Wijzigingswet Wet educatie en beroepsonderwijs, enz. (overgang wettelijke taken van [...] Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven)

Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2017. Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 26-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 06-09-2016 en zichtdatum 06-09-2016.
Geldend van 01-08-2015 t/m heden

Wet van 16 april 2015 tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake overgang van de wettelijke taken van kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven naar de Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het uit het oogpunt van kostenbeheersing en coördinatie wenselijk is om de taken die in de Wet educatie en beroepsonderwijs zijn toegekend aan kenniscentra beroepsonderwijs en bedrijfsleven toe te kennen aan een bij ministeriële regeling aan te wijzen organisatie; dat in verband hiermee de bepalingen over deze kenniscentra in voornoemde wet en enige andere wetten moeten worden geschrapt of aangepast;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel V. Invoeringsbepaling Wet overgang van de wettelijke taken van de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven naar een Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven

  • 1 Onverminderd het derde, vierde en vijfde lid kan Onze Minister de eerste keer uitsluitend een rechtspersoon als bedoeld in artikel 1.5.1, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs aanwijzen, indien de rechtspersoon een door Onze Minister goedgekeurde overeenkomst heeft gesloten met alle kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven waarin een regeling is opgenomen voor

    • a. het overnemen van personeelsleden die zijn belast met wettelijke taken van kenniscentra door de in aanhef bedoelde rechtspersoon,

    • b. de uitkeringen van gewezen personeelsleden die waren belast met wettelijke taken van kenniscentra en van personeelsleden die zijn belast met wettelijke taken van de kenniscentra en niet worden overgenomen door de in aanhef bedoelde rechtspersoon,

    • c. de overdracht door de kenniscentra aan de in de aanhef bedoelde rechtspersoon van vermogensrechtelijke reserves die zijn opgebouwd met middelen uit ’s Rijks kas en

    • d. de overige activa en de passiva van de kenniscentra, voor zover deze zijn toe te rekenen aan de wettelijke taken van de kenniscentra,

  • 2 Een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid leidt ertoe dat het kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven na de beëindiging van de bekostiging op grond van artikel VI geen financiële aanspraken op het Rijk meer heeft.

  • 3 Het kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven en de rechtspersoon, bedoeld in het eerste lid, leggen voor 1 juni 2015, of, indien dat later is, binnen 2 maanden na de inwerkingtreding van dit artikel een overeenkomst die voldoet aan de eisen, bedoeld in het eerste en tweede lid, ter goedkeuring voor aan Onze Minister.

  • 4 Indien een of meer overeenkomsten als bedoeld in het derde lid niet of niet tijdig ter goedkeuring aan Onze Minister worden voorgelegd, kan Onze Minister een rechtspersoon als bedoeld in het eerste lid aanwijzen in afwijking van de eis, dat met alle kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven een door Onze Minister goedgekeurde overeenkomst is gesloten die voldoet aan de eisen, bedoeld in het eerste en tweede lid.

  • 5 Spoedeisende gevallen uitgezonderd vindt de aanwijzing, bedoeld in het vierde lid, niet eerder plaats dan nadat de betrokken partijen in de gelegenheid zijn gesteld om binnen een door Onze Minister te stellen termijn alsnog een overeenkomst als bedoeld in het derde lid, ter goedkeuring voor te leggen aan Onze Minister.

  • 6 Het bestuur van een kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven dat geen door Onze Minister goedgekeurde overeenkomst als bedoeld in het derde lid heeft gesloten, stort bij beëindiging van de bekostiging van het kenniscentrum de vermogensrechtelijke reserves die zijn opgebouwd met middelen uit ’s Rijks kas terug in ’s Rijks kas. Indien het desbetreffende kenniscentrum bij beëindiging van de bekostiging een negatieve reserve heeft, blijft dit voor rekening van het kenniscentrum.

Artikel VI. Einde taken en bekostiging kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven

  • 3 Ten aanzien van bedragen waarop de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven voorafgaand aan de in het eerste of tweede lid bedoelde datum aanspraak hebben, maar die nog niet zijn vastgesteld of uitbetaald, blijven de bij of krachtens de Wet educatie en beroepsonderwijs of de Wet op het voortgezet onderwijs vastgestelde voorschriften zoals luidend op de dag voorafgaand aan de in het eerste lid bedoelde datum van toepassing.

Artikel VII. Handhaving erkenning leerbedrijven

Artikel VIIa. Evaluatiebepaling

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zendt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze wet, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Artikel VIII. Inwerkingtreding

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen en onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

Wassenaar, 16 april 2015

Willem-Alexander

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. Bussemaker

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

S.A.M. Dijksma

De Minister voor Wonen en Rijksdienst,

S.A. Blok

Uitgegeven de achtste mei 2015

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I.W. Opstelten