-
1 Binnen een week nadat het besluit van het centraal stembureau dat een referendum zal
worden gehouden, onherroepelijk is geworden, stelt de referendumcommissie, na overleg
met Onze Minister, de dag van de stemming vast. De bekendmaking van het besluit geschiedt
door kennisgeving in de Staatscourant.
-
1 Indien binnen de in artikel 55, tweede lid, bedoelde termijn een of meer stemmingen voor een verkiezing van de leden van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal, provinciale staten, de algemene besturen van waterschappen,
de gemeenteraden of het Europees Parlement plaatsvinden, of een ander referendum op
basis van deze wet, wordt als dag van de stemming voor het referendum aangewezen de
dag van die stemming, onderscheidenlijk één van die stemmingen.
-
1 Op het bij de stemming te bezigen stembiljet wordt de vraag vermeld of de kiezer voor
of tegen de aan het referendum onderworpen wet is, met dien verstande dat de referendumcommissie
vaststelt hoe de wet wordt aangeduid. Op de achterzijde wordt de handtekening van
de voorzitter van het centraal stembureau gedrukt.
Ten aanzien van de stemming zijn de artikelen J 1, tweede tot en met vijfde lid, J 4, J 4a, J 5, eerste lid, J 7 tot en met J 8, J 10, J 11, eerste en tweede lid, J 12 tot en met J 19, J 21 tot en met J 31 en J 35 tot en met J 38 van de Kieswet van toepassing, met dien verstande dat:
-
a. in artikel J 5, eerste lid, de zinsnede «en dat ligt in het gebied van het orgaan waarvoor de verkiezing wordt
gehouden» buiten toepassing blijft;
-
b. in de artikelen J 5, eerste lid en J 7 in plaats van «dag van de kandidaatstelling» wordt gelezen: vierenveertigste dag
voor de dag van stemming;
-
c. in artikel J 11, eerste lid, in plaats van «het orgaan waarvoor de verkiezing wordt gehouden» wordt gelezen:
het referendum;
-
d. in artikel J 24, eerste lid, in plaats van «de verkiezing» wordt gelezen: het referendum;
-
e. in artikel J 26, eerste lid, in plaats van «de kandidaat van zijn keuze» wordt gelezen: zijn keuze inzake de
wet.
Hoofdstuk 9. De stemopneming door het stembureau
-
1 Nadat de burgemeester van alle in zijn gemeente gevestigde stembureaus het proces-verbaal
van de stemming en de stemopneming heeft ontvangen, stelt hij voor zijn gemeente de
totalen van de in artikel 64, eerste lid, bedoelde aantallen stemmen, het aantal stemmen dat bij volmacht is uitgebracht en
het verschil tussen het aantal kiezers dat tot de stemming is toegelaten en het aantal
stemmen dat is geteld vast. Voor zover mogelijk geeft de burgemeester een verklaring
voor het in de vorige volzin bedoelde verschil. Tevens stelt hij op basis van de registratie,
bedoeld in artikel 20, het aantal kiesgerechtigden in de gemeente vast.
De burgemeester draagt er zorg voor dat de processen-verbaal, met daarbij gevoegd
de opgaven van de door hem vastgestelde aantallen stemmen en kiesgerechtigden onverwijld
worden overgebracht naar de voorzitter van het hoofdstembureau. Tevens legt hij een
afschrift van deze stukken onverwijld voor een ieder ter inzage op het gemeentehuis
totdat de uitslag van het referendum is vastgesteld.
Hoofdstuk 10. De vaststelling van de uitslag van het referendum
-
1 Het hoofdstembureau stelt de totalen van de in artikel 64, eerste lid, bedoelde aantallen stemmen, het aantal stemmen dat bij volmacht is uitgebracht,
het aantal kiesgerechtigden en het verschil tussen het aantal kiezers dat tot de stemming
is toegelaten en het aantal stemmen dat is geteld vast. Voor zover mogelijk geeft
het hoofdstembureau een verklaring voor het in de vorige volzin bedoelde verschil.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld betreffende
de taak van het hoofdstembureau inzake de vaststelling van de uitslag van het referendum.
-
1 Het centraal stembureau onderzoekt de geldigheid van de stemming en de juistheid van
de vaststelling van de uitkomsten van de stemming door de stembureaus en de hoofdstembureaus,
en beslist de geschillen die te dien aanzien rijzen. Het neemt daartoe kennis van
de processen-verbaal van de stembureaus en de hoofdstembureaus.
-
2 Ten behoeve van het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, kan het centraal stembureau
tot een nieuwe opneming van stembiljetten, zowel uit alle als uit een of meer stembureaus
besluiten. De burgemeester die de desbetreffende stembiljetten onder zich heeft, doet
deze op verzoek van het centraal stembureau onverwijld naar dat orgaan overbrengen.
Na ontvangst van de stembiljetten gaat het centraal stembureau onmiddellijk tot de
opneming over. Het is bevoegd daartoe de verzegelde pakken te openen en de inhoud
te vergelijken met de processen-verbaal van de stembureaus. Bij deze opneming is hoofdstuk N, paragraaf 1, van de Kieswet van overeenkomstige toepassing.
-
3 Ten behoeve van het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, is het centraal stembureau
tevens bevoegd de verzegelde pakken, bedoeld in artikel N 2 van de Kieswet, te openen. De burgemeester die de desbetreffende pakken onder zich heeft, doet deze
op verzoek van het centraal stembureau onverwijld naar dat orgaan overbrengen. Na
beëindiging van het onderzoek worden de bescheiden uit de geopende pakken opnieuw
ingepakt en verzegeld op de in artikel N 2 van de Kieswet voorgeschreven wijze.
Het centraal stembureau stelt vast:
-
a. het totale aantal stemmen dat voor de aan het referendum onderworpen wet is uitgebracht;
-
b. het totale aantal stemmen dat tegen de aan het referendum onderworpen wet is uitgebracht;
-
c. het totale aantal blanco stemmen dat is uitgebracht;
-
d. de som van de onder a, b en c bedoelde aantallen stemmen, zijnde het totale aantal
geldig uitgebrachte stemmen;
-
e. het totale aantal ongeldige stemmen;
-
f. het totale aantal kiesgerechtigden;
-
g. het totale aantal stemmen dat bij volmacht is uitgebracht;
-
h. het verschil tussen het aantal kiezers dat tot de stemming is toegelaten en het aantal
stemmen dat is geteld vast. Voor zover mogelijk geeft het centraal stembureau hiervoor
een verklaring.
Het centraal stembureau stelt de opkomst vast door de som van het totale aantal geldige
en het totale aantal ongeldige stemmen te delen door het totale aantal kiesgerechtigden.
Het centraal stembureau stelt vervolgens vast hoeveel procent van de kiezers die een
geldige stem hebben uitgebracht zich voor en hoeveel procent van de kiezers die een
geldige stem hebben uitgebracht zich tegen de aan het referendum onderworpen wet hebben
uitgesproken.
-
1 Nadat alle werkzaamheden zijn beëindigd, wordt daarvan aanstonds proces-verbaal opgemaakt.
In dit proces-verbaal worden de opkomst en de uitslag van het referendum, alle ingebrachte
bezwaren, alsmede de gerezen geschillen en de beslissingen die te dien aanzien zijn
genomen, vermeld.
Het centraal stembureau maakt zijn proces-verbaal onverwijld op een algemeen toegankelijke
wijze elektronisch openbaar. Bij ministeriële regeling kan hiervoor een internetadres
worden aangewezen.
De voorzitter van het centraal stembureau doet een afschrift van het proces-verbaal
toekomen aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, de voorzitter
van de Eerste Kamer der Staten-Generaal en Onze Minister.
-
1 Het centraal stembureau bewaart de pakken, bedoeld in artikel 77, tweede lid, drie maanden nadat de uitslag van het referendum is vastgesteld. Daarna vernietigt
hij deze stukken onmiddellijk, tenzij:
-
a. de officier van justitie of de rechter-commissaris in het kader van een strafrechtelijk
onderzoek een verzoek heeft gedaan tot overdracht van deze stukken, in welk geval
de vernietiging plaatsvindt nadat dit onderzoek is afgerond;
-
b. strafvervolging is ingesteld wegens een in deze wet strafbaar gestelde gedraging,
in welk geval de vernietiging plaatsvindt nadat er een onherroepelijke rechterlijke
uitspraak is.
-
3 Nadat de uitslag van het referendum is vastgesteld, is het centraal stembureau bevoegd,
de pakken, bedoeld in artikel 77, tweede lid, het proces-verbaal, bedoeld in artikel 83 en de processen-verbaal van de hoofdstembureaus, ten dienste van een onderzoek naar
enig strafbaar feit aan de officier van justitie over te dragen.
Hoofdstuk 13. Strafbepalingen
Degene die meer dan één verzoek indient of meer dan één ondersteuningsverklaring aflegt
voor het houden van een referendum over dezelfde wet, wordt gestraft met gevangenisstraf
van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.
Degene die zich bij het indienen van een referendumverzoek of het afleggen van een
ondersteuningsverklaring voordoet voor een ander, wordt gestraft met gevangenisstraf
van ten hoogste een jaar of een geldboete van de derde categorie.
Degene die bij een referendum door geweld of bedreiging met geweld opzettelijk iemand
verhindert zijn of eens anders kiesrecht vrij en onbelemmerd uit te oefenen, wordt
gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.
-
1 Degene die door gift of belofte iemand omkoopt om zijn recht een verzoek tot het houden
van een referendum in te dienen hetzij niet, hetzij wel uit te oefenen, wordt gestraft
met een gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.
Degene die iemand onder valse voorwendselen beweegt om een verzoek in te dienen of
een ondersteuningsverklaring af te leggen, wordt gestraft met een gevangenisstraf
van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.
-
1 Degene die bij een referendum door gift of belofte iemand omkoopt om zijn of eens
anders kiesrecht hetzij niet, hetzij op bepaalde wijze uit te oefenen, wordt gestraft
met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.
Degene die bij gelegenheid van een referendum enige bedrieglijke handeling pleegt
waardoor een stem van onwaarde wordt of een andere dan bij het uitbrengen van de stem
bedoelde keuze aangeeft, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden
of geldboete van de derde categorie.
Degene die opzettelijk zich voor een ander uitgevende, aan een referendum deelneemt,
wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde
categorie.
Degene die bij een referendum opzettelijk een plaats gehad hebbende stemming verijdelt
of enige bedrieglijke handeling pleegt waardoor aan de stemming een andere uitslag
wordt gegeven dan door de wettig uitgebrachte stemmen zou zijn verkregen, wordt gestraft
met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar en zes maanden of geldboete van de vierde
categorie.
Degene die stembiljetten, stempassen, kiezerspassen, volmachtbewijzen of briefstembewijzen
namaakt of vervalst met het oogmerk deze bij een referendum als echt en onvervalst
te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, wordt gestraft met gevangenisstraf
van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie.
Degene die bij een referendum opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door
anderen doet gebruiken stembiljetten, stempassen, kiezerspassen, volmachtbewijzen
of briefstembewijzen, die hij zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid
of vervalsing hem, toen hij ze ontving, bekend was, of deze, met het oogmerk om ze
als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, in voorraad
heeft, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van
de vierde categorie.
Degene die stembiljetten, stempassen, kiezerspassen, volmachtbewijzen of briefstembewijzen
voorhanden heeft met het oogmerk deze wederrechtelijk bij een referendum te gebruiken
of door anderen te doen gebruiken, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste
twee jaren of geldboete van de vierde categorie.
-
1 Bij veroordeling wegens een van de in de artikelen 103 tot en met 106 omschreven misdrijven kan ontzetting van de in artikel 28, eerste lid, onder 1°, 2° en 4°, van het Wetboek van Strafrecht dan wel, indien de ontzetting wordt uitgesproken door de strafrechter in Bonaire,
Sint Eustatius en Saba, artikel 32, eerste lid, onder 1°, 2°, en 4° van het Wetboek van Strafrecht BES vermelde rechten worden uitgesproken.
Degene die bij een referendum als gemachtigde stemt voor een persoon, wetende dat
deze overleden is, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete
van de tweede categorie.
Degene die stelselmatig personen aanspreekt of anderszins persoonlijk benadert ten
einde hen te bewegen het formulier op hun stempas, bestemd voor het stemmen bij volmacht
bij een referendum, te ondertekenen en deze kaart af te geven, wordt gestraft met
hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de derde categorie.
De werkgever die de hem bij artikel J 10 van de Kieswet juncto artikel 59 van deze wet opgelegde verplichting niet nakomt, wordt gestraft met hechtenis van
ten hoogste veertien dagen of geldboete van de tweede categorie.
De voorzitter, de leden en de opgeroepen plaatsvervangende leden van het stembureau
die gedurende de zitting buiten noodzaak afwezig zijn zonder dat in vervanging is
voorzien, worden gestraft met geldboete van de eerste categorie.
Hoofdstuk 13a. Het referendum in Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Deze wet en de daarop berustende bepalingen is mede van toepassing in Bonaire, Sint
Eustatius en Saba, met inachtneming van het in dit hoofdstuk bepaalde.
In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder «openbaar
lichaam»: openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba.
-
1 Voor de toepassing van de bij deze wet gestelde, de bij deze wet van toepassing verklaarde
of de krachtens deze wet gestelde bepalingen in Bonaire, Sint Eustatius en Saba, wordt,
voor zover dit hoofdstuk niet andere bepaalt, telkens in die bepalingen gelezen in
plaats van:
-
2 Indien uitsluitend de gemeente, de burgemeester of burgemeester en wethouders van
’s-Gravenhage wordt bedoeld, geldt het eerste lid, onder a tot en met c, niet.
-
1 In afwijking van artikel 29, eerste lid, kan iedere kiesgerechtigde ingezetene van een openbaar lichaam bij de gezaghebber
een verzoek tot het houden van een referendum indienen. Het verzoek dient binnen de
termijn van vier weken, bedoeld in artikel 29, eerste lid, door de gezaghebber te
zijn ontvangen.
-
2 De lijst, bedoeld in artikel 29, derde en vierde lid, wordt kosteloos beschikbaar gesteld door de gezaghebber. Het centraal stembureau
draagt er zorg voor dat de gezaghebbers tijdig de beschikking hebben over de lijsten.
-
3 Na het verstrijken van de termijn van vier weken, bedoeld in artikel 29, eerste lid, stelt de gezaghebber, indien er verzoeken zijn ingediend, vast:
-
a. het totaal aantal in het openbaar lichaam ingediende verzoeken;
-
b. het aantal geldige verzoeken;
-
c. het aantal ongeldige verzoeken.
Voor de vaststelling wordt gebruik gemaakt van een formulier waarvoor bij ministeriële
regeling een model wordt vastgesteld.
-
4 Onverminderd artikel 33, derde lid, zijn in een openbaar lichaam tevens ongeldig de verzoeken die bij de gezaghebber
zijn ingediend door personen die niet zijn ingeschreven in de administratie van het
betreffende openbaar lichaam.
-
5 De gezaghebber draagt er zorg voor dat de opgave van de door hem vastgestelde aantallen
verzoeken en de lijsten met de verzoeken langs elektronische weg uiterlijk de tweede
dag na afloop van de termijn van vier weken, bedoeld in artikel 29, ter kennis worden gebracht van de voorzitter van het centraal stembureau. De voorzitter
van het centraal stembureau betrekt de opgave en de lijsten bij de vaststelling, bedoeld
in artikel 33, tweede lid.
-
6 Na de elektronische in kennisstelling doet de gezaghebber de lijsten met verzoeken
in een pak. Artikel 36 is van toepassing. De gezaghebber draagt er zorg voor dat het pak, op verzoek van
de voorzitter van het centraal stembureau of de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak
van de Raad van State per post zo spoedig mogelijk wordt overgebracht naar het centraal
stembureau, respectievelijk de Afdeling.
Onverminderd artikel 33, derde lid, zijn tevens ongeldig de verzoeken die door personen die zijn ingeschreven in de
administratie van een openbaar lichaam bij de voorzitter van het centraal stembureau
zijn ingediend.
-
1 In afwijking van artikel 41, eerste lid, kan iedere kiesgerechtigde ingezetene van een openbaar lichaam bij de gezaghebber
een verklaring ter ondersteuning van het inleidend verzoek indienen. Het verzoek dient
binnen de termijn van zes weken, bedoeld in artikel 41, eerste lid, door de gezaghebber
te zijn ontvangen.
-
2 De lijst, bedoeld in artikel 41 derde en vierde lid, wordt kosteloos beschikbaar gesteld door de gezaghebber. Het centraal stembureau
draagt er zorg voor dat de gezaghebbers tijdig de beschikking hebben over de lijsten.
-
3 Na het verstrijken van de termijn van zes weken, bedoeld in artikel 41, eerste lid, stelt de gezaghebber, indien er ondersteuningsverklaringen zijn ingediend, vast:
-
a. het totaal aantal in het openbaar lichaam afgelegde ondersteuningsverklaringen;
-
b. het aantal geldige ondersteuningsverklaringen;
-
c. het aantal ongeldige ondersteuningsverklaringen.
Voor de vaststelling wordt gebruik gemaakt van een formulier waarvoor bij ministeriële
regeling een model wordt vastgesteld.
-
4 Onverminderd artikel 45, derde lid, zijn in een openbaar lichaam tevens ongeldig de ondersteuningsverklaringen die bij
de gezaghebber zijn afgelegd door personen die niet zijn ingeschreven in de administratie
van het betreffende openbaar lichaam.
-
5 De gezaghebber draagt er zorg voor dat de opgave van de door hem vastgestelde aantallen
ondersteuningsverklaringen en de lijsten met de ondersteuningsverklaringen langs elektronische
weg uiterlijk de tweede dag na afloop van de termijn van zes weken, bedoeld in artikel 41, ter kennis worden gebracht van het centraal stembureau. Het centraal stembureau
betrekt de opgave en de lijsten bij de vaststelling, bedoeld in artikel 45, tweede lid.
-
6 Na de elektronische in kennisstelling doet de gezaghebber de lijsten in een pak. Artikel 51 is van toepassing. De gezaghebber draagt er zorg voor dat het pak, op verzoek van
de voorzitter van het centraal stembureau of de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak
van de Raad van State per post zo spoedig mogelijk wordt overgebracht naar het centraal
stembureau, respectievelijk de Afdeling.
Onverminderd artikel 45, derde lid, zijn tevens ongeldig de ondersteuningsverklaringen die door personen die zijn ingeschreven
in de administratie van een openbaar lichaam bij de voorzitter van het centraal stembureau
zijn afgelegd.
De artikelen Ya 11, Ya 12, Ya 40 en Ya 42 van de Kieswet zijn bij een referendum van toepassing in een openbaar lichaam, met dien verstande
dat:
-
a. in artikel Ya 11, eerste lid, in plaats van «artikel N 12, eerste lid» wordt gelezen «artikel 70», in plaats van «vastgestelde aantallen stemmen» wordt gelezen «vastgestelde aantallen
stemmen en kiesgerechtigden» en in plaats van «totdat het centraal stembureau de uitslag
van de verkiezing heeft bekendgemaakt en over de toelating van de gekozenen is beslist»
wordt gelezen: totdat de uitslag van het referendum onherroepelijk is vastgesteld;
-
b. in artikel Ya 12, eerste lid, in plaats van «artikel O 3» wordt gelezen: artkel 75;
-
c. in artikel Ya 12, tweede lid, in plaats van «artikel O 5, eerste lid» wordt gelezen: artikel 76, derde lid;
-
d. in artikel Ya 42, eerste lid, de zinsnede «en tegen een beschikking van de eilandsraad als bedoeld in de artikelen X 5, derde lid, en X 8, vierde lid,» buiten toepassing blijft.
Hoofdstuk 14. Slot- en overgangsbepalingen
Onze Minister zendt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze wet, en vervolgens
telkens na vier jaar, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid
en de effecten van deze wet in de praktijk.
[Red: Wijzigt de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens.]
[Red: Wijzigt de Algemene wet bestuursrecht.]
[Red: Wijzigt de Tijdelijke experimentenwet stembiljetten en centrale stemopneming.]
-
1 Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de vierde kalendermaand
na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en vervalt
op het tijdstip waarop de wet of wetten ter uitvoering van de in het voorstel tot
verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake het correctief referendum, ingevoegde
paragraaf 1A van hoofdstuk 5 van de Grondwet in werking treedt of treden.
Deze wet wordt aangehaald als: Wet raadgevend referendum.