Algemene voorschriften
Artikel 1. Voertuigdocumenten
-
1. De voor het voertuig of de voertuigen ten behoeve van het exceptionele transport afgegeven
en voor de ontheffing vereiste voertuigdocumenten moeten bij gebruik van de ontheffing
aanwezig zijn.
Deze documenten moeten bij de ontheffing getoond kunnen worden.
-
2. In afwijking van het eerste lid mag de actuele digitale wegenkaart van de langlopende
ontheffing aanwezig zijn op een elektronische gegevensdrager.
Artikel 2. Passagemogelijkheden
-
1. Voor gebruik van de ontheffing moet de aanvrager zich vooraf overtuigen van de mogelijkheid
van transport over de te berijden wegen.
-
2. Indien als voorschrift aanmelding bij de wegbeheerder(s) is voorgeschreven, moet deze
aanmelding tijdig vóór het feitelijk gebruik van de ontheffing geschieden, conform
de in de ontheffing voorgeschreven wijze.
-
3. Ingeval van een incidentele ontheffing voor exceptioneel transport met een breedte
vanaf 3,50 meter moet de gebruiker van de ontheffing maximaal 24 uur vóór de uitvoering
van het exceptionele transport voor wegen onder beheer van het Rijk, de wegwerkzaamheden
raadplegen op de door de Dienst Wegverkeer ter beschikking gestelde kaart, http://dkw.rdw.nl/
-
4. Indien wegmeubilair moet worden verwijderd en teruggeplaatst ten behoeve van de uitvoering
van het transport, moet tijdig voor het gebruik van de ontheffing contact worden opgenomen
met de wegbeheerder.
Artikel 3. Buitengewone omstandigheden
-
1. Van de ontheffing mag geen gebruik worden gemaakt bij gladheid van het wegdek en bij
weersomstandigheden die het zicht beperken tot minder dan 200 meter.
-
2. Indien zich dergelijke omstandigheden voordoen moet zo spoedig mogelijk het gebruik
van de ontheffing worden beëindigd door het transport op een veilige plaats neer te
zetten.
Artikel 4. Plaats op de rijbaan
-
1. Voor een exceptioneel transport geldt op alle wegen een inhaalverbod van alle motorvoertuigen.
-
2. Op aanwijzing van de politie, transportbegeleider of verkeersregelaar mag worden afgeweken
van het bepaalde in artikel 3, eerste lid en artikel 43 RVV 1990.
Artikel 5. Konvooien
-
1. Indien aan de ontheffing het voorschrift transportbegeleiding is verbonden, mag het
exceptionele transport tot een konvooi worden samengesteld, indien:
-
a. dit plaatsvindt op autosnelwegen, en
-
b. het konvooi uit ten hoogste twee exceptionele transporten bestaat.
-
2. Indien de som van de netto lengtes van de afzonderlijke exceptionele transporten,
inclusief de lading niet meer bedraagt dan 50 meter wordt als voorschrift aan de ontheffing
verbonden dat het konvooi door ten minste één transportbegeleider moet worden begeleid.
-
3. Indien de som van de netto lengtes van de afzonderlijke transporten, inclusief de
lading niet meer bedraagt dan 120 meter wordt als voorschrift aan de ontheffing verbonden
dat het konvooi door ten minste drie transportbegeleiders moet worden begeleid.
Artikel 6. Markering
-
1. Bij een exceptioneel transport met in de breedte of in de lengte uitstekende lading,
moet deze van een markering zijn voorzien overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 130 tot en met 133 van Bijlage VIII, van de Regeling voertuigen.
-
2. Bij een exceptioneel transport met een breedte van meer dan 3,00 meter moet een deugdelijk
werkend geel zwaai- flits- of knipperlicht aanwezig zijn.
-
3. Indien de lengte van het exceptioneel transport meer dan 27,00 meter bedraagt moet
aan de achterzijde van het transport een geel bord zijn aangebracht, waarop in zwarte
tekens goed leesbaar moet zijn vermeld: ‘uitzonderlijk vervoer of ‘transport exceptionnel’of
‘convoi exceptionnel’of ‘schwertransport’.
-
4. Bij een exceptioneel transport met een totale lengte of voertuiglengte groter dan
22,00 meter moet opvallende markering op de zijkant van het voertuig zijn aangebracht,
waarbij:
-
a. De opvallende markering bestaat uit:
-
a. volledige contourmarkering,
-
b. gedeeltelijke contourmarkering, of
-
c. doorlopende lijnmarkering.
-
5. voor de opvallende markering als bedoeld in het vierde lid geldt dat:
-
1° het als doorlopend wordt beschouwd wanneer onderbrekingen niet groter zijn dan 1,00
meter;
-
2° Het materiaal voldoet aan VN/ECE-reglement 104, klasse C;.
-
3° de kleur uitsluitend wit of geel mag zijn;
-
4° bij lijnmarkering en de onderste elementen van contourmarkering deze niet hoger zijn
gemonteerd dan 2,50 meter.
Artikel 7. Hulpbesturing
Indien in het voertuig hulpbesturing aanwezig is, geldt ten aanzien van het gebruik
van de hulpbesturing dat:
-
1. de hulpbesturing op het getrokken voertuig uitsluitend mag worden gebruikt bij stapvoets
rijden en in aanwezigheid van een transportbegeleider.
-
2. de hulpbesturing volledig buiten gebruik moet zijn gesteld bij een snelheid groter
dan 20 km/h;
-
3. na gebruik het voertuig goed in het spoor moet lopen van het trekkende motorrijtuig.
Artikel 8. Bijplaatsen lading
Het bijplaatsen van lading is toegestaan, indien deze lading:
-
1. de plaatsing van de ondeelbare lading in de meest gunstige positie niet nadelig beïnvloedt,
en de afmetingen van het exceptioneel transport niet beïnvloed;
-
2. Geen overschrijding van de wettelijk toegestane maximummassa's en aslasten veroorzaakt;
-
3. Maximaal 10% van de massa van de ondeelbare lading bedraagt en bestaat uit onderdelen
van de ondeelbare lading, indien op grond van deze ontheffing de wettelijk toegestane
maximummassa's en aslasten overschreden mogen worden.
Artikel 9. Modulaire voertuigen
Voor modulaire voertuigen geldt dat het modulair samengestelde voertuig het kenteken
van het voor het achterste asstel afgegeven kenteken moet voeren.
Artikel 10. Dollycombinatie
-
1. Indien de uitvoering van het exceptioneel transport plaatsvindt met een dollycombinatie,
waarbij een deel van de in lengte ondeelbare lading wordt gedragen door de dolly en
de koppeling tussen het trekkende motorrijtuig dan wel de voertuigcombinatie en de
dolly wordt gevormd door de lading, geldt het volgende:
-
a. tussen de voertuigen die door de lading met elkaar zijn verbonden moet een extra verbinding
aanwezig zijn die een kracht kan opnemen van ten minste 0,6 x de toegestane maximummassa
van de dolly;
-
b. de dolly loopt goed in het spoor van het trekkende motorvoertuig;
-
2. Bij dollycombinaties geldt, onverminderd het bepaalde in artikel 7 van deze bijlage,
dat het gedeelte tussen de beide schamels voorzien is van markeringsbanden, die voorzien
zijn van naar buiten gerichte zijmarkering afwisselend in de kleuren rood/ambergeel
of rood/wit.
Artikel 11. Gebruik voertuig in onbeladen toestand
Het voertuig of samenstel van voertuigen moet bij gebruik in onbeladen toestand volledig
zijn ingeschoven.
Artikel 12. Bestreken baaneisen
Een samenstel van voertuigen voor exceptioneel transport moet tot een lengte van maximaal
27 meter, naar beide zijden een cirkel kunnen beschrijven binnen een ruimte die wordt
begrensd door twee concentrische cirkels zoals in onderstaande tabel en tekening is
vermeld zonder dat één van de buitenpunten van de voertuigen buiten de omtrek van
de cirkels komt.
Voor een samenstel van voertuigen waarvan het getrokken voertuig een getrokken werktuig
is moet deze vanaf een lengte van 22 meter voldoen aan onderstaande tabel en tekening
Combinatie lengte
( CL) (m)
|
Buiten
straal (m)
|
Bestreken
baan (m)
|
Binnen
straal (m)
|
Uitscheer
maat (m)
|
Doorreden
hoek (°)
|
CL ≤ 17,00
|
12,50
|
≤ 7,20
|
≥ 5,30
|
≤ 0,80
|
270
|
17,00 < CL ≤ 20,00
|
12,50
|
≤ 7,20
|
≥ 5,30
|
≤ 1,20
|
120
|
20,00 < CL ≤ 23,00
|
14,50
|
≤ 8,00
|
≥ 6,50
|
≤ 1,40
|
120
|
23,00 < CL ≤ 27,00
|
16,50
|
≤ 9,00
|
≥ 7,50
|
≤ 1,70
|
120
|
Artikel 13. Vervangend voertuig of samenstel van voertuigen
Indien een ander, vervangend, voertuig of samenstel van voertuigen dan in de ontheffing
is vermeld bij de uitvoering van het exceptioneel transport wordt gebruikt, geldt
onverminderd het bepaalde in artikel 1 van deze bijlage, het volgende:
-
1. Het kenteken van het vervangende voertuig is tenaamgesteld op de transporteur aan
wie de ontheffing is verleend.
-
2. Het aantal voertuigen of samenstellen van voertuigen zoals vermeld in de ontheffing
wordt niet overschreden.
-
3. De voor de vervangende voertuigen afgegeven voertuig technische documenten moeten
in het voertuig aanwezig zijn indien:
-
a. de toegestane maximummassa van een voertuig of van een samenstel van voertuigen meer
bedraagt dan het geldende wettelijke maximum voor het in de ontheffing opgenomen voertuig
of samenstel van voertuigen, of
-
b. de lengte van het exceptionele transport meer dan 22,00 meter bedraagt, of
-
c. de aslasten hoger zijn dan het maximum volgens de Regeling voertuigen.