Regeling gratificatie bij ambtsjubileum Rijk 2014

[Regeling treedt (deels) in werking per 01-07-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014.]
Geraadpleegd op 19-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 22-12-1995 en zichtdatum 30-09-2024.
Geldend van 01-07-2014 t/m heden

Regeling van de minister voor Wonen en Rijksdienst van 15 mei 2014, nr. 2014-0000264200, inzake de gratificatie bij ambtsjubileum (Regeling gratificatie bij ambtsjubileum Rijk 2014)

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel 2

  • 1 Aan betrokkene wordt bij een ambtsjubileum een gratificatie toegekend.

  • 2 Het bepaalde in het eerste lid geldt voor iedere functie waarin betrokkene als zodanig werkzaam is.

Artikel 3

  • 1 Toekenning van een gratificatie vindt niet plaats indien:

    • a. betrokkene ter zake van zijn dienstvervulling reeds een gratificatie of een uitkering welke naar haar aard daarmee overeenkomt, heeft ontvangen, of

    • b. betrokkene jubileert tijdens een hem mede in het algemeen belang verleend buitengewoon verlof.

  • 2 Toekenning van de gratificatie in geval van het eerste lid, onderdeel b, geschiedt alsnog zodra betrokkene na de beëindiging van het verlof zijn werkzaamheden heeft hervat, tenzij hij tijdens het verlof reeds een gratificatie of een uitkering welke naar haar aard daarmee overeenkomt heeft ontvangen.

Artikel 4

  • 1 Als diensttijd voor een ambtsjubileum geldt:

    • a. de vanaf 1 juli 2014 als overheidswerknemer als bedoeld in artikel 2 van de Wet privatisering ABP doorgebrachte tijd, en

    • b. de voor 1 juli 2014 doorgebrachte tijd:

      • in een burgerlijke dienstbetrekking bij de Nederlandse overheid;

      • in een betrekking (vóór 1 januari 1966) als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Pensioenwet 1922 (Stb. 1922, 240), een betrekking als bedoeld in artikel B2 van de Algemene burgerlijke pensioenwet (Stb. 1966, 6) of een betrekking als bedoeld in artikel B3 van evengenoemde wet, alsmede (vóór en na 1 januari 1966) in een betrekking als bedoeld in artikel U2 van die wet;

      • in burgerlijke dienst bij de overheid in de landen Suriname (tot 25 november 1975), de Nederlandse Antillen (tot 10 oktober 2010), Aruba, Curaçao en Sint Maarten en de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

      • in dienst bij het niet-openbaar onderwijs in de onder 3° genoemde landen en openbare lichamen, voor zover dat betrokkene onder de werkingssfeer van een overheidspensioenregeling bracht of zou hebben gebracht indien hij in vaste dienst was geweest, en

      • in Nederlandse militaire dienst of daarmee voor de toepassing van het Algemeen Rijksambtenarenreglement gelijkgestelde dienst, waaronder begrepen dienst bij het voormalig KNIL en de troepen in de landen Suriname (tot 25 november 1975), de Nederlandse Antillen (tot 10 oktober 2010), Aruba, Curaçao en Sint Maarten en de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

  • 2 Diensttijd die gelijktijdig in meer dan één betrekking is doorgebracht, telt voor de vaststelling van de diensttijd voor het toekennen van een gratificatie slechts eenmaal mee.

Artikel 5

Als diensttijd voor een ambtsjubileum geldt niet:

  • a. de dienstijd die niet in actieve dienst is doorgebracht wegens het bekleden van een politiek ambt, en

  • b. de diensttijd die, zonder dat werkzaamheden zijn verricht, is doorgebracht zonder inkomsten uit de dienstbetrekking, met uitzondering van de tijd gedurende welke betrokkene mede in het algemeen belang buitengewoon verlof dan wel ouderschapsverlof of levensloopverlof heeft genoten.

Artikel 6

  • 1 De gratificatie bedraagt bij een ambtsjubileum van 12½, 25, 40 of 50 jaar, respectievelijk 25%, 70%, 100% en 100% van de berekeningsgrondslag, bedoeld in artikel 7, eerste en tweede lid, naar boven af te ronden op een veelvoud van € 2,50.

  • 2 Indien aan betrokkene bij een hem uit een eerdere betrekking verleend ontslag een diensttijdgratificatie is toegekend of een daarmee overeenkomende uitkering, wordt de in het eerste lid genoemde gratificatie verminderd met het bedrag van die eerder toegekende diensttijdgratificatie of daarmee overeenkomende uitkering voor zover dat bedrag betrekking heeft op de omvang van de betrekking en de diensttijd waarover de diensttijdgratificatie is berekend.

Artikel 7

  • 2 In zoverre de bezoldiging niet in een vast bedrag per maand kan worden uitgedrukt, wordt gerekend met het bedrag dat betrokkene over de drie kalendermaanden voorafgaande aan zijn ambtsjubileum gemiddeld per maand heeft genoten.

Artikel 8

Indien betrokkene op de datum van zijn ambtsjubileum buitengewoon verlof mede in het algemeen belang zonder behoud van bezoldiging, ouderschapsverlof of levensloopverlof geniet, wordt voor de berekening van zijn gratificatie uitgegaan van de berekeningsgrondslag die gold direct voorafgaand aan het verlof.

Artikel 9

Het bevoegd gezag kan afwijken van de bepalingen in deze regeling voor zover toepassing zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor betrokkene.

Artikel 10

Bij de toekenning van een diensttijdgratificatie bij een ontslag dat tussen 1 januari 2014 en 1 juli 2014 is verleend op grond van artikel 98, eerste lid, aanhef en onderdeel f, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement of artikel 129, eerste lid, aanhef en onderdeel f van het Ambtenarenreglement Staten-Generaal, wordt de berekeningsgrondslag, die tussen 1 januari 2014 en 1 juli 2014 van toepassing was, vermenigvuldigd met een breuk, waarvan de teller overeenkomt met het aantal uren waarvoor de ambtenaar ontslag is verleend en de noemer met het aantal uren waarvoor hij voorafgaand aan het ontslag was aangesteld.

Artikel 12

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2014.

  • 2 Artikel 10 werkt terug tot en met 1 januari 2014.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

voor Wonen en Rijksdienst,

S.A. Blok