Besluit van 26 november 2014 tot uitvoering van de Wet op de dierproeven (Dierproevenbesluit
2014)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 23 september 2013,
nr. WJZ / 13153474;
Gelet op richtlijn nr. 2010/63/EU van 22 september 2010 betreffende de bescherming van dieren die voor wetenschappelijke
doeleinden worden gebruikt (PbEU 2010, L 276) en de artikelen 9, 10a1, zevende lid, 10a4, eerste lid, 10e, derde lid, 11a, tweede lid, 13f, eerste en vijfde lid, 14, 14a, tweede lid, 14b, eerste lid, 14c, tweede lid, 15, 15a, 18, tweede lid, en 18a, tweede lid, van de Wet op de dierproeven en artikel 96 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 23 oktober 2013,
nr. W15.13.0337/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 21 november
2014, nr. WJZ / 14026568;
Hebben goedgevonden en verstaan: