Veteranenbesluit

Geraadpleegd op 23-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2015.
Geldend van 01-01-2015 t/m heden

Besluit van 19 juni 2014, houdende nadere regels omtrent de bijzondere zorgplicht voor veteranen (Veteranenbesluit)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van onze Minister van Defensie, van 12 maart 2014 gedaan mede namens onze Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Gelet op de artikelen 2 tot en met 5 en 7 tot en met 10 van de Veteranenwet en de artikelen 12 en 12h van de Militaire ambtenarenwet 1931;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 7 mei 2014, No.W07.14.0070/II);

Gezien het nader rapport van onze Minister van Defensie, van 5 juni 2014, nr. BS/2014007292, uitgebracht mede namens onze Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Erkenning en waardering voor veteranen

Artikel 1. Erkenning en waardering

  • 1 Onze minister stelt een Inspecteur der Veteranen aan die tot taak heeft Onze Minister te adviseren over veteranenaangelegenheden en te bemiddelen in individuele aangelegenheden ten behoeve van veteranen.

  • 2 Onze minister bevordert initiatieven op het gebied van erkenning van en waardering voor veteranen door het instellen van een veteranenloket voor informatie en aanvragen betreffende erkenning en waardering. Het veteranenloket heeft tevens tot taak het ondersteunen en begeleiden van veteranen en hun relaties als bedoeld in artikel 10 en door het faciliteren, subsidiëren of door het beschikbaar stellen van personeel, materieel of infrastructuur aan of voor:

    • a. de Stichting het Veteraneninstituut;

    • b. de Stichting Nederlandse Veteranendag;

    • c. de Stichting het Veteranenplatform;

    • d. een verzorgingshuisfunctie voor veteranen.

Artikel 2. Onderscheidingstekens

  • 1 Aan de veteraan wordt zo spoedig mogelijk na terugkeer van de missie het draaginsigne veteranen en de veteranenpas uitgereikt om zich als veteraan te onderscheiden;

  • 2 Over toekenning van eventuele andere onderscheidingstekens worden bij ministeriële regeling regels gesteld.

Artikel 3. Bijeenkomsten en faciliteiten

Het deelnemen van veteranen en hun relaties aan bijeenkomsten en reünies van militaire eenheden wordt volgens bij ministeriële regeling te stellen regels bevorderd door:

  • a. het door operationele commando’s doen organiseren van veteranendagen;

  • b. het beschikbaar stellen van reüniefaciliteiten voor verenigingen van veteranen;

  • c. het op militaire locaties beschikbaar stellen van sportaccommodaties, vergaderruimtes, restaurants en messes.

Hoofdstuk 2. Zorgplicht voor en tijdens inzet

Artikel 4. Bepalen van de uitzendgeschiktheid van de militair

  • 1 Alvorens een militair wordt aangewezen voor deelnemen aan een uitzending stelt de commandant van de organieke eenheid van de militair vast of de militair uitzendgeschikt is.

  • 2 De commandant raadpleegt hiertoe het sociaal medisch team, waarbij hij over de medische, psychische en sociale geschiktheid van de militair wordt geadviseerd. Het advies van de verantwoordelijk militair arts over de uitzendgeschiktheid is bindend.

  • 3 De commandant draagt er zorg voor, dat aan militairen die tijdelijk verminderd inzetbaar zijn zorg wordt geboden ter verbetering van gezondheid en inzetbaarheid,

  • 4 De commandant bewaakt dat militairen bestemd voor uitzending uit tandheelkundig oogpunt geschikt zijn en de vereiste vaccinaties hebben ontvangen.

Artikel 5. Voorbereiden van militairen op daadwerkelijke inzet

  • 1 De Commandant der Strijdkrachten draagt er zorg voor dat militairen die zijn aangewezen voor uitzending deelnemen aan een opwerkprogramma, dat ten minste bestaat uit een opleiding gericht op de specifieke kenmerken van de missie en het uitzendgebied en een training gericht op de algemene kenmerken van een uitzending.

  • 2 De Commandant der Strijdkrachten draagt er zorg voor dat militairen tijdig worden opgeleid in het herkennen van en omgaan met gevechtsstress en worden geïnformeerd over hygiëne en preventieve gezondheidszorg in het operatiegebied.

  • 3 De opleiding en training bieden de militair ten minste inzicht in de zorgaspecten van de uitzending waaronder:

    • a. de locaties, taken en bevoegdheden van zorgverleners in het uitzendgebied;

    • b. de bevoegdheden en verantwoordelijkheden op het gebied van zorg van de commandanten in het uitzendgebied en hetgeen de militair in het uitzendgebied daaromtrent mag verwachten.

  • 4 De Commandant der Strijdkrachten bevordert de deelname van de militair aan een door de Dienst Geestelijke Verzorging georganiseerde uitzendconferentie, gericht op het ondersteunen en geestelijk weerbaar maken van de militair.

  • 5 De Commandant der Strijdkrachten organiseert vóór het vertrek van de militair voor de militair en zijn relaties een thuisfrontinformatiedag en bevordert dat zij daaraan deelnemen.

  • 6 Indien operationele noodzaak het op korte termijn vertrekken van een militair naar een uitzendgebied noodzakelijk maakt en daardoor onvoldoende gelegenheid bestaat om de in dit artikel bedoelde opleiding en voorbereiding te volgen, draagt de Commandant der Strijdkrachten er zorg voor dat de militair en diens relaties zich op een andere manier zo goed mogelijk kunnen voorbereiden en dat hen de noodzakelijke informatie en kennis wordt aangeboden.

Artikel 6. Informeren van militairen en hun relaties

Tijdens de voorbereiding, bedoeld in artikel 5, worden de militair en diens relaties door de Commandant der Strijdkrachten geïnformeerd over de gezondheidsrisico’s van de inzet en over het veteranenloket bedoeld in artikel 10 en de zorg die in dit verband voor de militair en voor diens relaties beschikbaar is.

Artikel 7. Sociaal medische begeleiding en geestelijke verzorging

  • 1 Tijdens inzet zijn medische zorg en sociaal-medische begeleiding beschikbaar voor het verlenen van zorg aan de militair.

  • 2 Door de commandant van de uitgezonden eenheid wordt daarnaast een zorg- en hulpverleningsteam samengesteld.

  • 3 Het zorg- en hulpverleningsteam is afhankelijk van de aard van de missie en de omvang van de eenheid en de inschatting van de risico’s voor de uitgezonden eenheid ter plaatse aanwezig of binnen 24 uur ter plaatse.

  • 4 Het zorg- en hulpverleningsteam adviseert de commandant inzake inzetbaarheid van personeel, repatriëring en ernstige incidenten.

Artikel 8. Begeleiden van de relaties van militairen tijdens de inzet

  • 1 Gedurende de uitzending van de militair worden diens relaties door de zorg van de Commandant der Strijdkrachten geïnformeerd en begeleid door middel van het organiseren van bijeenkomsten waar contact kan worden gelegd met relaties van andere militairen en waarbij voorlichting wordt gegeven.

  • 2 De Commandant der Strijdkrachten draagt er zorg voor dat in geval van calamiteiten de relaties van de militair gerichte informatievoorziening en ondersteuning ontvangen.

  • 3 Indien noodzakelijk kunnen de relaties van de militair via het veteranenloket, bedoeld in artikel 10 contact opnemen met een bedrijfsmaatschappelijk werker. Voor acute of ernstige situaties is via dit veteranenloket een hulpverleningslijn doorlopend bereikbaar.

  • 4 In geval van ernstige incidenten in het uitzendgebied wordt de relaties van de militair zorg geboden waarbij

    • a. in geval van ernstige verwonding of overlijden van de militair de relaties van de militair door de commandant van de organieke eenheid van de militair of diens vertegenwoordiger en door een bedrijfsmaatschappelijk werker of geestelijk verzorger op het huisadres worden bezocht en verdere ondersteuning geschiedt in overleg met de relaties van de militair;

    • b. bij andere dan onder a. bedoelde incidenten in het uitzendgebied door bedrijfsmaatschappelijk werkers aan de relaties van de militair informatie wordt verstrekt over de toedracht en waar gewenst tevens persoonlijke ondersteuning en begeleiding worden geboden.

  • 5 In geval van problemen of incidenten in de thuissituatie van de militair wordt de militair in het uitzendgebied geïnformeerd. Daarnaast worden de relaties van de militair door bedrijfsmaatschappelijk werkers zo nodig ondersteund in praktische zaken waaronder het leggen van contacten met relevante instanties.

  • 6 Door de zorg van de Commandant der Strijdkrachten worden ondersteunende activiteiten ontplooid zoals een thuisfrontcomité, een telefooncirkel en een informatiemap voor het thuisfront. Het thuisfrontcomité wordt voor een door de Commandant der Strijdkrachten te bepalen termijn na de inzet in stand gehouden.

Hoofdstuk 3. Zorgplicht na inzet

Artikel 9. Het voorzien in sociaal medische begeleiding na afloop van de inzet

  • 1 Gedurende de eerste 18 maanden na terugkeer van de veteraan worden de veteraan en zijn relaties door de zorg van de Commandant der Strijdkrachten proactief begeleid.

  • 2 Proactieve begeleiding van de veteraan geschiedt ten minste door middel van een adaptatieprocedure die bestaat uit:

    • a. gesprekken, gericht op het bespreken van de missie, de persoonlijke ervaringen en de mentale gesteldheid van de veteraan;

    • b. het verstrekken van informatie over de beschikbare zorg na terugkeer;

    • c. een nazorgvragenlijst, die na terugkeer aan de veteraan wordt toegezonden en tot doel heeft te signaleren of er mogelijk sprake is van klachten of aandoeningen bij de veteraan;

    • d. terugkeerdagen, die gericht zijn op het ontmoeten van oud-collega's en waar met de aanwezige hulpverleners kan worden gesproken.

  • 3 Proactieve begeleiding van de relaties van de militair geschiedt door ten minste:

    • a. een nazorgvragenlijst relaties, die na terugkeer van de militair ten behoeve van diens relatie wordt gezonden en gericht is op het vroegtijdig signaleren van mogelijke klachten, aandoeningen of problemen bij de veteraan en diens relaties;

    • b. terugkeerdagen, die na terugkeer van de militair worden gehouden en waarop relaties van de veteranen, relaties van andere veteranen kunnen ontmoeten.

  • 4 Indien daartoe aanleiding bestaat wordt aan de veteraan of zijn relaties een hulpaanbod gedaan of geschiedt doorverwijzing voor zorg.

  • 5 Na afloop van de eerste 18 maanden bevordert de Commandant der Strijdkrachten dat de veteraan en zijn relaties deelnemen aan terugkomdagen, die veelal in de vorm van een reünie worden georganiseerd.

Hoofdstuk 4. Bijzondere zorgplicht voor veteranen

Artikel 10. Veteranenloket

  • 1 Het veteranenloket bedoeld in artikel 1 fungeert als zorgloket voor de veteraan en zijn relaties teneinde hen te ondersteunen en begeleiden.

  • 2 Het veteranenloket kan door de veteraan en zijn relaties worden benaderd voor alle vragen die verband houden met de veteranenstatus.

  • 3 De veteraan en zijn relaties krijgen bij een zorgvraag een zorgcoördinator toegewezen om hen te informeren over het verkrijgen van zorg en hen ter zake te ondersteunen en te begeleiden.

  • 4 Bij ministeriële regeling worden kwaliteitseisen en voorwaarden gesteld waaraan het veteranenloket, de zorgcoördinator en het zorgplan moeten voldoen.

Artikel 11. Landelijk Zorgsysteem voor Veteranen

  • 1 Er is een Landelijk Zorgsysteem voor Veteranen waarbij instellingen zijn aangesloten op het gebied van de geestelijke gezondheidszorg, waaronder wordt verstaan: psychische en psychosociale zorg voor veteranen.

  • 2 Het Landelijk Zorgsysteem voor Veteranen bevordert de samenwerking tussen de aangesloten instellingen.

  • 3 Het Landerlijk Zorgsysteem voor veteranen draagt bij aan wetenschappelijk onderzoek op het gebied van psychische en psychosociale zorg voor veteranen.

  • 4 Het Landelijk Zorgsysteem voor Veteranen draagt zorg voor de afstemming van een adequaat behandelaanbod op het gebied van psychische en psychosociale zorg aan de veteraan en zijn relaties.

  • 5 Onze minister kan nadere regels stellen omtrent de uitvoering van dit artikel

Artikel 12. Sociale zekerheidswetgeving en Kaderwet militaire pensioenen

  • 2 De voor de uitkerings- dan wel pensioentoekenning noodzakelijke geneeskundige onderzoeken worden zoveel mogelijk gelijktijdig uitgevoerd.

Artikel 13. Re-integratie

  • 1 De veteraan die niet meer in militaire dienst is en die ten gevolge van een aandoening waarvoor een vermoeden van verband met de dienst als bedoeld in artikel 19 is aangenomen, geen werk meer heeft dan wel zijn werk dreigt te verliezen, heeft recht op begeleiding bij het vinden van werk overeenkomstig het re-integratiebeleid dat geldt binnen het ministerie van Defensie, indien en voor zover hij daarvoor geen beroep kan doen op een werkgever.

  • 2 De veteraan krijgt ondersteuning door tussenkomst van het veteranenloket bij het effectueren van de in het eerste lid bedoelde re-integratieaanspraak.

  • 3 Het recht op begeleiding, bedoeld in het eerste lid strekt zich niet uit tot het vinden van werk binnen het gezagsbereik van het ministerie van Defensie.

  • 4 Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de relaties van de veteraan.

Artikel 14. Revalidatie

De veteraan en zijn relaties krijgen ondersteuning door tussenkomst van het veteranenloket bij de revalidatie van de veteraan, door het bieden van bemiddeling bij het verkrijgen van de medische zorg binnen, of buiten het militair revalidatiecentrum en door het bieden van de psychosociale begeleiding, zorg en opvang die zij daarbij nodig hebben.

Artikel 15. Maatschappelijke ondersteuning

De veteraan en zijn relaties krijgen de noodzakelijke maatschappelijke ondersteuning door tussenkomst van het veteranenloket.

Artikel 16. Wetenschappelijk onderzoek

  • 1 Onze minister bevordert het onderzoek, bedoeld in artikel 10 van de Veteranenwet onder meer door het ter beschikking stellen van fondsen voor het wetenschappelijk onderzoek, bedoeld in artikel 11, derde lid van dit besluit en door het verlenen van subsidie aan de Stichting het Veteraneninstituut.

  • 2 Onze minister rapporteert jaarlijks aan de Staten-Generaal over de uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek als bedoeld in artikel 10 van de Veteranenwet.

Artikel 17. Taken Raad van Toezicht en advisering

  • 1 De Raad van toezicht en advisering ten behoeve van het civiel-militaire zorgsysteem voor de hulpverlening aan veteranen en het wetenschappelijk onderzoek naar aandoeningen gerelateerd aan uitzendingen adviseert Onze minister van Defensie ten aanzien van wetenschappelijk onderzoek op het gebied van aandoeningen gerelateerd aan uitzendingen.

  • 2 De Raad van toezicht en advisering houdt toezicht op het civiel-militaire zorgsysteem voor de hulpverlening aan veteranen, bevordert samenwerking tussen alle in het zorgsysteem betrokken partijen en velden en adviseert de minister terzake.

  • 3 Onze minister kan nadere regels stellen omtrent de uitvoering van dit artikel.

Artikel 18. Militaire dienstslachtoffers

Hoofdstuk 4 is van overeenkomstige toepassing op militaire dienstslachtoffers voor zover die niet als veteraan kunnen worden aangemerkt.

Hoofdstuk 5. Inkomensvoorziening in verband met zorg

Paragraaf 1. Algemeen

Artikel 19. Begripsbepalingen

In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Paragraaf 2. Recht op Inkomensvoorziening

Artikel 20. Inkomensvoorziening

  • 1 Onze minister kent op aanvraag een inkomensvoorziening toe aan de belanghebbende die ziek dan wel arbeidsongeschikt is en waarbij sprake is van een door Onze minister vastgesteld vermoeden van verband met de dienst.

  • 2 De inkomensvoorziening bedraagt 80% van de berekeningsgrondslag en wordt in maandelijkse termijnen uitbetaald.

  • 3 De inkomensvoorziening wordt verminderd met inkomsten uit beroep dan wel bedrijf dan wel een uitkering op grond van de sociale zekerheidswetgeving.

  • 4 In afwijking van het derde lid worden inkomsten verkregen tijdens de duur van de inkomensvoorziening tengevolge van een stage dan wel proefplaatsing niet in mindering gebracht op de inkomensvoorziening.

  • 5 De duur van de inkomensvoorziening bedraagt twee jaar, gerekend vanaf de datum van toekenning.

  • 6 De inkomensvoorziening wordt beëindigd indien is komen vast te staan dat geen sprake is van een ziekte dan wel arbeidsongeschiktheid die is veroorzaakt door de uitoefening van de militaire dienst als gevolg van de inzet als bedoeld in artikel 1, onder d, van de Veteranenwet of wanneer het re-integratietraject is afgerond. De tot op de datum van deze vaststelling genoten inkomensvoorziening wordt niet teruggevorderd.

  • 7 De inkomensvoorziening wordt beëindigd wanneer door of namens Onze minister is vastgesteld dat de medische eindtoestand van belanghebbende is bereikt.

  • 8 In afwijking van het vijfde lid en het zevende lid wordt de duur van de inkomensvoorziening met ten hoogste 12 maanden verlengd als het re-integratietraject nog niet is afgerond.

  • 9 In afwijking van het vijfde lid wordt de inkomensvoorziening verlengd als er nog geen sprake is van een medische eindtoestand.

  • 10 Onze minister is bevoegd om in bijzondere gevallen, waarin de toepassing van dit artikel tot een naar zijn oordeel onredelijke uitkomst leidt, de duur van de inkomensvoorziening te verlengen.

Artikel 21. Verrekening

Indien een uitkering op grond van de sociale zekerheidswetgeving wordt verlaagd, geweigerd of in duur beperkt als gevolg van verwijtbaar handelen van de belanghebbende wordt voor de toepassing van artikel 20, derde lid, de uitkering geacht steeds onverminderd te zijn genoten.

Paragraaf 3. Verplichtingen gedurende de duur van de inkomensvoorziening

Artikel 22. Voorwaarden verbonden aan de inkomensvoorziening

  • 1 De belanghebbende die een aanvraag voor een inkomensvoorziening heeft ingediend of een inkomensvoorziening geniet verstrekt op verzoek of uit eigen beweging zo spoedig mogelijk aan onze minister alle informatie, waaronder mede begrepen informatie in het kader van behandeling en re-integratie, waarvan het hem in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat die van invloed kan zijn op het recht op inkomensvoorziening dan wel op de hoogte of de betaling van de inkomensvoorziening.

  • 2 De belanghebbende die een aanvraag voor een inkomensvoorziening heeft ingediend of een inkomensvoorziening geniet is verplicht:

    • a. te voldoen aan elke oproep om aanwezig te zijn op een door onze minister te bepalen plaats voor de beantwoording van vragen als bedoeld in onderdeel b, het meewerken aan een onderzoek als bedoeld in onderdeel c of het naleven van de controlevoorschriften bedoeld in onderdeel d;

    • b. vragen te beantwoorden die door onze minister in verband met het recht op een inkomensvoorziening worden gesteld;

    • c. mee te werken aan een geneeskundig onderzoek door of vanwege onze minister;

    • d. tot naleving van de door onze minister vastgestelde controlevoorschriften die noodzakelijk zijn voor een juiste uitvoering van de inkomensvoorziening;

    • e. op verzoek onverwijld inzage te geven in een op hem betrekking hebbend document als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1 tot en met 3 van de Wet op de identificatieplicht;

    • f. een naar algemeen medische maatstaven adequate behandeling te ondergaan voor zijn ziekte of arbeidsongeschiktheid;

    • g. mee te werken aan door onze minister gegeven re-integratie voorschriften;

    • h. mee te werken aan door onze minister gegeven voorschriften of getroffen maatregelen die erop gericht zijn om de belanghebbende in staat te stellen passende arbeid te verrichten.

  • 3 Bij het toerekenbaar niet naleven van één van de in het vorige lid genoemde verplichtingen wordt de inkomensvoorziening niet toegekend dan wel geheel of ten dele beëindigd.

  • 4 De inkomensvoorziening herleeft indien wederom aan de in het eerste lid genoemde verplichtingen wordt voldaan, indien en voor zover de uitkeringsduur, genoemd in artikel 20, vijfde lid, niet is verstreken.

Paragraaf 4. Rechten gedurende de duur van de inkomensvoorziening

Artikel 23. Begeleiding en aanvullende voorzieningen

  • 1 De belanghebbende heeft gedurende de duur van de inkomensvoorziening recht op:

    • a. begeleiding als bedoeld in artikel 13;

    • b. voorzieningen die strekken tot behoud, herstel of bevordering van de mogelijkheid tot het verrichten van arbeid;

    • c. voorzieningen die strekken tot verbetering van de leefomstandigheden en geneeskundige verstrekkingen,

    indien en voor zover de belanghebbende daarvoor geen beroep kan doen op zijn werkgever dan wel op de sociale zekerheidswetgeving.

  • 2 In aanvulling op het eerste lid kan de belanghebbende in aanmerking worden gebracht voor aanvullende dan wel andere ondersteuning ter verkrijging van arbeid in een dienstbetrekking, dan wel arbeid als zelfstandige.

Paragraaf 5. Uitkering bij overlijden

Artikel 24. Uitkering

  • 1 In geval van overlijden van de belanghebbende die in het genot is van een inkomensvoorziening wordt een uitkering verstrekt:

    • a. aan de echtgenoot, of aan de partner waarmee de overleden belanghebbende samenleefde;

    • b. bij ontstentenis van een onder a bedoelde persoon: aan het kind waarvoor, of de kinderen voor wie aanspraak op kinderbijslag bestaat;

    • c. bij ontstentenis van onder a of b bedoelde personen aan ouders, broers, zusters of kinderen van de belanghebbende indien hij in de noodzakelijke kosten van het levensonderhoud grotendeels bijdroeg.

  • 2 Indien het eerste lid geen toepassing kan vinden kan onze minister de uitkering geheel of gedeeltelijk doen aanwenden ter bestrijding van de kosten van de laatste ziekte en de begrafenis of crematie van de belanghebbende.

  • 3 De uitkering is gelijk aan het bedrag van de aan de belanghebbende toekende inkomensvoorziening over een periode van drie maanden.

Paragraaf 6. Stimuleringspremie

Artikel 25. Aanspraak op stimuleringspremie

  • 1 De belanghebbende die bij het beëindigen van de inkomensvoorziening geheel of gedeeltelijk is gere-integreerd in een dienstbetrekking dan wel in arbeid als zelfstandige ontvangt eenmalig een stimuleringspremie gelijk aan het bedrag van de aan de belanghebbende toegekende inkomensvoorziening over een periode van drie maanden.

  • 2 Van gehele of gedeeltelijke re-integratie in een dienstbetrekking dan wel in arbeid als zelfstandige is sprake indien de belanghebbende een aanstelling of arbeidsovereenkomst heeft voor de duur van ten minste zes maanden dan wel als zelfstandige gedurende tenminste zes maanden opdrachten heeft.

  • 3 In afwijking van het eerste en tweede lid heeft de belanghebbende, die een aanstelling of arbeidsovereenkomst heeft van ten minste drie maanden dan wel als zelfstandige gedurende tenminste drie maanden opdrachten heeft, aanspraak op 50% van de stimuleringspremie.

Artikel 26. Nadere regels

Bij regeling van onze minister worden nadere regels gesteld ter uitvoering van dit hoofdstuk.

Hoofdstuk 6. Veteranenregistratiesysteem

Artikel 27. Inrichting

  • 1 Onze minister houdt een veteranenregistratiesysteem bij waarin persoonsgegevens betreffende veteranen worden verwerkt.

  • 2 In het veteranenregistratiesysteem worden persoonsgegevens verwerkt in het kader van het veteranenbeleid van het ministerie van Defensie ten behoeve van:

    • a. het onderhouden van contacten met veteranen in het kader van veteranenzorg;

    • b. het verstrekken van informatie aan veteranen over specifiek voor veteranen bedoelde binnen het veteranenbeleid passende activiteiten, faciliteiten en voorzieningen;

    • c. het verstrekken van gegevens over veteranen aan personen en instanties ten behoeve van de specifiek voor veteranen bedoelde binnen het veteranenbeleid passende activiteiten, faciliteiten en voorzieningen die door deze personen en instanties worden geleverd of georganiseerd;

    • d. wetenschappelijk onderzoek;

  • 3 Het verwerken van gegevens ten behoeve van in het tweede lid genoemde doeleinden blijft achterwege indien betrokkene aangeeft daartegen bezwaar te hebben, met uitzondering van het informeren van de veteraan over achteraf gebleken gezondheidsrisico’s tijdens een uitzending.

  • 4 Aan het verwerken van gegevens ten behoeve van de in het tweede lid, onder c en d genoemde doeleinden kunnen nadere voorwaarden worden verbonden ten einde te verzekeren dat de verwerking uitsluitend geschiedt ten behoeve van deze specifieke doeleinden en plaatsvindt binnen de kaders van het veteranenbeleid van het ministerie van Defensie.

Artikel 28. Opgenomen gegevens

In het veteranenregistratiesysteem worden slechts de volgende gegevens betreffende veteranen opgenomen:

  • a. achternaam, voorletters, voorvoegsels, geslacht, titulatuur, adres, postcode en woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats en geboorteland en overlijdensdatum;

  • b. (beschikbare) registratie en administratienummers, zoals het militaire registratienummer, marinenummer, werknemer ID, en bij wet toegekende identificatienummers uitsluitend ten behoeve van actualisering van naam, adres de noodzakelijke maatschappelijke ondersteuning en woonplaatsgegevens via de Basisregistratie personen;

  • c. uitzendgegevens, zoals gegevens betreffende de missie of operatie, periode van uitzending, rang, functiecode en waar mogelijk locatie tijdens uitzending;

  • d. administratieve gegevens, zoals een indicatie betreffende de uitvoering van het bepaalde in artikel 27, derde lid.

Artikel 29. Bescherming privacy

  • 2 Aan het bewerken van gegevens kunnen nadere voorwaarden worden verbonden ter naleving van de Wet bescherming persoonsgegevens en dit besluit.

Artikel 30. Verstrekking gegevens

  • 1 In het veteranenregistratiesysteem opgenomen persoonsgegevens worden slechts verstrekt:

    • a. aan personen en instanties die belast zijn met of leiding geven aan de in artikel 27, tweede lid, bedoelde activiteiten of die daarbij noodzakelijk zijn betrokken;

    • b. ingevolge een wettelijke verplichting.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan verstrekking van gegevens, bedoeld in artikel 27, tweede lid, onder d, geschieden aan andere personen en instanties in geval van dringende en gewichtige redenen en indien de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene niet onevenredig wordt geschaad. Verstrekking vindt slechts plaats na toestemming van de Hoofddirecteur Personeel van het ministerie van Defensie.

Hoofdstuk 7. Wijziging andere regelingen

Artikel 32. Wijziging van het Besluit aanvullende arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen militairen

[Red: Wijzigt het Besluit aanvullende arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen militairen.]

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen

Artikel 33. Hardheidsclausule

Onze Minister kan termijnen, bedragen en percentages, genoemd in dit besluit buiten toepassing laten of daarvan afwijken indien toepassing gelet op het belang van een goede zorgverlening aan de veteraan of zijn relaties zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst,

Wassenaar, 19 juni 2014

Willem-Alexander

De Minister van Defensie,

J.A. Hennis-Plassschaert

Uitgegeven de vijfentwintigste juni 2014

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I.W. Opstelten