Bijlage bij de regeling inruil stimuleringspremie voor buitengewoon verlof szw
Terugwerkende kracht
Voor deze bijlage is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
In de Overeenkomst Sociaal Beleid Rijk van 11 april 2013 is bepaald dat in het departementaal
georganiseerd overleg met de centrales van overheidspersoneel desgewenst departementale
afspraken kunnen worden gemaakt over het inruilen van de in die overeenkomst bedoelde
stimuleringspremie voor een periode van buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging
voorafgaand aan het ontslag op eigen verzoek. De Regeling inruil stimuleringspremie
voor buitengewoon verlof SZW bevat een uitwerking van het bepaalde in artikel 49tt van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR). In het departementaal georganiseerd overleg is hierover overeenstemming bereikt
met de centrales voor overheidspersoneel.
Medewerkers kunnen gebaat zijn bij de inruil van een stimuleringspremie als bedoeld
in het nieuwe artikel 49tt van het Algemeen Rijksambtenarenreglement voor een periode van buitengewoon verlof. Bijvoorbeeld indien zij deze voorziening
gebruiken om een periode te overbruggen naar (keuze)pensioen of indien zij een eigen
bedrijf willen starten en nog enige tijd de zekerheid willen hebben van een vast inkomen
inclusief pensioenopbouw.
De voorziening staat open voor iedere medewerker, mits deze een verplichte of vrijwillige
VWNW-kandidaat (met uitzondering van de medewerker bedoeld in artikel 49tt, lid 2) of een remplaçant is als bedoeld in hoofdstuk VIIbis Van werk naar werk in het ARAR.
Wanneer de medewerker daarom verzoekt, kan diens stimuleringspremie geheel dan wel
deels worden ingeruild voor een periode van buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging
voorafgaand aan een ontslag op eigen verzoek. Indien met de verlofperiode de AOW-leeftijd
van de medewerker wordt overschreden, eindigt het verlof met ingang van het bereiken
van de AOW-leeftijd van de medewerker.
Over de exacte invulling van de mogelijkheid tot inruil van de stimuleringspremie
voor een periode van buitengewoon verlof kunnen afspraken worden gemaakt tussen de
medewerker en diens leidinggevende. Dat betekent dat er enige ruimte is om met de
specifieke omstandigheid van het geval rekening te houden.
De medewerker kan met de leidinggevende afspraken maken over:
-
• een combinatie van een periode van buitengewoon verlof en een stimuleringspremie.
Daarbij wordt een nader af te spreken deel van de stimuleringspremie omgezet in buitengewoon
verlof en het andere deel uitbetaald;
-
• de periode van het buitengewoon verlof. Tijdens het buitengewoon verlof wordt de volledige
bezoldiging doorbetaald die de medewerker direct voorafgaand aan het verlof geniet.
Er kan als de situatie daartoe aanleiding geeft worden afgesproken de periode van
buitengewoon verlof te verlengen tegen een naar rato lagere bezoldiging.
De basis voor de (berekening van de) periode van buitengewoon verlof is de stimuleringspremie,
bedoeld in artikel 49tt van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, waarop de medewerker aanspraak heeft.
Aangezien met het inzetten van deze voorziening ook een bijdrage wordt geleverd aan
de taakstelling/reorganisatie is het buitengewoon verlof niet uitsluitend in het persoonlijk
belang van de medewerker. Om die reden wordt het gebruikelijke regime gehanteerd dat
bij een dergelijke verlofverlening hoort. Het verlof is dus met behoud van bezoldiging
en zonder verhaal op de medewerker van het werkgeversdeel van de door de werkgever
over de betaalde bezoldiging af te dragen pensioenpremie.
Omdat er sprake is van doorbetaling van bezoldiging wordt ook de vakantie-uitkering
en eindejaarsuitkering doorbetaald. Daarom dient alvorens tot berekening van de verlofperiode
over te gaan op het bedrag van de stimuleringspremie eerst de eindejaarsuitkering
(8,3%) en de vakantie-uitkering (8%) in mindering te worden gebracht door het bedrag
van de stimuleringspremie te delen door 1,163. Daarmee wordt voorkomen dat de medewerker
die uitkeringen materieel dubbel geniet. Het dan overblijvende bedrag wordt gedeeld
door het maandsalaris van de medewerker. De uitkomst hiervan geeft het aantal maanden
buitengewoon verlof aan. Dit aantal wordt op hele maanden naar boven afgerond als
de uitkomst meer dan 0,5 bedraagt en naar beneden indien de uitkomst minder dan 0,5
bedraagt.
De werkgever zal de medewerker die het gebruik van de regeling overweegt zorgvuldig
informeren.
Terugwerkende kracht
Stcrt. 2014, 14537, datum inwerkingtreding 24-05-2014, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 15-04-2013.