Regeling aanmelding en toelating hoger onderwijs

Geraadpleegd op 17-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 07-09-2016 en zichtdatum 30-09-2024.
Geldend van 01-09-2015 t/m 30-09-2016

Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 3 april 2014, nr. 540459 inzake de toelating tot het hoger onderwijs

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen artikel 7.25, eerste, tweede, derde en vierde lid, 7,26 eerste en tweede lid, 7.26a eerste lid, 7.28, 7.31a, eerste lid, 7.31b, tweede lid, 7. 57a, vierde lid, 7.57b, vijfde lid, 7.57c, vierde lid, 7.57c, vierde lid, 7.57e, vijfde lid7.57f, tweede lid van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

Besluit:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

Artikel 1.2. Identificatie opleidingen

Voor de toepassing van deze regeling gelden door instellingen verzorgde opleidingen met dezelfde naam als dezelfde opleidingen, met uitzondering van artikel 3.2, tweede lid.

Artikel 1.3. Data

De data in deze regeling vallen steeds in het studiejaar dat voorafgaat aan het studiejaar waarvoor de kandidaat zich wil aanmelden of wil inschrijven, tenzij anders is bepaald en met dien verstande dat de data tussen 31 augustus en 16 september telkens vallen in het studiejaar.

Hoofdstuk 2. Nadere vooropleidingseisen

§ 1. Nadere vooropleidingseisen vo-ho

Artikel 2.1. Nadere vooropleidingseisen per opleiding

  • 1 Voor opleidingen aan universiteiten gelden voor kandidaten die in het bezit zijn van een vwo-diploma van een in bijlage A opgenomen opleiding, de nadere vooropleidingseisen die zijn opgenomen in bijlage A.

  • 2 Voor opleidingen aan hogescholen gelden voor kandidaten die in het bezit zijn van een vwo-diploma of het havo-diploma van een in bijlage B opgenomen opleiding, de nadere vooropleidingseisen die zijn opgenomen in bijlage B.

  • 3 Als de naam van een opleiding wordt gewijzigd, blijven de nadere vooropleidingseisen gelden zoals die golden voor het tijdstip van de naamswijziging.

  • 4 Bij samenvoeging van bestaande opleidingen blijven voor de samengevoegde opleidingen de nadere vooropleidingseisen gelden, totdat voor de samengevoegde opleidingen nieuwe nadere vooropleidingseisen zijn vastgesteld.

§ 2. Aanwijzing opleidingen inzake toelating deficiënte studenten

Artikel 2.2. Aanwijzing opleidingen inzake toelating deficiënte studenten in het wetenschappelijk onderwijs

Voor het wetenschappelijk onderwijs vindt aanwijzing als bedoeld in artikel 7.25, vijfde lid, tweede volzin, van de wet plaats voor de opleidingen Werktuigbouwkunde en Civiele Techniek, voor zover het betreft het profiel economie en maatschappij of het profiel cultuur en maatschappij.

Artikel 2.3. Wijziging naam opleiding

Als de naam van een opleiding wordt gewijzigd, blijft de toelatingsmogelijkheid voor die opleiding gelden.

§ 3. Nadere vooropleidingseisen mbo-hbo

Artikel 2.4. Nadere vooropleidingseisen mbo

Voor opleidingen in het hoger beroepsonderwijs in een in bijlage C opgenomen sector, geldt voor kandidaten die met goed gevolg een middenkaderopleiding of een specialistenopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onder d, onderscheidenlijk e, van de WEB hebben afgelegd als nadere vooropleidingseis:

  • a. het bezit van een diploma van een opleiding behorend tot een in bijlage C opgenomen domein of

  • b. een door de hogeschool afgegeven sufficiëntieverklaring.

§ 4. Bijzondere nadere vooropleidingseisen opleiding tot leraar basisonderwijs

Artikel 2.5. Vereiste kennisniveaus

Artikel 2.6. Examenvakken die zonder meer tot toelating leiden

Hoofdstuk 3. Aanvullende eisen voor opleidingen, opleidingen op het gebied van de kunst en lerarenopleidingen op het gebied van de kunst

Artikel 3.1. Aanvullende eisen in verband met de uitoefening van een beroep of beroepen

  • 1 De opleidingen waarvoor aanvullende eisen gelden, die verband houden met de uitoefening van een beroep of de beroepen waarop zij voorbereiden, zijn opgenomen in bijlage D.

  • 2 De minister neemt, al dan niet op een aanvraag, een opleiding op in de in het eerste lid bedoelde bijlage, als:

    • a. objectieve gronden in verband met de toekomstige beroepsuitoefening het stellen van de aanvullende eisen voor toelating tot deze opleiding rechtvaardigen,

    • b. de aanvullende eisen geen betrekking hebben op een bepaald vakgebied of discipline, en

    • c. het stellen van de aanvullende eisen geen afbreuk doet aan de toegankelijkheid van het betreffende hoger onderwijs.

  • 3 De gronden bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, worden in bijlage D bij de betreffende opleiding vermeld.

  • 4 Een aanvraag als bedoeld in het tweede lid kan worden ingediend door het instellingsbestuur of, indien het een opleiding betreft die door meerdere instellingen wordt verzorgd, de betreffende instellingsbesturen gezamenlijk. In de aanvraag wordt gemotiveerd aangevoerd waarom wordt voldaan aan de in het tweede lid opgesomde voorwaarden.

  • 5 Een aanvraag wordt ingediend uiterlijk op 1 mei van het kalenderjaar voorafgaand aan het studiejaar waarvoor de aanvullende eisen voor het eerst zullen gelden.

  • 6 Het instellingsbestuur maakt tijdig de criteria bekend, die op basis van de gronden bedoeld in het tweede lid, onderdeel a zijn vastgesteld, alsmede de procedure voor selectie van de kandidaten.

Artikel 3.2. Aanvullende eisen in verband met de organisatie en inrichting van het onderwijs

  • 1 De opleidingen waarvoor aanvullende eisen gelden, die verband houden met de organisatie en inrichting van het onderwijs zijn opgenomen in bijlage E.

  • 2 De minister neemt op een aanvraag van het betreffende instellingsbestuur, of de betreffende instellingsbesturen gezamenlijk als het betreft alle opleidingen met dezelfde naam, een opleiding op in bijlage E, indien met de aanvraag is aangetoond, dat:

    • a. de opleiding zich onderscheidt door een specifiek onderwijsconcept,

    • b. objectieve gronden het stellen van aanvullende eisen voor toelating tot de opleiding noodzakelijk maken in verband met het tot zijn recht komen van het onderwijsconcept,

    • c. de aanvullende eisen geen betrekking hebben op een bepaald vakgebied of discipline, en

    • d. het stellen van de aanvullende eisen geen afbreuk doet aan de toegankelijkheid van het hoger onderwijs.

  • 3 De gronden bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, worden in bijlage E bij de opleiding vermeld.

  • 4 Bij de aanvraag legt het instellingsbestuur een door de NVAO opgesteld advies met betrekking tot de in het tweede lid, onderdeel a tot en met c genoemde voorwaarden over.

  • 5 Een aanvraag wordt ingediend uiterlijk op 1 mei van het kalenderjaar voorafgaand aan het studiejaar waarvoor de aanvullende eisen voor het eerst zullen gelden.

  • 6 Het instellingsbestuur maakt tijdig de criteria bekend die op basis van de gronden bedoeld in het tweede lid, onderdeel b zijn vastgesteld, alsmede de procedure voor selectie van de kandidaten.

Artikel 3.3. Verwijdering van de bijlage en informatieplicht

  • 1 De minister kan een opleiding uit bijlage D, respectievelijk bijlage E verwijderen, als de omstandigheden op grond waarvan is besloten de opleiding in de bijlage te vermelden, zijn komen te vervallen.

  • 2 Het instellingsbestuur stelt de minister op de hoogte van een wijziging in de omstandigheden, die aanleiding kan zijn voor toepassing van de bevoegdheid genoemd in het eerste lid.

Hoofdstuk 4. Aanmelding, selectie en inschrijving

§ 1. Algemene bepalingen aanmelding

Artikel 4.1. Elektronische aanmelding (verzoek tot inschrijving)

  • 2 Onverminderd de artikelen 4.3 en 4.8 kan de in het eerste lid bedoelde aanmelding betrekking hebben op ten hoogste drie opleidingen.

  • 3 De minister verifieert de persoonsgegevens van de kandidaat aan de hand van de over de kandidaat in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens opgenomen gegevens.

  • 4 Als de kandidaat buiten Nederland woonachtig is, verstrekt hij gegevens die tenminste betrekking hebben op de naam, de geboortedatum en -plaats, het adres, de nationaliteit en de vooropleiding. Tevens verstrekt de kandidaat een fotokopie van de persoonsgegevens uit zijn paspoort of (Europees) identiteitsbewijs, een uittreksel uit het bevolkingsregister of een daarmee overeenkomend register, dan wel een uittreksel uit of een fotokopie van de geboorteakte. Het instellingsbestuur verifieert de gegevens.

  • 5 Als de aanmelding betrekking heeft op een fixusopleiding, vindt de verificatie van de gegevens, bedoeld in het vierde lid plaats voor 15 juni.

Artikel 4.2. Bevestiging aanmelding (verzoek tot inschrijving)

  • 1 De minister zendt de kandidaat die zich overeenkomstig artikel 4.1 heeft aangemeld, een elektronische bevestiging.

  • 2 De minister maakt aan de kandidaat tevens zo spoedig mogelijk bekend:

    • a. of de opleiding waarvoor hij zich aanmeldt, een fixusopleiding is,

    • b. of de instelling voor die fixusopleiding decentrale selectie zal toepassen.

§ 2. Aanmelding voor opleidingen waarvoor aanvullende eisen gelden

Artikel 4.3. Aanmelding onderzoek

  • 1 De kandidaat die wenst te worden ingeschreven voor een opleiding waarvoor krachtens artikel 7.26 of artikel 7.26a van de wet aanvullende eisen zijn gesteld, meldt zich voor 15 januari aan bij de desbetreffende instelling voor het onderzoek dienaangaande.

  • 2 De desbetreffende instelling draagt er zorg voor dat de kandidaat voor 15 april de uitslag van het onderzoek kan vernemen.

  • 3 De kandidaat die aan de aanvullende eisen voldoet en aan de desbetreffende opleiding wil worden ingeschreven, meldt zich overeenkomstig artikel 4.1, aan bij de minister.

§ 3. Bepalingen voor fixusopleidingen

Artikel 4.4. Termijn aanmelding voor fixusopleiding

Ongeacht de artikelen 4.5, 4.6, 4.20 en 4.21, vindt de aanmelding voor een fixusopleiding plaats voor 15 mei.

Artikel 4.5. Algemene regeling voor inzending van documenten

  • 1 De kandidaat die zich heeft aangemeld, stuurt voor 23 juni aan de minister:

    • a. een gewaarmerkte kopie van zijn cijferlijst of

    • b. een gewaarmerkte kopie van zijn getuigschrift.

  • 2 Als krachtens artikel 7.25 en artikel 7.25a van de wet nadere vooropleidingseisen vo-ho, nadere vooropleidingseisen mbo-hbo of bijzondere nadere vooropleidingseisen gelden of het instellingsbestuur van een universiteit gebruik heeft gemaakt van de in artikel 7.28, lid 1a en derde lid, toegekende bevoegdheid, stuurt de kandidaat die zich heeft aangemeld, voor 15 mei aan de minister een bewijsstuk waaruit blijkt dat hij aan die eisen voldoet. Dit bewijsstuk bestaat uit:

    • a. een gewaarmerkte kopie van zijn cijferlijst waaruit blijkt dat hij aan deze eisen voldoet, of

    • b. een sufficiëntieverklaring.

  • 3 Als de kandidaat niet over de bedoelde bewijsstukken beschikt, geeft hij voor 23 juni een schriftelijke verklaring af aan de minister over de redenen voor de latere toezending van die bewijsstukken. De kandidaat, bedoeld in het tweede lid, neemt tevens artikel 4.6 in acht.

  • 4 Na toepassing van het derde lid stuurt de kandidaat, bedoeld in het eerste lid, aan de minister:

    • a. voor 5 juli een gewaarmerkte kopie van zijn cijferlijst van een in Nederland behaald diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs of hoger algemeen voortgezet onderwijs, tenzij de kandidaat deelneemt aan een staatsexamen of een verlaat examen;

    • b. voor 1 september een gewaarmerkte kopie van zijn cijferlijst of een gewaarmerkte kopie van zijn getuigschrift indien hij aan een hogeschool deelneemt aan een propedeutisch examen of afsluitend examen als bedoeld in artikel 7.28, eerste lid, van de wet.

  • 5 Na toepassing van het derde lid stuurt de kandidaat, bedoeld in het tweede lid, de bewijsstukken, bedoeld in het tweede lid, voor 23 juni aan de minister. Als de kandidaat voor die datum niet in staat is deze bewijsstukken aan de minister te sturen, is het vierde lid van overeenkomstige toepassing, behoudens in de gevallen bedoeld in artikel 4.6, tweede lid.

Artikel 4.6. Latere inzending bescheiden in verband met nadere vooropleidingseisen

  • 1 De kandidaat, bedoeld in artikel 4.5, tweede lid, die bij de aanmelding nog niet voldoet aan de vooropleidingseisen of nadere vooropleidingseisen vo-ho respectievelijk mbo-hbo en die een verklaring als bedoeld in artikel 4.5, derde lid wil afgeven, legt voor 15 mei aan de minister de volgende documenten over:

    • a. een opgave van zijn in artikel 7.25 van de wet bedoelde profielkeuze waaruit blijkt dat hij aan de nadere vooropleidingseisen vo-ho of de nadere vooropleidingseisen mbo-hbo of de bijzondere nadere vooropleidingseisen zal voldoen, of

    • b. een gewaarmerkte verklaring, afgegeven door een instelling, waaruit blijkt dat hij met zijn diploma of zijn getuigschrift tevens zal voldoen aan de nadere vooropleidingseisen vo-ho, de nadere vooropleidingseisen mbo-hbo respectievelijk de bijzondere nadere vooropleidingseisen.

  • 2 De kandidaat die bij de aanmelding al voldoet aan de vooropleidingseisen, maar op dat tijdstip niet voldoet aan de nadere vooropleidingseisen vo-ho, de nadere vooropleidingseisen mbo-hbo, de bijzondere nader vooropleidingseisen of de in artikel 7.28, lid 1a en tweede lid, van de wet bedoelde vrijstelling, legt voor 15 mei een bewijsstuk over, bestaande uit een van de in het eerste lid genoemde bewijsstukken, dan wel een verklaring dat hij deelneemt of zal deelnemen aan het onderzoek ter verkrijging van een sufficiëntieverklaring. Deze kandidaat stuurt zijn sufficiëntieverklaring voor 1 september aan de minister.

Artikel 4.7. Aanmelding voor decentrale selectie

  • 1 De kandidaat die wil deelnemen aan decentrale selectie, meldt zich daartoe voor 15 januari aan via Studielink. Als zijn aanmelding een opleiding betreft waarop artikel 7.57d van de wet van toepassing is, vermeldt hij daarbij ook bij welke universiteit hij aan de decentrale selectie wil deelnemen.

  • 2 Het instellingsbestuur kan de in het eerste lid genoemde termijn verlengen.

  • 3 Een aanmelding voor decentrale selectie geldt ook als aanmelding voor de lotingsprocedure.

Artikel 4.8. Registratie in verband met beperking van deelname aan de selectieprocedure (loting en decentrale selectie)

  • 2 In afwijking van het eerste lid blijft registratie van de aanmelding van de kandidaat achterwege:

    • a. als de kandidaat er in dat jaar niet in slaagt te voldoen aan de vooropleidingseisen, bedoeld in artikel 7.24 van de wet, dan wel aan de nadere vooropleidingseisen vo-ho, de nadere vooropleidingseisen mbo-hbo of de bijzondere nadere vooropleidingseisen,

    • b. als de kandidaat zich niet voor decentrale selectie heeft aangemeld en zijn aanmelding voor de lotingsprocedure intrekt voordat hem op grond van artikel 4.14 een lotnummer is toegekend, of

    • c. als de kandidaat zich voor decentrale selectie heeft aangemeld, maar zijn aanmelding voor de selectieprocedure vóór het in onderdeel b bedoelde tijdstip intrekt, onder de voorwaarde dat hij aantoont dat hij feitelijk niet heeft deelgenomen aan de decentrale selectie.

Artikel 4.9. Sanctie

Als de kandidaat niet binnen de gestelde termijnen heeft voldaan aan de artikelen 4.4, 4.5 en 4.6, wordt de aanmelding als vervallen beschouwd, onverminderd artikel 4.8.

Artikel 4.10. Algemene bepalingen selectie (loting en decentrale selectie)

  • 1 Aan de selectieprocedure wordt uitsluitend deelgenomen door de kandidaten die zich overeenkomstig de artikelen 4.1 tot en met 4.8 hebben aangemeld.

  • 2 De kandidaat neemt deel aan de selectieprocedure voor de opleiding van zijn keuze. Dit sluit deelname aan de selectieprocedure voor een andere opleiding uit, behoudens artikel 4.20.

  • 3 In afwijking van het tweede lid neemt de kandidaat deel aan de lotingsprocedure voor meer dan één opleiding, als voor de desbetreffende opleiding artikel 7.57d van de wet geldt. De kandidaat maakt in dat geval aan de minister de volgorde van zijn voorkeur bekend.

Artikel 4.11. Gemiddeld eindexamencijfer

  • 3 Bij de berekening, bedoeld in het tweede lid, worden de resultaten van een gegadigde voor de onderdelen ‘leren, loopbaan en burgerschap’ of ‘loopbaan en burgerschap’, Nederlands, rekenen en Engels, of een andere moderne vreemde taal, buiten beschouwing gelaten.

  • 4 Als de beoordelingen bij een diploma zijn uitgedrukt in de termen uitmuntend, zeer goed, goed, ruim voldoende, voldoende, matig, onvoldoende, ruim onvoldoende, slecht en zeer slecht, dan worden deze voor de berekening van het gemiddelde eindexamencijfer geïnterpreteerd als respectievelijk 10, 9, 8, 7, 6, 5, 4, 3, 2 en 1.

  • 5 Als op de cijferlijst minder dan het in het tweede lid bedoelde aantal cijfers is vermeld, is het gemiddelde eindexamencijfer het gemiddelde van de vermelde cijfers.

  • 6 De minister deelt de kandidaat die in het bezit is van een diploma, afgegeven buiten Nederland in een andere lidstaat van de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte of Zwitserland in klasse a in, als naar het oordeel van de minister de gemiddelde waardering van de geëxamineerde vakken vergelijkbaar is met een gemiddeld eindexamencijfer van 8 of hoger als bedoeld in artikel 7.57b, eerste en tweede lid, van de wet. Artikel 7.57b, vierde lid, van de wet wordt in dat geval niet toegepast.

Artikel 4.12. Selectie van kandidaten uit Curaçao, Sint Maarten, Aruba en de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba

  • 1 Het aantal plaatsen voor kandidaten afkomstig van Curaçao, Sint Maarten, Aruba en de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, die door de minister kunnen worden aangewezen voor indeling in de lotingsklasse, genoemd in artikel 7.57b, tweede lid, onderdeel a, van de wet, bij inschrijving voor een fixusopleiding in het hoger beroepsonderwijs, bedraagt respectievelijk acht, drie, acht en vier. Daarbij wordt nagestreefd dat van de kandidaten tenminste respectievelijk drie, een, drie en twee van het vrouwelijk geslacht zijn.

  • 2 Het aantal plaatsen voor kandidaten afkomstig van Curaçao, Sint Maarten, Aruba en de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, die door de minister kunnen worden aangewezen voor indeling in de lotingsklasse, genoemd in artikel 7.57b, tweede lid, onderdeel a, van de wet, bij inschrijving voor een fixusopleiding in het wetenschappelijk onderwijs, bedraagt respectievelijk acht, drie, acht en vier. Daarbij wordt nagestreefd dat van de kandidaten tenminste respectievelijk drie, een, drie en twee van het vrouwelijk geslacht zijn.

  • 3 De kandidaten voor de plaatsen, bedoeld in het eerste en tweede lid, worden door de minister aangewezen.

  • 4 De minister wijst de kandidaten, afkomstig van Curaçao, Sint Maarten, Aruba, aan op voordracht van de regeringen van Curaçao, Sint Maarten en Aruba. De voordracht aan de minister wordt gedaan vóór 5 juli.

Artikel 4.13. Directe plaatsing

De minister verstrekt direct een bewijs van toelating aan:

Artikel 4.14. De loting

  • 1 De loting wordt verricht door een door de minister aan te wijzen notaris.

  • 2 De notaris kent iedere kandidaat een willekeurig lotnummer toe.

Artikel 4.15. Indeling gegadigden in lotingsklassen

De kandidaat wordt met inachtneming van artikel 7.57b, eerste, tweede en vierde lid, van de wet in die lotingsklasse ingedeeld die hem op grond van zijn cijferlijst dan wel zijn getuigschrift, of zijn cijferlijsten of zijn getuigschriften, de grootste kans op inloting geeft.

Artikel 4.16. Verdeling plaatsen over lotingsklassen

  • 1 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder het aantal vastgestelde plaatsen per opleiding verstaan het totaal van het op grond van de artikelen 7.53 of 56 van de wet vastgestelde aantal plaatsen, verminderd met het aantal plaatsen dat voor het desbetreffend studiejaar wordt gebruikt:

  • 3 Als een verschil ontstaat tussen het aantal vastgestelde plaatsen en het krachtens het derde lid berekende aantal plaatsen, wordt dit verschil verrekend met het aantal berekende plaatsen in lotingsklasse e.

  • 4 Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op een opleiding waarvoor artikel 7.57d van de wet geldt, met dien verstande dat:

    • a. het eerste lid wordt toegepast op het aantal plaatsen dat voor deze opleiding aan de desbetreffende universiteiten gezamenlijk is bepaald en

    • b. op dat aantal plaatsen in mindering wordt gebracht de plaatsen die aan gegadigden worden toegewezen met toepassing van artikel 7.57d, derde lid, van de wet.

Artikel 4.17. Toewijzing plaatsen aan kandidaten

  • 1 Als het aantal beschikbare plaatsen in een lotingsklasse groter is dan of gelijk aan het aantal kandidaten in die lotingsklasse, wordt aan alle kandidaten in die lotingsklasse een plaats toegewezen.

  • 2 Als het aantal beschikbare plaatsen in een lotingsklasse kleiner is dan het aantal kandidaten in die lotingsklasse, wordt het aantal beschikbare plaatsen toegewezen aan de kandidaten met de laagste lotnummers.

  • 3 Toepassing van het eerste en tweede lid blijft achterwege voor een kandidaat die een bewijs van toelating ontvangt krachtens artikel 4.29.

Artikel 4.18. Nadere regeling toewijzing plaatsen voor dezelfde opleiding bij verschillende universiteiten

  • 1 Bij de toepassing van artikel 7.57d, tweede lid, worden de kandidaten die zijn ingeloot, geplaatst bij de universiteit van hun eerste voorkeur. Als aan de desbetreffende universiteit onvoldoende plaatsen beschikbaar zijn, worden de plaatsen verdeeld met overeenkomstige toepassing van artikel 4.16, tweede en derde lid.

  • 2 De kandidaten die na toepassing van het eerste lid niet kunnen worden geplaatst aan de universiteit van hun eerste voorkeur, worden geplaatst aan de universiteit van hun hoogst mogelijke voorkeur. De toewijzing van plaatsen vindt plaats met overeenkomstige toepassing van artikel 4.16, tweede en derde lid, aan de gegadigden met de laagste lotnummers.

  • 3 De toewijzing van een plaats aan een kandidaat door het vervallen van het bewijs van toelating van een andere kandidaat vindt plaats met overeenkomstige toepassing van artikel 4.16, tweede en derde lid, aan de kandidaat met het laagste lotnummer.

  • 4 De kandidaat die beschikt over een verklaring als bedoeld in artikel 1, onderdeel gg, wordt bij inloten, zo nodig in afwijking van het eerste of derde lid, geplaatst aan de universiteit die de desbetreffende verklaring heeft afgegeven.

Artikel 4.19. Procedure verstrekking bewijzen van toelating

  • 1 De kandidaat die is ingeloot, ontvangt een op naam gesteld bewijs van toelating. Dit bewijs van toelating heeft betrekking op het studiejaar waarvoor de kandidaat zich heeft aangemeld, en op de opleiding waarvoor hij is ingeloot. Een bewijs van toelating wordt, behoudens artikel 4.22, niet later verstrekt dan 15 september.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, ontvangt de kandidaat die op grond van het eerste lid in aanmerking komt voor een bewijs van toelating, maar die niet het bewijs heeft geleverd, bedoeld in artikel 7.28, tweede lid, voorlaatste volzin, van de wet, een voorlopig bewijs van toelating voor het studiejaar volgend op het studiejaar waarvoor hij zich heeft aangemeld. Dit voorlopige bewijs van toelating wordt omgezet in een bewijs van toelating, als de kandidaat voor 1 september het bewijs aan de minister levert.

  • 3 In bijzondere gevallen kan de minister op het verzoek van een kandidaat bepalen dat in plaats van het bewijs van toelating of een voorlopig bewijs van toelating aan de kandidaat een voorlopig bewijs van toelating wordt verstrekt dat betrekking heeft op het studiejaar, volgend op het studiejaar waarvoor hij is ingeloot of waarvoor hem een voorlopig bewijs van toelating is verstrekt.

  • 4 Aan een kandidaat die beschikt over een sufficiëntieverklaring voor een opleiding waarvoor artikel 7.57d van de wet geldt, en die niet wordt ingeloot bij de universiteit die de desbetreffende verklaring heeft afgegeven, maar bij een andere universiteit, wordt een bewijs van toelating voor die andere universiteit slechts afgegeven, als de kandidaat binnen twee weken een sufficiëntieverklaring van die andere universiteit kan overleggen. De kandidaat neemt daarbij tevens de termijnen van het eerste lid in acht, tenzij het instellingsbestuur van de desbetreffende universiteit goedvindt dat inschrijving plaatsvindt na 15 september.

  • 5 De kandidaten die zijn uitgeloot, ontvangen daarvan een schriftelijke mededeling van de minister.

  • 6 Als een loting als bedoeld in artikel 4.20 plaatsvindt wordt daarvan tevens aan die kandidaten mededeling gedaan.

Artikel 4.20. Tweede loting

  • 1 Als blijkt dat alle kandidaten voor een bepaalde opleiding of een opleiding waarvoor artikel 7.57d van de wet geldt, zijn geplaatst en er plaatsen voor die opleiding onbezet blijven, vindt loting plaats onder kandidaten die voldoen aan de eisen bedoeld in artikel 4.5, die op grond van een loting voor een andere opleiding geen bewijs van toelating hebben gekregen, en die binnen veertien dagen na de mededeling, bedoeld in artikel 4.19, vijfde lid, de minister via Studielink hebben medegedeeld dat zij aan de eerstbedoelde loting wensen deel te nemen.

  • 2 Op de loting, bedoeld in het eerste lid, zijn de artikelen 4.15 tot en met 4.19 van overeenkomstige toepassing met dien verstande, dat onder het aantal vastgestelde of beschikbare plaatsen wordt verstaan het aantal onbenut gebleven plaatsen. Aan de kandidaten kent de notaris een nieuw lotnummer toe.

Artikel 4.21. Opvullen open plaatsen

  • 1 Als alle kandidaten voor een bepaalde opleiding of een opleiding waarvoor artikel 7.57d van de wet geldt, zijn geplaatst en er plaatsen voor die opleiding onbenut blijven na de loting bedoeld in artikel 4.20, worden deze open plaatsen zo veel mogelijk opgevuld door kandidaten die voldoen aan de eisen, bedoeld in artikel 4.5, en die, door zich aan te hebben aangemeld, hebben laten blijken belangstelling te hebben voor een plaats, maar die niet hebben voldaan aan de termijnen, genoemd in de artikelen 4.2 tot en met 4.8.

  • 2 Het eerste lid is eveneens van toepassing ten aanzien van een opleiding waarvoor geen mededeling is gedaan als bedoeld in artikel 4.19, vijfde lid, maar waarvoor wel alle kandidaten zijn geplaatst en niettemin plaatsen onbenut zijn gebleven.

  • 3 Als het eerste of tweede lid van toepassing is draagt de instelling die de desbetreffende opleiding verzorgt, zorg voor de plaatsing van de kandidaten.

  • 4 De minister informeert het instellingsbestuur over de datum waarop de in de artikelen 4.17 en 4.20 bedoelde loting zal plaatsvinden respectievelijk heeft plaatsgevonden en het aantal open plaatsen.

  • 5 Kandidaten bedoeld in het eerste en het tweede lid die geplaatst willen worden voor de opleiding, wenden zich tot de instelling met een verzoek om plaatsing.

  • 6 Het bestuur van de instelling die de desbetreffende opleiding verzorgt, registreert de kandidaten bedoeld in het vijfde lid, op volgorde van de datum van ontvangst van het verzoek om plaatsing. Vervolgens vindt de inschrijving plaats overeenkomstig de door de instelling gehanteerde regels van procedurele aard. Artikel 4.22 is van overeenkomstige toepassing.

  • 7 De minister informeert de in het eerste en tweede lid bedoelde kandidaten bij aanmelding over de procedure ten aanzien van het opvullen van open plaatsen.

Artikel 4.22. Procedure inschrijving

  • 1 Onverminderd het overigens bij of krachtens de wet ter zake van de inschrijving bepaalde, dient de inschrijving als student voor de propedeutische fase van een opleiding waarvoor een bewijs van toelating is verstrekt, te beginnen binnen twee weken na dagtekening van het bewijs van toelating, met dien verstande dat als het bewijs van toelating is afgegeven na 1 september die inschrijving dient plaats te vinden voor 15 september, behoudens het derde lid of een uitspraak in bezwaar of beroep.

  • 2 Als de kandidaat de procedure niet binnen de gestelde termijn is gestart, vervalt het bewijs van toelating.

  • 3 Als het bestuur van de desbetreffende instelling daarmee instemt, kan de minister ook na 15 september een bewijs van toelating verstrekken. In dat geval kan de inschrijving ook na 15 september plaatsvinden.

Artikel 4.23. Hardheidsclausule ingelote kandidaten

De kandidaat, die toepassing verlangt van artikel 7.57d, derde lid, van de wet richt zijn verzoek daartoe binnen veertien dagen na bekendmaking van de mededeling van inloting schriftelijk aan de minister.

Artikel 4.24. Hardheidsclausule uitgelote kandidaten

  • 1 De kandidaat die een beroep doet op artikel 7.57c, vierde lid, van de wet, richt zijn verzoek tot het verkrijgen van een bewijs van toelating binnen zes weken na de mededeling van uitloting schriftelijk aan de minister. Als een verzoek wordt gehonoreerd, wordt een bewijs van toelating verstrekt voor het studiejaar dat volgt op het studiejaar waarvoor hij is uitgeloot.

Artikel 4.25. Tweede instroom

  • 1 Als voor een opleiding gedurende het eerste studiejaar een tweede instroommoment bestaat verdeelt de instelling de beschikbare opleidingsplaatsen over de kandidaten die na toepassing van de artikelen 4.19, 4.20, 4.23, 4.24 en 4.29 nog niet in het bezit zijn van een bewijs van toelating voor de betreffende opleiding.

  • 2 Bij toewijzing door de instelling van de opengevallen plaats, kan de kandidaat zijn inschrijving bij die instelling vervolgen. De toewijzing door de instelling treedt in de plaats van het bewijs van toelating.

Artikel 4.26. Invoering decentrale selectie door instelling

  • 1 Het instellingsbestuur dat gebruik wil maken van de bevoegdheid kandidaten op grond van artikel 7.57e van de wet decentraal te selecteren, maakt daarvan melding aan de minister voor 1 juni van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het studiejaar waarvoor de decentrale selectie geldt.

Artikel 4.27. Bekendmaking gegadigden door de minister

  • 1 De minister verstrekt de gegevens van de kandidaten die zich overeenkomstig artikel 4.7 hebben aangemeld, aan het instellingsbestuur.

  • 2 Als het een opleiding betreft waarvoor artikel 7.57d van de wet geldt, maakt de minister de kandidaat slechts aan het bestuur van één instelling bekend. De minister volgt daarbij de keuze van de kandidaat.

Artikel 4.28. Uitvoering decentrale selectie

  • 1 Het instellingsbestuur deelt voor 15 juni aan alle kandidaten schriftelijk de beslissing van zijn selectie mee alsmede de plaats op de lijst, bedoeld in het tweede lid. Bij toepassing van het vierde lid wordt dit voor 1 augustus meegedeeld.

  • 2 Het instellingsbestuur vermeldt de geselecteerde kandidaten op een lijst in een door hem te bepalen volgorde. De lijst bevat ten minste het aantal kandidaten dat overeenkomt met het percentage, bedoeld in artikel 7.57e, tweede lid, onderdeel d, van de wet. Als het aantal decentrale plaatsen op basis van het opgegeven percentage het aantal kandidaten overtreft, bevat de lijst alle gegadigden.

  • 3 De lijst wordt voor 15 juni aan de minister bekendgemaakt.

  • 4 In afwijking van het derde lid kan het instellingsbestuur de lijst voor 1 augustus aan de minister bekendmaken, als het een selectiemethode toepast die vanwege de tijdsbelasting voor de kandidaten geheel of grotendeels na 15 juni moet worden uitgevoerd. Het instellingsbestuur stelt de minister hiervan in kennis bij de toepassing van artikel 4.26, eerste lid.

Artikel 4.29. Toekenning bewijzen van toelating na decentrale selectie

  • 1 De minister verwijdert van de in artikel 4.28 tweede lid, bedoelde lijst de kandidaten die na toepassing van artikel 4.5 niet voldoen aan de voorwaarden voor selectie. Daarnaast verwijdert de minister van deze lijst de kandidaten die op grond van artikel 4.13 een bewijs van toelating ontvangen.

  • 2 De minister verstrekt na toepassing van het eerste lid, en met inachtneming van de lijstvolgorde en het aantal, bedoeld in artikel 7.57e, tweede lid, onder d, van de wet, een bewijs van toelating aan de decentraal geselecteerde kandidaten.

  • 3 Als blijkt dat er, na toepassing van het eerste en tweede lid, nog decentrale plaatsen voor die opleiding onbenut blijven, vindt een loting plaats onder de kandidaten, die voldoen aan de eisen, bedoeld in artikel 4.5. Op de loting zijn de artikelen 4.14 tot en met 4.21 van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 5. Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 5.1. Inwerkingtreding

  • 1 Deze regeling treedt met uitzondering van de artikelen 2.1 en 2.4 in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2 Artikel 2.1 treedt in werking met ingang van 1 september 2014, met uitzondering van de wijzigingen van de nadere vooropleidingseisen van de in bijlage A opgenomen opleiding Technische Aardwetenschappen en van de in bijlage B opgenomen opleidingen Media & Entertainment Management, Creative Media and Game Technology. Deze treden in werking met ingang van 1 september 2017.

  • 3 Artikel 2.4 treedt in werking met ingang van 1 september 2015.

Artikel 5.3. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling aanmelding en toelating hoger onderwijs.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. Bussemaker

Bijlage A. Nadere vooropleidingseisen voor opleidingen van het wetenschappelijk onderwijs

  • 1. In deze bijlage wordt verstaan onder:

    NT:

    profiel natuur en techniek

    NG:

    profiel natuur en gezondheid

    EM:

    profiel economie en maatschappij

    CM:

    profiel cultuur en maatschappij

    ak:

    aardrijkskunde

    biol:

    biologie

    econ:

    economie

    grtl:

    Griekse taal en cultuur

    latl:

    Latijnse taal en cultuur

    nat:

    natuurkunde

    nlt:

    natuur, leven & technologie

    schk:

    scheikunde

    wisA:

    wiskunde A

    wisB:

    wiskunde B

    2emvt:

    tweede moderne ‘vreemde’ taal

    Ad:

    Associate degree

  • 2. Verklaring van de in deze bijlage gebruikte symbolen:

    *: dit profiel geeft toegang tot de betreffende opleiding

    #: dit profiel geeft geen toegang tot de betreffende opleiding

Economie

nr

Opleidingen

NT

NG

EM

CM

1.

B Actuariële wetenschappen

*

wisB

wisB

wisB

2.

B Bedrijfseconomie

*

*

*

wisA of wisB

3.

B Bedrijfskunde

*

*

*

wisA of wisB

4.

B Econometrie en Operationele research

*

wisB

wisB

wisB

5.

B Economie

*

*

*

wisA of wisB

6.

B Economie en Bedrijfseconomie

*

*

*

wisA of wisB

7.

B Economie en Bedrijfskunde

*

*

*

wisA of wisB

8.

B Fiscale economie

*

*

*

wisA of wisB

9.

B International Business

*

*

*

wisA of wisB

10.

B International Business Administration

*

*

*

wisA of wisB

Gedrag en Maatschappij

nr

Opleidingen

NT

NG

EM

CM

1.

B Algemene sociale wetenschappen

*

*

*

*

2.

B Bestuurs- en Organisatiewetenschap

*

*

*

*

3.

B Bestuurskunde

*

*

*

*

4.

B Communicatiewetenschap

*

*

*

*

5.

B Criminologie

*

*

*

*

6.

B Culturele Antropologie en Ontwikkelingssociologie

*

*

*

*

7.

B European Public Administration

*

*

*

*

8.

B Europese Studies

*

*

*

*

9.

B Geografie, Planologie en Milieu

*

*

*

*

10.

B International Bachelor's Programme in Communication and Media

*

*

*

*

11.

B Milieu-maatschappij-wetenschappen

*

*

*

*

12.

B Onderwijskunde

*

*

*

*

13.

B Organisatiewetenschappen

*

*

*

*

14.

B Pedagogische wetenschappen

*

*

*

*

15.

B Personeelwetenschappen

*

*

*

*

16.

B Politicologie

*

*

*

*

17.

B Psychologie

*

*

*

*

18.

B Sociale Geografie en Planologie

*

*

*

*

19.

B Sociologie

*

*

*

*

20.

B Technische Planologie

*

*

*

wisA of wisB

21.

B Vrijetijdwetenschappen

*

*

*

*

Gezondheidszorg

nr

Opleidingen

NT

NG

EM

CM

1.

B Bewegingswetenschappen

biol

nat

#

#

2.

B Biomedische wetenschappen

biol

nat

#

#

3.

Diergeneeskunde

biol

nat

#

#

4.

B European Public Health

*

*

*

*

5.

Geneeskunde

biol

nat

#

#

6.

B Geneeskunde

biol

nat

#

#

7.

B Gezondheid en leven

biol

*

biol + schk

#

8.

B Gezondheidswetenschappen

*

*

*

*

9.

B Klinische technologie

biol

nat + wisB

#

#

10.

B Medische Informatiekunde

*

nat

nat

nat + (wisA of wisB)

11.

B Tandheelkunde

biol

nat

#

#

Landbouw en Natuurlijke omgeving

nr

Opleidingen

NT

NG

EM

CM

1.

B Agrotechnologie

*

nat

wisB + nat + (schk of biol)

wisB + nat + (schk of biol)

2.

B Bedrijfs- en Consumentenwetenschappen

*

*

*

wisA of wisB

3.

B Biologie

biol

nat

#

#

4.

B Biotechnologie

*

*

2 uit nat, schk en biol

nat + schk + biol

5.

B Bodem, Water, Atmosfeer

*

nat

nat + schk

(wisA of wisB) + nat + schk

6.

B Bos- en natuurbeheer

*

*

biol of ak

wisA + (biol of ak)

7.

B Communicatiewetenschappen

*

*

*

*

8.

B Dierwetenschappen

*

*

schk

(wisA of wisB) + schk

9.

B Economie en Beleid

*

*

*

wisA of wisB

10.

B Gezondheid en Maatschappij

*

*

*

wisA of wisB

11.

B Internationaal Land- en Waterbeheer

*

nat

nat

(wisA of wisB) + nat

12.

B Internationale Ontwikkelingsstudies

*

*

*

wisA of wisB

13.

B Landschapsarchitectuur en ruimtelijke planning

*

*

*

(wisA of wisB)+ (ak of biol)

14.

B Levensmiddelentechnologie

*

*

wisB + nat + schk

wisB + nat + schk

15.

B Milieuwetenschappen

*

nat

nat + schk

(wisA of wisB) + nat + schk

16.

B Moleculaire Levenswetenschappen

*

nat of (wisB+nlt)

wisB + nat + schk

wisB + nat + schk

17.

B Plantenwetenschappen

*

*

2 uit biol, nat en schk

biol + nat + schk

18.

B Voeding en Gezondheid

*

*

schk + biol

schk + biol

Natuur

nr

Opleidingen

NT

NG

EM

CM

1.

B Aarde en economie

*

*

*

wisA of wisB

2.

B Aardwetenschappen

*

nat

nat + schk

(wisA of wisB) + nat + schk

3.

B Beta-gamma

*

wisB + nat

wisB + nat + schk

wisB + (nat of schk)

4.

B Biofarmaceutische Wetenschappen

biol

*

biol + nat + schk

#

5.

B Biologie

biol

nat

#

#

6.

B Business Analytics

*

wisB

wisB

wisB

7.

B Computer science

*

wisB

wisB

wisB

8.

B Farmaceutische Wetenschappen

*

nat

nat + schk

(wisA of wisB) + nat + schk

9.

B Farmacie

*

nat

nat + schk

(wisA of wisB) + nat + schk

10.

B Informatica

*

wisB

wisB

wisB

11.

B Informatie, Multimedia en Management

*

*

*

wisA of wisB

12.

B Informatiekunde

*

*

*

wisA of wisB

13.

B Kennistechnologie

*

wisB

wisB

wisB

14.

B Kunstmatige Intelligentie

*

*

*

wisA of wisB

15.

B Life Science and Technology

*

wisB + nat

wisB + nat + schk

wisB + nat + schk

16.

B Lyfestyle Informatics

*

*

*

wisA of wisB

17.

B Medische Natuurwetenschappen

*

wisB + nat

wisB + nat + schk

wisB + nat + schk

18.

B Milieu-natuurwetenschappen

*

nat

nat + schk

(wisA of wisB) + nat + schk

19.

B Moleculaire Levenswetenschappen

*

wisB + nat

wisB + nat + schk

wisB + nat + schk

20.

B Molecular Science and Technology

*

wisB + nat

wisB + nat + schk

wisB + nat + schk

21.

B Natuur- en Sterrenkunde

*

wisB + nat

wisB + nat

wisB + nat

22.

B Natuurkunde

*

wisB + nat

wisB + nat

wisB + nat

23.

B Natuurwetenschap en Innovatiemanagement

*

nat

nat + schk

(wisA of wisB) + nat + schk

24.

B Psychobiologie

biol

nat

#

#

25.

B Scheikunde

*

wisB + nat

wisB + nat + schk

wisB + nat + schk

26.

B Science

*

wisB + nat

wisB + nat + schk

wisB + nat + schk

27.

B Science, Business & Innovation

*

wisB + nat

wisB + nat + schk

wisB + nat + schk

28.

B Sterrenkunde

*

wisB + nat

wisB + nat

wisB + nat

29.

B Wiskunde

*

wisB

wisB

wisB

Recht

nr

Opleidingen

NT

NG

EM

CM

1.

B Bestuurskunde

*

*

*

*

2.

B European Law School

*

*

*

*

3.

B Fiscaal recht

*

*

*

*

4.

B Global Law

*

*

*

*

5.

B Internationaal en Europees Recht

*

*

*

*

6.

B Notarieel Recht

*

*

*

*

7.

B Rechtsgeleerdheid

*

*

*

*

Taal en Cultuur

nr

Opleidingen

NT

NG

EM

CM

1.

B Afrikaanse talen en culturen

*

*

*

*

2.

B Algemene Cultuurwetenschappen

*

*

*

*

3.

B American Studies

*

*

*

*

4.

B Arabische Taal en Cultuur

*

*

*

*

5.

B Archeologie

*

*

*

*

6.

B Archeologie en Prehistorie

*

*

*

*

7.

B Chinastudies

*

*

*

*

8.

B Communicatie- en Informatiewetenschappen

*

*

*

*

9.

B Culturele Informatiewetenschap

*

*

*

*

10.

B Cultuurwetenschappen

*

*

*

*

11.

B Duitse Taal en Cultuur

*

*

*

*

12.

B Engelse Taal en Cultuur

*

*

*

*

13.

B Europese Studies

*

*

*

*

14.

B Europese Talen en Culturen

*

*

*

*

15.

B Film- en Literatuurwetenschap

*

*

*

*

16.

B Finoegrische Talen en Culturen

*

*

*

*

17.

B Franse Taal en Cultuur

*

*

*

*

18.

B Friese Taal en Cultuur

*

*

*

*

19.

B Geschiedenis

*

*

*

*

20.

B Godgeleerdheid

*

*

*

*

21.

B Griekse en Latijnse Taal en Cultuur

latl of grtl

latl of grtl

latl of grtl

latl of grtl

22.

B Hebreeuwse Taal en Cultuur

*

*

*

*

23.

B Humanistiek

*

*

*

*

24.

B Internationale betrekkingen en internationale organisatie

*

*

*

*

25.

B Islam en Arabisch

*

*

*

*

26.

B Islamitische theologie

*

*

*

*

27.

B Italiaanse Taal en Cultuur

*

*

*

*

28.

B Japanstudies

*

*

*

*

29.

B Keltische Talen en cultuur

*

*

*

*

30.

B Koreastudies

*

*

*

*

31.

B Kunsten, Cultuur en Media

*

*

*

*

32.

B Kunstgeschiedenis

*

*

*

*

33.

B Latijns-Amerikastudies

*

*

*

*

34.

B Latijnse Taal en Cultuur

*

*

*

*

35.

B Liberal Arts en Sciences

*

*

*

*

36.

B Literatuurwetenschap

*

*

*

*

37.

B Literatuur en Samenleving

*

*

*

*

38.

B Media en Cultuur

*

*

*

*

39.

B Media, Kunst, Design en Architectuur

*

*

*

*

40.

B Midden-Oostenstudies

*

*

*

*

41.

B Muziekwetenschap

*

*

*

*

42.

B Nederlandkunde/ Dutch studies

*

*

*

*

43.

B Nederlandse Taal en Cultuur

*

*

*

*

44.

B Nieuwgriekse Taal en Cultuur

*

*

*

*

45.

B Oude Culturen van de Mediterrane Wereld

*

*

*

*

46.

B Oudheidkunde

*

*

*

*

47.

B Religie in Samenleving en Cultuur

*

*

*

*

48.

B Religiewetenschappen

*

*

*

*

49.

B Romaanse Talen en Culturen

*

*

*

*

50.

B Russische Studies

*

*

*

*

51.

B Scandinavische Talen en Culturen

*

*

*

*

52.

B Slavische Talen en Culturen

*

*

*

*

53.

B Spaanse Taal en Cultuur

*

*

*

*

54.

B Taal en Cultuurstudies

*

*

*

*

55.

B Taalwetenschap

*

*

*

*

56.

B Theater- Film en Televisiewetenschap

*

*

*

*

57.

B Theaterwetenschap

*

*

*

*

58.

B Theologie

*

*

*

*

59.

B Theologie Klassiek

*

*

*

*

60.

B Theologie Plus

*

*

*

*

61.

B Wijsbegeerte

*

*

*

*

62.

B Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied

*

*

*

*

63.

B Zuid- en Zuidoost-Aziëstudies

*

*

*

*

Techniek

nr

Opleidingen

NT

NG¹

EM

CM

1.

B Advanced Technology

*

wisB + nat

wisB + nat + schk

wisB + nat + schk

2.

B Bedrijfsinformatietechnologie

*

wisB

wisB

wisB

3.

B Biomedische technologie

*

wisB + nat

wisB + nat

wisB + nat

4.

B Bouwkunde

*

wisB + nat

wisB + nat

wisB + nat

5.

B Civiele Techniek2

*

wisB + nat

wisB + nat

wisB + nat

6.

B Creative Technology

*

*

*

*

7.

B Electrical Engineering

*

wisB + nat

wisB + nat

wisB + nat

8.

B Industrial Design

*

wisB + nat

wisB + nat

wisB + nat

9.

B Industrieel Ontwerpen

*

wisB + nat

wisB + nat

wisB + nat

10.

B Life Science & Technology

*

wisB + nat

wisB + nat + schk

wisB + nat + schk

11.

B Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek

*

wisB + nat

wisB + nat

wisB + nat

12.

B Maritieme Techniek

*

wisB + nat

wisB + nat

wisB + nat

13.

B Nanobiologie

biol

wisB + nat

#

#

14.

B Scheikundige Technologie

*

wisB + nat

wisB + nat + schk

wisB + nat + schk

15.

B Molecular Science and Technology

*

wisB + nat

wisB + nat + schk

wisB + nat + schk

16.

B Technische Aardwetenschappen

*

wisB + nat

wisB + nat +schk

wisB + nat + schk

17.

B Technische Bedrijfskunde

*

wisB

wisB

wisB

18.

B Technische Bestuurskunde

*

wisB + nat

wisB + nat

wisB + nat

19.

B Technische Informatica

*

wisB

wisB

wisB

20.

B Technische Innovatiewetenschappen

*

wisB

wisB

wisB

21.

B Technische Natuurkunde

*

wisB + nat

wisB + nat

wisB + nat

22.

B Technische Wiskunde

*

wisB

wisB

wisB

23.

B Werktuigbouwkunde2

*

wisB + nat

wisB + nat

wisB + nat

1 Voor alle opleidingen geldt dat de instelling aan de student met het profiel NG de gelegenheid kan geven om aan de eisen ‘nat’ en ‘wisB’ uiterlijk bij afronding van de propedeutische fase te voldoen.

2 Voor deze opleidingen geldt dat de instelling aan de student met het profiel EM of CM de gelegenheid kán geven om aan de eisen ‘na’ en ‘wisB’ uiterlijk bij afronding van de propedeutische fase te voldoen.

Sectoroverstijgend

nr

Opleidingen

NT

NG

EM

CM

1.

B Tourism

*

*

*

wisA of wisB

Bijlage B. Nadere vooropleidingseisen voor opleidingen van het hoger beroepsonderwijs

  • 1. In deze bijlage wordt verstaan onder:

    • NT: profiel natuur en techniek

    • NG: profiel natuur en gezondheid

    • EM: profiel economie en maatschappij

    • CM: profiel cultuur en maatschappij

    • biol: biologie

    • dutl: Duitse taal en cultuur

    • fatl: Franse taal en cultuur

    • econ: economie

    • m&o: management en organisatie

    • maw: maatschappijwetenschappen

    • schk: scheikunde

    • nat: natuurkunde

    • nlt: natuur, leven & technologie

    • wisA: wiskunde A

    • wisB: wiskunde B

    • 2emvt: tweede moderne ‘vreemde’ taal

    • Ad: Associate degree

  • 2. Verklaring van de in deze bijlage gebruikte symbolen:

    *: dit profiel geeft toegang tot de betreffende opleiding

    #: dit profiel geeft geen toegang tot de betreffende opleiding

1. Instroom met HAVO diploma

Economie (instroom met havo-diploma)

nr

Opleidingen

NT

NG

EM

CM

1.

B Accountancy3

*

econ of m&o

*

(econ of m&o) + (wisA of wisB)

2.

B Advanced Business Creation

econ of m&o

econ of m&o

 

(econ of m&o) + (wisA of wisB)

3.

B Bedrijfseconomie3

*

econ of m&o

*

(econ of m&o) + (wisA of wisB)

4.

B Bestuurskunde /overheidsmanagement

econ

econ

*

econ

5.

B Bedrijfskunde MER3

econ of m&o

econ of m&o

*

econ of maw of m&o

6.

B Business Administration in Hotel Management1

2emvt

2emvt

2emvt

econ of m&o

7.

B Business IT & Management3

*

*

*

*

8.

B Business Studies

econ of m&o

econ of m&o

*

(econ of m&o) + (wisA of wisB)

9.

B Commercieel Management3

*

*

*

(econ of m&o) + (wisA of wisB)

10.

B Commerciële Economie3

econ of m&o

econ of m&o

*

(econ of m&o) + (wisA of wisB)

11.

B Communicatie3

*

*

*

wisA of wisB

12.

B Communicatiesystemen

*

*

*

wisA of wisB

13.

B European Studies

2emvt

2emvt

2emvt

*

14.

B Facility Management3

econ of m&o

econ of m&o

*

(econ of m&o) + (wisA of wisB)

15.

B Financial Services Management

*

econ of m&o

*

(econ of m&o) + (wisA of wisB)

16.

B Fiscaal Recht en Economie

*

econ of m&o

*

(econ of m&o) + (wisA of wisB)

17.

B Food and Business

*

*

*

(econ of m&o) + (wisA of wisB)

18.

B Functiegerichte bachelor in Toerisme en Recreatie3

*

*

*

econ of m&o

19.

B Hbo-Rechten

*

*

*

*

20.

B Hogere Juridische Opleiding

*

*

*

*

21.

B Hoger Hotelonderwijs1,3

2emvt

2emvt

2emvt

econ of m&o

22.

B Hoger Toeristisch en Recreatief Onderwijs3

*

*

*

econ of m&o

23.

B Informatiedienstverlening en -Management3

*

*

*

*

24.

B Informationmanagement

*

*

*

econ of m&o

25.

B Integrale Veiligheid

*

*

*

*

26.

B Integrale Veiligheidskunde

econ

econ

*

econ

27.

B International Business

*

*

*

econ of m&o of wisA

28.

B International Business and Languages

econ of m&o

econ of m&o

*

*

29.

B International Business and

Management Studies

econ of m&o of 2emvt

econ of m&o of 2emvt

*

econ of m&o

30.

International Business Innovation Studies

econ of m&o

*

*

*

31.

B International Fresh Business Management

econ of m&o

econ of m&o

*

(econ of m&o) + (wisA of wisB)

32.

B Journalistiek

*

*

*

*

33.

B Kunst en economie

*

*

*

*

34.

B Lifestyle

*

*

*

*

35.

B Logistiek en Economie

econ of m&o

econ of m&o

*

(econ of m&o) + (wisA of wisB)

36.

B Media and Entertainment

Management

*

*

*

econ of m&o

37.

B Media, Informatie en Communicatie

econ of m&o

econ of m&o

*

econ of m&o

38.

B Oriëntaalse talen en Communicatie

*

*

*

*

39.

B People and Business Management

*

*

*

*

40.

B Security Management

*

*

*

*

41.

B Small Business & Retail Management3

econ of m&o

econ of m&o

*

econ of m&o

42.

B Sport, Management en Ondernemen1

*

*

*

wisA of wisB

43.

B Toegepaste Bedrijfskunde

2emvt

2emvt

2emvt

*

44.

B Trade Management Azië

econ of m&o

econ of m&o

*

econ of m&o

45.

B Vastgoed en Makelaardij

*

*

*

(econ of m&o) + (wisA of wisB)

46.

B Vertaalacademie5

2emvt

2emvt

2emvt

*

47.

B Vitaliteitsmanagement & Toerisme3

*

*

*

*

48.

B Vrijetijdsmanagement3

*

*

*

econ of m&o

1 Voor deze opleiding gelden aanvullende eisen ex artikel 7.26 dan wel artikel 7.26a van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

3 Aan deze opleiding is bij ten minste één instelling een Ad verbonden.

5 Frans of Duits verplicht indien deze taal wordt gekozen.

Gedrag en maatschappij (instroom met havo-diploma)

nr

Opleidingen

NT

NG

EM

CM

1.

B Creatieve Therapie1

*

*

*

*

2.

B Culturele en Maatschappelijke Vorming

*

*

*

*

3.

B Godsdienst-pastoraal Werk

*

*

*

*

4.

B Human Resource Management3

*

*

*

*

5.

B Integrale veiligheidskunde

econ

econ

*

econ

6.

B Maatschappelijk Werk en Dienstverlening

*

*

*

*

7.

B Pedagogiek3

*

*

*

*

8.

B Pedagogisch Management Kinderopvang

*

*

*

*

9.

B Sociaal-juridische Dienstverlening3

*

*

*

*

10.

B Sociaal Pedagogische Hulpverlening

*

*

*

*

11.

B Social work

*

*

*

*

12.

B Sport en Bewegen1

*

*

*

*

13.

B Sport en Bewegingseducatie

*

*

*

*

14.

B Toegepaste Psychologie

*

*

*

wisA of wisB

1 Voor deze opleiding gelden aanvullende eisen ex artikel 7.26 dan wel artikel 7.26a van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

3 Aan deze opleiding is bij ten minste één instelling een Ad verbonden.

Gezondheidszorg (instroom met havo-diploma)

nr

Opleidingen

NT

NG

EM

CM

1.

B Ergotherapie, opleiding voor

*

*

*

*

2.

B Farmakunde

*

*

*

*

3.

B Fysiotherapeut, opleiding tot

*

*

*

*

4.

B Huidtherapie

*

*

*

*

5.

B Kunstzinnige Therapie

*

*

*

*

6.

B Logopedie, opleiding voor1

*

*

*

*

7.

B Management in de Zorg 1,3

*

*

*

*

8.

B Medisch Beeldvormende en Radio-

therapeutische Technieken

*

*

*

wisA of wisB

9.

B Medische Hulpverlening

*

*

*

*

10.

B Mondzorgkunde

*

*

*

*

11.

B Oefentherapie Cesar

*

*

*

*

12.

B Oefentherapeut Mensendieck, opleiding tot

*

*

*

*

13.

B Optometrie

*

*

*

wisA of wisB

14.

B Orthoptie

*

*

*

wisA of wisB

15.

B Podotherapie, opleiding

*

*

*

*

16.

B Psychomotorische Therapie en Bewegingsagogie1

*

*

*

*

17.

B Sport, Gezondheid en Management3

*

*

*

*

18.

B Toegepaste Gerontologie

*

*

*

*

19.

B Verloskunde1

biol

*

biol + schk

biol + schk + (wisA of wisB)

20.

B Verpleegkundige, opleiding tot

*

*

*

*

21.

B Voeding en Diëtetiek

*

*

*

*

1 Voor deze opleiding gelden aanvullende eisen ex artikel 7.26 dan wel artikel 7.26a van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

3 Aan deze opleiding is bij ten minste één instelling een Ad verbonden.

Landbouw en natuurlijke omgeving (instroom met havo-diploma)

nr

Opleidingen

NT

NG

EM

CM

1.

B Bedrijfskunde en Agribusiness3

*

*

*

wisA of wisB

2.

B Biotechnologie

*

*

#

#

3.

B Bos- en natuurbeheer

*

*

*

wisA of wisB

4.

B Dier- en veehouderij3

*

*

schk

#

5.

B Diermanagement

*

*

biol

#

6.

B Educatie en Kennismanagement Groene Sector 2,3

*

*

*

*

7.

B Food Commerce & Technology

*

*

wisA of wisB

wisA of wisB

8.

B Food Design and Innovation

*

*

*

wisA

9.

B Geo Media & Design

*

*

*

Wis A of Wis B

10.

B Greenport Business & Retail

*

*

*

wisA of wisB

11.

B Kust- en zeemanagement

*

*

*

wisA

12.

B Land- en watermanagement

*

*

schk

#

13.

B Landscape and Environment Management

*

*

*

econ of wisA of wisB

14.

B Milieukunde3

*

*

schk

#

15.

B Plattelandsvernieuwing

*

*

*

wisA of wisB

16.

B Toegepaste Biologie

*

*

schk

#

17.

B International Development Management

*

*

*

wisA of wisB en econ

18.

B Tuinbouw en akkerbouw3

*

*

schk

#

19.

B Tuin- en landschapsinrichting3

*

*

*

wisA of wisB

20.

B Voedingsmiddelentechnologie

*

*

wisA+schk

#

21.

B Watermanagement

*

*

*

#

2 Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs en/of beroepsonderwijs en volwasseneneducatie van de tweede graad.

3 Aan deze opleiding is bij ten minste één instelling een Ad verbonden.

Onderwijs (instroom met havo-diploma)

nr

Opleidingen

NT

NG

EM

CM

1.

B Aardrijkskunde2

*

*

*

*

2.

B Algemene Economie2

econ of m&o

econ of m&o

*

econ

3.

B Basisonderwijs, opleiding tot leraar

*

*

*

*

4.

B Beeldende kunst en vormgeving, docent1

*

*

*

*

5.

B Bedrijfseconomie2

econ of m&o

econ of m&o

*

econ

6.

B Biologie2

*

*

biol of nlt

biol of nlt

7.

B Bouwkunde I en II2,3

*

*

*

wisA of wisB

8.

B Bouwtechniek I en II2,3

*

*

*

wisA of wisB

9.

B Consumptieve techniek I en II2,3

*

*

*

*

10.

B Dans, docent1

*

*

*

*

11.

B Duits2

dutl

dutl

dutl

dutl

12.

B Economie2

econ of m&o

econ of m&o

*

econ

13.

B Elektrotechniek I en II2,3

*

*

*

wisA of wisB

14.

B Engels2,3

*

*

*

*

15.

B Frans2

fatl

fatl

fatl

fatl

16.

B Fries2

*

*

*

*

17.

B Geschiedenis2

*

*

*

*

18.

B Gezondheidszorg en welzijn 2,3

*

*

*

*

19.

B Godsdienst2

*

*

*

*

20.

B Informatie en Communicatie technologie, docent2,3

*

*

*

wisA of wisB

21.

B Installatietechniek I en II2,3

*

*

*

wisA of wisB

22.

B Islam-godsdienst2

*

*

*

*

23.

B Lichamelijke opvoeding1

*

*

*

*

24.

B Maatschappijleer2

*

*

*

*

25.

B Mechanische Techniek I en II2,3

*

*

*

wisA of wisB

26.

B Mens en Maatschappij2,3

*

*

*

*

27.

B Mens en Technologie2

*

*

*

wisA of wisB

28.

B Motorvoertuigentechniek I en II2,3

*

*

*

wisA of wisB

29.

B Muziek, docent1

*

*

*

*

30.

B Natuurkunde2

*

nat of nlt

#

#

31.

B Nederlands2

*

*

*

*

32.

B Omgangskunde2,3

*

*

*

*

33.

B Opleiding tot Leraar Nederlandse Gebarentaal (NGT)/ Bacheloropleiding tot Tolk NGT 1,2,3

*

*

*

*

34.

B Opleidingskunde

*

*

*

*

35.

B Pedagogiek2

*

*

*

*

36.

B Scheikunde2

*

*

#

#

37.

B Spaans2

*

*

*

*

38.

B Techniek2,3

*

*

#

#

39.

B Technisch Beroepsonderwijs3

*

*

*

wisA of wisB

40.

B Theater, docent1

*

*

*

*

41.

B Verzorging/ huishoudkunde2

*

*

*

*

42.

B Verzorging/ gezondheidskunde2

*

*

*

*

43.

B Werktuigbouwkunde I en II2,3

*

*

*

wisA of wisB

44.

B Wiskunde2

*

wisB

wisB

wisB

1 Voor deze opleiding gelden aanvullende eisen ex art 7.26 dan wel artikel 7.26a van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

2 Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs en/of beroepsonderwijs en volwasseneneducatie van de tweede graad.

3 Aan deze opleiding is bij ten minste één instelling een Ad verbonden.

Taal en cultuur (instroom met havo-diploma)

nr

Opleidingen

NT

NG

EM

CM

1.

B Autonome Beeldende Kunst1

*

*

*

*

2.

B Beeldende Kunst en Vormgeving1

*

*

*

*

3.

B Circus and Performance Art1

*

*

*

*

4.

B Circus Arts1

*

*

*

*

5.

B Cultureel Erfgoed

*

*

*

*

6.

B Dans1,3

*

*

*

*

7.

B Film en televisie1

*

*

*

*

8.

B Muziek 1,3

*

*

*

*

9.

B Muziektherapie1

*

*

*

*

10.

B Theater1

*

*

*

*

11.

B Vormgeving 1,3

*

*

*

*

1 Voor deze opleiding gelden aanvullende eisen ex artikel 7.26 dan wel artikel 7.26a van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

3 Aan deze opleiding is bij ten minste één instelling een Ad verbonden.

Techniek (instroom met havo-diploma)

nr

Opleidingen

NT

NG

EM

CM

1.

B Applied science

*

*

#

#

2.

B Archeologie

*

*

*

*

3.

B Automotive

*

nat of nlt

#

#

4.

B Aviation

*

*

*

#

5.

B Bio-informatica

*

*

*

wisA of

wisB of nat

6.

B Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek3

*

*

#

#

7.

B Biotechnologie

*

*

#

#

8.

B Bouwkunde3

*

*

*

#

9.

B Built environment

*

*

*

#

10.

B Chemie

*

*

#

#

11.

B Chemische Technologie3

*

*

#

#

12.

B Civiele Techniek3

*

nat of nlt

#

#

13.

B Communication and Multimedia Design

*

*

*

wisA of wisB

14.

B Creative Media and Game Technologies

*

*

*

*

15.

B Elektrotechniek

*

nat of nlt

#

#

16.

B Engineering

*

*

*

#

17.

B Fashion and Textile Technologies

*

*

*

wisA a of wisB

18.

B Forensisch Onderzoek

*

nat of nlt

#

#

19.

B HBO-ICT

*

*

*

*

20.

B Industrieel Product Ontwerpen

*

*

*

wisA of wisB

21.

B Informatica3

*

*

*

*

22.

B Logitics Engineering

*

*

*

#

23.

B Luchtvaarttechnologie

*

nat of nlt

#

#

24.

B Maritiem Officier1

*

nat of nlt

#

#

25.

Maritieme Techniek3

*

nat of nlt

#

#

26.

B Mechatronica

*

nat of nlt

#

#

27.

B Mens en Techniek

*

*

*

wisA of wisB

28.

B Milieukunde3

*

*

schk

#

29.

B Ocean Technology

*

nat of nlt

#

#

30.

B. Ruimtelijke Ontwikkeling

*

*

*

*

31.

B Technische Bedrijfskunde3

*

*

*

WisA of wisB

32.

B Technische Informatica3

*

*

wisB

wisB

33.

B Technische Natuurkunde

*

nat of nlt

#

#

34.

Toegepaste Wiskunde

*

*

wisB

wisB

35.

B Watermanagement

*

*

*

#

36.

B Werktuigbouwkunde3

*

nat of nlt

#

#

1 Voor deze opleiding gelden aanvullende eisen ex artikel 7.26 dan wel artikel 7.26a van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

3 Aan deze opleiding is bij ten minste één instelling een Ad verbonden.

Sectoroverstijgend (instroom met havo-diploma)

nr

Opleidingen

NT

NG

EM

CM

1.

B HBO-ICT

*

*

*

*

2.

B Windesheim Honours College

*

*

*

wisA of wisB

3.

B Politics, Psychology, Law and economics

*

*

*

*

2. Instroom met VWO diploma

Economie (instroom met vwo-diploma)

nr

Opleidingen

NT

NG

EM

CM

1.

B Accountancy3

*

 

*

*

2.

B Advanced Business Creation

econ of m&o

econ of m&o

*

econ of m&o

3.

B Bedrijfseconomie3

*

*

*

*

4.

B Bestuurskunde/overheids-management

econ

econ

*

econ

5.

B Bedrijfskunde MER3

econ of m&o

econ of m&o

*

econ of maw of m&o

6.

B Business Administration in Hotel Management1

2emvt

2emvt

2emvt

*

7.

B Business IT & Management3

*

*

*

*

8.

B Business Studies

econ of m&o

econ of m&o

*

(econ of m&o)

9.

B Commercieel Management3

*

*

*

econ of m&o

10.

B Commerciële Economie3

econ of m&o

econ of m&o

*

econ of m&o

11.

B Communicatie3

*

*

*

*

12.

B Communicatiesystemen

*

*

*

*

13.

B European Studies

2emvt

2emvt

2emvt

*

14.

B Facility Management3

econ of m&o

econ of m&o

*

econ of m&o

15.

B Financial Services management

*

*

*

*

16.

B Fiscaal Recht en Economie

*

*

*

*

17.

B Food and business

*

*

*

*

18.

B Functiegerichte Bachelor in toerisme en recreatie3

*

*

*

econ of m&o

19.

B Hbo-rechten

*

*

*

*

20.

B Hogere Juridische Opleiding

*

*

*

*

21.

B Hoger Hotelonderwijs1,3

2emvt

2emvt

2emvt

*

22.

B Hoger Toeristisch en Recreatief Onderwijs3

*

*

*

econ of m&o

23.

B Informatiedienstverlening en -

Management3

*

*

*

*

24.

B Informationmanagement

*

*

*

*

25.

B Integrale Veiligheid

*

*

*

*

26.

B Integrale Veiligheidskunde

econ

econ

*

econ

27.

B International Business

*

*

*

econ of m&o of wisA

28.

B International Business and

Languages

econ of m&o

econ of m&o

*

*

29.

B International Business and

Managementstudies

econ of m&o of

2emvt

econ of m&o of

2emvt

*

*

30.

B. International Business Innovation Studies

*

*

*

*

31.

B International Fresh Business Management

econ of m&o

econ of m&o

*

(econ of m&o)

32.

B Journalistiek

*

*

*

*

33.

B Kunst en Economie

*

*

*

*

34.

B Lifestyle

*

*

*

*

35.

B Logistiek en Economie

econ of m&o

econ of m&o

*

econ of m&o

36.

B Media and Entertainment management

*

*

*

*

37.

B Media, informatie en communicatie

econ of m&o

econ of m&o

*

econ of m&o

38.

B Mens en Techniek

*

*

*

*

39.

B Toegepaste Bedrijfskunde

2emvt

2emvt

2emvt

*

40.

B Oriëntaalse Talen en Communicatie

*

*

*

*

41.

B People and Business Management

*

*

*

*

42.

B Security Management

*

*

*

*

43.

B Small Business & Retail Management3

econ of m&o

econ of m&o

*

econ of m&o

44.

B Sport, Management en Ondernemen1

*

*

*

*

45.

B Trade Management Azië

econ of m&o

econ of m&o

*

econ of m&o

46.

B Vastgoed en Makelaardij

*

*

*

econ of m&o

47.

B Vertaalacademie5

2emvt

2emvt

2emvt

*

48.

B Vitaliteitsmanagement & Toerisme3

*

*

*

*

49.

B Vrijetijdsmanagement3

*

*

*

econ of m&o

1 Voor deze opleiding gelden aanvullende eisen ex artikel 7.26 dan wel artikel 7.26a van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

3 Aan deze opleiding is bij ten minste één instelling een Ad verbonden.

5 Frans of Duits verplicht indien deze taal wordt gekozen.

Gedrag en maatschappij (instroom met vwo-diploma)

nr

Opleidingen

NT

NG

EM

CM

1.

B Creatieve therapie1

*

*

*

*

2.

B Culturele en Maatschappelijke Vorming

*

*

*

*

3.

B Godsdienst-pastoraal Werk

*

*

*

*

4.

B Human Resource Management3

*

*

*

*

5.

B Integrale Veiligheidskunde

econ

econ

*

econ

6.

B Maatschappelijke Werk en Dienstverlening

*

*

*

*

7.

B Pedagogiek3

*

*

*

*

8.

B Pedagogisch Management Kinderopvang

*

*

*

*

9.

B Sociaal-juridische Dienstverlening3

*

*

*

*

10.

B Sociaal Pedagogische Hulpverlening

*

*

*

*

11.

B Social work

*

*

*

*

12.

B Sport en Bewegen1

*

*

*

*

13.

B Sport en Bewegingseducatie

*

*

*

*

14.

B Toegepaste Psychologie

*

*

*

*

1 Voor deze opleiding gelden aanvullende eisen ex artikel 7.26 dan wel artikel 7.26a van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

3 Aan deze opleiding is bij ten minste één instelling een Ad verbonden.

Gezondheidszorg (instroom met vwo-diploma)

nr

Opleidingen

NT

NG

EM

CM

1.

B Ergotherapie, opleiding voor

*

*

*

*

2.

B Farmakunde

*

*

*

*

3.

B Fysiotherapeut, opleiding tot

*

*

*

*

4.

B Huidtherapie

*

*

*

*

5.

B Kunstzinnige Therapie

*

*

*

*

6.

B Logopedie, opleiding voor1

*

*

*

*

7.

B Management in de zorg 1,3

*

*

*

*

8.

B Medisch Beeldvormende en Radio-

therapeutische Technieken

*

*

*

*

9.

B Medische Hulpverlening

*

*

*

*

10.

B Mondzorgkunde

*

*

*

*

11.

B Oefentherapie Cesar

*

*

*

*

12.

B Oefentherapie Mensendieck, opleiding tot

*

*

*

*

13.

B Optometrie

*

*

*

*

14.

B Orthoptie

*

*

*

*

15.

B Podotherapie, opleiding

*

*

*

*

16.

B Psychomotorische Therapie en Bewegingsagogie1

*

*

*

*

17.

B Sport, Gezondheid en Management3

*

*

*

*

18.

B Toegepaste Gerontologie

*

*

*

*

19.

B Verloskunde1

biol

*

biol + schk

biol + schk

20.

B Verpleegkundige, opleiding tot

*

*

*

*

21.

B Voeding en Diëtetiek

*

*

*

*

1 Voor deze opleiding gelden aanvullende eisen ex art 7.26 dan wel artikel 7.26a van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

3 Aan deze opleiding is bij ten minste één instelling een Ad verbonden.

Landbouw en natuurlijke omgeving (instroom met vwo-diploma)

nr

Opleidingen

NT

NG

EM

CM

1.

B Bedrijfskunde en Agribusiness3

*

*

*

*

2.

B Biotechnologie

*

*

#

#

3.

B Bos- en natuurbeheer

*

*

*

*

4.

B Dier- en veehouderij3

*

*

schk

#

5.

B Diermanagement

*

*

biol

#

6.

B Educatie en Kennismanagement groene sector 2,3

*

*

*

*

7.

B Food Commerce and Technology

*

*

wisA of wisB

wisA of wisB

8.

B Food Design and Innovation

*

*

*

*

9.

B Geo Media & Design

*

*

*

*

10.

B Greenport Business & Retail

*

*

*

wisA of wisB

11.

B Kust- en zeemanagement

*

*

*

wisA of wisB

12.

B Land- en watermanagement

*

*

schk of nlt

schk of nlt

13.

B Landscape and Environment Management

*

*

*

econ of wisA of wisB

14.

B Milieukunde3

*

*

schk of nlt

#

15.

B Plattelandsvernieuwing

*

*

*

*

16.

B Toegepaste Biologie

*

*

schk

#

17.

B International Development Management

*

*

*

wisA of wiskB en econ

18.

B Tuinbouw en Akkerbouw3

*

*

schk of nlt

#

19.

B Tuin- en landschapsinrichting3

*

*

*

*

20.

B Voedingsmiddelentechnologie

*

*

wisA + schk

#

21.

B Watermanagement

*

*

*

#

2 Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs en/of beroepsonderwijs en volwasseneneducatie van de tweede graad.

3 Aan deze opleiding is bij ten minste één instelling een Ad verbonden.

Onderwijs (instroom met vwo-diploma)

nr

Opleidingen

NT

NG

EM

CM

1.

B Aardrijkskunde2

*

*

*

*

2.

B Algemene economie2

econ of m&o

econ of m&o

*

econ

3.

B Basisonderwijs, opleiding tot leraar

*

*

*

*

4.

B Beeldende kunst en vormgeving, docent1

*

*

*

*

5.

B Bedrijfseconomie2

econ of m&o

econ of m&o

*

econ

6.

B Biologie2

*

*

biol of nlt

biol of nlt

7.

B Bouwkunde I en II2,3

*

*

*

wisA of wisB

8.

B Bouwtechniek I en II2,3

*

*

*

wisA of wisB

9.

B Consumptieve techniek I en II2,3

*

*

*

*

10.

B Dans, docent1

*

*

*

*

11.

B Duits2

*

*

*

*

12.

B Economie2

econ of m&o

econ of m&o

*

econ

13.

B Elektrotechniek I en II2,3

*

*

*

wisA of wisB

14.

B Engels2,3

*

*

*

*

15.

B Frans2

*

*

*

*

16.

B Fries2

*

*

*

*

17.

B Geschiedenis2

*

*

*

*

18.

B Gezondheidszorg en Welzijn2,3

*

*

*

*

19.

B Godsdienst2

*

*

*

*

20.

B Informatie en Communicatietechnologie, docent2,3

*

*

*

wisA of wisB

21.

B Installatietechniek I en II2,3

*

*

*

wisA of wisB

22.

B Islam-godsdienst2

*

*

*

*

23.

B Lichamelijke Opvoeding1

*

*

*

*

24.

B Maatschappijleer2

*

*

*

*

25.

B Mechanische Techniek I en II2,3

*

*

*

wisA of wisB

26.

B Mens en Maatschappij2,3

*

*

*

*

27.

B Mens en Technologie2

*

*

*

wisA of wisB

28.

B Motorvoertuigentechniek I en II2,3

*

*

*

wisA of wisB

29.

B Muziek, docent1

*

*

*

*

30.

B Natuurkunde2

*

nat of nlt

nat of nlt

#

31.

B Nederlands2

*

*

*

*

32.

B Omgangskunde2,3

*

*

*

*

33.

B Opleiding tot Leraar Nederlandse Gebarentaal (NGT)/ Bacheloropleiding tot Tolk NGT 1,2,3

*

*

*

*

34.

B Opleidingskunde

*

*

*

*

35.

B Pedagogiek2

*

*

*

*

36.

B Scheikunde2

*

*

schk of nlt

#

37.

B Spaans2

*

*

*

*

38.

B Techniek2,3

*

*

nat of nlt

#

39.

B Technisch Beroepsonderwijs3

*

*

*

wisA of wisB

40.

B Theater, docent1

*

*

*

*

41.

B Verzorging/huishoudkunde2

*

*

*

*

42.

B Verzorging/gezondheidskunde2

*

*

*

*

43.

B Werktuigbouwkunde I en II2,3

*

*

*

wisA of wisB

44.

B Wiskunde2

*

*

*

wisA of wisB

1 Voor deze opleiding gelden aanvullende eisen ex artikel 7.26 dan wel artikel 7.26a van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

2 Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs en/of beroepsonderwijs en volwasseneneducatie van de tweede graad.

3 Aan deze opleiding is bij ten minste één instelling een Ad verbonden.

Taal en cultuur (instroom met vwo-diploma)

nr

Opleidingen

NT

NG

EM

CM

1.

B Autonome Beeldende Kunst1

*

*

*

*

2.

B Beeldende Kunst en Vormgeving1

*

*

*

*

3.

B Circus and Performance Art1

*

*

*

*

4.

B Circus Arts1

*

*

*

*

5.

B Cultureel Erfgoed

*

*

*

*

6.

B Dans1,3

*

*

*

*

7.

B Film en Televisie1

*

*

*

*

8.

B Muziek 1,3

*

*

*

*

9.

B Muziektherapie1

*

*

*

*

10.

B Theater1

*

*

*

*

11.

B Vormgeving1,3

*

*

*

*

1 Voor deze opleiding gelden aanvullende eisen ex artikel 7.26 dan wel artikel 7.26a van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

3 Aan deze opleiding is bij ten minste één instelling een Ad verbonden.

Techniek (instroom met vwo-diploma)

Nr

Opleidingen

NT

NG

EM

CM

1.

B Applied Science

*

*

#

#

2.

B Archeologie

*

*

*

*

3.

B Automotive

*

nat of nlt

nat

#

4.

B Aviation

*

*

*

#

5.

B Bio-informatica

*

*

*

wisA of wisB

6.

B Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek3

*

*

#

#

7.

B Biotechnologie

*

*

#

#

8.

B Bouwkunde3

*

*

*

wisA of wisB

9.

B Built Environment

*

*

*

WisA of wisB

10.

B Chemie

*

*

#

#

11.

B Chemische Technologie3

*

*

#

#

12.

B Civiele techniek3

*

nat of nlt

nat

#

13.

B Communication and Multimedia design

*

*

*

*

14.

B Creative Media and Game Technologies

*

*

*

*

15.

B Elektrotechniek

*

nat of nlt

nat

#

16.

B Engineering

*

*

*

#

17.

B Fashion and Textile technologies

*

*

*

*

18.

B Forensisch Onderzoek

*

nat of nlt

#

#

19.

HBO-ICT

*

*

*

*

20.

B Industrieel Product Ontwerpen

*

*

*

*

21.

B Informatica3

*

*

*

*

22.

B Logitics Engineering

*

*

*

#

23.

B Luchtvaarttechnologie

*

nat of nlt

nat

#

24.

B Maritiem Officier1

*

nat of nlt

nat

#

25.

Maritieme Techniek3

*

nat of nlt

nat

#

26.

B Mechatronica

*

nat of nlt

nat

#

27.

B Mens en Techniek

*

*

*

*

28.

B Milieukunde3

*

*

schk

#

29.

B Ocean Technology

*

nat of nlt

nat

#

30.

B. Ruimtelijke Ontwikkeling

*

*

*

*

31.

B Technische Bedrijfskunde3

*

*

*

wisA of wisB

32.

B Technische Informatica3

*

*

*

*

33.

B Technische Natuurkunde

*

nat of nlt

nat

#

34.

Toegepaste Wiskunde

*

*

*

wisA of wiskB

35.

B Watermanagement

*

*

*

#

36.

B Werktuigbouwkunde3

*

nat of nlt

nat

#

1 Voor deze opleiding gelden aanvullende eisen ex artikel 7.26 dan wel artikel 7.26a van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

3 Aan deze opleiding is bij ten minste één instelling een Ad verbonden.

Sectoroverstijgend (instroom met vwo-diploma)

Nr

Opleidingen

NT

NG

EM

CM

1.

B HBO-ICT

*

*

*

*

2.

B Windesheim Honours College

*

*

*

wisA of wisB

Bijlage C. Nadere vooropleidingseisen MBO-HBO

MBO-domein

HBO-sector

 

Economie

Gedrag en maatschappij

Gezond-heidszorg

Landbouw en natuurlijke omgeving

Onderwijs

Taal en cultuur

Techniek

Bouw en infra

*

*

*

*

*

*

*

Afbouw, hout en onderhoud

*

*

*

*

*

*

*

Techniek en procesindustrie

 

*

*

*

*

*

*

Ambacht, laboratorium en gezondheidstechniek

*

*

*

*

*

*

*

Media en vormgeving

*

*

*

*

*

*

*

Informatie en communicatietechnologie

*

*

*

*

*

*

*

Mobiliteit en voertuigen

*

*

*

*

*

*

*

Transport, scheepvaart en logistiek

*

*

*

*

*

*

*

Handel en ondernemerschap

*

*

 

*

*

*

 

Economie en administratie

*

*

 

*

*

*

 

Veiligheid en sport

*

*

*

*

*

*

*

Uiterlijke verzorging

*

*

*

*

*

*

*

Horeca en bakkerij

*

*

*

*

*

*

*

Toerisme en recreatie

*

*

*

*

*

*

*

Zorg en welzijn

 

*

*

*

*

*

*

Voedsel, natuur en leefomgeving

 

*

*

*

*

*

*

* = Geeft directe toelating

Bijlage D. Opleidingen waarvoor aanvullende eisen gelden vanwege beroepsprofiel

Opleiding

Aanvullende eisen

B Bewegingsagogie / Psychomotorische Therapie

Voldoende aanleg en geschiktheid voor de uitoefening van het beroep waarop de opleiding voorbereidt voor wat betreft de ontwikkeling van de vereiste praktische bedrevenheid in bewegingsactiviteiten. Het onderzoek omvat tevens een positieve medische keuring door een arts.

B Creative Media and Game Technologies

Voldoende aanleg en geschiktheid.

B Creatieve Therapie

Voldoende aanleg en geschiktheid.

B Logopedie

Benodigde stem-, spraak- en gehoorvaardigheden voor de uitoefening van het beroep waarop de opleiding voorbereidt.

B Management in de Zorg

Kennis of vaardigheden op het gebied van de gezondheidszorg.

B Maritiem Officier

Bezit van een geneeskundige verklaring, waaruit blijkt dat betrokkene medisch geschikt is voor de uitoefening van het beroep waarop de opleiding voorbereidt.

B Opleiding tot leraar Lichamelijke opvoeding in de eerste graad

Voldoende aanleg en geschiktheid.

B Opleiding tot Leraar Nederlandse Gebarentaal/ Tolk NGT in de tweede graad

Benodigde spreekvaardigheid, motoriek en mimiek voor de uitoefening van het beroep waarop de opleiding voorbereidt.

B Sport en Bewegen

Voldoende aanleg en geschiktheid voor de uitoefening van het beroep waarop de opleiding voorbereidt voor wat betreft de ontwikkeling van de vereiste praktische bedrevenheid in bewegingsactiviteiten. Het onderzoek omvat tevens een positieve medische keuring door een arts.

B Sport, Management en Ondernemen

Voldoende aanleg en geschiktheid voor de uitoefening van het beroep of de beroepen waarop de opleiding voorbereidt, voor wat betreft de ontwikkeling van de vereiste praktische bedrevenheid in bewegingsactiviteiten.

B Verloskunde

Voldoende aanleg en geschiktheid voor de uitoefening van het beroep of de beroepen waarop de opleiding voorbereidt, voor wat betreft de benodigde sociaal-communicatieve en reflectieve vaardigheden en een beroepsmatig denkvermogen wat betreft de ontwikkeling van het vereiste verantwoordelijkheidsniveau met betrekking tot de risicoselectie in de Verloskunde.

B Verpleegkunde in de Maatschappelijke Gezondheidszorg

Kennis of vaardigheden op het gebied van de gezondheidszorg.

Lerarenopleidingen en opleidingen op het gebied van de kunst waarvoor aanvullende eisen gelden

Opleiding

Aanvullende eisen

Kunstopleidingen

 

B Autonome beeldende kunst

Artistieke aanleg die blijkt uit:

• beeldend vermogen, werken vanuit waarneming en vanuit fantasie

• gevoel voor kleur, vorm en materiaal

• oorspronkelijkheid en eigenzinnigheid

B Circus and Performance Arts

Technische en fysieke vaardigheid die blijkt uit:

• basis circustechnische vaardigheden en ontwikkelingsmogelijkheden

• fysieke mogelijkheden en aanleg

• natuurlijke bewegingscoördinatie

Artistieke aanleg die blijkt uit:

• creativiteit, inlevingsvermogen en zeggingskracht

• authenticiteit en originaliteit bij improvisatie en het creëren van circusmateriaal

• stijlgevoel en presentatie

B Circus Arts

Technische en fysieke vaardigheid die blijkt uit:

• basis circustechnische vaardigheden en ontwikkelingsmogelijkheden

• fysieke mogelijkheden en aanleg

• natuurlijke bewegingscoördinatie

Artistieke aanleg die blijkt uit:

• creativiteit, inlevingsvermogen en zeggingskracht

• authenticiteit en originaliteit bij improvisatie en het creëren van circusmateriaal

• stijlgevoel en presentatie

B Dans

Technische en fysieke vaardigheid die blijkt uit:

• basis danstechnische vaardigheden en ontwikkelingsmogelijkheden

• fysieke mogelijkheden en aanleg

• natuurlijke bewegingscoördinatie

Artistieke aanleg die blijkt uit:

• zeggingskracht als danser

• creativiteit bij improvisatie

• originaliteit bij het creëren van bewegingsmateriaal

• stijlgevoel en presentatie

B Film en Televisie

Artistieke aanleg die blijkt uit:

• creërend vermogen: ontwikkelbare creatieve, vormgevende en verhalende vaardigheden

• beelden vermogen: artistieke ideeën tot uitdrukking brengen in een audiovisuele vorm

• fascinatie voor het vakgebied: basiskennis van film, televisie en nieuwe media en een brede culturele en maatschappelijke belangstelling

• oorspronkelijkheid, eigenzinnigheid, overtuigingskracht en reflectief vermogen

Vermogen tot samenwerken dat blijkt uit:

• persoonlijkheid, werkervaring, toelichting op ingestuurd werk, gesprek of assessment.

B Muziek

Technische en fysieke vaardigheid die blijkt uit:

• a prima vista spel of zang

• gehoor en vaardigheid in solfège

• het kunnen spelen of zingen van toonladders met verschillende articulaties

• het beheersen van een aangegeven niveau van repertoire

• vocaal spel (stemmiddelen, intonatie, adembeheersing, presentatie, talenkennis en ritmiek) of instrumentaal spel (houding, toonvorming, intonatie, adembeheersing, articulatie, dynamiek, frasering, ritmiek en embouchure).

• de dispositie om de instrumentele vaardigheden verder te ontwikkelen.

Artistieke aanleg die blijkt uit:

• repertoire interpretatie

• expressiviteit in muzikaal spel

• muzikale persoonlijkheid

• toonvorming, dynamiek en timing

B Muziektherapie

Technische en fysieke vaardigheid t.a.v. het musiceren die blijkt uit:

• vocale vaardigheid eigen hoofdinstrument of instrumentale vaardigheid eigen hoofdinstrument

• basale vaardigheid op een akkoordinstrument

• a prima vista spel of zang

• gehoor en vaardigheid in solfège

• het kunnen spelen van toonladders op het hoofdinstrument met verschillende articulaties

• het beheersen van een aangegeven niveau van repertoire

• improviseren op instrumenten, het eigen hoofdinstrument of stem met als werkvormen: een buitenmuzikaal gegeven of een ‘muzikaal gesprek’

• criteria vocaal musiceren: stemmiddelen, intonatie, ritmiek, adembeheersing, presentatie, talenkennis en de dispositie om de vocale vaardigheden verder te ontwikkelen

• criteria Instrumentaal spel: houding, adembeheersing, toonvorming, embouchure, intonatie, articulatie, dynamiek, frasering, ritmiek en de dispositie om de instrumentale vaardigheden verder te ontwikkelen.

Artistieke aanleg die blijkt uit:

• repertoire interpretatie

• expressiviteit in zang en instrumentaal spel

• toonvorming, dynamiek en timing

B Popular Culture

• De dispositie (aanleg, gave, talent) om de artistieke vaardigheden (instrumentele vaardigheden en/of beeldend vermogen en/of performance) verder te ontwikkelen

Artistieke aanleg die blijkt uit:

• expressiviteit in muzikaal spel, muzikale persoonlijkheid

• en/of gevoel voor kleur, vorm en materiaal (beeldend vermogen)

• oorspronkelijkheid en eigenzinnigheid

Vermogen tot samenwerken dat blijkt uit:

• persoonlijkheid, (werk)ervaring met werken met of voor publiek of in een team, toelichting op ingestuurd werk, gesprek of assessment.

• fascinatie voor het vakgebied: heeft basiskennis van muziek en/of vormgeving, en/of media en/of theater en een brede belangstelling voor actuele ontwikkelingen in de popcultuur en maatschappij.

• brengt artistieke visie en ideeën tot uitdrukking in een performance, muzikale en/of audiovisuele vorm

• oorspronkelijkheid, eigenzinnigheid, overtuigingskracht en reflectief vermogen

B Theater

Technische en fysieke vaardigheid die blijkt uit:

• dramatische technieken, onderverdeeld in ritme, klank, detail, articulatie, coördinatie, beweging, vermogen tot transformeren en schakelen

• vermogen tot concentratie, inleving, gevoelsuiting en observatie.

Artistieke aanleg die blijkt uit:

• creativiteit, inlevingsvermogen, transformeren en samenspel

• zelfacceptatie en authenticiteit, verbeelding en fantasie, verbeelde werkelijkheid en geloofwaardig personage

• klank- en tekstgevoeligheid, muzikaliteit

• originaliteit bij improvisatie en presentatie

B Vormgeving

Artistieke aanleg die blijkt uit:

• beeldend vermogen, werken vanuit waarneming en vanuit fantasie

• gevoel voor kleur, vorm en materiaal

• oorspronkelijkheid en eigenzinnigheid

Lerarenopleidingen

 

B Beeldende kunst en vormgeving, docent

Artistieke aanleg die blijkt uit:

• beeldend vermogen, werken vanuit waarneming en vanuit fantasie

• gevoel voor kleur, vorm, materiaal

• oorspronkelijkheid en eigenzinnigheid

B Dans, docent

Technische en fysieke vaardigheid die blijkt uit:

• basis danstechnische vaardigheden en

• ontwikkelingsmogelijkheden;

• fysieke mogelijkheden en aanleg

• natuurlijke bewegingscoördinatie

Artistieke aanleg die blijkt uit:

• zeggingskracht als danser

• creativiteit bij improvisatie

• originaliteit bij het creëren van bewegingsmateriaal

• stijlgevoel en presentatie

B Muziek, docent

Technische en fysieke vaardigheid die blijkt uit:

• a prima vista spel of zang

• gehoor en vaardigheid in solfège

• het kunnen spelen of zingen van toonladders met verschillende articulaties

• het beheersen van een aangegeven niveau van repertoire

• vocaal spel (stemmiddelen, intonatie, adem-beheersing, presentatie, talenkennis en ritmiek) of instrumentaal spel

(houding, toonvorming, intonatie, adembeheersing, articulatie, dynamiek, frasering, ritmiek en embouchure).

• de dispositie om de instrumentele vaardigheden verder te ontwikkelen

Artistieke aanleg die blijkt uit:

• repertoire interpretatie

• expressiviteit in muzikaal spel

• muzikale persoonlijkheid

• toonvorming, dynamiek en timing

B Theater, docent

Technische en fysieke vaardigheid die blijkt uit:

• dramatische technieken, onderverdeeld in ritme, klank, detail, articulatie, coördinatie, beweging, vermogen tot transformeren en schakelen

• vermogen tot concentratie, inleving, gevoelsuiting en observatie.

Artistieke aanleg die blijkt uit:

• creativiteit, inlevingsvermogen, transformeren en samenspel

• zelfacceptatie en authenticiteit, verbeelding en fantasie, verbeelde werkelijkheid en geloofwaardig personage

• klank- en tekstgevoeligheid, muzikaliteit

• originaliteit bij improvisatie

• presentatie

Bijlage E. Opleidingen waarvoor aanvullende eisen gelden vanwege onderwijsconcept

Opleiding

Instelling(en)

Aanvullende eisen

B Hoger hotelonderwijs

Zuyd Hogeschool

Stenden Hogeschool

Saxion hogeschool

NHTV internationale hogeschool Breda

Voldoende aanleg en geschiktheid voor de opleiding, gelet op de organisatie en inrichting van het onderwijs

B Business Administration in Hotel Management

Hotelschool The Hague

Voldoende aanleg en geschiktheid voor de opleiding, gelet op de organisatie en inrichting van het onderwijs

Bijlage F. Bijzondere nadere vooropleidingseisen opleiding tot leraar basisonderwijs; vereiste kennisniveaus

I. Aardrijkskunde

  • 1. Geografische vragen beantwoorden

    • De kandidaat kan geografische vragen waarbij gebiedskenmerken belangrijk zijn herkennen en beantwoorden.

  • 2. Geografische werkwijzen hanteren

    • De kandidaat kan verschijnselen en gebieden vergelijken in ruimte en tijd.

    • De kandidaat kan relaties leggen binnen een gebied en tussen gebieden.

    • De kandidaat kan verschijnselen en gebieden vanuit verschillende perspectieven beschrijven en verklaren.

    • De kandidaat kan verschijnselen en gebieden op verschillende schaalniveaus beschrijven en verklaren.

    • De kandidaat kan verschijnselen en gebieden beschrijven en verklaren door relaties te leggen tussen het bijzondere en algemene.

    • De kandidaat kan verschijnselen en gebieden in hun geografische context plaatsen.

  • 3. Geografische hulpmiddelen inzetten

    • De kandidaat kan een (digitale) kaart selecteren en lezen als informatiebron op basis van titel, legenda, schaal, windroos, kaartsoort en kaarttype.

    • De kandidaat kan patronen in een gebied op een (digitale) kaart beschrijven.

    • De kandidaat kan op een (digitale) kaart patronen in een gebied verklaren met algemene geografische kennis.

A. Acht kernthema's aardrijkskunde

  • 1. Aarde, klimaat en landschap

    • De kandidaat kan de positie van de aarde ten opzichte van de zon toelichten.

    • De kandidaat kan spreiding en kenmerken van hoofdklimaten op aarde beschrijven.

    • De kandidaat kan de ligging van een klimaat verklaren.

    • De kandidaat kan aan de hand van een kaartbeeld van de wereld de ligging van de hoofdklimaten aanwijzen.

    • De kandidaat kan klimaatverandering en de gevolgen daarvan beschrijven.

    • De kandidaat kan de elementen van het weer beschrijven en weersveranderingen verklaren.

    • De kandidaat kan de ligging en kenmerken van Nederlandse landschappen beschrijven.

    • De kandidaat kan de ontstaanswijze van het Nederlandse landschappen verklaren.

    • De kandidaat kan aan de hand van een kaartbeeld de spreiding van en het grondgebruik in (cultuur)landschappen in Nederland toelichten.

  • 2. Bevolking en ruimte

    • De kandidaat kan de bevolkingsspreiding in Nederland, Europa en de wereld beschrijven en verklaren.

    • De kandidaat kan ontwikkelingen in de bevolking in Nederland, Europa en de wereld beschrijven en verklaren.

    • De kandidaat kan het proces van de groei van steden beschrijven en verklaren.

    • De kandidaat kan oorzaken en gevolgen van huidige stedelijke problematiek onderscheiden.

  • 3. Bestaansmiddelen

    • De kandidaat kan economische sectoren en hun verspreiding en kenmerken beschrijven.

    • De kandidaat kan aan de hand van een kaartbeeld van Nederland en de wereld belangrijke economische gebieden aangeven.

    • De kandidaat kan het proces van globalisering en de gevolgen voor verschillende gebieden toelichten.

  • 4. Arm en rijk

    • De kandidaat kan kenmerken van meer en minder ontwikkelde gebieden en de situatie van bewoners in die gebieden beschrijven en verklaren.

  • 5. Grenzen en identiteit

    • De kandidaat kan verschillende soorten grenzen beschrijven

    • De kandidaat kan de relatie tussen grenzen en identiteit verklaren.

    • De kandidaat kan het ontstaan, de doelstellingen, de namen en de ligging van de belangrijkste landen van de Europese Unie beschrijven.

    • De kandidaat kan de spreiding van wereldgodsdiensten en belangrijke taalgebieden op een wereldkaart beschrijven.

  • 6. Krachten der aarde

    • De kandidaat kan de landschapsvormende werking van endogene krachten beschrijven en verklaren.

    • De kandidaat kan de landschapsvormende werking van exogene krachten beschrijven en verklaren.

    • De kandidaat kan natuurrampen beschrijven en verklaren en maatregelen noemen om schade te beperken.

    • De kandidaat kan verbanden leggen tussen plaattektoniek, hooggebergte en endogene verschijnselen op de wereldkaart.

  • 7. Bronnen van energie

    • De kandidaat kan soorten energiebronnen beschrijven.

    • De kandidaat kan het verband aangeven tussen welvaart, welzijn en energieverbruik in Nederland en wereldwijd.

  • 8. Water

    • De kandidaat kan de verschillende fasen van de waterkringloop beschrijven en verklaren.

    • De kandidaat kan waterverdeling tussen zoet en zout water in Nederland en in de wereld op hoofdlijnen beschrijven.

    • De kandidaat kan ruimtelijke maatregelen, met name in Nederland, om het overstromingsrisico als gevolg zeespiegelstijging laag te houden, beschrijven en verklaren.

    • De kandidaat kan ruimtelijke maatregelen, met name in Nederland, het overstromingsrisico bij rivieren laag te houden, beschrijven en verklaren.

    • De kandidaat kan aangeven wat het belang is van schoon water voor de kwaliteit van leven van mensen.

II. Geschiedenis

  • De kandidaat kan omgaan met historische bronnen, standplaatsgebondenheid herkennen en bronnen selecteren op bruikbaarheid.

  • De kandidaat kan de tijdbalk als middel gebruiken om gebeurtenissen, ontwikkelingen, verschijnselen en personen in de juiste tijd te plaatsen.

  • De kandidaat kan historische gebeurtenissen, ontwikkelingen, verschijnselen en personen plaatsen in historische perioden.

  • De kandidaat kan oorzaken en gevolgen van historische gebeurtenissen, verschijnselen en ontwikkelingen in een bepaalde historische periode onderscheiden en beschrijven.

  • De kandidaat kan vergelijkingen maken tussen historische perioden onderling en het heden.

B. Tien tijdvakken geschiedenis

  • 1. Tijd van jagers en boeren (tot 3000 v.C.)

    • De kandidaat kan uitleggen waarom jagers-verzamelaars nomaden waren.

    • De kandidaat kan veranderingen toelichten die het gevolg waren van de agrarische revolutie.

  • 2. Tijd van Grieken en Romeinen (3000 v.C. – 500)

    • De kandidaat kan Grieks-Romeinse cultuur herkennen en beschrijven.

    • De kandidaat kan voorbeelden herkennen en beschrijven van de beïnvloeding van de Grieks-Romeinse cultuur op de Germaanse cultuur.

    • De kandidaat kan de ontwikkeling van het christendom in het Romeinse Rijk beschrijven.

  • 3. Tijd van monniken en ridders (500–1000)

    • De kandidaat kan beschrijven hoe het christendom zich in Europa verspreidde.

    • De kandidaat kan het ontstaan van de islam beschrijven.

    • De kandidaat kan beschrijven hoe de islam zich verspreidde.

    • De kandidaat kan hofstelsel, leenstelsel en horigheid uitleggen.

  • 4. Tijd van steden en staten (1000–1500)

    • De kandidaat kan de opkomst van handel en het ontstaan van steden uitleggen.

    • De kandidaat kan uitleggen waarom de steden zelfstandiger werden ten opzichte van de adel.

    • De kandidaat kan aan de hand van het Bourgondische Rijk het ontstaan van staten binnen Europa beschrijven.

  • 5. De tijd van ontdekkers en hervormers (1500–1600)

    • De kandidaat kan redenen voor de ontdekkingsreizen uitleggen.

    • De kandidaat kan denkbeelden en gevolgen van de Reformatie herkennen en beschrijven.

    • De kandidaat kan uitleggen hoe de Opstand in een onafhankelijke Nederlandse staat resulteerde.

  • 6. Tijd van vorsten en regenten (1600–1700)

    • De aspirant-student kan verbanden leggen tussen de overzeese expansie, het handelskapitalisme en het ontstaan van een wereldeconomie.

    • De kandidaat kan burgerlijk bestuur en stedelijke cultuur in het Nederland van de 17e eeuw herkennen en beschrijven.

    • De kandidaat kan uitleggen waarin de staatsinrichting van de Republiek zich onderscheidde van die in andere landen.

    • De kandidaat kan aspecten van het absolutisme beschrijven.

  • 7. Tijd van pruiken en revoluties (1700–1800)

    • De kandidaat kan de ontwikkeling van slavenhandel en slavernij beschrijven.

    • De kandidaat kan motieven voor afschaffing van slavenhandel en slavernij toelichten.

    • De kandidaat kan denkbeelden van de Verlichting op het gebied van politiek, godsdienst en sociale verhoudingen beschrijven.

    • De kandidaat kan grondrechten en toenemende politieke invloed van de burgerij in de Franse en Bataafse revolutie beschrijven.

  • 8. Tijd van burgers en stoommachines (1800–1900)

    • De kandidaat kan uitleggen waardoor de burgerij (bourgeoisie) steeds meer politieke invloed kreeg.

    • De kandidaat kan uitleggen wat een parlementair stelsel is.

    • De kandidaat kan kenmerken van de industriële revolutie beschrijven.

    • De kandidaat kan de gevolgen van de industriële revolutie voor de werk- en leefomstandigheden van arbeiders toelichten.

    • De kandidaat kan verbanden leggen tussen de industriële revolutie en de opkomst van emancipatiebewegingen.

    • De kandidaat kan de relatie beschrijven tussen modern imperialisme en nationalisme.

    • De kandidaat kan uitleggen waarom grondstoffen en afzetmarkten belangrijke aspecten van het modern imperialisme waren.

  • 9. Tijd van wereldoorlogen (1900–1950)

    • De kandidaat kan sociale, economische en politieke gevolgen van de wereldcrisis van de jaren 30 van de vorige eeuw beschrijven.

    • De kandidaat kan kenmerken van het nationaalsocialisme beschrijven.

    • De kandidaat kan de Jodenvervolging beschrijven.

    • De kandidaat kan Europa en Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog beschrijven en voorbeelden van collaboratie, verzet en aanpassing van de Nederlandse bevolking noemen.

  • 10. Tijd van tv en computer (1950–heden)

    • De kandidaat kan uitleggen welke rol nationale bewegingen in de Nederlandse koloniën speelden bij het verkrijgen van onafhankelijkheid.

    • De kandidaat kan de spanningen tussen de Sovjetunie en de VS ten tijde van de Koude Oorlog beschrijven.

    • De kandidaat kan de economische en sociaal-culturele veranderingen en de toenemende pluriformiteit vanaf de jaren ’60 in Nederland beschrijven.

III. Natuur en techniek

  • 1. Onderzoeken

    • De kandidaat kan bij een vraag of probleem een onderzoeksmethode kiezen, zijn keuze toelichten en de fasen van de onderzoekscyclus benoemen.

    • De kandidaat kan bij een onderzoeksobject (voorwerp, verschijnsel of organisme) in een bepaalde context uit gegeven onderzoeksvragen, voorspellingen en onderzoeksopzetten de juiste selecteren, uit een onderzoek systematisch resultaten verzamelen, interpreteren en verwerken tot conclusies en deze conclusies relateren aan voorspellingen.

  • 2. Ontwerpen

    • De kandidaat kan bij een ontwerpprobleem (wens, behoefte) de fasen van de ontwerpcyclus benoemen.

    • De kandidaat kan bij een gegeven ontwerpprobleem een verband leggen tussen het programma van eisen (de functie) en de technische aspecten van het ontwerp (materiaal en vorm) en de werking van het prototype of model toelichten.

  • 3. Hanteren van onderzoeksobjecten, instrumenten, materiaal en reken- en wiskundige vaardigheden

    • De kandidaat kan bij het uitvoeren van onderzoek criteria benoemen bij de wijze van omgaan met objecten en organismen en de keuze van onderzoeksinstrumenten toelichten en bij het aflezen van meetinstrumenten de grootheid en de bijpassende eenheid gebruiken.

    • De kandidaat kan bij het maken van een prototype of model kiezen welk materiaal, gereedschap en apparatuur nodig zijn en criteria benoemen hoe deze worden gekozen en gebruikt.

    • De kandidaat kan gegevens selecteren, verwerken en interpreteren uit tabellen en grafieken en werken met eenvoudige formules, die de relaties tussen grootheden weergeven.

C. Tien kernconcepten natuur & techniek

Biologie

  • 1. Biologische eenheid

    • De kandidaat kan een cel beschrijven als een zelfstandig functionerende eenheid, de onderdelen van cellen benoemen en enkele functies daarvan toelichten.

    • De kandidaat kan organen van planten, dieren en de mens noemen en de relatie tussen vorm en functie toelichten.

    • De kandidaat kan kenmerken van planten en dieren gebruiken om ze te classificeren en kan daarbij het begrip soort toepassen.

    • De kandidaat kan beschrijven dat een ecosysteem het geheel is van biotische factoren (organismen) en abiotische factoren (omgeving) die in wisselwerking zijn.

  • 2. Instandhouding

    • De kandidaat kan toelichten dat stofwisselingsprocessen zich afspelen in cellen en kan uitleggen dat fotosynthese voorwaarde is voor het voortbestaan van het leven op aarde.

    • De kandidaat kan toelichten dat processen als ademhaling, transport, stofwisseling en uitscheiding met elkaar samenhangen en nodig zijn voor het in leven blijven van planten, dieren en de mens.

    • De kandidaat kan uitleggen welke functies voedselbestanddelen hebben bij de instandhouding van het organisme en kan de samenstelling van een gezond voedingspakket toelichten.

    • De kandidaat kan bij beweging betrokken organen benoemen en de functie en werking toelichten.

    • De kandidaat kan uitleggen hoe het menselijk lichaam reageert op lichaamsvreemde stoffen en welke organen daarbij een rol spelen.

    • De kandidaat kan uitleggen dat een ecosysteem in stand wordt gehouden door de interacties van planten, dieren en de mens met hun omgeving en door hun onderlinge interactie met als gevolg een dynamisch evenwicht.

  • 3. Gedrag en interactie

    • De kandidaat kan de rol van zintuigen en hormonen bij dieren en de mens uitleggen in relatie tot hun gedrag.

    • De kandidaat kan een verband leggen tussen gedrag van organismen om zich te voeden, (voort) te bewegen, voort te planten, te verdedigen en te beschermen enerzijds en de rol van hun omgeving daarin anderzijds.

    • De kandidaat kan uitleggen dat planten, dieren en de mens zich aanpassen aan (a-) biotische factoren.

  • 4. Voortplanting

    • De kandidaat kan uitleggen hoe de voortplanting bij dieren, planten en de mens verloopt.

    • De kandidaat kan kenmerken van planten, dieren en de mens (bouw, gedrag) in verband brengen met de wijze van bevruchting.

    • De kandidaat kan het ontstaan van geslachtscellen beschrijven aan de hand van het verschil tussen een dubbele set en een enkelvoudige set chromosomen en de rol van chromosomen bij het overdragen van erfelijke eigenschappen op nakomelingen toelichten.

  • 5. Groei en ontwikkeling

    • De kandidaat kan uitleggen hoe de ontwikkeling bij de mens en andere zoogdieren voor en na de geboorte verloopt.

    • De kandidaat kan uitleggen hoe de ontwikkeling van planten verloopt.

    • De kandidaat kan van verschillende organismen stadia van levenscycli beschrijven en de daarbij passende begrippen gebruiken.

    • De kandidaat kan uitleggen hoe dieren hun eieren en/of jongen verzorgen.

    • De kandidaat kan uitleggen dat de erfelijke aanleg en de interactie met de omgeving de ontwikkeling van een organisme bepalen.

    • De kandidaat kan beschrijven hoe soorten evolueren: genetische variatie in een veranderende omgeving leidt tot (natuurlijke) selectie, waarbij beter aangepaste organismen meer kans hebben op overleving en voortplanting.

Natuurkunde en techniek

  • 6. Materie en techniek

    • De kandidaat kan materialen ordenen aan de hand van een aantal gegeven fysische eigenschappen.

    • De kandidaat kan van een product benoemen uit welke materialen het is samengesteld en bij een ontwerpvoorstel een verband leggen tussen de keuze van het materiaal en de vorm en functie van het ontwerp.

    • De kandidaat kan de fase en de faseverandering van stoffen herkennen en benoemen en uitleggen of daar energie voor nodig is of bij vrij komt.

    • De kandidaat kan het voorkomen van stoffen in een bepaalde fase beschrijven aan de hand van de beweging van moleculen.

    • De kandidaat kan zuivere stoffen en soorten mengsels beschrijven, en uitleggen hoe mengsels met scheidingstechnieken te scheiden zijn.

  • 7. Energie en techniek

    • De kandidaat kan diverse vormen van (duurzame) energie en energiebronnen onderscheiden.

    • De kandidaat kan uitleggen hoe verschillende vormen van energie in elkaar omgezet kunnen worden en toelichten dat daarbij nooit energie verloren gaat.

    • De kandidaat kan beschrijven op welke manieren warmtetransport kan plaatsvinden of voorkomen kan worden.

    • De kandidaat kan een elektrische huisinstallatie met een kWh-meter en aangesloten apparaten beschrijven, de veiligheidsvoorzieningen toelichten, het energieverbruik berekenen op basis van vermogen van apparaten en een energierekening interpreteren.

    • De kandidaat kan statische elektriciteit beschrijven.

    • De kandidaat herkent een spanningsbron als energiebron, kan een stroomkring beschrijven en kan stroomsterkte en spanning meten.

    • De kandidaat kan magnetisme beschrijven en kan toepassingen beschrijven waarbij een elektrische stroom een magneetveld opwekt.

    • De kandidaat kan van geautomatiseerde stuursystemen en regelsystemen in eenvoudige termen beschrijven hoe invoer, verwerking en uitvoer van informatie plaatsvindt.

  • 8. Licht, geluid en techniek

    • De kandidaat kan enkele lichtbronnen noemen, de voortplanting en eigenschappen van licht beschrijven en een schaduw construeren als licht van een of twee puntbronnen op een niet-transparant voorwerp valt.

    • De kandidaat kan van een voorwerp dat vóór een vlakke spiegel staat, met een constructietekening uitleggen waar zich het spiegelbeeld bevindt.

    • De kandidaat kan uitleggen dat zichtbaar licht samengesteld is uit primaire licht kleuren (rood, groen en blauw) en kan beschrijven dat verschillende lichtkleuren zijn samengesteld uit combinaties van primaire lichtkleuren. En hij kan beschrijven dat voorwerpen bepaalde kleuren licht absorberen dan wel reflecteren en dat op basis daarvan de waargenomen kleuren van een voorwerp verklaard kunnen worden.

    • De kandidaat kan uitleggen dat licht breekt bij de overgang van lucht naar glas/water en van glas/water naar lucht.

    • De kandidaat kan van een voorwerp, dat voor een bolle lens staat, het beeld construeren en redeneren met brandpuntsafstand, beeldafstand en vergrotingsfactor.

    • De kandidaat kan enkele geluidsbronnen noemen, eigenschappen van geluid en de manier van voortplanten van geluid beschrijven en een aantal toepassingen noemen. En hij kan een grafische voorstelling van geluid interpreteren (met geluidstrilling, frequentie en geluidssterkte, oscilloscoop).

  • 9. Kracht, beweging en techniek

    • De kandidaat kan soorten krachten herkennen in verschillende situaties, krachten tekenen die werken op een voorwerp, de resulterende kracht herkennen en contactkrachten en krachten die op afstand werken onderscheiden. En hij kan de druk van een voorwerp berekenen als een kracht per oppervlakte-eenheid.

    • De kandidaat kan verklaren dat als een voorwerp in rust is of met een constante snelheid beweegt, de krachten op het voorwerp elkaar in evenwicht houden (de resulterende kracht is gelijk aan nul).

    • De kandidaat kan uitleggen dat het versnellen of vertragen en/of van richting veranderen van een voorwerp veroorzaakt wordt door een werkende (resulterende) kracht.

    • De kandidaat kan zinken, zweven en drijven van voorwerpen in vloeistoffen met verschillende dichtheid verklaren als een resulterende kracht van zwaartekracht en opwaartse kracht.

    • De kandidaat kan uitleggen dat bewegingen en krachten overgebracht kunnen worden door middel van (tand)wielen, hefbomen en katrollen en dat daarbij krachten worden vergroot, verkleind of van richting worden veranderd en bewegingen worden versneld, vertraagd of van richting worden veranderd.

    • De kandidaat kan bij het ontwerpen van een product uitleggen hoe hij stevigheid en stabiliteit kan realiseren door gebruik te maken van profielen, driehoekconstructies, bogen, brede basis en/of in verband bouwen en zijn keuzen relateren aan de vorm en functie(s) van het product.

    • De kandidaat kan een keuze voor verbindingen uitleggen op basis van de functie van het geheel en/of de onderdelen van een (te ontwerpen) product.

  • 10. Ruimte

    • De kandidaat kan weersverschijnselen beschrijven, kan meetinstrumenten en meetgegevens gebruiken en kan een verband leggen tussen de weersverschijnselen en het seizoen.

    • De kandidaat kan het zonnestelsel beschrijven als een samenhangend systeem van de zon en zich daar omheen bewegende planeten en manen.

    • De kandidaat kan uitleggen hoe de beweging van de aarde om de zon en van de maan om de aarde natuurverschijnselen kunnen veroorzaken.