Regeling paardensperma 2015

Geraadpleegd op 25-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2017.
Geldend van 01-01-2017 t/m heden

Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 27 oktober 2014, nr. WJZ / 14149837, houdende vaststelling van de Regeling paardensperma 2015 (Regeling paardensperma 2015)

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 15 en 18 van het Besluit eisen dierlijk sperma en spermawincentra;

Besluit:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • besluit: Besluit eisen dierlijk sperma en spermawincentra;

  • bokmerrie: geslachtsrijpe paardachtige van het vrouwelijk geslacht die op het spermawincentrum verblijft om de hengsten te stimuleren tot springen in de winningsruimte;

  • CEM: Contagieuze Equine Metritis;

  • dierenarts van het centrum: dierenarts-practicus verbonden aan het paardenspermawincentrum;

  • EVA: Equine Virus Artritis;

  • hengst: geslachtsrijpe paardachtige van het mannelijk geslacht die kennelijk bestemd is voor de fokkerij;

  • KI-station: station voor kunstmatige inseminatie;

  • keuringsdierenarts: officiële dierenarts verbonden aan de NVWA;

  • NVWA: Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;

  • richtlijn 92/65/EEG: Richtlijn 92/65/EEG van de Raad van Europese Gemeenschappen van 13 juli 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van dieren, sperma, eicellen en embryo's waarvoor ten aanzien van de veterinairrechtelijke voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving als bedoeld in bijlage A, onder I, van Richtlijn 90/425/EEG geldt (PbEG L 268);

  • richtlijn 2009/156/EG: Richtlijn 2009/156/EG van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het verkeer van paardachtigen en de invoer van paardachtigen uit derde landen (PbEU L 192);

  • seizoensgebonden fokkerij: het winnen van vers sperma gedurende het seizoen lopend van 1 januari tot en met 15 augustus;

  • winning: hoeveelheid sperma die op een bepaald moment van een donor is verkregen.

Artikel 2

  • 1 Degene die ingevolge deze regeling gegevens bijhoudt of vermeldt op daartoe bestemde bescheiden, doet dit volledig, juist en naar waarheid.

  • 2 Het bijhouden of vermelden van de in het eerste lid bedoelde gegevens geschiedt onverwijld nadat de gegevens bekend zijn bij degene die deze ingevolge deze regeling bijhoudt of vermeldt.

Artikel 3

  • 1 De eigenaar of de exploitant van een paardenspermawincentrum dan wel diens vertegenwoordiger beschikt over een vanuit één plaats op het paardenspermawincentrum te raadplegen register, dat zodanig is ingericht, dat daaruit op elk moment op eenvoudige wijze met betrekking tot elke winning kan worden afgeleid:

    • a. het aan de winning toegekende identificatienummer;

    • b. de datum van de winning en behandeling;

    • c. de eventuele calamiteiten die zich bij de winning hebben voorgedaan;

    • d. het identificatienummer van de hengst waarvan het sperma is gewonnen, en

    • e. het aantal doses waarin de winning is verdeeld.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde gegevens worden bewaard tot drie jaar nadat de laatste dosis van de betrokken winning van het paardenspermawincentrum is afgevoerd.

Artikel 4

De eigenaar of de exploitant van een paardenspermawincentrum dan wel diens vertegenwoordiger beschikt over een administratie waarmee de keuringsdierenarts op elk moment een overzicht kan worden geboden van het sperma dat in het paardenspermawincentrum gewonnen dan wel opgeslagen is, en die de tracering van contacten tussen het paardenspermawincentrum met inseminatoren, dierenartsen, vervoerders, handelaren en gebruikers van het sperma inzichtelijk maakt.

Artikel 5

  • 1 De in artikel 4 bedoelde administratie is zodanig ingericht, dat daaruit op elk moment op eenvoudige wijze met betrekking tot elke relevante transactie kan worden afgeleid:

  • 2 De in het eerste lid bedoelde gegevens worden bewaard tot drie jaar nadat het betrokken sperma van het paardenspermawincentrum is afgevoerd.

Artikel 6

  • 1 Voor zover het sperma bij merries wordt geïnsemineerd die zich op een KI-station bevinden welke zich op dezelfde kadastrale eenheid bevindt als het paardenspermawincentrum, houdt de eigenaar of de exploitant van een paardenspermawincentrum dan wel diens vertegenwoordiger tevens de administratie bij inzake:

    • a. de datum van de inseminatie;

    • b. het identificatienummer van het betrokken sperma, en

    • c. het identificatienummer van het geïnsemineerde dier.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde gegevens worden bewaard tot drie jaar nadat het betrokken sperma van het paardenspermawincentrum op het KI-station bij het paardenspermawincentrum is geïnsemineerd.

Artikel 7

Een partij sperma is gedurende het vervoer en de verhandeling voorzien van een document, bedoeld in artikel 17, eerste of tweede lid, of als bedoeld in artikel 29.

§ 2. Paardenspermawincentra die niet enkel sperma winnen voor de nationale markt, maar tevens voor het intracommunautaire handelsverkeer en het handelsverkeer naar derde landen

Artikel 8

Dit hoofdstuk is van toepassing op paardenspermawincentra die niet enkel sperma winnen voor de nationale markt, maar tevens voor het intracommunautaire handelsverkeer en het handelsverkeer naar derde landen.

Artikel 10

  • 1 De op het paardenspermawincentrum aanwezige hengsten voldoen aan Bijlage D, Hoofdstuk II, onderdeel I van richtlijn 92/65/EEG.

  • 2 De op het paardenspermawincentrum aanwezige overige dan in het eerste lid bedoelde paardachtigen voldoen aan Bijlage D, Hoofdstuk II, onderdeel I, subonderdeel 1, punt 1.1, punt 1.2, punt 1.3, punt 1.4 en punt 1.5 van richtlijn 92/65/EEG.

Artikel 11

Het winnen, bewerken en opslaan van paardensperma geschiedt voor zover van toepassing overeenkomstig Bijlage D, hoofdstuk III, van richtlijn 92/65/EEG.

Artikel 12

  • 1 Ten behoeve van het toezicht, bedoeld in Bijlage D, Hoofdstuk I, van richtlijn 92/65/EEG, heeft de eigenaar of de exploitant van een paardenspermawincentrum dan wel diens vertegenwoordiger voorzien in het opstellen van:

    • a. voorschriften inzake:

      • de reiniging en ontsmetting van de apparatuur die bij het verkrijgen en behandelen in contact komt met het sperma of met het donordier;

      • het winnen, bewerken en opslaan van sperma;

      • de reiniging en ontsmetting van de in Bijlage D, Hoofdstuk I, onderdeel 1, punt 1.2, van richtlijn 92/65/EEG bedoelde ruimten en voorzieningen;

      • de toegang tot de in Bijlage D, Hoofdstuk I, onderdeel 1, punt 1.2, van richtlijn 92/65/EEG bedoelde werkruimten, en

      • de wijze van kleding van personeel en bezoekers;

    • b. een productieprotocol, waarin voor de in Bijlage D, Hoofdstuk I, onderdeel 1, punt 1.2, van richtlijn 92/65/EEG, bedoelde ruimten en voorzieningen, de productieprocessen chronologisch en gedetailleerd beschreven zijn, en

    • c. een kwaliteitsbeheersingsplan, waarin ter waarborging van een correcte uitvoering en registratie van de in onderdeel b bedoelde productieprocessen, de in acht te nemen werkwijzen chronologisch en gedetailleerd zijn vastgelegd.

  • 2 De eigenaar of de exploitant van een paardenspermawincentrum dan wel diens vertegenwoordiger zorgt dat het personeel zijn werkzaamheden verricht overeenkomstig de wettelijke bepalingen en daarop gebaseerde interne procedures en voorschriften, draagt er zorg voor dat de dierenarts van het centrum toeziet op een correcte uitvoering van de werkzaamheden door het personeel en geeft de dierenarts van het centrum de hiervoor benodigde instructies.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde voorschriften, procedures en protocollen en de wijzigingen daarvan, behoeven de goedkeuring van de minister.

Artikel 13

Van toezicht van een dierenarts van het centrum als bedoeld in Bijlage D, Hoofdstuk I, onderdeel I, subonderdeel 1, punt 1.1, van richtlijn 92/65/EEG is sprake, indien die dierenarts overeenkomstig de krachtens artikel 12 vastgestelde procedures en protocollen erop toeziet dat de voorschriften bedoeld in artikel 9, 10 en 11 in acht worden genomen en dat door betrokkenen de krachtens artikel 12 vastgestelde procedures en protocollen correct worden uitgevoerd.

Artikel 14

  • 1 Het paardenspermawincentrum beschikt ten behoeve van het toezicht, bedoeld in Bijlage D, Hoofdstuk I, onderdeel II, subonderdeel 1, punt 1.2, onderdeel a, van richtlijn 92/65/EEG, over een door de keuringsdierenarts vanuit één plaats op het paardenspermawincentrum te raadplegen register dat dagelijks wordt bijgehouden en dat zodanig is ingericht, dat daaruit te allen tijde op eenvoudige wijze met betrekking tot elk dier kan worden afgeleid:

    • a. het ras;

    • b. de geboortedatum;

    • c. het identificatienummer;

    • d. de gegevens inzake de uitgevoerde vaccinaties;

    • e. de gegevens uit het ziekte/gezondheidsdossier;

    • f. de datum van toelating op het paardenspermawincentrum;

    • g. het beslag of het bedrijf van herkomst;

    • h. de verplaatsingen, onder vermelding van de datum van aankomst in of vertrek uit het paardenspermawincentrum, en

    • i. de gegevens, waaronder de laboratoriumuitslagen, onder vermelding van de datum, betreffende in Bijlage D, Hoofdstuk II, onderdeel I, subonderdeel 1, van richtlijn 92/65/EEG voorgeschreven tests.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde gegevens worden tot drie jaar bewaard.

  • 3 Aan Bijlage D, Hoofdstuk I, onderdeel II, subonderdeel 1, punt 1.2, onderdeel h, van richtlijn 92/65/EEG is voldaan, indien op de verpakking van iedere dosis sperma onuitwisbaar de navolgende gegevens zijn vermeld:

    • a. het identificatienummer van het betrokken sperma;

    • b. de datum waarop het sperma is verkregen;

    • c. de identiteit van de hengst waarvan het sperma is gewonnen, en

    • d. het identificatienummer van het paardenspermawincentrum.

  • 4 Het is uitsluitend toegestaan paardensperma voorhanden te hebben, in voorraad te hebben, te bewaren, op te slaan, te gebruiken, te ontvangen, of af te leveren indien op de verpakking van iedere dosis sperma onuitwisbaar de in het derde lid bedoelde gegevens zijn vermeld.

Artikel 15

Als laboratorium, bedoeld in Bijlage D, Hoofdstuk II, onderdeel I, subonderdeel 1, punt 1.5, van richtlijn 92/65/EEG, wordt begrepen een conform de Regeling erkenning en aanwijzing veterinaire laboratoria erkend laboratorium dan wel een aan een erkend laboratorium gelijkgesteld laboratorium.

Artikel 16

De eigenaar of de exploitant van een paardenspermawincentrum dan wel diens vertegenwoordiger laat ten minste eenmaal per jaar in het geval van seizoensgebonden fokkerij en tweemaal per jaar in het geval van niet seizoensgebonden fokkerij door de keuringsdierenarts een inspectie verrichten waaruit blijkt in hoeverre op het paardenspermawincentrum wordt voldaan aan de ingevolge deze regeling geldende voorschriften en welke voorzieningen eventueel moeten worden getroffen, indien het paardenspermawincentrum niet of niet volledig aan die voorschriften voldoet.

Artikel 17

  • 1 Een partij sperma gaat bij afvoer van de kadastrale eenheid, waarop het paardenspermawincentrum is gelegen, vergezeld van een geleidebiljet, waarop met betrekking tot de partij de volgende gegevens zijn vermeld:

Artikel 18

  • 1 Degene die paardensperma vervoert of verhandelt beschikt over een administratie waarmee de keuringsdierenarts op elk moment een overzicht kan worden geboden van het sperma dat diegene in voorraad heeft en heeft gehad en die de tracering van contacten met het paardenspermawincentrum waar het sperma is gewonnen alsmede met inseminatoren, dierenartsen, vervoerders, handelaren en gebruikers van het sperma inzichtelijk maakt.

  • 2 Artikel 5 is op de in het eerste lid bedoelde administratie van overeenkomstige toepassing.

Artikel 19

Een wijziging van een of meer onderdelen van richtlijn 92/65/EEG gaat voor de toepassing van de artikelen van deze regeling, waarin naar die onderdelen wordt verwezen, gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekend gemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.

§ 3. Paardenspermawincentra die uitsluitend sperma winnen voor de nationale markt ten behoeve van kunstmatige inseminatie

Artikel 20

Dit hoofdstuk is van toepassing op paardenspermawincentra die uitsluitend sperma winnen voor de nationale markt ten behoeve van kunstmatige inseminatie.

Artikel 21

De eigenaar of de exploitant van een paardenspermawincentrum dan wel diens vertegenwoordiger:

  • a. meldt het paardenspermawincentrum aan bij de NVWA;

  • b. zorgt dat het personeel en de dierenarts van het centrum de werkzaamheden verrichten overeenkomstig opgestelde interne procedures en voorschriften;

  • c. geeft de dierenarts van het centrum de hiervoor benodigde instructies, en

  • d. zorgt ervoor dat het personeel een toereikende opleiding heeft gekregen inzake ontsmettingsprocedures en hygiënetechnieken van met name de apparatuur die bij het verkrijgen en het behandelen van sperma wordt gebruikt om verspreiding van ziekten tegen te gaan.

Artikel 22

  • 1 De eigenaar of de exploitant van een paardenspermawincentrum dan wel diens vertegenwoordiger beschikt over een protocol waarin de werkzaamheden gedetailleerd en chronologisch beschreven staan, en werkt volgens dit protocol.

  • 2 Dit protocol bevat voorschriften inzake:

    • a. de reiniging en ontsmetting van de apparatuur die bij het verkrijgen en behandelen in contact komt met het sperma of met het donordier;

    • b. het winnen, bewerken en opslaan van sperma;

    • c. de reiniging en ontsmetting van de bij de winning, behandeling, opslag en verzending van het sperma bedoelde ruimten en voorzieningen;

    • d. de toegang tot de werkruimten, en

    • e. de wijze van kleding van personeel en bezoekers.

Artikel 23

  • 1 Voor zover op de kadastrale eenheid, waarop het paardenspermawincentrum zich bevindt, zich eveneens een KI-station of een station voor natuurlijke dekking bevindt, worden het sperma en de instrumenten en apparatuur voor kunstmatige inseminatie strikt gescheiden gehouden van de instrumenten en apparatuur die in contact komen met donordieren of andere dieren op het paardenspermawincentrum.

  • 2 Het paardenspermawincentrum is zo gebouwd dat het gehele bedrijf, met uitzondering van de kantoorruimten en de bewegingsruimte, gereinigd en ontsmet kunnen worden.

  • 3 Binnen de kadastrale eenheden waarop het paardenspermawincentrum is gelegen, is er beschikking over een ruimte en voorzieningen voor de reiniging en ontsmetting van de gebruikte materialen.

  • 4 Ieder stuk gereedschap dat op welke wijze dan ook gebruikt wordt bij het winnen, behandelen, bewaren, invriezen dan wel vervoeren van het sperma:

    • a. wordt voor gebruik ontsmet of gesteriliseerd, of

    • b. is niet eerder gebruikt.

Artikel 24

  • 1 Op het paardenspermawincentrum is een ruimte voor de behandeling van sperma met een voorziening voor de verwerking en opslag van het sperma aanwezig. Deze ruimte bevindt zich separaat van de winruimte.

  • 2 De eigenaar of de exploitant van een paardenspermawincentrum dan wel diens vertegenwoordiger ziet erop toe dat het behandelen en opslaan van sperma alleen geschiedt in de daarvoor bestemde ruimte.

  • 3 De eigenaar of de exploitant van een paardenspermawincentrum dan wel diens vertegenwoordiger zorgt ervoor dat op elke dosis sperma een onuitwisbare identificatie wordt aangebracht, die de volgende gegevens bevat:

    • a. de lidstaat van oorsprong;

    • b. het identificatienummer van het betrokken sperma, dat tenminste de postcode en het huisnummer van het paardenspermawincentrum bevat;

    • c. de datum waarop het sperma is verkregen;

    • d. de identiteit van de hengst waarvan het sperma is gewonnen, en

    • e. een codering dat het sperma enkel voor de nationale markt bestemd is.

  • 4 Het is de eigenaar of de exploitant van een paardenspermawincentrum dan wel diens vertegenwoordiger uitsluitend toegestaan paardensperma voorhanden te hebben, in voorraad te hebben, te bewaren, op te slaan, te gebruiken, te ontvangen of af te leveren indien op de verpakking van iedere dosis sperma onuitwisbaar de in het derde lid genoemde gegevens zijn vermeld.

  • 5 De eigenaar of de exploitant van een paardenspermawincentrum dan wel diens vertegenwoordiger ziet erop toe dat de producten van dierlijke oorsprong die bij de behandeling van sperma worden gebruikt, zoals verdunningsmiddelen, additieven of aanlengmiddelen, geen gevaar voor de gezondheid van de dieren opleveren of voor gebruik zo zijn behandeld dat zij geen gevaar meer kunnen opleveren.

  • 6 Sperma moet worden bewaard in steriele inseminatiedoses, die:

    • a. voorzien zijn van een identificatie als bedoeld in het derde lid;

    • b. alleen sperma bevatten dat van eenzelfde hengst afkomstig is, en

    • c. onmiddellijk na het vullen worden afgesloten.

Artikel 25

  • 1 De dierenarts van het centrum draagt zorg voor de veterinaire begeleiding van de hengsten en de merries die zich in het paardenspermawincentrum bevinden.

  • 2 Wanneer op de kadastrale eenheid van het paardenspermawincentrum naast winning ook geïnsemineerd wordt of natuurlijk gedekt wordt, worden merries, schouwhengsten en overige paardachtigen toegelaten voor zover zij voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a. bij de toelating en op de dag van de inseminatie of dekking vertonen zij geen tekenen van besmettelijke ziekten;

    • b. wanneer zij afkomstig zijn van buiten Nederland, beschikken zij over een EU-gezondheidscertificaat dat is afgegeven door de veterinaire autoriteit van het betreffende land, zoals is omschreven in richtlijn 2009/156/EG.

  • 3 De in het tweede lid bedoelde gegevens zijn geregistreerd en worden tot drie jaar bewaard.

Artikel 26

  • 1 Voor het winnen van sperma worden slechts hengsten gebruikt waarvan de dierenarts van het centrum heeft geconstateerd dat zij aan de volgende voorwaarden voldoen:

    • a. bij de toelating vertonen zij geen tekenen van besmettelijke ziekten;

    • b. wanneer zij afkomstig zijn van buiten Nederland beschikken zij over een EU-gezondheidscertificaat dat is afgegeven door de veterinaire autoriteit van het betreffende land, zoals is omschreven in richtlijn 2009/156/EG, en

    • c. de laatste 30 dagen voor de spermawinning en gedurende de winningsperiode worden zij niet gebruikt voor natuurlijke dekking.

  • 2 Op de dag van spermawinning vertonen de hengsten geen tekenen van besmettelijke ziekten.

  • 3 De in het eerste en tweede lid bedoelde gegevens zijn geregistreerd en worden tot drie jaar bewaard.

Artikel 27

  • 1 De eigenaar of de exploitant van een paardenspermawincentrum dan wel diens vertegenwoordiger laat ieder jaar voorafgaande aan het dekseizoen van elke hengst op het spermawincentrum monsters nemen van het geslachtsapparaat. Deze monsters worden onderzocht op CEM en EVA. De wijze van monstername en onderzoek vindt plaats overeenkomstig de gedragslijn vastgelegd in bijlage 1.

  • 2 Indien op het paardenspermawincentrum gebruik wordt gemaakt van een bokmerrie laat de eigenaar of de exploitant van een paardenspermawincentrum dan wel diens vertegenwoordiger ieder jaar, ten minste dertig dagen voorafgaande aan het dekseizoen van elke bokmerrie op het paardenspermawincentrum een monster nemen. Dit monster wordt onderzocht op CEM en EVA. De wijze van monstername en onderzoek vindt plaats overeenkomstig de gedragslijn in bijlage 1.

  • 4 Indien het CEM-onderzoek positief uitvalt, wordt de betrokken hengst dan wel bokmerrie afgezonderd of verwijderd van het centrum en mag het sinds de laatste negatieve test gewonnen sperma dan wel diepvriessperma niet in de handel worden gebracht. Dit geldt ook voor het, sinds de datum waarop de positieve test werd uitgevoerd, gewonnen sperma van de andere voor deze ziekte vatbare dieren die op het paardenspermawincentrum verblijven. Het sperma mag pas weer in het handelsverkeer worden gebracht wanneer de gezondheidsstatus van het paardenspermawincentrum is hersteld. De procedure na een positieve testuitslag vindt plaats overeenkomstig de gedragslijn vastgelegd in bijlage 1.

  • 5 Indien het EVA-onderzoek van de betrokken hengst positief uitvalt, is het vierde lid van overeenkomstige toepassing.

  • 6 Indien het EVA-onderzoek van de betrokken bokmerrie negatief uitvalt, wordt de betrokken bokmerrie van het wincentrum verwijderd.

Artikel 28

Het paardenspermawincentrum beschikt ten behoeve van de controle over een register dat vanuit één plaats op het centrum door een inspecteur van de NVWA te raadplegen is. Uit het register kan te allen tijde met betrekking tot elke aanwezige hengst of bokmerrie op eenvoudige wijze worden afgeleid:

  • a. de naam;

  • b. het ras;

  • c. de geboortedatum;

  • d. het identificatienummer;

  • e. de gegevens inzake de uitgevoerde vaccinaties;

  • f. de gegevens inzake veterinaire bevindingen en handelingen;

  • g. de uitslag en datum van de CEM- en EVA-onderzoeken, bedoeld in artikel 27;

  • h. het laatste verblijfadres, en

  • i. alle verplaatsingen, onder vermelding van de datum van aankomst op of vertrek van het paardenspermawincentrum of eventueel de vaste dagen waarop de hengst het paardenspermawincentrum bezoekt voor spermawinning en eventuele uitzonderingen op deze bezoekdata.

Artikel 29

Een partij sperma gaat bij afvoer van de kadastrale eenheid, waarop het paardenspermawincentrum is gelegen, vergezeld van een geleidebiljet, waarop met betrekking tot de partij de volgende gegevens zijn vermeld:

  • a. het herkomstadres met het identificatienummer;

  • b. de datum van afvoer;

  • c. het identificatienummer van het betrokken sperma;

  • d. het identificatienummer van de hengst waarvan het sperma is gewonnen;

  • e. het aantal doses sperma;

  • f. de naam, het adres, en indien van toepassing het identificatienummer van de ontvanger;

  • g. een codering dat het sperma enkel voor de nationale markt bestemd is, en

  • h. indien het buiten Nederland gewonnen sperma betreft, het nummer van het gezondheidscertificaat, bedoeld in artikel 9.5, eerste lid, onderdeel c, of in artikel 9.6, derde lid, onderdeel c, van de Regeling handel levende dieren en levende producten, alsmede de datum waarop dit sperma binnen Nederland is gebracht.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 27 oktober 2014

De

Staatssecretaris

van Economische Zaken,

S.A.M. Dijksma

Bijlage 1. bij artikel 27, eerste, tweede en vierde lid

  • 1. De monstername en het onderzoek als bedoeld in artikel 27, eerste lid, wordt als volgt uitgevoerd:

    • a. Met betrekking tot het testen op CEM wordt een kweek(meng)monster van de penisschacht (voorhuid), urethra en fossa glandis van de hengst genomen. Dit monster wordt in een transportmedium met actieve kool (bijvoorbeeld Amies-medium) naar het laboratorium verzonden. Het monster wordt onderzocht door middel van een kweek, PCR of real-time PCR en dient negatief te zijn.

    • b. Met betrekking tot het testen op EVA wordt een serumneutralisatietest uitgevoerd. Indien het dier seropositief is, wordt een virusisolatietest, een PCR of een real-time PCR op een deel van het volledige sperma uitgevoerd die negatief dient te zijn.

  • 2. De monstername en het onderzoek als bedoeld in artikel 27, tweede lid, wordt als volgt uitgevoerd:

    • a. Met betrekking tot het testen op CEM wordt één kweek(meng)monster uit de fossa clitoralis en de clitorale sinussen van de bokmerrie genomen. Dit monster wordt in een transportmedium met actieve kool (bijvoorbeeld Amies-medium) naar het laboratorium verzonden. Het monster dient negatief te zijn.

    • b. Met betrekking tot het testen op EVA wordt een serumneutralisatietest uitgevoerd. Het dier dient seropositief te zijn.

  • 3. De procedure als bedoeld in artikel 27, vierde lid, wordt als volgt uitgevoerd:

    • a. Indien een hengst of bokmerrie bacteriologisch positief wordt getest op CEM, wordt het dier afgezonderd en behandeld of verwijderd van het paardenspermawincentrum. De overige dieren op het centrum worden direct getest waarbij bacteriologisch positieve dieren eveneens worden afgezonderd of verwijderd. De resterende dieren worden 30 dagen na de afzondering of verwijdering van de positieve dieren hertest op CEM, waarna eventueel positieve dieren worden afgezonderd of verwijderd van het centrum. De laatste stap wordt herhaald tot het moment dat de testuitslag van alle resterende dieren negatief is. Positieve dieren die in afzondering zijn gehouden en behandeld dienen na tenminste 7 dagen bij een systemische behandeling of na tenminste 21 dagen bij een lokale behandeling bemonsterd en met negatief resultaat getest te worden op CEM, alvorens zij weer vrij verklaard kunnen worden.

    • b. Indien een hengst serologisch positief wordt getest op EVA, wordt het dier afgezonderd en ondergaat het een virusisolatietest, een PCR of een real-time PCR op een deel van het volledige sperma. Bij een negatief resultaat kan de afzondering worden opgeheven. Bij een positief resultaat wordt de hengst verwijderd en worden de overige dieren op het centrum direct getest waarbij serologisch positieve dieren eveneens worden afgezonderd en een virusisolatietest, een PCR of een real-time PCR ondergaan, die negatief dient te zijn. Positieve dieren worden verwijderd van het paardenspermawincentrum. Alle resterende seronegatieve dieren worden 30 dagen na de afzondering of verwijdering van de positieve dieren hertest. Een bokmerrie die serologisch negatief reageert in de test wordt van het wincentrum verwijderd.