inkomenscriterium genoemd in artikel 1d, eerste lid, onder a, onder 1, van het BuWav en dat marktconform is, en

  • c. die een functie zal bekleden waarvan aangenomen kan worden dat het om een kenniswerker gaat, zoals een specialistische functie, een sleutelfunctie, een wetenschappelijke functie of een leidinggevende functie.

28. In Nederland werkzame kennismigranten die woonachtig zijn in een andere EER-lidstaat of Zwitserland

Ten aanzien van vreemdelingen die in Nederland werkzaam, maar woonachtig zijn in een andere EER-lidstaat of Zwitserland wordt afgeweken van artikel 8, eerste lid, onder a, b en c, van de Wav als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de vreemdeling is in het bezit van een verblijfsvergunning in het land waar hij feitelijk woonachtig is;

  • b. de vreemdeling verblijft op het moment van de twv-aanvraag reeds feitelijk in het andere land, of hij heeft daar een feitelijk woonadres;

  • c. de werkgever is erkend referent voor arbeid;

  • d. de duur van de te verrichten arbeid is drie maanden of langer;

  • e. het salaris dat de vreemdeling verdient, voldoet aan het inkomenscriterium genoemd in artikel 1d, eerste lid, onder a, onder 1, van het BuWav en is marktconform.

De werkgever is verplicht het UWV te informeren als de vreemdeling zijn of haar verblijfstitel in het land waar hij woonachtig is verliest, de tewerkstellingsvergunning wordt dan ingetrokken.

29. Asielzoekers

In afwijking van artikel 8, eerste lid, onder a, b, c, f en h, van de Wav mag een vreemdeling die een verblijfsvergunning asiel, bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000, heeft aangevraagd en deze aanvraag blijkens een verklaring van de Minister van Veiligheid en Justitie tenminste zes maanden in behandeling is en de vreemdeling op basis van artikel 8, onderdelen f of h, van de Vw 2000 rechtmatig in Nederland verblijft, arbeid verrichten.

De vreemdeling mag binnen een tijdsbestek van 52 weken vanaf de aanvang van de werkzaamheden een arbeidsperiode van in totaal 24 weken niet overschrijden en de in de vergunningsaanvraag bedoelde werkzaamheden zullen onder marktconforme voorwaarden worden verricht. Conform artikel 2a, eerste lid, onder c, van het BuWav is in de arbeidsperiode van in totaal 24 weken ten hoogste een arbeidsperiode van 14 weken gelegen, waarin werkzaamheden worden verricht als artiest, musicus, filmmedewerker of in de vorm van technische ondersteuning van optredens van een artiest of musicus.

De vreemdeling die een verblijfsvergunning asiel als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 (asielaanvraag) heeft aangevraagd is overeenkomstig artikel 2a, eerste lid, onder a, van het BuWav in het bezit van een verklaring van de Minister van Veiligheid en Justitie. Deze verklaring heeft betrekking op de categorie asielzoekers aan wie met toepassing van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (RvA 2005) door het Centraal orgaan opvang asielzoekers (COA) opvang wordt geboden.

Bovenvermelde verklaring van de Minister van Veiligheid en Justitie houdt tenminste het volgende in:

  • a. aan de vreemdeling wordt met toepassing van de RvA 2005 opvang geboden;

  • b. de asielaanvraag is tenminste zes maanden in behandeling;

  • c. de vreemdeling verblijft op grond van artikel 8, onderdelen f of h, van de Vw 2000 rechtmatig in Nederland.

De Minister van Veiligheid en Justitie baseert zich op informatie van het COA.

UWV zal als door een werkgever een tewerkstellingsvergunning ten behoeve van een vreemdeling is aangevraagd de verklaring van de Minister van Veiligheid en Justitie kunnen opvragen bij het COA.

30. Stagiairs MBO, HBO en universitair

Voor vreemdelingen die voor korter dan drie maanden arbeid verrichten die noodzakelijk is ter voltooiing van hun opleiding in het buitenland -in de regel in het laatste jaar van hun studie- kan een tewerkstellingsvergunning worden verleend zonder toepassing van artikel 8, eerste lid, onder a, b, c en d en f, van de Wav. Bij een verblijf van langer dan drie maanden, maar korter dan één jaar, geldt hetzelfde voor het advies over het verlenen of verlengen van de gecombineerde vergunning. Voorwaarde voor toepassing van deze uitzonderingsmogelijkheid is dat deze stagiaires reeds een voldoende vakgerichte basisopleiding hebben gevolgd in hun land waar zij hun hoofdverblijf hebben.

Voor deze stages blijkt uit een door de desbetreffende onderwijsinstelling afgegeven verklaring dat de stage een noodzakelijk onderdeel uitmaakt van het onderwijsprogramma. Tevens wordt een gefaseerd stageprogramma overgelegd, afgegeven door de onderwijsinstelling, waaruit blijkt wat de inhoud van de stage is. Het aantal stagiairs per werkgever blijft beperkt tot 10% van het vaste personeelsbestand, met een minimum van 2 stagiairs. Deze beperking is niet van toepassing op vreemdelingen die beschikken over een W-document.

De stagiair beschikt, met inbegrip van de stagevergoeding, over een inkomen dat niet lager mag zijn dan 50% van het minimum(jeugd)loon, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onder a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. Hierbij wordt rekening gehouden met eigen middelen, zoals beurzen. In verband met een toets op de stagevergoeding dient door de werkgever een afschrift van de stageovereenkomst te worden overlegd, met daarin opgenomen de te verstrekken stagevergoeding aan de stagiair.

30a. Stagiairs in het kader van het Young Workers Exchange Program

Voor vreemdelingen die voor korter dan drie maanden arbeid verrichten in het kader van het Young Workers Exchange Program kan een tewerkstellingsvergunning worden verleend zonder toepassing van artikel 8, eerste lid, onder a, b, c en d en f, van de Wav. Bij een verblijf van langer dan drie maanden, maar korter dan één jaar, geldt hetzelfde voor het advies over het verlenen van de gecombineerde vergunning. De voorwaarden voor deze uitzonderingsmogelijkheid zijn:

  • a. de stagiair heeft de Canadese nationaliteit;

  • b. de stagiair is ten minste 18 jaar en niet ouder dan 30 jaar;

  • c. de stagiair studeert of is op het moment van de aanvraag niet langer dan 12 maanden geleden afgestudeerd blijkend uit een bewijs van inschrijving aan een onderwijsinstelling voor hoger onderwijs of een door de bevoegde autoriteiten gewaarmerkt afschrift van een diploma.

Voor deze stages geldt dat uit de verklaring van de beoogd werkgever blijkt dat de stagiair werk zal gaan verrichten dat gerelateerd is aan de studie. Tevens wordt een gefaseerd stageprogramma overgelegd waaruit blijkt wat de inhoud van de stage is.

De stagiair beschikt, met inbegrip van de stagevergoeding, over een inkomen dat niet lager mag zijn dan 50% van het minimum(jeugd)loon, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onder a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. Hierbij wordt rekening gehouden met eigen middelen, zoals beurzen. In verband met een toets op de stagevergoeding dient door de werkgever een afschrift van de stageovereenkomst te worden overlegd, met daarin opgenomen de te verstrekken stagevergoeding aan de stagiair.

31. Stagiairs in het kader van internationale uitwisselingsprogramma’s tussen MBO-instellingen

Voor vreemdelingen die arbeid verrichten in het kader van internationale uitwisselingsprogramma’s tussen MBO-instellingen en hiervoor kortdurende stages volgen bij werkgevers in Nederland, kan voor maximaal drie maanden een tewerkstellingsvergunning worden verleend zonder toepassing van artikel 8, eerste lid, onder a, b, c, d en f, van de Wav.

Voorwaarde voor toepassing van deze uitzonderingsmogelijkheid is dat deze stagiairs een opleiding volgen aan een MBO-instelling in hun herkomstland en in het kader van een MBO-uitwisselings/-mobiliteitsproject stages lopen bij bedrijven in Nederland. Voor deze stages blijkt uit een door de onderwijsinstelling in het land van herkomst afgegeven verklaring dat de stage een onderdeel uitmaakt van de studie. Tevens wordt een uitgewerkt stageprogramma overgelegd, goedgekeurd door de onderwijsinstelling in het land van herkomst, waaruit blijkt wat de inhoud van de stage is en bij welke bedrijven stage wordt gelopen. Bij de stage(s) staat het werkend leren voorop en niet het verrichten van productieve arbeid.

De ontvangende MBO-instelling is verantwoordelijk voor de huisvesting, de begeleiding tijdens de stage en het verblijf van de deelnemers aan het uitwisselingsprogramma. Ook is de ontvangende MBO-instelling ervoor verantwoordelijk dat de vreemdeling een inkomen zal ontvangen dat niet lager mag zijn dan 50% van het voor hem geldende wettelijk minimumjeugdloon, bedoeld in artikel 8, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.

De tewerkstellingsvergunning zal worden verleend aan de Nederlandse MBO-instelling. De MBO-instelling draagt er zorg voor dat een kopie van de tewerkstellingsvergunning wordt verstrekt aan de werkgever(s) waar de stage wordt gelopen.

32. Praktikanten

Voor vreemdelingen die voor een verblijf korter dan drie maanden naar Nederland komen om werkervaring op te doen, die zij vervolgens direct in de praktijk gaan brengen bij hun werkgever in hun herkomstland en deze ervaring van belang is voor de ontwikkeling van de bedrijfsvoering van die werkgever, kan een tewerkstellingsvergunning worden verleend voor in de regel maximaal 24 weken zonder toepassing van artikel 8, eerste lid, onder a, b en c, van de Wav. Bij een verblijf van langer dan drie maanden geldt hetzelfde voor het advies over het verlenen en verlengen van de gecombineerde vergunning.

Voorwaarde voor toepassing van deze uitzonderingsmogelijkheid is dat deze praktikanten reeds een voldoende vakgerichte basisopleiding hebben gevolgd en op basis van een samenwerkingsovereenkomst tussen de in het buitenland gevestigde onderneming en de in Nederland gevestigde onderneming in de laatstgenoemde bij wijze van onderricht bedrijfservaring opdoen. Bij de aanvraag wordt een gefaseerd leerplan bijgevoegd, alsmede een verklaring van de Nederlandse werkgever inhoudende dat de praktikant geen reguliere arbeidsplaats inneemt. Het leerplan bestaat uit een omschrijving van de werkzaamheden, van de leerdoelen en van de toegevoegde waarde van de werkervaring van de praktikant voor de onderneming in het herkomstland. De praktikant wordt tijdelijk uitgezonden naar de in Nederland gevestigde onderneming. De buitenlandse werkgever verklaart dat hij de praktikant na ommekomst van de praktijkperiode weer direct te werk zal stellen. Het aantal praktikanten staat in een redelijke verhouding tot het aantal werknemers dat bij een werkgever werkzaam is.

33. Arbeid van bijkomende aard door studenten

Toetsing aan de voorwaarden vervat in artikel 8, eerste lid, onder a, b, c, en f, van de Wav behoeft niet plaats te vinden voor buitenlandse studenten in het bezit van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd verleend onder de beperking verband houdende met het volgen van studie als bij de aanvraag gebleken is dat de betreffende persoon als student bij de desbetreffende onderwijsinstelling staat ingeschreven,de arbeid onder marktconforme voorwaarden plaatsvindt en:

  • a. uitsluitend in de maanden juni, juli en augustus plaatsvindt, of

  • b. niet meer dan 10 uur per week beslaat.

De duur van deze tewerkstellingsvergunning is maximaal een jaar. Voor alle andere arbeid geldt de normale procedure inclusief artikel 8, eerste lid, van de Wav.

34. Musici en artiesten

Voor musici en artiesten die behoren tot bepaalde artistieke functiegroepen in een beperkt aantal branches, te weten dans, klassieke muziek, opera, musical, theater, toneel en cultuurwerkplaatsen gelden afwijkende regelingen. Deze functiegroepen zijn in onderstaande lijst opgenomen.

Bij verblijf voor langer dan drie maanden moeten musici en artiesten in het bezit zijn van een gecombineerde vergunning. Het UWV toetst bij het opstellen van het advies bij musici en artiesten uit de functiegroepen in genoemde branches niet aan artikel 8, eerste lid, onderdeel a (aanwezigheid prioriteitgenietend aanbod), onderdeel b (verplichte vacaturemelding bij het UWV) en onderdeel c (eigen wervingsinspanningen van de werkgever), van de Wav. Voor musici en artiesten met een verblijf korter dan drie maanden geldt een tewerkstellingsvergunningplicht. Deze tewerkstellingsvergunning wordt eveneens niet getoetst aan artikel 8, eerste lid, onder a (prioriteitgenietend aanbod), b (verplichte vacaturemelding bij het UWV) en c (eigen wervingsinspanningen van de werkgever) van de Wav. De vrijstelling, op grond van artikel 8, derde lid, onder c, van de Wav, van de wervingsinspanningen betreft uitsluitend arbeidsplaatsen boven de zogenoemde ‘zaaglijn’ die het geheel aan arbeidsplaatsen in de cultuursector in twee segmenten verdeelt. Boven de ‘zaaglijn’ bevindt zich het topsegment gedefinieerd met het van het bruto jaarinkomen afgeleide maandinkomen.

De in deze paragraaf vermelde salarissen zijn gebaseerd op de CAO Nederlandse orkesten, de CAO Theater en dans en ontleend aan de arbeidsvoorwaardenregeling analoog aan de sector Rijk en sector Onderwijs.

Beroepen/functie topsegment

Bruto maandsalaris1 vanaf

Aanvoerder 2de violen, altviolen en contrabassen

€ 2.383

Acteur

€ 4.233

Artistiek (adjunct) directeur dans/musical/cultuurwerkplaats

€ 2.987

Artistiek leider of artistiek adviseur muziek/opera

€ 4.020

Artistiek projectcoördinator cultuurwerkplaats

€ 2.118

Choreograaf

€ 3.200

Danser/musical artiest

€ 2.039

Dirigent

€ 4.000

Eerste concertmeester

€ 4.077

Eerste- of soloblazer, eerste harpist en eerste paukenist

€ 2.383

Kernbegeleiding afdelingen cultuurwerkplaats

€ 2.536

Ontwerper/vormgever (waaronder decor, kostuum, licht, geluid, video)

€ 1.921

Plaatsvervangend eerste concertmeester

€ 2.683

Regisseur

€ 4.233

Solist muziek/opera

€ 4.000

Solocellist

€ 3.017

Technische (project)specialist cultuurwerkplaats

€ 2.118

Zanger/musical artiest

€ 2.971

1 Bruto maandsalaris wordt van het jaarinkomen herleid.

De meest recente CAO is het uitgangspunt.

34a. Curatoren en restauratoren in dienst van werkgevers lid van de Vereniging van Rijksmusea

Bij verblijf voor langer dan drie maanden moeten conservatoren en restauratoren in het bezit te zijn van een gecombineerde vergunning. De leden van de Vereniging van Rijksmusea hebben met regelmaat internationale expertise op het terrein van conservatoren en restauratoren nodig. Bij het vaststellen van haar advies aan de IND met betrekking tot aanvragen voor een gecombineerde vergunning voor conservatoren en restauratoren van werkgevers die lid zijn van de Vereniging in Rijksmusea, toetst UWV, in afwijking van artikel 8, eerste lid, onder a, b en c van de Wav, niet op de aanwezigheid van prioriteitgenietend aanbod, de verplichte vacaturemelding bij UWV en de wervingsinspanningen van de werkgever.

Conservatoren en restauratoren die werkzaamheden komen verrichten bij musea die aangesloten zijn bij de Vereniging van Rijksmuseavoor korter dan zes aaneengesloten weken in een periode van 13 weken, kunnen ook gebruik maken van de vrijstelling zoals beschreven in artikel 1, eerste lid, onderdeel a en onder 7, van het BuWav, omdat dan ook sprake is van incidentele arbeid.

35. Leeftijdsgrens

Artikel 9, eerste lid, onder b, van de Wav biedt de mogelijkheid leeftijdsgrenzen te stellen. Op grond daarvan is in artikel 9 van de RuWav bepaald dat een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning kan worden geweigerd ten aanzien van een vreemdeling die jonger is dan 18 jaar. Een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning zal niet worden geweigerd voor de vreemdeling die minimaal 16 jaar is en voor wie een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning kan worden verleend op grond van paragraaf 31 voor het volgen van een stage van maximaal drie maanden in het kader van internationale uitwisselingsprogramma’s tussen MBO-instellingen.

36. Niet naleven voorschrift

Op grond van artikel 9, eerste lid, onder c, van de Wav kan een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning worden geweigerd als de aanvraag een werkgever betreft aan wie in de vooorafgaande vijf jaar een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning is afgegeven, waaraan een voorschrift als bedoeld in artikel 10 van de Wav is verbonden. In dat geval zal steeds worden nagegaan of de in die eerdere vergunning gestelde voorschriften geheel zijn nagekomen. Als de voorschriften in betekenende mate niet zijn nagevolgd, wordt een vergunning in de regel geweigerd. Als de voorschriften wel in aanzienlijke mate maar niet geheel zijn nagevolgd, zal in de regel geen vergunning op grond van artikel 11, eerste lid, van de Wav worden afgegeven.

37. Huisvesting

Op grond van artikel 9, eerste lid, onder d, van de Wav kan een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning worden geweigerd, als er geen passende huisvesting voor de vreemdeling beschikbaar is. De beoordeling vindt in eerste instantie plaats op grond van de bij de aanvraag verstrekte informatie. Zo nodig zal de aanvrager de gemeente om een oordeel over de huisvesting dienen te verzoeken. Deze beoordeling behelst zowel de beschikbaarheid van de huisvesting, inclusief de rechtmatigheid van het betrekken van de huisvesting, alsook een kwalificatie van de geschiktheid van de huisvesting, zoals veiligheid en hygiëne, gedurende de periode van tewerkstelling. Ook het UWV kan de gemeente om dit oordeel verzoeken.

38. Sectorale convenanten

Het UWV kan een tewerkstellingsvergunning weigeren of adviseren een gecombineerde vergunning niet te verlenen als niet is voldaan aan bepalingen die zijn opgenomen in een sectoraal convenant als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder e, van de Wav.

Als sectoraal convenant in de zin van artikel 9, eerste lid, onder e, van de Wav wordt slechts in aanmerking genomen een convenant dat voldoet aan de volgende vereisten:

  • a. partijen bij het convenant zijn in ieder geval het UWV en representatieve werkgeversorganisaties;

  • b. het UWV heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in kennis gesteld van het voornemen het convenant tot stand te brengen;

  • c. het convenant is erop gericht dat binnen een redelijke termijn meer prioriteitgenietend arbeidsaanbod aanwezig is door middel van onder meer extra wervings- of scholingsinspanningen, en

  • d. het UWV heeft het convenant, nadat het tot stand gekomen is, in de Staatscourant gepubliceerd.

39. Belemmeringen voor vacaturevervulling

Op grond van artikel 9, eerste lid, onder f, van de Wav kan een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning worden geweigerd als de werkgever belemmeringen opwerpt waardoor de arbeidsplaats niet met prioriteitgenietend aanbod kan worden vervuld. Gedacht kan worden aan irreële functie- of taaleisen. Voor tewerkstelling in de horecasector geldt dit eveneens. Het beheersen van een andere taal dan het Nederlands als voorwaarde voor vacaturevervulling kan beschouwd worden als een beletsel in de zin van artikel 9, eerste lid, onder f, van de Wav.

40. Weigering tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning na opleggen bestuurlijke boete of strafrechtelijke veroordeling naar aanleiding van overtreding arbeidswetten

Op grond van artikel 9, eerste lid, onder i, van de Wav, kan de tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning worden geweigerd als de werkgever binnen een periode van vijf jaar direct voorafgaand aan de aanvraag voor een tewerkstellingsvergunning een bestuurlijke boete is opgelegd wegens de overtreding van een van de volgende artikelen:

Bij de beoordeling of een tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning geweigerd wordt, zal meewegen of sprake is van recidive of ernstige overtredingen. Van recidive is sprake als binnen een tijdvak van vijf jaar voorafgaande aan de aanvraag meer dan een keer een bestuurlijke boete is opgelegd op grond van een van bovengenoemde artikelen en deze boetes onherroepelijk zijn geworden.

Voor ernstige overtredingen wordt verwezen naar wat daarover in de betreffende wetten staat:

Op grond van artikel 9, eerste lid, onder j, van de Wav, kan de tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning worden geweigerd als de werkgever binnen een periode van vijf jaar direct voorafgaand aan de aanvraag voor een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning strafrechtelijk is veroordeeld op grond van:

Als een werkgever is veroordeeld op grond van een van deze artikelen, kan zijn aanvraag om een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning worden afgewezen. Daarbij wordt meegewogen of sprake is van recidive. Deze weigeringsgronden kunnen ook toegepast worden als de aanvraag om een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning wordt ingediend door een bedrijf waarvan (een van) de bestuurder(s) eerder een bestuurlijke boete in het kader van deze wetten is opgelegd of hiervoor strafrechtelijk is veroordeeld.

Een aanvraag om een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning kan niet worden afgewezen als de beslissing tot oplegging van de bestuurlijke boete of de strafrechtelijke veroordeling nog niet onherroepelijk is.

41. Weigering van de tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning vanwege afwijzing, schorsing of intrekking van de erkenning als referent van de werkgever.

Indien een werkgever bij de IND een aanvraag heeft ingediend om aangemerkt te worden als erkende referent en deze erkenning is afgewezen, geschorst of ingetrokken kan een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning op grond van artikel 9, eerste lid, onder g, van de Wav worden geweigerd.

Een aanvraag tot erkenning als referent kan op grond van artikel 2e Vw 2000 worden afgewezen indien:

  • a. de aanvrager, voor zover vereist op grond van de Handelsregisterwet 2007, niet is ingeschreven in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet;

  • b. de continuïteit en solvabiliteit van de onderneming, rechtspersoon of organisatie onvoldoende is gewaarborgd;

  • c. de betrouwbaarheid van de aanvrager of van de direct of indirect bij die onderneming, rechtspersoon of organisatie betrokken natuurlijke of rechtspersonen of ondernemingen onvoldoende vast staat;

  • d. de erkenning als referent van de aanvrager of van de direct of indirect bij die onderneming, rechtspersoon of organisatie betrokken rechtspersoon of organisatie betrokken rechtspersonen of ondernemingen binnen een periode van vijf jaar direct voorafgaand aan de aanvraag is ingetrokken, of

  • e. de aanvrager niet voldoet aan de vereisten die verband houden met het doel waarvoor de vreemdeling in Nederland verblijft of wil verblijven, waaronder in ieder geval kan worden verstaan de aansluiting bij en naleving van een gedragscode.

De erkenning als referent kan op grond van artikel 2f Vw 2000 worden geschorst op grond van ernstige vermoedens dat er grond bestaat om de erkenning als referent in te trekken op grond van artikel 2g Vw 2000.

Artikel 2g Vw 2000 bepaalt dat de erkenning als referent kan worden ingetrokken, indien:

  • a. de erkenning is verleend op grond van onjuiste of onvolledige gegevens;

  • b. de erkende referent niet langer voldoet aan de voorwaarden voor erkenning;

  • c. de erkende referent zich niet heeft gehouden aan zijn verplichtingen als referent, of

  • d. de erkende referent daarom verzoekt.

Referenten worden na inwilliging van hun aanvraag om erkenning als referent opgenomen in het openbare register van de IND. Bij schorsing of intrekking van de erkenning worden zij uit het openbare register verwijderd. Indien de IND op basis van artikel 2e, onder c, van de Vw2000 de erkenning als referent afwijst, zal het UWV in de regel de aangevraagde tewerkstellingsvergunning weigeren dan wel bij een gecombineerde vergunning adviseren deze te weigeren. Het gaat er hier namelijk om dat de IND in dat geval heeft geoordeeld dat de betrouwbaarheid van de aanvrager onvoldoende vaststaat. Bij die beoordeling kunnen strafrechtelijke antecedenten een rol spelen, die relevant worden geacht in het kader van de erkenning. Ook zal het UWV de vergunning in de regel weigeren als de IND op basis van artikel 2g van de Vw2000, onder a, b en c, de erkenning van de referent heeft ingetrokken.

Het UWV zal de tewerkstellingsvergunning in ieder geval nog niet kunnen weigeren, dan wel negatief adviseren bij een gecombineerde vergunning op grond van artikel 9, eerste lid, onder g, van de Wav indien de beslissing tot afwijzing, schorsing of intrekking van de erkenning als referent niet onherroepelijk is.

42. Weigering van de tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning vanwege oplegging van een bestuurlijke boete aan de werkgever met erkenning als referent

Op grond van artikel 9, eerste lid, onder h, van de Wav kan een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning worden geweigerd indien een werkgever binnen een periode van vijf jaar voor de dag dat de tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning wordt aangevraagd een bestuurlijke boete opgelegd heeft gekregen op grond van artikel 55a van de Vw2000 of is gestraft op grond van artikel 108 Vw2000.

Artikel 55a van de Vw2000, eerste lid, bepaalt dat bij een overtreding van de verplichtingen bij of krachtens artikel 2a, tweede lid, onder b (de zorgplicht jegens de vreemdeling), 2t, tweede en derde lid (eigen verklaringen worden volledig en naar waarheid opgesteld en alle relevante gegevens en bescheiden worden verstrekt), 24a, tweede en derde lid (eigen verklaringen worden volledig en naar waarheid opgesteld en alle relevante gegevens en bescheiden worden verstrekt), 54, eerste lid, onder a tot en met e en g, en tweede lid (verschillende toezichtmaatregelen) een bestuurlijke boete kan worden opgelegd. Deze boete is maximaal € 3.000 voor ondernemingen, rechtspersonen en andere organisaties en € 1.500 voor natuurlijke personen.

In artikel 108 van de van de Vw2000 worden verschillende strafbepalingen genoemd. De opgelegde straf kan een geldboete zijn of een periode van hechtenis zijn.

De overtredingen die genoemd zijn in artikel 55a van de Vw2000 zijn over het algemeen door de IND eenvoudig vast te stellen en hebben een geringe normatieve lading.

Bij een derde overtreding van de verplichtingen genoemd in artikel 55a van de Vw2000, is er sprake van recidive en kan de IND een verhoogde boete opleggen. Geconstateerde overtredingen kunnen ook leiden tot verscherpt toezicht op de naleving van de wettelijke voorschriften door de desbetreffende referent.

Het UWV zal de tewerkstellingsvergunning dan ook in de regel weigeren, dan wel bij een gecombineerde vergunning adviseren deze vergunning niet te verlenen als er sprake is van een derde overtreding van de verplichtingen genoemd in artikel 55a van de van de Vw2000.

Daarnaast wordt de tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning in de regel geweigerd indien de referent is gestraft op grond van artikel 108 van de Vw2000.

Het UWV zal een tewerkstellingsvergunning ieder geval nog niet kunnen weigeren, dan wel bij een gecombineerde vergunning niet adviseren deze vergunning niet te verlenen op grond van artikel 9, eerste lid, onder h, van de Wav indien de beslissing tot oplegging van de bestuurlijke boete of oplegging van een straf op grond van artikel 108 van de Vw2000 niet onherroepelijk is.

Artikel 10: Voorschriften

43. Voorschriften: werkgeversinspanningen

Op grond van artikel 10, aanhef en onder a, b, c en d, van de Wav kunnen aan de tewerkstellingsvergunning en de gecombineerde vergunning voorschriften worden verbonden, die de werkgever verplichten inspanningen te verrichten gericht op het vervullen van de arbeidsplaatsen met prioriteitgenietend aanbod of het wegnemen van gebreken.

De mogelijkheid voorschriften op grond van artikel 10, aanhef en onder a, b en d, van de Wav, aan de tewerkstellingsvergunning te verbinden wordt uitsluitend toegepast, als de werkgever desgevraagd bereid is gevraagde inspanningen te verrichten en als de werkgever reeds enige inspanningen heeft verricht om prioriteitgenietend aanbod te mobiliseren of de gesignaleerde beletselen te verhelpen. In het kader van de gecombineerde vergunning zal het UWV aan de werkgever vragen of hij bereid is de gevraagde inspanningen te verrichten en als de werkgever reeds enige inspanningen heeft verricht om prioriteitgenietend aanbod te mobiliseren of de gesignaleerde beletselen te verhelpen. In alle andere gevallen wordt de tewerkstellingsvergunning geweigerd op grond van artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a, b, c of d van de Wav en wordt bij de gecombineerde vergunning geadviseerd deze niet in te willigen gelet op artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a, b, c of d, van de Wav.

Artikel 11: Duur van de tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning

44. Tijdelijk werk

Op grond van artikel 11, tweede lid, van de Wav worden tewerkstellingvergunningen en gecombineerde vergunningen voor tijdelijk werk verleend voor ten hoogste 24 weken. Op grond van artikel 11, tweede lid, van de Wet arbeid vreemdelingen worden tewerkstellingsvergunningen verleend ten behoeve van werkzaamheden die binnen een periode van 24 weken worden afgerond. Ook seizoenswerk valt onder deze paragraaf. Seizoenswerkers zijn werknemers die arbeid verrichten die naar zijn aard tijdelijke werkzaamheden omvat, vanwege het seizoensgebonden karakter, maar naar hun aard niet vallen onder het begrip incidentele arbeid als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder a, van het BuWav. Het gaat hierbij om werkzaamheden in de land- en tuinbouw of horeca. In de vreemdelingenregelgeving (artikel 3.30c, eerste lid, onder a, van het Vreemdelingenbesluit 2000) is bepaald dat de werkzaamheden ten hoogste 24 weken duren.

Ten aanzien van personen voor wie een tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning wordt aangevraagd, wordt steeds nagegaan of zij in een periode van 14 weken voorafgaand aan de vergunningverlening niet over een voor het verrichten van arbeid geldige vergunning tot verblijf hebben beschikt, dan wel ten behoeve van hen een tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning van kracht is geweest, onder gebruikmaking van de uitzonderingsmogelijkheden als hierboven onder paragraaf 13 beschreven ten aanzien van artikel 8, eerste lid, onder e, onder 1, van de Wav. Ook in die gevallen zal een tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning worden geweigerd.

Artikel 12: Verplichte intrekkingsgronden

45. Intrekking tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning wegens onjuiste gegevens

In artikel 12, eerste lid, onder a, van de Wav is bepaald dat de tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning wordt ingetrokken indien de voor verkrijging verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken te zijn geweest, dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling daarvan de juiste omstandigheden volledig bekend waren geweest.

UWV zal de tewerkstellingsvergunning intrekken indien uit eigen onderzoek van de bij UWV beschikbare gegevens dan wel uit bevindingen van ketenpartners zoals de Inspectie SZW, de IND of de Belastingdienst informatie wordt verkregen waaruit blijkt dat de vergunning kan worden ingetrokken op grond van dit wetsartikel. De vergunning zal met terugwerkende kracht worden ingetrokken vanaf de datum waarop niet (meer) wordt voldaan aan de voorwaarden. Indien het UWV beschikt over de informatie zoals eerder in deze alinea vermeld en de vreemdeling heeft een gecombineerde vergunning zal het UWV de IND adviseren om de gecombineerde vergunning in te trekken.

46. Intrekking tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning omdat er geen gebruik van wordt gemaakt

In artikel 12, eerste lid, onder c, van de Wav is bepaald dat de tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning wordt ingetrokken als er geen gebruik van wordt gemaakt. Teneinde dit te kunnen effectueren zal bij de vergunningverlening de werkgever die de tewerkstellingsvergunning heeft aangevraagd of de houder van de gecombineerde vergunning er steeds op worden gewezen dat hij op grond van artikel 4 van de RuWav 2014 verplicht is onverwijld ervan mededeling te doen als van de tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning langer dan 4 weken geen gebruik wordt gemaakt.

Van de werkgever wordt verwacht dat hij de vreemdeling en, indien sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 2, tweede lid van de Wav, ook de andere werkgever informeert over zijn besluit niet langer van de tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning gebruik te maken.

De tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning wordt vervolgens ingetrokken, tenzij de vreemdeling een aaneengesloten verlofperiode van niet langer dan drie maanden geniet, dan wel ziekteverlof, zwangerschapsverlof, bevallingsverlof of ouderschapsverlof heeft en de arbeidsrelatie blijft voortbestaan.

Artikel 12a: Facultatieve intrekkingsgronden: bij erkend referentstatus

47. Intrekking tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning indien erkenning als referent is afgewezen, geschorst of ingetrokken

Op grond van artikel 12a, sub a, van de Wav kan een tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning worden ingetrokken indien de erkenning als referent van een werkgever is afgewezen, ingetrokken of geschorst.

Een aanvraag tot erkenning als referent kan op grond van artikel 2e van de Vw2000 worden afgewezen indien:

  • a. de aanvrager, voor zover vereist op grond van de Handelsregisterwet 2007, niet is ingeschreven in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet;

  • b. de continuïteit en solvabiliteit van de onderneming, rechtspersoon of organisatie onvoldoende is gewaarborgd;

  • c. de betrouwbaarheid van de aanvrager of van de direct of indirect bij die onderneming, rechtspersoon of organisatie betrokken natuurlijke of rechtspersonen of ondernemingen onvoldoende vast staat;

  • d. de erkenning als referent van de aanvrager of van de direct of indirect bij die onderneming, rechtspersoon of organisatie betrokken rechtspersoon of organisatie betrokken rechtspersonen of ondernemingen binnen een periode van vijf jaar direct voorafgaand aan de aanvraag is ingetrokken, of

  • e. de aanvrager niet voldoet aan de vereisten die verband houden met het doel waarvoor de vreemdeling in Nederland verblijft of wil verblijven, waaronder in ieder geval kan worden verstaan de aansluiting bij en naleving van een gedragscode.

De erkenning als referent kan op grond van artikel 2f van de Vw2000 worden geschorst op grond van ernstige vermoedens dat er grond bestaat om de erkenning als referent in te trekken op grond van artikel 2g van de Vw2000.

Artikel 2g van de Vw2000 bepaalt dat de erkenning als referent kan worden ingetrokken, indien:

  • a. de erkenning is verleend op grond van onjuiste of onvolledige gegevens;

  • b. de erkende referent niet langer voldoet aan de voorwaarden voor erkenning;

  • c. de erkende referent zich niet heeft gehouden aan zijn verplichtingen als referent, of

  • d. de erkende referent daarom verzoekt.

Het UWV zal de tewerkstellingsvergunning in ieder geval niet intrekken, dan wel bij een gecombineerde vergunning niet negatief adviseren op grond van artikel 12a van de Wav indien de beslissing tot afwijzing, schorsing of intrekking van de erkenning als referent niet onherroepelijk is.

48. Intrekking tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning indien aan (erkende) referent een bestuurlijke boete is opgelegd

Op grond van artikel 12a, sub b, van de Wav kan een tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning worden ingetrokken indien een werkgever die (erkende) referent is binnen een periode van vijf jaar voorafgaande aan de aanvraag van een tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning een bestuurlijke boete opgelegd heeft gekregen op grond van artikel 55a van de Vw2000 of is gestraft op grond van artikel 108 van de Vw2000.

Artikel 55a van de Vw2000, eerste lid, bepaalt dat bij een overtreding van de verplichtingen bij of krachtens artikel 2a, tweede lid, onder b (de zorgplicht jegens de vreemdeling), 2t, tweede en derde lid (eigen verklaringen worden volledig en naar waarheid opgesteld en alle relevante gegevens en bescheiden worden verstrekt), 24a, tweede en derde lid (eigen verklaringen worden volledig en naar waarheid opgesteld en alle relevante gegevens en bescheiden worden verstrekt), 54, eerste lid, onder a tot en met e en g, en tweede lid (verschillende toezichtmaatregelen) een bestuurlijke boete kan worden opgelegd. Deze boete is maximaal € 3.000 voor ondernemingen, rechtspersonen en andere organisaties en € 1.500 voor natuurlijke personen.

In artikel 108 van de Vw2000 worden verschillende strafbepalingen genoemd. De opgelegde straf kan een geldboete zijn of een periode van hechtenis.

Het UWV zal de tewerkstellingsvergunning in ieder geval niet intrekken, dan wel bij een gecombineerde vergunning niet negatief adviseren, op grond van artikel 12a, sub b, Wav indien de beslissing tot oplegging van de bestuurlijke boete of oplegging van een straf op grond van artikel 108 van de Vw2000 niet onherroepelijk is.

Artikel 12b: Facultatieve intrekkingsgronden bij overtreding arbeidswetten

49. Intrekking tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning na opleggen bestuurlijke boete of strafrechtelijke veroordeling naar aanleiding van overtreding arbeidswetten

Op grond van artikel 12b van de Wav kan de tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning worden ingetrokken als de werkgever binnen een periode van vijf jaar voorafgaand aan de intrekking voor een tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning een bestuurlijke boete is opgelegd wegens de overtreding van één van de volgende artikelen:

Bij de beoordeling of een tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning ingetrokken wordt, zal meewegen of sprake is van recidive of ernstige overtredingen. Van recidive is sprake als binnen een tijdvak van vijf jaar voorafgaande aan de intrekking meer dan een keer een bestuurlijke boete is opgelegd op grond van een van bovengenoemde artikelen en deze boetes onherroepelijk zijn geworden.

Voor ernstige overtredingen wordt verwezen naar wat daarover in de betreffende wetten staat:

Indien de bevoegde instantie heeft geconstateerd dat zich een ernstige overtreding heeft voorgedaan zoals bedoeld in een van deze wetten en de beslissing daarover onherroepelijk is geworden, wordt de tewerkstellingsvergunning ingetrokken, dan wel wordt geadviseerd de gecombineerde vergunning in te trekken.

Eveneens kan op grond van artikel 12b de tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning worden ingetrokken als de werkgever binnen een periode van vijf jaar voorafgaand aan de intrekking voor een tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning strafrechtelijk is veroordeeld op grond van:

Als een werkgever is veroordeeld op grond van een van deze artikelen, kan zijn aanvraag om een tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning worden afgewezen. Daarbij wordt afgewogen of sprake is van recidive. Deze intrekkingsgronden kunnen ook toegepast worden als de tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning is verleend aan een bedrijf waarvan (een van) de bestuurder(s) eerder een bestuurlijke boete in het kader van deze wetten is opgelegd of hiervoor strafrechtelijk is veroordeeld. Een tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning kan niet worden ingetrokken als de beslissing tot oplegging van de bestuurlijke boete of de strafrechtelijke veroordeling nog niet onherroepelijk is.

B. VRIJHANDELSAKKOORDEN

50. Inleiding vrijhandelsverdragen

In artikel 8, derde lid, onder 2, van de Wav, is bepaald dat ten behoeve van de bevordering van de internationale handelscontacten afwijking mogelijk is van artikel 8, eerste lid, onder a, b, c en f, Wav. Het kan bijvoorbeeld gaan om vrijhandelsakkoorden in het kader van de World Trade Organization (WTO), bilaterale vrijhandelsakkoorden en associatieakkoorden. Deze akkoorden bevatten onder andere bepalingen over de toelating van personen tot Nederland in het kader van het internationale handelsverkeer. In het onderstaande worden de verschillende functies genoemd en de bijbehorende voorwaarden omschreven waaronder een tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning op grond van vrijhandelsakkoorden kan worden verstrekt. In bepaalde gevallen (zoals bij sleutelpersoneel, trainees en specialisten) kan het gaan om categorieën die zowel op grond van een nationale regeling als op grond van een vrijhandelsakkoord kunnen worden toegelaten. Er is voor gekozen dit onderscheid te handhaven om de nationale regeling (met eigen voorwaarden) niet te laten doorkruisen met de internationale verplichtingen. Het is aan de werkgever om te bepalen van welke regeling hij gebruik wil maken.

De paragrafen 51 en 52 gelden voor alle landen die lid zijn van de WTO. Voor onderdanen van landen waarmee een vrijhandelsakkoord is gesloten, geldt daarnaast ook paragraaf 53.

Voorts mogen ten aanzien van onderdanen van landen waarmee een vrijhandelsakkoord is gesloten de volgende passages uit de paragrafen 51 en 52 niet worden toegepast:

  • Paragraaf 51, onder a, de laatste zin: ‘en is tot stand gekomen na een openbare aanbestedingsprocedure of een publieke bekendmaking om die overeenkomst te sluiten, als dat voortvloeit uit het Nederlands recht of dat van de Europese Unie’;

  • Paragraaf 52, in de eerste zin: ‘niet zijnde een organisatie zonder winstoogmerk’;

  • Paragraaf 52, onder twee, eerste zin: ‘(niet zijnde meerderheidsaandeelhouder)’.

In bijlage III is de lijst van landen opgenomen waarmee een vrijhandelsakkoord van kracht is en wordt verwezen naar de website van de WTO om na te gaan welke landen op dit moment lid zijn van de WTO.

51. Dienstverleners op contractbasis

Bedrijven kunnen in het kader van internationale dienstverlening hun eigen personeel ter uitvoering van de dienst in Nederland laten werken indien aan de navolgende voorwaarden wordt voldaan. De personen die op tijdelijke basis diensten verlenen, zijn in dienst van een rechtspersoon, die geen commerciële vestiging in een van de Lidstaten van de EER of Zwitserland heeft en;

  • a. de dienstverleningsovereenkomst overschrijdt niet de duur van vierentwintig maanden, en is tot stand gekomen na een openbare aanbestedingsprocedure of een publieke bekendmaking om die overeenkomst te sluiten, als dat voortvloeit uit het Nederlands recht of dat van de Europese Unie;

  • b. de hiervoor bedoelde personen behoren tot het vaste personeel van de desbetreffende buitenlandse werkgever en hebben reeds meer dan een jaar in dienst van die werkgever de werkzaamheden verricht, waarop de dienstverleningsovereenkomst betrekking heeft;

  • c. de verblijfsduur is beperkt tot de duur van het contract, met een maximum van twaalf maanden in een periode van 24 maanden;

  • d. de hiervoor bedoelde personen verrichten uitsluitend de werkzaamheden waarvoor de tewerkstellingsvergunning is verleend;

  • e. het aantal personeelsleden dat voor de rechtspersoon de contractueel overeengekomen werkzaamheden verricht, bedraagt ten hoogste het aantal personen dat redelijkerwijs noodzakelijk is voor de uitvoering van de overeenkomst;

  • f. de desbetreffende personeelsleden beschikken over een voltooide universitaire opleiding en drie jaar beroepservaring op het desbetreffende werkterrein1, en

  • g. de desbetreffende personeelsleden voldoen aan de voor het uitoefenen van dat beroep in Nederland bestaande beroepseisen.

52. Sleutelpersoneel

Sleutelpersoneel kan tijdelijk in Nederland verblijven als zij bij een rechtspersoon uit het verdragsland, niet zijnde een organisatie zonder winstoogmerk, werkzaam zijn en verantwoordelijk zijn voor het opzetten van dan wel voor een goed toezicht op, een goede administratie en exploitatie van een vestiging. Hieronder vallen ‘zakelijke bezoekers’ die verantwoordelijk zijn voor het opzetten van een vestiging en ‘binnen een onderneming overgeplaatste personen’.

  • a. Zakelijke bezoekers

    Dit zijn natuurlijke personen met een staffunctie die verantwoordelijk zijn voor het opzetten van een vestiging. Zij verrichten geen directe transacties met het publiek en ontvangen geen beloning uit een bron op het grondgebied van de gastpartij. De maximale verblijfsduur voor zakelijke bezoekers is 90 dagen gedurende een periode van 12 maanden.

  • b. Binnen een onderneming overgeplaatste personen (managers en specialisten)

    De betrokken persoon is die ten minste één jaar werknemer of partner (niet zijnde meerderheidsaandeelhouder) van een rechtspersoon uit een verdragspartij en tijdelijk naar een vestiging (met inbegrip van dochterondernemingen, filialen of bijkantoren) in Nederland overgeplaatst. Hij kan voor ten hoogste drie jaar in Nederland verblijven. De betrokken persoon moet tot een van de volgende categorieën behoren: managers of specialisten.

    • 1. Een manager is iemand die deel uitmaakt van het hogere kader van een rechtspersoon, die in de eerste plaats verantwoordelijk is voor het management van de vestiging, onder het algemene toezicht of de leiding van de raad van bestuur of de aandeelhouders of daarmee gelijkgestelde personen, waaronder de persoon die:

      • a. leiding geeft aan de vestiging of een afdeling of onderafdeling daarvan;

      • b. toezicht houdt en controle uitoefent op de werkzaamheden van andere werknemers met een toezichthoudende, leidinggevende of specialistische functie;

      • c. bevoegd is om op eigen initiatief werknemers in dienst te nemen en te ontslaan of indienstneming, ontslag of andere maatregelen in het kader van het personeelsbeleid aan te bevelen.

    • 2. Een specialist is iemand die bij een rechtspersoon werkt en beschikt over bijzondere kennis die van wezenlijk belang is voor de activiteiten, de onderzoeksuitrusting, de technische werkzaamheden of het management van de vestiging. Voor de beoordeling van die kennis wordt niet alleen specifiek met de vestiging verband houdende kennis in aanmerking genomen, maar ook of de persoon in hoge mate gekwalificeerd is voor een type werk of handel waarvoor specifieke technische kennis vereist is, evenals het lidmaatschap van een erkende beroepsgroep.

53. Trainees

Trainees die ten minste één jaar in dienst zijn van een rechtspersoon uit een verdragsland, die universitair afgestudeerd zijn en die voor loopbaanontwikkeling of een opleiding in bedrijfskundige technieken of methoden worden overgeplaatst naar een vestiging in Nederland, kunnen voor ten hoogste drie jaar in Nederland verblijven. Van de ontvangende vestiging kan worden verlangd dat zij vooraf ter goedkeuring een opleidingsprogramma voor de volledige duur van het verblijf voorlegt, om aan te tonen dat het verblijf bedoeld is voor opleiding op het niveau van een universitaire graad.

Bijlage II

Mededeling als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Wet arbeid vreemdelingen

Ten aanzien van de hierna te noemen vreemdelingen mag ingevolge de daarbij vermelde bepalingen, vastgesteld bij overeenkomst met andere mogendheden dan wel bij een voor Nederland verbindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie, geen tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning worden verlangd:

  • 1. Onderdanen van een Lid-Staat van de Europese Economische Gemeenschap dan wel gezinsleden van dergelijke onderdanen waarop artikel 23 van Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148 EEG, 75/34 EEG, 75/35 EEG, 90/364 EEG, 90/365/EEG en 93/96 EEG (PB 2004 L158) van toepassing is;

  • 2. Onderdanen van een Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (Trb. 1992, 132 en Trb. 1993, 69 en 156) waarop artikel 7 dan wel gezinsleden van dergelijke onderdanen waarop artikel 23 van Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148 EEG, 75/34 EEG, 75/35 EEG, 90/364 EEG, 90/365/EEG en 93/96 EEG (PB 2004 L158) van toepassing is;

  • 3. Personeelsleden van het Europees Ruimte-Agentschap voor de werkzaamheden in dienst van ESTEC; artikel XV, tweede lid, van het Verdrag tot oprichting van een Europees Ruimte-Agentschap (Trb. 1975, 123);

  • 4. Personeelsleden van het Europees Octrooibureau; artikel 7 van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Europese Octrooi-organisatie betreffende het onderdeel van het Europees Octrooibureau in ’s-Gravenhage (Trb. 1978,16);

  • 5. Stafleden van het Technisch Centrum voor landbouwsamenwerking en plattelandsontwikkeling CTA; artikel 13 van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Technisch Centrum voor landbouwsamenwerking en plattelandsontwikkeling (Trb. 1984, 99);

  • 6. Personeelsleden van het UNU Maastricht Economic and Social Research Institute on Innovation and Technology (UNU-MERIT); artikel XV van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Universiteit van de Verenigde Naties inzake het Instituut voor nieuwe technologieën van de Universiteit van de Verenigde Naties (Trb. 1989, 74); alsmede de gezinsleden die deel uitmaken van het huishouden van functionarissen van het Instituut; artikel X.1 van de Notawisseling houdende een verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Universiteit van de Verenigde Naties inzake de toevoeging van een artikel aan de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Universiteit van de Verenigde Naties inzake het Instituut voor nieuwe technologieën van de Universiteit van de Verenigde Naties, met betrekking tot de mogelijkheid voor gezinsleden van functionarissen van het Instituut voor nieuwe technologieën van de Universiteit van de Verenigde Naties om in Nederland betaald werk te verrichten (Trb. 2002, 46);

  • 7. Een vreemdeling, zoals bedoeld in artikel 2, onder b, van de Richtlijn (EG) 2003/109(PB L 16 van 23.1.2004), betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen, die gedurende ten minste één jaar legaal in Nederland verblijf heeft gehad;

  • 8. Stafleden van de African Management Services Company (AMSCO); artikel 11 van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Internationale Financieringsmaatschappij (IFC) inzake het ‘African Training and Management Services (ATMS) Project’ van het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties (Trb. 1989, 61), alsmede de gezinsleden die deel uitmaken van het huishouden (Trb. 2007, 214);

  • 9. Personeelsleden van de Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom (merken en tekeningen of modellen) (BOIE) alsmede de inwonende gezinsleden; artikel 8 en artikel 9 van de Zetelovereenkomst voor de Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom (merken en tekeningen of modellen) (Trb. 2007, 202);

  • 10. Stafleden van het Gemeenschappelijk Fonds voor Grondstoffen; artikel 17 van de Zetelovereenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Gemeenschappelijk Fonds voor Grondstoffen (Trb. 1992, 8) (CFC), alsmede de inwonende gezinsleden; artikel 19A van de Notawisseling houdende een verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Gemeenschappelijk Fonds voor Grondstoffen inzake de invoeging van artikel 19 A in de Zetelovereenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Gemeenschappelijk Fonds voor Grondstoffen, met betrekking tot de mogelijkheid voor gezinsleden van functionarissen van het Fonds om in Nederland betaald werk te verrichten (Trb. 2002, 35);

  • 11. Stafleden van het Technisch Centrum voor landbouwsamenwerking en plattelandsontwikkeling (CTA); artikel 13 van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Technisch Centrum voor landbouwsamenwerking en plattelandsontwikkeling (Trb. 1984, 99), alsmede de inwonende gezinsleden; Notawisseling houdende een verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Technisch Centrum voor Landbouwsamenwerking en Plattelandsontwikkeling inzake de tewerkstelling van gezinsleden die deel uitmaken van het huishouden van de functionarissen van het Technisch Centrum voor Landbouwsamenwerking en Plattelandsontwikkeling (Trb. 2007, 132);

  • 12. Personeelsleden van het Europees Octrooi Bureau (EOB) alsmede de inwonende gezinsleden; artikel 7 van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Europese Octrooiorganisatie betreffende het onderdeel van het Europees Octrooibureau in ’s-Gravenhage (Trb. 2006, 155);

  • 13. Gezinsleden van stafleden van Europees Ruimte Agentschap (ESA-ESTEC), bepaald in artikel 18 van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Europees Ruimte Agentschap inzake het Europees Centrum voor onderzoek en technologie-ontwikkeling op ruimtevaartgebied (Trb. 1999, 41);

  • 14. Gezinsleden die deel uitmaken van het huishouden van de functionarissen van EUROCONTROL; Notawisseling houdende een verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Europese Organisatie voor de veiligheid van de luchtvaart inzake de toevoeging van een artikel aan de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Europese Organisatie voor de veiligheid van de luchtvaart ‘EUROCONTROL’ inzake de vestiging van ‘EUROCONTROL’ te Beek (Limburg) van 10/31 oktober 1975, met betrekking tot de mogelijkheid van gezinsleden van functionarissen van de Europese Organisatie voor de veiligheid van de luchtvaart om in Nederland betaald werk te verrichten (Trb. 2002, 144);

  • 15. Gezinsleden die deel uitmaken van het huishouden van bepaalde functionarissen van EUROJUST; artikel 17 van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Eurojust (Trb. 2006, 68);

  • 16. Gezinsleden die deel uitmaken van het huishouden van de EUROPOL-functionarissen genoemd in artikel XVII van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Europese Politiedienst (Europol) betreffende de zetel van Europol (Trb. 1998, 241) art. XII, alsmede gezinsleden die deel uitmaken van het huishouden van EUROPOL-verbindingsofficieren die niet de nationaliteit van een EU-zendstaat hebben. Het betreft de gezinsleden van de officieren uit de volgende landen: België (Trb. 1999,49); Bulgarije (Trb. 2004, 199); Cyprus (Trb. 2004, 136); Denemarken (Trb. 1999, 25); Duitsland (Trb. 1999, 57); Estland (Trb. 2002, 212); (Trb. 1999, 26); Frankrijk (Trb. 1999, 63); Griekenland (Trb. 1999, 64); Hongarije (Trb. 2002, 77); Ierland (Trb. 1999, 42); Italië (Trb. 1999, 67); Letland (Trb. 2004, 301); Litouwen (Trb. 2004, 165); Luxemburg (Trb. 1999, 82); Malta (Trb. 2004, 312); Noorwegen (Trb. 2002, 40); Oostenrijk (Trb. 1999, 73); Polen (Trb. 2004, 311); Portugal (Trb. 1999, 96); Roemenië (Trb. 2006, 63); Slovenië (Trb. 2004, 53); Spanje (Trb. 1999, 32); Tsjechië (Trb. 2004, 45); Verenigd Koninkrijk (Trb. 1999, 65); Zweden (Trb. 1999, 40) en Zwitserland (Trb. 2006, 115);

  • 17. Gezinsleden die deel uitmaken van het huishouden van functionarissen van de Hoge Commissaris inzake Nationale Minderheden (HCNM); artikel 13 van het Besluit van 18 november 2002, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet HCNM (Stb 2002, 581);

  • 18. Gezinsleden die deel uitmaken van het huishouden van functionarissen van het Internationaal Joegoslavië Tribunaal (ICTY); Notawisseling tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en het Internationaal Joegoslavië Tribunaal (ICTY) houdende een verdrag inzake de toevoeging van artikel XV bis aan het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Naties betreffende de zetel van het ICTY, met betrekking tot de mogelijkheid voor gezinsleden van functionarissen van het Tribunaal om in Nederland betaald werk te verrichten; ’s-Gravenhage, 20 juli 2001 (Trb. 2001, 148);

  • 19. Gezinsleden die deel uitmaken van het huishouden van functionarissen van het Internationale Gerechtshof (IGH); Notawisseling houdende een verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Internationale Gerechtshof inzake de aanvulling van de notawisseling nopens de voorrechten en immuniteiten van het Internationale Gerechtshof, met betrekking tot de mogelijkheid voor gezinsleden van functionarissen van het Internationale Gerechtshof om in Nederland betaald werk te verrichten (Trb. 2002, 51);

  • 20. Gezinsleden van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM); artikel 14 van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Internationale Organisatie voor Migratie betreffende de juridische status, de voorrechten en immuniteiten van de Organisatie in Nederland (Trb. 2012, 73);

  • 21. Gezinsleden van functionarissen van het Iran-United States Claim Tribunal; Briefwisseling tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de President van het ‘Iran-United States Claims Tribunal’ inzake het toekennen van voorrechten en immuniteiten aan het Tribunaal (Trb. 2004, 158);

  • 22. Burgerpersoneel van het Regionale Hoofdkwartier Allied Forces North (JFC HQ) zoals bedoeld in artikel 3 van het Protocol bij het op 19 juni 1951 te Londen gesloten Verdrag tussen de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag – nopens de rechtspositie van internationale militaire hoofdkwartieren, ingesteld uit hoofde van het Noord – Atlantisch Verdrag (Trb. 1953, 111); artikel 9 van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Algemeen Hoofdkwartier van de Geallieerde Mogendheden in Europa inzake de bijzondere voorwaarden die toepasselijk zijn op de vestiging en het functioneren van internationale militaire hoofdkwartieren binnen het Europese grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden (Trb. 1969, 165);

  • 23. Gezinsleden van personeelsleden van de NATO Consultation, Command and Control Agency (NC3A); artikel 9 van de Briefwisseling houdende een verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie betreffende de voorrechten en immuniteiten van de NATO Communications & Information Agency (NCIA) (Trb. 2004, 5);

  • 24. Gezinsleden die deel uitmaken van het huishouden van functionarissen van het NATO Airborne Early Warning and Control Programme Management Agency (NAPMA); artikel 1 van de Briefwisseling houdende een verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Noord Atlantische Verdragsorganisatie inzake de mogelijkheid voor gezinsleden van functionarissen van het NATO Airborne Early Warning and Control Programme Management Agency (NAPMA) om in Nederland betaald werk te verrichten (Trb. 2007, 124);

  • 25. Echtgenoten en ten laste komende leden van de huishoudens van functionarissen van de Organisatie voor het Verbod van Chemische Wapens (OVCW); artikel 23 van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Organisatie voor het Verbod van Chemische Wapens (OVCW) (Trb. 1997, 114);

  • 26. Gezinsleden van functionarissen van het Permanente Hof van Arbitrage (PHA) opgenoemd in artikel 13 van het Verdrag inzake de zetel van het Permanente Hof van Arbitrage (Trb. 1999, 68);

  • 27. Gezinsleden die deel uitmaken van het huishouden van functionarissen van de Organisatie der Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur; artikel 11 van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Organisatie der Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur inzake de zetel van het UNESCO-IHE instituut voor wateropleiding (Trb. 2003, 49);

  • 28. Afhankelijke gezinsleden van diplomaten, consulaire ambtenaren en van het administratieve, technische en dienstverlenende personeel dat werkzaam is bij diplomatieke, consulaire en permanente vertegenwoordigingen van de volgende staten:

    • Albanië (Trb. 2005, 235)

    • Argentinië (Trb. 1996, 250)

    • Australië (Trb. 1997, 309)

    • Bolivia (Trb. 1962, 110 en Trb. 2007, 76)

    • Bosnië-Herzegovina (Trb. 2007, 3, niet in werking getreden, EG en Bosnië-Herzegovina hebben op 18-09-2007 een visumfacilitatieovereenkomst gesloten, PB EU L334, 19-12-2007)

    • Brazilië (Trb. 1996, 236)

    • Canada (Trb. 1991, 86)

    • Colombia (Trb. 1962, 113 en Trb. 2008, 169 De toepassing van het Verdrag is door het Koninkrijk der Nederlanden opgeschort per 1 oktober 1990 voor het gehele Koninkrijk)

    • Chili (Trb. 1995, 297)

    • Ecuador (Trb. 1963, 180 en Trb. 2003, 95)

    • Filipijnen (Trb. 1971, 124 en Trb. 1981, 173 buiten werking getreden 24-07-1981)

    • Israël (Trb. 1953, 58 en Trb. 1965, 43, buiten werking getreden 08-12-1964)

    • Hongarije (Trb. 1995, 131)

    • Kroatië (Trb. 2005, 246)

    • Macedonië (Trb. 2006, 138)

    • Nieuw-Zeeland (Trb. 2012, 132)

    • Peru (Trb. 2005, 283)

    • Servië (Trb. 2007, 151)

    • Tsjechië (Trb. 1996, 232)

    • Turkije Behoudens paragraaf 4 is dit verdrag vervangen door de Europese Overeenkomst nopens het verkeer van personen tussen de Lid-Staten van de Raad van Europa van 13 december 1957, zie Trb. 1960, 103, art. 4 en Trb. 1971, 107, blz. 9. Voor het overige geschorst vanaf 1 november 1980.

    • Venezuela (Trb. 1995, 95)

    • Verenigde Staten (Trb. 1986, 145, gewijzigd Trb. 2013, 116 = toevoeging militair personeel)

    • Zwitserland (Trb. 1958, 110)

  • 29. Stafleden van de diplomatieke vertegenwoordiging als bepaald in artikel 7 van het Verdrag van Wenen inzake het diplomatiek verkeer (Trb. 1962, 101);

  • 30. Consulaire stafleden als bepaald in artikel 19 van het Verdrag inzake consulaire betrekkingen (Trb. 1965, 40);

  • 31. Kroatische onderdanen die op de datum van toetreding legaal in Nederland werken, en wier toelating tot de arbeidsmarkt van die lidstaat voor een ononderbroken periode van 12 maanden of meer geldt en Kroatische onderdanen die na de toetreding gedurende een ononderbroken periode van 12 maanden of meer tot de arbeidsmarkt van die lidstaat zijn toegelaten, Bijlage bij het Protocol betreffende de voorwaarden en nadere regels voor de toelating van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie (Pb. 2012 L 112);

  • 32. Zwitserse onderdanen en hun gezinsleden. Artikel 4 en artikel 7 aanhef en onder e van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse bondstaat anderzijds, over het vrije verkeer van personen (Pb. 2002, L 114);

  • 33. Vertegenwoordigers van organisaties van raadslieden van juridische verenigingen, media en vertegenwoordigers van non-gouvernementele organisaties die voor werkzaamheden verbonden aan het Internationaal Strafhof in Nederland verblijven (Trb. 2007, 125);

  • 34. Gezinsleden die deel uitmaken van het huishouden van functionarissen van het Internationaal Strafhof Zetelverdrag tussen het Internationaal Strafhof en het Gastland, ’s-Gravenhage (Trb. 2007, 125), 07-06-2007;

  • 35. Gezinsleden die deel uitmaken van het huishouden van een rechter, (adjunct) openbaar aanklager, griffier, hoofd van het kantoor van de verdediging of stafpersoneel van het Speciaal Tribunaal voor Libanon tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Naties betreffende de Zetel van het Speciaal Tribunaal voor Libanon, New York (Trb. 2007, 228);

  • 36. Bulgaarse en Roemeense onderdanen hebben met ingang van 1 januari 2014 het recht van vrij verkeer van werknemers en hebben per die datum toegang tot de Nederlandse arbeidsmarkt (Bijlage VI bij het Protocol betreffende de voorwaarden en nadere regels voor de toelating van de Republiek Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie, Pb. L 157, p. 104 en p. 138).

Bijlage III

Mededeling als bedoeld in paragraaf 50

World Trade Organization (WTO)

Voor de landen die lid zijn van de WTO gelden de regelingen zoals beschreven in de paragrafen 51 en 52. Zie www.wto.org voor welke landen zijn aangesloten bij de WTO.

Vrijhandelsakkoorden

Met de volgende landen zijn vrijhandelsakkoorden van kracht waarin de tijdelijke mobiliteit van personen is vastgelegd. Op de onderdanen van deze landen zijn de paragrafen 51, 52 en 53 van toepassing.

  • De landen van het CARIFORUM (Trb. 2009, 18)

Antigua en Barbuda, de Bahama's, Barbados, Belize, Dominica, de Dominicaanse Republiek, Grenada, Guyana, Haïti, Jamaica, Saint Lucia, Saint Vincent en de Grenadines, Saint Kitts en Nevis, Suriname en Trinidad en Tobago

  • Zuid-Korea (Trb. 2011, 62)

  • Peru en Colombia (Trb. 2012, 178)

  • Midden-Amerika (Trb. 2012, 163)

Costa Rica, El Salvador, Guatemala, Honduras, Nicaragua en Panama

Voor deze landen zijn alleen de paragrafen 52 en 53 van toepassing.

  1. Voor onderdanen van landen van het Cariforum geldt dat als zij als fotomodel, chef-kok of in de cultuursector (anders dan radio en tv) werken er geen universitaire opleiding kan worden gevraagd. Wel mag een vereiste (of equivalente) opleiding gevraagd worden. ^ [1]