Wet hervorming kindregelingen

Geraadpleegd op 21-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-04-2015 en zichtdatum 03-01-2017.
Geldend van 01-01-2015 t/m 30-06-2015

Wet van 25 juni 2014 tot wijziging van de Algemene Kinderbijslagwet, de Wet op het kindgebonden budget, de Wet werk en bijstand, de Wet inkomstenbelasting 2001, de Wet studiefinanciering 2000 en enige andere wetten in verband met hervorming en versobering van de kindregelingen (Wet hervorming kindregelingen)

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de kindregelingen te hervormen en te versoberen teneinde het stelsel te vereenvoudigen, de arbeidsparticipatie te verhogen en inkomensondersteuning te bieden waar die het hardste nodig is;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Hoofdstuk 4a. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Hoofdstuk 5. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel XII. Overgangsrecht

  • 2 Voor de persoon die op 31 december 2014 recht had op algemene bijstand op grond van de Wet werk en bijstand, de op hem van toepassing zijnde norm een norm voor een alleenstaande ouder was en hij geen aanspraak heeft op de verhoging van het kindgebonden budget, bedoeld in artikel 2, zesde lid, van de Wet op het kindgebonden budget omdat hij een partner heeft als bedoeld in artikel 3 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, is tot 1 januari 2016 in afwijking van de artikelen 20 tot en met 22a van de Participatiewet, de norm per kalendermaand, indien het betreft:

    • a. een persoon van 18, 19 of 20 jaar op wie een norm voor alleenstaande ouders van toepassing is: € 506,78 [Red: per 1 januari 2015: € 511,68] ;

    • b. een persoon van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, die niet met een of meer meerderjarige personen in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft en op wie een norm voor alleenstaande ouders van toepassing is: € 1.191,18 [Red: per 1 januari 2015: € 1.235,35] ;

    • c. een persoon die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, die niet met een of meer meerderjarige personen in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft en op wie een norm voor alleenstaande ouders van toepassing is: € 1.313,82 [Red: per 1 januari 2015: € 1.358,27] ;

    • d. een alleenstaande ouder op wie artikel 22a, eerste lid, van de Participatiewet van toepassing is of een gehuwde voor wie op grond van artikel 24 van de Participatiewet de norm gelijk is aan de norm die voor hem als alleenstaande ouder zou gelden: de norm per kalendermaand als bedoeld in artikel 22a, eerste lid, verhoogd met 20% x de rekennorm, bedoeld in artikel 22a, tweede lid, van de Participatiewet.

  • 3 Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kan de bedragen, genoemd in het tweede lid, aanpassen na inwerkingtreding van dit artikel indien het netto minimumloon wijzigt.

  • 4 Dit artikel vervalt met ingang van 1 januari 2016.

Artikel XIV. Inwerkingtreding

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen, onderdelen of subonderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld, en kunnen terugwerken tot en met een in dat besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen, onderdelen of subonderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel XV. Citeertitel

Deze wet wordt aangehaald als: Wet hervorming kindregelingen.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

Wassenaar, 25 juni 2014

Willem-Alexander

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

L.F. Asscher

De Staatssecretaris van Financiën,

E.D. Wiebes

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. Bussemaker

Uitgegeven de zevenentwintigste juni 2014

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I.W. Opstelten