Gegevens over dierproeven
De gegevens over een dierproeven dienen slechts éénmaal, en wel aan het eind van de
dierproef, in codenummers te worden vastgelegd. Het gaat hier derhalve om dierproeven
welke in het registratiejaar zijn beëindigd, ongeacht de duur van de proef.
De aspecten van een dierproef die vermeld dienen te worden, moeten worden weergegeven
met behulp van, de per vraag (kolom) voorgeschreven, codes. Per dier dient één rij
(record) te worden gebruikt. Indien alle kolommen identieke codes bevatten. mogen
gegevens van dieren gecombineerd worden in één record, Zodra één code verschilt, dienen
de gegevens gesplitst te worden en dient een nieuwe record ingevuld te worden.
Kolom 1: Bijzonderheid dier
|
|
Codenummer
|
A.
|
Dier anders dan B, C en D (gewoon dier, behalve aap
|
1
|
B.
|
Genetisch gemodificeerd dier zonder ongerief (zonder pathologisch fenotype)
|
2
|
C.
|
Genetisch gemodificeerd dier met ongerief (pathologisch fenotype)
|
3
|
D.
|
Dier afkomstig uit de wilde fauna, behalve aap
|
4
|
E.
|
Dierproef in het vrije veld (biotoop), behalve aap
|
5
|
F.
|
Aap FO
|
6
|
G.
|
Aap F1
|
7
|
H.
|
Aap F2 of groter
|
8
|
J.
|
Aap, zichzelf in stand houdende kolonie
|
9
|
Dieren die niet voldoen aan de omschrijvingen bij codes 2 tot en met 9 worden geregistreerd
met code 1.
Indien de dierproef is verricht met een dier dat drager is van een genetische modificatie
is code 2 van toepassing, tenzij sprake is van een pathologisch fenotype dan is code
3 van toepassing.
Niet-genetisch gemodificeerde dieren benodigd voor het vervaardigen van een genetisch
gemodificeerd dier, zoals eiceldonoren, gevasectomeerde dieren en ontvangerdieren
(draagmoeders) dienen met code 1 worden geregistreerd. In dat geval dient bovendien
in kolom 9 het codenummer 3 worden ingevuld, dat staat voor het vervaardigen van een
nieuwe genetisch gemodificeerde lijn.
Voor dieren die uit de wilde fauna zijn verworven en waarop dierproeven bij de vergunninghouder
zijn uitgevoerd is code 4 van toepassing.
Dierproeven met dieren in het vrije veld (biotoop) worden geregistreerd met een code
5. Het betreft hier veldbiologisch onderzoek waarbij het dier niet in een instelling
komt.
Apen worden niet geregistreerd met codes 1 tot en met 5.
Kolom 2: Diersoort
Voor de te gebruiken codes zie de toelichting bij kolom 1 van registratieformulier
2. Diersoorten met een sterretje (*) moeten nader gespecificeerd worden in kolom 15
van registratieformulier 3.
Kolom 3: Herkomst dieren (geboorteplaats) en hergebruik
|
|
Code
|
A.
|
Hergebruikt, inclusief apen
|
1
|
B.
|
In een geregistreerd fok- of afleveringsbedrijf in de EU, inclusief Nederland, geen
apen
|
2
|
C.
|
In een niet geregistreerd fok- of afleveringsbedrijf in de EU, inclusief Nederland,
geen apen
|
3
|
D.
|
In de rest van Europa, geen apen
|
4
|
E.
|
Elders ter wereld geboren, geen apen
|
5
|
F.
|
In de EU, inclusief Nederland, bij een geregistreerde fokker, geboren apen
|
6
|
G.
|
In rest van Europa geboren apen
|
7
|
H.
|
In Azië geboren apen
|
8
|
I.
|
In Amerika geboren apen
|
9
|
J.
|
In Afrika geboren apen
|
10
|
K.
|
Elders ter wereld geboren apen
|
11
|
Gebruik van eenzelfde dier wordt als hergebruik beschouwd indien tussen de betrokken
proeven geen verband bestaat of indien even goed een ander dier gebruikt kan worden.
Hergebruik is op alle diersoorten van toepassing; indien sprake is van tweede of vaker
gebruik van eenzelfde dier conform de definitie van hergebruik, wordt code 1 ingevuld
en hoeft de geboorteplaats niet geregistreerd te worden. Voor het uniform registreren
van hergebruik van dieren voor dierproeven in het onderwijs, waarbij aan de dieren
geen onherstelbare schade is berokkend, wordt gesteld dat het aantal handelingen met
een dier per cursus/practicum als één dierproef wordt geregistreerd. Als een dier
voor meerdere practica per jaar wordt ingezet wordt dat als hergebruik geteld.
Bij de codes 2 tot en met 11 dient de geboorteplaats van het dier weergegeven te worden.
Code 2 tot en met 5 zijn niet van toepassing op niet-menselijke primaten (apen); codes
6 tot en met 11 zijn uitsluitend van toepassing op apen. De geboorteplaats van de
onder code 11 (elders ter wereld geboren apen) opgevoerde dieren moet nader worden
gepreciseerd in kolom 17.
Kolom 4: Het aantal dierproeven
Per record kan een aantal dierproeven met dezelfde identieke codes worden geregistreerd.
Kolom 5: Doel van de proef
Voor de omschrijving van het doel van de dierproef, dienen onderstaande codes gebruikt
te worden. De code die het meest van toepassing is dient hiervoor gebruikt te worden.
Indien geen van de codes van toepassing is, dient een code Anders/Andere/Overig(e)
gekozen te worden in de meest van toepassing zijnde categorie (gekenmerkt met de letters
FW, TO, WV/RP, WV/QC, WV/Tox). Bij de keuze voor deze optie dient de daadwerkelijke
doelstelling verwoord te worden in een bijlage bij de registratie. Indien sprake is
van een doelstelling die herhaald zal worden toegepast, kan de vergunninghouder dit
vermelden. De vergunninghouder wordt verzocht hiervoor een code te verstrekken voor
algemeen gebruik.
Doel van de proef
|
Code
|
Fundamenteel wetenschappelijk onderzoek
|
|
FW Kankeronderzoek
|
1
|
FW Circulatie en lymfoide organen
|
2
|
FW Zenuwstelsel
|
3
|
FW Ademhalingsstelsel
|
4
|
FW Maagdarmkanaal incl lever
|
5
|
FW Musculoskelet
|
6
|
FW Afweersysteem
|
7
|
FW Urogenitaal systeem
|
8
|
FW Zintuigen
|
9
|
FW Endocrinologie en stofwisseling
|
10
|
FW Multisysteemonderzoek
|
11
|
FW Ethologie, diergedrag en dierbiologie
|
12
|
FW Anders*
|
13
|
|
|
Toegepast en omzettingsgericht onderzoek
|
|
TO Kanker bij de mens
|
20
|
TO Infectieziekten bij de mens
|
21
|
TO Cardiovasculaire aandoeningen bij de mens
|
22
|
TO Aandoeningen van het CZS bij de mens
|
23
|
TO Ademhalingsziekten bij de mens
|
24
|
TO Gastro-intestinale aandoeningen bij de mens, incl. lever
|
25
|
TO Spier- en skeletaandoeningen bij de mens
|
26
|
TO Afweerziekten bij de mens
|
27
|
TO Urogenitale/reproductie-aandoeningen bij de mens
|
28
|
TO Zintuigaandoeningen bij de mens
|
29
|
TO Stofwisselingsstoornissen bij de mens
|
30
|
TO Andere aandoeningen bij de mens
|
31
|
TO Dierziekten en -aandoeningen
|
32
|
TO Dierenwelzijn
|
33
|
TO Diagnostiek
|
34
|
TO Plantenziekten
|
35
|
TO Niet-voorgeschreven (eco)toxicologie
|
36
|
|
|
Bescherming van het milieu
|
40
|
Bescherming van diersoorten
|
41
|
Onderwijs
|
42
|
Forensisch onderzoek
|
43
|
Fok met ongerief, niet gebruikt in dierproeven
|
44
|
|
|
Gereguleerde productie
|
|
WV/RP Bloedproducten
|
50
|
WV/RP Monoclonalen
|
51
|
WV/RP Overig*
|
59
|
|
|
Kwaliteitscontrole
|
|
WV/QC Batch Safety Testing
|
60
|
WV/QC Pyrogeniteitstesten
|
61
|
WV/QC Batch Potency Testing
|
62
|
WV/QC Andere QC*
|
69
|
|
|
Krachtens wetgeving vereiste tox- en veiligheidstesten
|
70
|
WV/Tox Acuut en subacuut, LD50, LC50
|
71
|
WV/Tox Acuut en subacuut, andere lethale methoden
|
72
|
WV/Tox Acuut en subacuut, niet-lethaal
|
73
|
WV/Tox Huidirritatie
|
74
|
WV/Tox huidsensitisatie
|
75
|
WV/Tox oogirritatie/corrosie
|
76
|
WV/Tox Repeated dose tot 28 dagen
|
77
|
WV/Tox Repeated dose 29 tot 90 dagen
|
78
|
WV/Tox Repeated dose >90 dagen
|
79
|
WV/Tox Carcinogeniciteit
|
80
|
WV/Tox Genotoxiciteit
|
81
|
WV/Tox Reproductie-toxiciteit
|
82
|
WV/Tox Ontwikkelingstoxiciteit
|
83
|
WV/Tox Neurotoxiciteit
|
84
|
WV/Tox Kinetiek
|
85
|
WV/Tox Farmacodynamiek
|
86
|
WV/Tox Fototoxiciteit
|
87
|
WV/Tox/Eco Acute toxiciteit
|
88
|
WV/Tox/Eco Chronische toxiciteit
|
89
|
WV/Tox/Eco Reproductietoxiciteit
|
90
|
WV/Tox/Eco Endocriene activiteit
|
91
|
WV/Tox/Eco Bioaccumulatie
|
92
|
WV/Tox/Eco Anders*
|
93
|
WV/Tox Safety test voeding en diervoeding
|
94
|
WV/Tox Doeldier veiligheid
|
95
|
WV/Tox Overig*
|
99
|
Kolom 6: Specificatie ander doel
Indien vergunninghouders kiezen voor een Andere*/Overige*-doelstelling, dient een
omschrijving gegeven te worden van de daadwerkelijke doelstelling. De Minister kan
besluiten om voor deze doelstelling een code toe te kennen in deze kolom, welke een
volgend registratiejaar beschikbaar komt voor gebruik.
Kolom 7: Wettelijke bepalingen
|
Code
|
A. Geen wettelijke bepaling die u of uw opdrachtgever verplichtte de proef te verrichten
|
1
|
U of uw opdrachtgever was verplicht de proef te verrichten op grond van:
|
|
B. Wetgeving ter handhaving van EU-voorschriften
|
2
|
C. Wetgeving uitsluitend ter handhaving van nationale voorschriften (in de EU)
|
3
|
D. Wetgeving uitsluitend ter handhaving van niet-EU-voorschriften
|
4
|
Hierbij moet worden aangegeven aan welke wetgeving moet worden voldaan, waarbij het
ruimst mogelijke harmonisatieniveau in aanmerking wordt genomen. Codes 2 tot en met
4 kunnen alleen gecombineerd worden met doelstellingscodes uit de categorieën WV/RP,
WV/QC en WV/Tox.
Kolom 8: Toxiciteitsonderzoek en ander wettelijk voorgeschreven veiligheidsonderzoek
|
Code
|
Geen Tox/WV onderzoek
|
1
|
Tox/WV Geneesmiddelen voor de mens
|
2
|
Tox/WV Diergeneesmiddelen en residuen daarvan
|
3
|
Tox/WV Medische toepassingen
|
4
|
Tox/WV Industriële chemicaliën
|
5
|
Tox/WV Plantenbeschermende producten
|
6
|
Tox/WV Biociden
|
7
|
Tox/WV Voeding incl. contactmaterialen
|
8
|
Tox/WV Diervoeding
|
9
|
Tox/WV Cosmetica
|
10
|
Tox/WV Anders*
|
11
|
Indien er, mede blijkend uit de beantwoording van kolom 5, sprake is van krachtens
wetgeving vereist toxiciteits- en ander veiligheidsonderzoek (categorie met WV/Tox),
dient in deze kolom aangegeven te worden welke categorie het meest van toepassing
is op grond van het beoogde voornaamste gebruik van de onderzochte stof. Codes 2 tot
en met 11 zijn alleen mogelijk in combinatie met WV/Tox-doelstellingen. Bij de keuze
voor code 11 dient in kolom 17 de daadwerkelijke toepassing verwoord te worden. Indien
sprake is van een toepassing die herhaald vóórkomt, kan de vergunninghouder dit vermelden,
met het verzoek hiervoor een code te verstrekken voor algemeen gebruik.
Kolom 9: Bijzondere technieken
|
Code
|
A. Géén van onderstaande technieken of ingrepen
|
1
|
B. Het doden van het dier zonder voorafgaande handeling
|
2
|
C. Ingrepen/technieken voor het vervaardigen van een genetisch gemodificeerde lijn
|
3
|
Code 2 wordt toegepast wanneer de proef uitsluitend bestaat uit het op de juiste wijze
doden van het dier ter verkrijging van biologisch materiaal. Deze techniek kan derhalve
alleen maar geregistreerd worden als de code voor anesthesie in kolom 10=1 (niet toegepast),
en voor pijnbestrijding in kolom 11=1 (niet toegepast) en de code voor ongerief in
kolom 12=1 (licht ongerief) en de code voor de toestand na de proef in kolom 13=1
(dood of gedood tijdens of in het kader van de proef). Anders is er wellicht toch
sprake van een voorafgaande handeling.
Kolom 10: Anesthesie
|
Code Code
|
A. Is niet toegepast omdat hiertoe geen aanleiding bestond
|
1
|
B. Is niet toegepast omdat dit onverenigbaar was met de proef of praktisch niet uitvoerbaar
was
|
2
|
C. Is wel toegepast
|
3
|
Onder anesthesie wordt verstaan het toepassen van algehele of locale anesthesie. Beide
omvatten pijnbestrijding op het moment van de ingreep. Pijnbestrijding die dient ter
bestrijding van napijn of langdurige pijn dient geregistreerd te worden in kolom 11.
Code 2 wordt gebruikt indien er wel sprake was van een handeling die op zichzelf pijn
of ander ongerief veroorzaakte en waarbij anesthesie geïndiceerd was, maar waarbij
anesthesie niet is toegepast omdat dit onverenigbaar was met de proef of praktisch
onuitvoerbaar was.
Kolom 11: Pijnbestrijding
|
Pijnbestrijding, postoperatief of anderszins,
|
Code
|
A.
|
Is niet toegepast omdat hiertoe geen aanleiding bestond
|
1
|
B.
|
Is niet toegepast omdat dit onverenigbaar was met de proef en praktisch niet uitvoerbaar
was
|
2
|
C.
|
Is wel toegepast
|
3
|
Onder pijnbestrijding wordt niet verstaan een sensibel blok op het moment van de ingreep;
dit wordt geregistreerd in kolom 10. Alleen pijnbestrijding die dient ter bestrijding
van napijn of langdurige pijn moet geregistreerd worden in kolom 11.
Code 2 wordt gebruikt indien er wel sprake was van een handeling die op zichzelf pijn
veroorzaakte en waarbij pijnbestrijding geïndiceerd was, maar waarbij geen pijnbestrijding
is toegepast omdat dit onverenigbaar was met de proef of praktisch onuitvoerbaar was.
Kolom 12: Mate van ongerief
Aan het dier is ten gevolge van de proef het volgende ongerief berokkend
|
Code
|
A. Terminaal
|
1
|
B. Licht
|
2
|
C. Matig
|
3
|
D. Ernstig
|
4
|
E. Ernstig overstijgend
|
5
|
Indien de proef alleen bestaat uit een handeling waarbij het dier onder algehele anesthesie
wordt gehouden en aansluitend (zonder bij te komen) wordt gedood, wordt code 1 gebruikt.
Vermeld in deze kolom het cumulatieve ongerief, rekening houdend met de ernst en de
duur van het ongerief, herhaald ongerief binnen de dierproef, en maatregelen ter bestrijding
van ongerief. Bij Bijzondere techniek, code 2 (kolom 9, Doden zonder daaraan voorafgaande
handeling) dient u in kolom 12 altijd ongeriefcode 2 (licht ongerief) te gebruiken.
Indien de ernst van de procedure die van de categorie "ernstig" overtrof -ongeacht
of dit voorafgaand was toegestaan of niet- dient ongeriefcode 5 (ernstig overstijgend
ongerief) te worden gekozen. In een toe te voegen bijlage bij de registratie dient,
onder verwijzing naar het betreffende recordnummer, aan de CHD van de NVWA gemeld
te worden welke omstandigheden hebben geleid tot zeer ernstig ongerief.
Kolom 13: Toestand van het dier na beëindiging van de proef
|
|
Code
|
A.
|
Het dier is gestorven of gedood tijdens of ter beëindiging van de proef
|
1
|
B.
|
Het dier is na beëindiging van de proef in leven gelaten
|
2
|
Dieren die zijn gedood in het kader, tijdens, tengevolge of ter beëindiging van een
dierproef worden geregistreerd met code 1. Dit betreft ook dieren die zijn gedood
zonder voorafgaande handeling. Hierbij tellen ook de dieren mee die na afloop van
de proef pathologisch onderzocht worden.
Kolom 14: Projectvergunning/onderzoeksplan/protocol
Code of nummer van de projectvergunning of studieplan vermelden.
Kolom 15: Specificatie andere diersoort
Van de dieren aangeduid met een* dient de juiste diersoort te worden aangegeven. In
deze kolom dient u de Nederlandse en wetenschappelijke naam weer te geven.
Diersoort
|
Code
|
Andere knaagdieren (andere Rodentia)*
|
9
|
Andere roofdieren (andere Carnivora)*
|
29
|
Andere soorten niet-menselijke primaten (andere soorten Ceboidea en Cercopithecoidea)*
|
39
|
Andere zoogdieren (andere Mammalia)*
|
49
|
Andere vogels (andere Aves)*
|
59
|
Reptielen (Reptilia)*
|
69
|
Andere amfibieën (andere Amphibia)*
|
79
|
Andere vissen (andere Pisces)*
|
89
|
Kolom 16: Specificatie andere geboorteplaats apen
Hier dient u aan te geven wat de geboorteplaats is van apen, indien u gekozen heeft
voor code 11 in kolom 3 (elders ter wereld geboren apen).
Kolom 17: Specificatie ander Tox-onderzoek
Indien vergunninghouders in kolom 8 kiezen voor code 11, dient een omschrijving gegeven
te worden van de daadwerkelijke toepassing van de onderzochte stof. De Minister kan
besluiten om voor deze toepassing een code toe te kennen in deze kolom, welke een
volgend registratiejaar beschikbaar komt voor algemeen gebruik.