Regeling producenten- en brancheorganisaties

Geraadpleegd op 13-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-04-2016 en zichtdatum 10-11-2024.
Geldend van 07-10-2015 t/m heden

Regeling van de Minister van Economische Zaken van 10 oktober 2014, nr. WJZ / 14152482, houdende regels over producentenorganisaties, unies van producentenorganisaties en brancheorganisaties (Regeling producenten- en brancheorganisaties)

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 152, eerste, derde en vierde lid, 154, vierde lid, 156, 157, eerste en derde lid, 158, eerste lid, 161, eerste en derde lid, 163, eerste en derde lid, 164, eerste, vijfde en zesde lid, en 165 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PbEU 2013, L 347) en de artikelen 13, tweede lid, onder b, en 19, eerste lid, van de Landbouwwet;

Besluit:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1:1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • verordening 1308/2013: Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PbEU 2013, L 347);

  • erkende organisatie: door de minister erkende producentenorganisatie, unie van producentenorganisaties of brancheorganisatie als bedoeld in Hoofdstuk III, Afdeling 1, van verordening 1308/2013 of de artikelen 161, eerste lid, of 163, eerste lid, van die verordening.

Artikel 1:2

Deze regeling is niet van toepassing op producentenorganisaties of unies van producentenorganisaties in de sector groenten en fruit.

Artikel 1:3

Een deelnemer in het kapitaal van een producentenorganisatie, van een unie van producentenorganisaties of van een brancheorganisatie geldt voor de toepassing van deze regeling tevens als een lid van die organisatie.

§ 2. Producentenorganisaties

Artikel 2:1

De minister is bevoegd tot het verlenen van een erkenning overeenkomstig de artikelen 152, eerste of derde lid, of 161, eerste lid, van verordening 1308/2013.

Artikel 2:2

Het minimum ledental als bedoeld in de artikelen 154, eerste lid, onderdeel b, en 161, eerste lid, onderdeel b, van verordening 1308/2013 bedraagt 15.

Artikel 2:3

Een producentenorganisatie die verzoekt om erkenning verstrekt bij dat verzoek de volgende informatie:

  • a. de statuten;

  • b. een omschrijving van de sector, bedoeld in artikel 1, tweede lid, van verordening 1308/2013, waarin de producentenorganisatie actief is;

  • c. een omschrijving van de doelstelling of de doelstellingen, bedoeld in artikel 152, eerste lid, onderdeel c, van verordening 1308/2103, of, voor zover van toepassing, artikel 152, derde lid, onderdeel b, van die verordening, die de producentenorganisatie nastreeft;

  • d. bewijsmateriaal als bedoeld in artikel 154, eerste lid, onder c, van verordening 1308/2013, of, voor zover van toepassing, als bedoeld in artikel 161, onderdeel c, van die verordening;

  • e. een verklaring dat de producentenorganisatie bekend is met artikel 209 van verordening 1308/2013;

  • f. de naam en de vestigingsplaats van de producentenorganisatie;

  • g. de unieke nummers die de Kamer van Koophandel heeft toegewezen aan de producentenorganisatie of aan de leden van de producentenorganisatie indien deze beschikbaar zijn;

  • h. de namen van de bestuursleden van de producentenorganisatie;

  • i. een bevestiging dat de administratie van de producentenorganisatie zal voldoen aan het voorschrift, bedoeld in artikel 52, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

  • j. een motivering van het verzoek.

§ 3. Unie van producentenorganisaties

Artikel 3:1

De minister is bevoegd tot het verlenen van een erkenning overeenkomstig artikel 156 van verordening 1308/2013.

Artikel 3:2

  • 1 Een unie van producentenorganisaties die verzoekt om erkenning verstrekt bij dat verzoek de volgende informatie:

    • a. de statuten;

    • b. een omschrijving van de sector, bedoeld in artikel 1, tweede lid, van verordening 1308/2013, waarin de unie van producentenorganisaties actief is;

    • c. een omschrijving van de doelstelling of de doelstellingen, bedoeld in artikel 152, eerste lid, onderdeel c, van verordening 1308/2013, of, voor zover van toepassing als bedoeld in artikel 152, derde lid, onderdeel b, van die verordening, die de unie van producentenorganisaties nastreeft;

    • d. bewijsmateriaal als bedoeld in artikel 154, eerste lid, onder c, van verordening 1308/2013, of, voor zover van toepassing, als bedoeld in artikel 161, onderdeel c, van die verordening;

    • e. een verklaring dat de unie van producentenorganisaties bekend is met artikel 209 van verordening 1308/2013;

    • f. de naam en de vestigingsplaats van de unie van producentenorganisaties;

    • g. de unieke nummers die de Kamer van Koophandel heeft toegewezen aan de unie van producentenorganisaties of aan de leden van de unie van producentenorganisaties;

    • h. de namen van de bestuursleden van de unie van producentenorganisaties;

    • i. een bevestiging dat de administratie van de unie van producentenorganisaties zal voldoen aan het voorschrift, bedoeld in artikel 52, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

    • j. een motivering van het verzoek.

§ 4. Brancheorganisatie

Artikel 4:1

De minister is bevoegd tot het verlenen van een erkenning overeenkomstig de artikelen 157, eerste of derde lid, of 163, eerste lid, van verordening 1308/2013.

Artikel 4:2

Het aanzienlijk deel van de economische activiteiten, bedoeld in artikel 158, eerste lid, onderdeel c, van verordening 1308/2013, bedraagt ten minste 25% van de bij de brancheorganisatie betrokken producenten en tenminste 25% van de bij de brancheorganisatie betrokken distributeurs, verwerkers of handelaren.

Artikel 4:3

Een brancheorganisatie die verzoekt om erkenning verstrekt bij dat verzoek de volgende informatie:

  • a. de statuten;

  • b. een omschrijving van de sector, bedoeld in artikel 1, tweede lid, van verordening 1308/2013, waarin de brancheorganisatie actief is;

  • c. een omschrijving van de doelstelling of de doelstellingen, bedoeld in artikel 157, eerste lid, onder c, van verordening 1308/2013, die de brancheorganisatie nastreeft, of, voor zover van toepassing, van de activiteit of de activiteiten, bedoeld in artikel 157, derde lid, onderdeel c, van die verordening, die de brancheorganisatie nastreeft;

  • d. een verklaring dat de brancheorganisatie bekend is met artikel 210 van verordening 1308/2013;

  • e. de naam en de vestigingsplaats van de brancheorganisatie;

  • f. de unieke nummers die de Kamer van Koophandel heeft toegewezen aan de brancheorganisatie of aan de leden van de brancheorganisatie indien deze beschikbaar zijn;

  • g. de namen van de bestuursleden van de brancheorganisatie;

  • h. een bevestiging dat de administratie van de brancheorganisatie zal voldoen aan het voorschrift, bedoeld in artikel 52, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

  • i. een motivering van het verzoek.

§ 5. Uitbreiding van voorschriften en verplichte financiële bijdragen

Artikel 5:1

  • 1 De minister is bevoegd tot besluitvorming overeenkomstig de artikelen 164, eerste lid, of 165 van verordening 1308/2013.

  • 2 Een erkende organisatie kan de minister verzoeken om te besluiten overeenkomstig artikel 165 van verordening 1308/2013 ten aanzien van een van die organisatie overeenkomstig artikel 164, eerste lid, van die verordening door de minister verbindend verklaard voorschrift.

Artikel 5:2

De minister wijst overeenkomstig de artikelen 164, eerste lid, of 165 van verordening 1308/2013 geen verzoek toe indien:

  • a. het voorschrift of de financiële bijdrage op grond van de geldende wetgeving kan worden gesteld, onderscheidenlijk worden geheven, of

  • b. het voorschrift of de financiële bijdrage naar het oordeel van de minister een onevenredige inbreuk maakt op de ondernemersvrijheid of niet doelmatig is.

Artikel 5:3

Een verzoek als bedoeld in artikel 164, eerste lid, of artikel 165 van verordening 1308/2013, kan uitsluitend worden ingediend door een erkende organisatie die blijkens de statuten jegens iedere marktdeelnemer die daaraan is onderworpen is gehouden tot:

  • a. het toezien op de naleving van het voorschrift,

  • b. het toezien op de afdracht van een financiële bijdrage, en

  • c. het opleggen van een sanctie jegens een ieder die een voorschrift niet-naleeft of een financiële bijdrage niet afdraagt.

Artikel 5:4

Een erkende organisatie die verzoekt om een besluit als bedoeld in artikel 164, eerste lid, of artikel 165 van verordening 1308/2013, verstrekt bij dat verzoek:

  • a. bewijsmateriaal waaruit blijkt dat ook de leden van die organisatie het voorschrift zullen uitvoeren of de financiële bijdrage zullen afdragen;

  • b. als de erkende organisatie een erkende unie van producentenorganisaties of een erkende brancheorganisatie is, bewijsmateriaal waaruit blijkt dat ook de marktdeelnemers die door de leden van die organisatie worden vertegenwoordigd het voorschrift zullen uitvoeren of de financiële bijdrage zullen afdragen.

Artikel 5:5

  • 1 Een erkende organisatie die verzoekt om een besluit als bedoeld in artikel 164, eerste lid, of artikel 165 van verordening 1308/2013, verstrekt bij dat verzoek, voor zover van toepassing, de volgende informatie:

    • a. het verbindend te verklaren voorschrift;

    • b. een omschrijving van het betrokken product of de betrokken producten, bedoeld in artikel 164, derde lid, van verordening 1308/2013;

    • c. de berekening van het relevante aandeel, bedoeld in artikel 164, derde lid, onderdelen a of b, van verordening 1308/2013;

    • d. een omschrijving van het doel of de doelen, bedoeld in artikel 164, vierde lid, van verordening 1308/2013;

    • e. een motivering waaruit blijkt dat het voorschrift niet strijdig is met de relevante Europese en nationale regels;

    • f. de periode waarvoor het voorschrift verbindend moet worden verklaard of waarvoor de financiële bijdrage moet worden afgedragen;

    • g. een omschrijving van de manier waarop de erkende organisatie toe zal zien op de naleving van het voorschrift of op de afdracht van de financiële bijdrage;

    • h. een omschrijving van de manier waarop de erkende organisatie sancties zal opleggen bij niet-nalevingen van het voorschrift of bij niet-afdrachten van de financiële bijdrage;

    • i. documentatie waaruit blijkt dat het voorschrift door een erkende brancheorganisatie is gemeld overeenkomstig artikel 210, tweede lid, onderdeel a, van verordening 1308/2013, dat de termijn, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, van dat artikel is verstreken en dat de Europese Commissie geen verklaring heeft afgegeven als bedoeld in het vijfde lid van dat artikel.

  • 2 Een erkende organisatie die verzoekt om een besluit op grond van artikel 165 van verordening 1308/2013, verstrekt tevens de volgende informatie:

    • a. de berekening van de verschuldigde financiële bijdrage, gerelateerd aan het voordeel dat daardoor wordt genoten door marktdeelnemers of groepen van marktdeelnemers als bedoeld in artikel 165 van verordening 1308/2013;

    • b. de wijze waarop de erkende organisatie de financiële bijdrage zal innen;

    • c. de wijze waarop de financiële bijdrage wordt besteed.

  • 3 Het eerste lid, onderdeel i, is niet van toepassing op voorschriften die betrekking hebben op het verrichten van onderzoek.

Artikel 5:6

De minister stelt belanghebbenden in de gelegenheid om hun zienswijze kenbaar te maken omtrent een op grond van artikel 165 van verordening 1308/2013 te nemen besluit.

Artikel 5:7

Marktdeelnemers of groepen van marktdeelnemers die op grond van artikel 164, eerste lid, of artikel 165 van verordening 1308/2013 zijn gebonden om een voorschrift uit te voeren, of die een financiële bijdrage moeten afdragen zijn gehouden tot de naleving van dat voorschrift of tot de afdracht van die financiële bijdrage jegens de erkende organisatie die daartoe heeft verzocht.

§ 6. Overige bepalingen

Artikel 6:1

  • 1 Een erkende organisatie verstrekt jaarlijks uiterlijk op 1 april aan de minister:

    • a. een actuele lijst van de leden;

    • b. indien het een unie van producentenorganisaties of een brancheorganisatie betreft waarvan de minister een voorschrift verbindend heeft verklaard op grond van artikel 164, eerste lid, van verordening 1308/2013, of waarvan de minister heeft besloten tot het verplichten van een financiële bijdrage op grond van artikel 165 van die verordening een actuele lijst van alle marktdeelnemers die door de leden worden vertegenwoordigd;

    • c. het jaarverslag en de jaarrekening;

    • d. de actuele statuten voor zover hierin wijzigingen zijn opgetreden;

    • e. indien het een organisatie in de sector melk en zuivelproducten betreft de gegevens, bedoeld in artikel 149, tweede lid, onder f, of zesde lid, van verordening 1308/2013, indien de in die leden omschreven activiteiten zijn verricht.

Artikel 6:2

Een erkende organisatie leeft, voor zover van toepassing, de voorschriften na als bedoeld in de artikelen 152, 153, 154, eerste lid, 155, 156, 157, eerste en derde lid, 158, eerste lid, 161, eerste lid, 163, eerste lid, 164, eerste, derde en vierde lid, 165, 209 en 210, eerste tot en met derde lid, van verordening 1308/2013.

Artikel 6:3

In geval van niet-naleving van een voorschrift als bedoeld in artikel 6:2 kan de minister:

  • a. de erkenning intrekken;

  • b. de op grond van artikel 164, eerste lid, van verordening 1308/2013 vastgestelde verbindendverklaring van een voorschrift intrekken;

  • c. de op grond van artikel 165 van verordening 1308/2013 vastgestelde verplichting tot het afdragen van een financiële bijdrage intrekken.

Artikel 6:4

Een verzoek als bedoeld in artikelen 152, eerste of derde lid, 156, 157, eerste of derde lid, 164, eerste lid of 165, of een zienswijze als bedoeld in artikel 165, of het verstrekken van informatie als bedoeld in artikel 6:1, wordt ingediend met behulp van een door de minister beschikbaar gesteld middel.

Artikel 6:5

  • 1 De minister erkent een producentenorganisatie, een unie van producentenorganisaties of een brancheorganisatie uiterlijk tot en met 31 december 2020.

  • 2 De minister wijst een verzoek als bedoeld in artikel 164, eerste lid, of 165 van verordening 1308/2013 uiterlijk toe tot en met 31 december 2020.

Artikel 6:7

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 6:8

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling producenten- en brancheorganisaties.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 10 oktober 2014

De

Minister

van Economische Zaken,

H.G.J. Kamp