Subsidieregeling SWOV 2014

[Regeling vervallen per 01-01-2019.]
Geraadpleegd op 20-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2014.
Geldend van 01-07-2014 t/m 31-12-2018

Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 3 juni 2014, nr. IENM/BSK-2014/90109, houdende vaststelling van de subsidieverstrekking aan de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid SWOV (Subsidieregeling SWOV 2014)

Artikel 1. Begripsbepaling

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • activiteitenplan: activiteitenplan als bedoeld in artikel 4:62 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • forfaitaire uurtarieven: kostendekkende tarieven per uur voor een boekjaar welke worden gehanteerd voor de uitvoering van subsidiabele projecten en producten;

  • kosten derden: op factuur aantoonbare aan derden verschuldigde kosten die direct voor de subsidiabele projecten en producten worden gemaakt;

  • minister: Minister van Infrastructuur en Milieu;

  • project: samenhangend geheel van activiteiten;

  • product: (deel)resultaat dat voortkomt uit een project;

  • SWOV: Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid, gevestigd te Den Haag;

  • wet: Algemene wet bestuursrecht;

  • xls file: het format zoals opgenomen in de bijlage.

Artikel 2. Doel van de subsidie

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

  • 1 De minister kan op aanvraag per boekjaar een subsidie verstrekken aan de SWOV voor het uitvoeren van projecten en producten op het gebied van verkeersveiligheid, gericht op:

    • a. wetenschappelijk onderzoek, met als doel uitbreiding van kennis ten behoeve van het verkeersveiligheidsbeleid, waarbij de verkeersveiligheid integraal wordt benaderd, of

    • b. kennisverspreiding verkregen uit het wetenschappelijk onderzoek, bedoeld in de aanhef en onder a.

  • 2 Geen subsidie wordt verstrekt voor zover voor een project of product als bedoeld in het eerste lid, een subsidie is of wordt verstrekt door een ander bestuursorgaan dan wel andere inkomsten van derden zonder tegenprestatie zijn of worden verkregen.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

De minister berekent de forfaitaire uurtarieven op basis van de betreffende gemiddelde salarisschalen zoals vastgelegd in het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 en een opslagpercentage voor de overheadkosten, waarbij wordt aangesloten bij de systematiek van de voor het betreffende kalenderjaar van toepassing zijnde Handleiding Overheidstarieven. Voor de berekening van de forfaitaire uurtarieven worden salarisschalen boven schaal 18 beschouwd als het maximum van schaal 18.

Artikel 5. Subsidieplafond en subsidiabele kosten

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

  • 1 Het subsidieplafond bedraagt voor 2015 per boekjaar € 3.723.487,90 (prijspeil 2013).

  • 2 Voor de jaren na 2015 stelt de minister jaarlijks het subsidieplafond vast en doet hiervan mededeling in de Staatscourant uiterlijk op 1 april van het jaar voorafgaand aan het boekjaar waarvoor het subsidieplafond wordt vastgesteld.

  • 3 Het in het eerste lid genoemde bedrag en het krachtens het tweede lid vastgestelde bedrag is exclusief de compensatie voor de arbeidskostenontwikkeling en voor de prijsontwikkeling, bedoeld in artikel 10, eerste lid.

  • 4 Als subsidiabele kosten worden uitsluitend in aanmerking genomen het totaal aantal uren dat daadwerkelijk aan de uitvoering van de subsidiabele projecten en producten is besteed vermenigvuldigd met de forfaitaire uurtarieven, alsmede de kosten derden.

Artikel 6. Concept van een activiteitenplan

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

  • 1 Uiterlijk op 1 juli van het jaar voorafgaand aan het boekjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, zendt de SWOV ter bespreking aan de minister een concept van het activiteitenplan.

  • 2 Voor zover dit naar het oordeel van de minister noodzakelijk is, zendt de SWOV telkens uiterlijk op 1 september een aangepast concept aan de minister waarin rekening is gehouden met de eerdere opmerkingen van de minister.

  • 3 Het concept van een activiteitenplan gaat uiterlijk vanaf 1 september vergezeld van de ingevulde ramingen in de xls file.

Artikel 7. Aanvraag tot subsidieverlening

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

  • 1 De aanvraag tot subsidieverlening wordt uiterlijk ingediend op 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het boekjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 2 Onverminderd artikel 4:65 van de wet gaat de aanvraag vergezeld van:

    • a. het activiteitenplan, dat in elk geval overzicht biedt van de projecten en producten;

    • b. de begroting, bedoeld in artikel 4:63 van de wet, die tevens bevat de onderbouwing van het geraamde aantal uren per project alsmede van de geraamde kosten derden per project;

    • c. een rapport van feitelijke bevindingen van een accountant ten aanzien van de berekening van de voorgestelde forfaitaire uurtarieven waarbij minimaal het volgende wordt aangegeven:

      • 1°. de berekening is gebaseerd op de systematiek van de voor het betreffende kalenderjaar van toepassing zijnde Handleiding Overheidstarieven;

      • 2°. de berekeningssystematiek is jaarlijks toegepast gedurende de looptijd van deze regeling, en

      • 3°. de gehanteerde tarieven zijn gebaseerd op de salarisschalen zoals vastgelegd in het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984;

    • d. de ingevulde ramingen in de xls file, en

    • e. voor de subsidieaanvraag voor het boekjaar 2015: de omvang van de egalisatiereserve.

Artikel 8. Beschikking tot subsidieverlening

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

  • 1 De minister neemt de beschikking tot subsidieverlening binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2 In de beschikking worden vermeld:

    • a. de te subsidiëren projecten en producten;

    • b. het tijdstip waarop de SWOV gehouden is de projecten en producten te hebben afgerond;

    • c. de wijze waarop het subsidiebedrag wordt bepaald en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld;

    • d. het aantal geraamde uren per project, alsmede de geraamde kosten derden per project,

    • e. de berekende forfaitaire uurtarieven, bedoeld in artikel 4, en

    • f. de inhoud van het controleprotocol.

  • 3 Voor zover de subsidie wordt verleend ten laste van de nog niet door de Staten-Generaal aangenomen rijksbegroting, onderdeel Infrastructuur en Milieu, wordt in de beschikking tevens vermeld dat de subsidieverlening plaatsvindt onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld in de wet tot vaststelling van de rijksbegroting, onderdeel Infrastructuur en Milieu.

  • 4 Voor het boekjaar 2015 wordt het bedrag van de egalisatiereserve op 31 december 2014 om 24.00 uur in mindering gebracht op het bedrag van de subsidieverlening 2015.

Artikel 9. Weigeringsgronden

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

Onverminderd artikel 4:35 van de wet kan de minister de subsidieverlening geheel of gedeeltelijk weigeren indien naar zijn oordeel:

  • a. in het activiteitenplan onvoldoende rekening is gehouden met de door hem over een concept-activiteitenplan gemaakte opmerkingen;

  • b. de aanvraag niet voldoet aan artikel 7, of

  • c. er in voorgaande boekjaren ten aanzien van de subsidieverlening dan wel subsidievaststelling toepassing is gegeven aan de artikelen 4:48, 4:49 en 4:50 van de wet.

Artikel 10. Compensatie voor de arbeidskostenontwikkeling en de prijsontwikkeling

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

  • 1 Zolang de subsidie niet is vastgesteld, kan de minister ambtshalve het maximale subsidiebedrag, genoemd in artikel 5, eerste lid, verhogen met een bedrag dat ten hoogste bedraagt het bedrag dat wordt verkregen door:

    • a. het bedrag van de looncomponent in de subsidie te indexeren met het percentage voor de arbeidskostenontwikkeling, genoemd in de desbetreffende loonbijstellingsbrief van het ministerie van Financiën met betrekking tot compensatie voor de arbeidskostenontwikkeling van B3-instelllingen in de g&g-sector (code 905), en

    • b. het resterende bedrag van de subsidie te indexeren met het percentage voor de prijsontwikkeling van de materiele kosten in de desbetreffende prijsbijstelingsbrief van het ministerie van Financiën met betrekking tot de materiele consumptieve overheidsuitgaven (code 3).

  • 2 De beschikking, bedoeld in het eerste lid, vermeldt tevens het bedrag van de looncomponent en de prijscomponent in de subsidie voor het volgende boekjaar. Voor het boekjaar 2015 bedraagt de looncomponent € 2.573.190,55 en de prijscomponent € 1.150.297,35 (prijspeil 2013).

Artikel 11. Voorschotverlening

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

  • 1 De minister kan een beschikking tot bevoorschotting verlenen. Deze beschikking wordt ambtshalve gelijktijdig met de beschikking tot subsidieverlening gegeven.

  • 2 Het voorschot wordt uitgekeerd per kwartaal op basis van een bij de aanvraag tot subsidieverlening verstrekt overzicht van de liquiditeitenprognose waarin de liquiditeitsbehoefte per kalenderkwartaal wordt aangegeven.

  • 3 Het voorschot wordt uitgekeerd in termijnen waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot bevoorschotting worden bepaald met dien verstande dat de voorschotverlening ten hoogste 95 procent van de verleende subsidie per boekjaar bedraagt.

  • 4 Het voorschot wordt ambtshalve verhoogd met een bedrag van ten hoogste 9 % van de verhoging, bedoeld in artikel 10, eerste lid, indien de minister gebruik maakt van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 10, eerste lid.

  • 5 Voor het boekjaar 2015 wordt het bedrag van de egalisatiereserve in mindering gebracht op het bedrag van de voorschotverlening 2015.

Artikel 12. Verplichtingen SWOV

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

  • 1 Onverminderd de artikelen 4:68, 4:69 en 4:70 van de wet gelden de volgende verplichtingen voor de SWOV:

    • a. het afronden van de uitvoering van de projecten en producten waarvoor subsidie is verleend uiterlijk op het tijdstip dat daarvoor is aangegeven in de beschikking tot subsidieverlening;

    • b. het onverwijld doen van een schriftelijke mededeling aan de minister van alle omstandigheden die van invloed kunnen zijn op de hoogte van de subsidie en op de rechtmatige en de doelmatige aanwending daarvan, zoals financiering van projecten en producten vanuit andere bronnen en over- en onderschrijdingen van meer dan 10% van het geraamde subsidiebedrag van een project;

    • c. het onverwijld doen van een schriftelijke melding aan de minister zodra aannemelijk is dat een gesubsidieerd project onderscheidenlijk product niet, niet tijdig of niet geheel zal worden verricht onderscheidenlijk opgeleverd of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan;

    • d. het doen van een schriftelijke melding aan de minister, vergezeld van een herziene liquiditeitenprognose, indien de gemaakte subsidiabele kosten op de laatste dag van elk kalenderkwartaal 75% of minder bedragen van de voor dat desbetreffende kwartaal begrote subsidiabele kosten; de melding geschiedt binnen twee maanden na afloop van het desbetreffende kalenderkwartaal;

    • e. het verlenen van medewerking aan een onderzoek naar de rechtmatige en doelmatige aanwending van de ontvangen subsidiegelden, dat wordt verricht namens of in opdracht van de minister of door de Algemene Rekenkamer en het desverlangd verstrekken van alle informatie aan degene die met dit onderzoek is belast;

    • f. het verlenen van medewerking binnen een door de minister te stellen termijn aan een door hem ingesteld evaluatieonderzoek teneinde te beoordelen in welke mate de SWOV bij het uitvoeren van een gesubsidieerd project door het genereren van kwalitatief hoogstaande kennis een toegevoegde waarde heeft geleverd, die niet in de markt beschikbaar is, aan de in artikel 2 omschreven doelen van deze regeling;

    • g. het aan een ieder ter beschikking stellen van onderzoeksresultaten van een gesubsidieerd project of product onverwijld na afronding van het desbetreffende project of product tegen ten hoogste een vergoeding van de verschaffingkosten, met dien verstande dat de SWOV minimaal vijf werkdagen van tevoren de minister schriftelijk op de hoogte stelt van het onderzoeksresultaat;

    • h. het in andere gevallen dan onder g. bedoeld, de minister minimaal twee werkdagen van tevoren schriftelijk op de hoogte stellen in geval op initiatief van de SWOV op enigerlei wijze bekendheid wordt gegeven aan gesubsidieerde projecten of producten of standpunten dienaangaande, met een politiek gevoelig of belangrijk beleidsmatig karakter, en

    • i. het in acht nemen van het controleprotocol.

  • 2 De SWOV draagt er zorg voor dat:

    • a. een gescheiden administratie van kosten en baten wordt gevoerd voor de gesubsidieerde projecten en producten enerzijds en de overige activiteiten anderzijds;

    • b. een onderzoek als bedoeld in artikel 4:79, eerste lid, van de wet wordt uitgevoerd en dat dit onderzoek geschiedt met inachtneming van hetgeen daarover is bepaald in het controleprotocol, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onder f, en

    • c. geen indirecte staatssteun wordt verleend aan ondernemingen middels de subsidie.

  • 3 De minister kan bij de beschikking tot subsidieverlening andere verplichtingen opleggen die hij noodzakelijk acht ter verwezenlijking van het doel van de subsidie.

Artikel 13. Toestemming minister

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

  • 1 De SWOV behoeft toestemming van de minister voor:

    • a. het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon;

    • b. het wijzigen van de statuten;

    • c. het ontbinden van de rechtspersoon, of

    • d. het voor haarzelf doen van aangifte tot faillissement of het aanvragen van surseance van betaling.

  • 2 Aan de toestemming kunnen voorwaarden of voorschriften worden verbonden.

Artikel 14. Aanvraag tot subsidievaststelling

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

  • 1 De SWOV dient de aanvraag tot subsidievaststelling in uiterlijk op 1 mei van het jaar volgend op het boekjaar waarvoor de subsidie is verleend.

Artikel 15. Beschikking tot subsidievaststelling

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

  • 1 De minister neemt de beschikking tot subsidievaststelling binnen 22 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2 De minister kan de subsidie ambtshalve vaststellen indien de SWOV niet tijdig de aanvraag tot vaststelling heeft ingediend.

Artikel 16

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

De bijlage ligt ter inzage bij het ministerie van Infrastructuur en Milieu.

Artikel 17. Toezicht

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

Met het toezicht op de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen zijn belast de directeur en medewerkers van de Auditdienst Rijk van het ministerie van Financiën en andere bij besluit van de minister aangewezen personen.

Artikel 18. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2014.

  • 2 Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2019, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de subsidies die voor die datum zijn verleend.

Artikel 19. Citeertitel

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling SWOV 2014.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Infrastructuur en Milieu,

M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.

Bijlage

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

[Red: Ligt ter inzage bij het Ministerie van Infrastructuur en Milieu.]