Aanleiding en context van het subsidiethema
In 2015 wordt naar verwachting de Participatiewet ingevoerd. Deze wet voegt de Wet Werk en Bijstand (WWB), de Wet Sociale Werkvoorziening (Wsw) en een deel van de huidige Wajong samen. Vanaf 2015 komen jonggehandicapten alleen nog in aanmerking voor de Wajong
als zij duurzaam geen arbeidsvermogen hebben. Doel is om veel meer mensen met een
arbeidsbeperking, maar nog wel met voldoende arbeidsvermogen, te laten participeren
in werk.
Onder de participatiewet gaan die mensen vallen, die arbeidsvermogen hebben maar in
werk aangewezen zijn op ondersteuning om aan het werk te komen en te blijven. Zij
gaan tot de doelgroep van de gemeenten behoren. Indien iemand niet in staat is het
wettelijk minimumloon (WML) te verdienen, kan hij geplaatst worden bij reguliere werkgevers,
met ondersteuning in de vorm van begeleiding en/of loonkostensubsidie. Als de begeleidingsbehoefte
en de noodzaak tot aanpassingen in het werk zo groot is dat van een reguliere werkgever
niet verwacht kan worden dat hij deze persoon in dienst neemt, kan diegene ook geplaatst
worden in beschut werk.
Bij deze nadruk op participeren in arbeid door mensen met een arbeidsbeperking is
het van belang, naast technische en organisatorische aanpassingen van de werkplek
en het werk, de begeleidingsbehoefte vast te stellen. Gemeenten zullen deze begeleidingsbehoefte
van mensen die onder de participatiewet gaan vallen moeten (laten) vaststellen.
Begeleidingsbehoefte, die nu nog voornamelijk door UWV wordt vastgesteld, wordt gedefinieerd
vanuit de nWajong en de Wsw-indicatiestelling als de aard, duur en intensiteit van begeleiding die iemand nodig
heeft om te kunnen functioneren in werk. Begeleiding heeft tot functie het oplossen
van knelpunten in het werk. Begeleiding kan daarbij gericht zijn op:
Binnen de Wet Sociale Werkvoorziening (Wsw) wordt de begeleidingsbehoefte en de noodzaak tot speciale begeleiding vastgesteld
door een arts of psycholoog, op basis van de fysieke en/of psychosociale belastbaarheid
van de klant. Deze stelt, samen met de arbeidsdeskundige Wsw of werkcoach Wsw, de
intensiteit van de begeleiding vast die iemand nodig heeft om in arbeid te kunnen
functioneren.
Binnen de arbeidsongeschiktheidwetgeving (Wajong, WIA, WAO, ZW) wordt de begeleidingsbehoefte op dit moment vastgesteld door de arbeidsdeskundige
en de verzekeringsarts, die bepalen of de klant in aanmerking komt voor de werknemersvoorziening
Persoonlijke Ondersteuning. Als mensen met een arbeidsbeperking geplaatst worden in
enige vorm van loonvormende arbeid wordt – met name bij Wajongers – in veel gevallen
begeleiding geboden door inzet van een jobcoach. Een jobcoach wordt ingezet vanuit
de werknemersvoorziening Persoonlijke Ondersteuning. De match tussen persoon en werk
is bij deze voorziening vooral bepalend voor de inschatting van de begeleidingsbehoefte.
Bij invoering van de participatiewet moet echter vooraf, voordat bekend is op welke
plek iemand geplaatst wordt, een vaststelling gemaakt worden van de begeleidingsbehoefte.
In die vaststelling kunnen meerdere organisaties een rol spelen. Het is dus van belang
dat de begeleidingsbehoefte van een klant op een eenduidige wijze, met gebruik van
dezelfde indicatoren, wordt bepaald.
Er zijn weinig tot geen (gevalideerde) instrumenten beschikbaar om deze begeleidingsbehoefte
vast te stellen. Er is dus behoefte aan een valide instrument om de begeleidingsbehoefte
vast te stellen. Het maatschappelijk belang hiervan is evident. Kortom, we constateren
op het gebied van het vaststellen van de begeleidingsbehoefte van mensen met een arbeidsbeperking,
een cruciale stap in de route naar een succesvolle arbeidsparticipatie, een belangrijk
hiaat.
De UWV onderzoekssubsidies zijn in zijn algemeenheid bedoeld voor de bevordering van
werkbehoud, re-integratie of arbeidsparticipatie van personen met een langdurige ziekte
of handicap. Met de onderzoekssubsidies wil UWV een stimulans geven aan ontwikkelingen
op dit gebied.
Doelstelling van het subsidiethema
UWV stelt via deze oproep onderzoekssubsidie beschikbaar om een impuls te geven aan
het zo goed mogelijk vaststellen van de begeleidingsbehoefte. Hiermee wil UWV bijdragen
aan inzichten in welke elementen een instrument voor het vaststellen van de begeleidingsbehoefte
moet voldoen (doel 1). Daarnaast is het van belang dat wordt geïnventariseerd welke
instrumenten er nu al beschikbaar zijn en of deze de elementen bevatten die nodig
zijn. Ook wil UWV met de onderzoekssubsidie bijdragen aan inzicht in de bruikbaarheid
van de instrumenten voor de beoogde professionals en doelgroep (doel 2).
Gezien de eerder geschetste onderzoekshiaten zou onderzoek binnen dit subsidiethema
zich kunnen richten op de beantwoording van de volgende vragen:
-
– Welke elementen moet een instrument minimaal bevatten om tot een goede en objectieve
indicatie van de begeleidingsbehoefte te komen (theoretisch kader)?
-
– Bestaan er (nationale of internationale) instrumenten die de begeleidingsbehoefte
van mensen met een structureel functionele beperking kunnen vaststellen?
-
– Betreffen dit gevalideerde instrumenten?
-
– Zijn deze instrumenten bruikbaar voor professionals die er mee moeten werken (artsen,
psychologen, arbeidsdeskundigen)?
-
– Zijn de instrumenten toepasbaar op de beoogde doelgroep, dat wil zeggen mensen die
onder de participatiewet gaan vallen?
UWV houdt nadrukkelijk de optie open om andere vragen dan bovenstaande voorbeelden
mee te nemen in het onderzoeksvoorstel, mits deze passen in de hierboven genoemde
doelstellingen van dit subsidiethema. Andere (innovatieve) kennisvragen worden beoordeeld
in het kader van die doelstellingen.
Na afronding van de onderzoeken die voortkomen uit het voorliggende subsidiethema,
bekijkt UWV op basis van de uitkomsten of er onderzoekssubsidie beschikbaar gesteld
zal worden voor een vervolgfase.