Wet afschaffing plusregio’s

Geraadpleegd op 18-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2023 en zichtdatum 29-06-2024.
Geldend van 01-01-2015 t/m heden

Wet van 17 december 2014 tot wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en enkele andere wetten in verband met de afschaffing van de plusregio’s

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de verplichte samenwerking in plusregio’s te beëindigen, de bevoegdheden van deze regio’s te verdelen over provincies en gemeenten en daartoe de Wet gemeenschappelijke regelingen en enkele andere wetten te wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 2. Wijziging van enkele wetten

Artikel XV

[Red: Wijzigt de Wet houdende regels met betrekking tot enkele specifieke uitkeringen aan provincies en gemeenten op het terrein van Verkeer en Waterstaat.]

Hoofdstuk 4. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel XXII

  • 1 De gemeenten die deelnemen aan een gemeenschappelijke regeling waarbij een plusregio is ingesteld, dragen er zorg voor dat de desbetreffende gemeenschappelijke regeling binnen een jaar na de datum van inwerkingtreding van deze wet wordt opgeheven met toepassing van de bepalingen die ingevolge artikel 9, eerste en tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen in de regeling zijn opgenomen.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kunnen de gemeenten de gemeenschappelijke regeling voortzetten. Zij brengen de regeling binnen een jaar na de datum van inwerkingtreding van deze wet in overeenstemming met de Wet gemeenschappelijke regelingen, zoals deze komt te luiden na inwerkingtreding van deze wet.

  • 3 Paragraaf 3 en 5 van Hoofdstuk XI van de Wet gemeenschappelijke regelingen, zoals deze luidden op de dag voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van deze wet, blijven van toepassing op een gemeenschappelijke regeling waarbij een plusregio is ingesteld, zolang de regeling niet overeenkomstig het eerste of tweede lid is beëindigd of gewijzigd.

Artikel XXIII

  • 2 De vervaltermijn, bedoeld in het eerste lid, treedt in voorkomende gevallen in de plaats van de termijnen waarop de verordeningen zouden zijn vervallen, indien de plusregio zou hebben voortbestaan.

  • 3 Gedurende de periode dat de huisvestingsverordeningen van kracht zijn, kan het algemeen bestuur van een voormalige plusregio deze wijzigen of intrekken.

Artikel XXIV

  • 1 De besluiten die op grond van artikel 107, eerste lid, van de Provinciewet, zoals dat luidde op de dag voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van deze wet, zijn genomen in verband met de overdracht van bevoegdheden inzake de uitvoering van de provinciale taken in het kader van de jeugdzorg blijven van kracht.

  • 2 De termijn genoemd in artikel XXII, eerste en tweede lid, vangt voor de plusregio waarvan de gemeente Amsterdam, Rotterdam onderscheidenlijk ’s-Gravenhage deel uitmaakt aan op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel XXV

Artikel XXVI

Concessies die door de dagelijkse besturen van de plusregio’s zijn verleend op grond van artikel 20, tweede of derde lid, van de Wet personenvervoer 2000, zoals dit luidde op de dag voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van deze wet, worden met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet geacht te zijn verleend door de krachtens artikel 20, tweede, derde of vierde lid, van de Wet personenvervoer 2000 bevoegde concessieverleners.

Artikel XXVII

Regionale verkeer- en vervoerplannen die door de plusregio’s zijn vastgesteld op grond van artikel 16 van de Planwet verkeer en vervoer, zoals dit artikel luidde op de dag voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van deze wet worden geacht te zijn vastgesteld door gedeputeerde staten of, indien van toepassing, door het dagelijks bestuur van een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 20, derde lid, van de Wet personenvervoer 2000.

Artikel XXVIII

Na de inwerkingtreding van deze wet:

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

Wassenaar, 17 december 2014

Willem-Alexander

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

R.H.A. Plasterk

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

W.J. Mansveld

Uitgegeven de vierentwintigste december 2014

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I.W. Opstelten