Aan de directeur bedrijfsvoering van de Hoge Raad wordt mandaat, volmacht en machtiging
verleend ten aanzien van de volgende bevoegdheden:
-
a. de bevoegdheid, bedoeld in artikel 13, derde lid, van de Wrra om af te wijken van het in het eerste lid van dat artikel bepaalde, voor zover deze
bevoegdheid ziet op gerechtsauditeurs;
-
b. de bevoegdheid, bedoeld in artikel 45, eerst en tweede lid, van de Wrra, tot het verlenen van buitengewoon verlof voor het bijwonen van of deelnemen aan
de in dit artikel genoemde vergaderingen en activiteiten, voor zover deze bevoegdheden
zien op rechterlijke ambtenaren;
-
c. de bevoegdheid, bedoeld in artikel 46 van de Wrra, tot het toekennen van een schadeloosstelling tot een maximumbedrag van € 10.000,
voor zover deze bevoegdheid ziet op rechterlijke ambtenaren;
-
d. de bevoegdheid, bedoeld in de artikelen 4 en 6c van het Brra, tot het toekennen van een eenmalige toeslag, voor zover deze bevoegdheid ziet op
gerechtsauditeurs;
-
e. de bevoegdheid, bedoeld in artikel 3b, vijfde lid, van het Brra, om te beslissen op een verzoek als bedoeld in het vierde lid van dat artikel tot
wijziging van de arbeidsduur op verzoek, voor zover deze bevoegdheid ziet op gerechtsauditeurs;
-
f. de bevoegdheid, bedoeld in artikel 6d, eerste lid, van het Brra, tot toepassing en uitvoering van de bepalingen inzake aanspraak op vakantie-uitkering,
vergoeding van reis- en verblijfkosten, vergoeding van verplaatsingskosten en gratificatie
ter zake van veeljarige dienst, voor zover deze bevoegdheden zien op rechterlijke
ambtenaren;
-
g. de bevoegdheid, bedoeld in de artikelen 8 en 8b, vierde lid, van het Brra om te beslissen op een verzoek als bedoeld in het eerste lid van artikel 8b, tot
uitbreiding van de arbeidsduur, voor zover deze bevoegdheid ziet op gerechtsauditeurs;
-
h. de bevoegdheid, bedoeld in de artikelen 8, en 8d, negende lid, van het Brra om te beslissen op een verzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid van artikel
8d, tot aanpassing van de arbeidsduur, voor zover deze bevoegdheid ziet op rechterlijke
ambtenaren;
-
i. de bevoegdheid, bedoeld in de artikelen 9 en 27, eerste lid, van het Brra, om een tegemoetkoming in de genoemde kosten toe te kennen tot een maximumbedrag
van € 10.000, voor zover deze bevoegdheid ziet op rechterlijke ambtenaren;
-
j. de bevoegdheid bedoeld in de artikelen 9 en 27b, derde lid, van het Brra, tot toekenning van de genoemde schadevergoeding, tot een maximumbedrag van € 10.000
voor zover deze bevoegdheid ziet op rechterlijke ambtenaren;
-
k. de bevoegdheid, bedoeld in artikel 33d, vijfde lid, van het Brra, tot verlaging van de aanspraak op vakantie, voor zover deze bevoegdheid ziet op
rechterlijke ambtenaren;
-
l. de bevoegdheid, bedoeld in artikel 33a en 33f, eerste lid, van het Brra, tot vergoeding van niet opgenomen vakantie-uren bij ontslag, voor zover deze bevoegdheid
ziet op rechterlijke ambtenaren;
-
m. de bevoegdheden, bedoeld in artikel 33g en 33j, vierde lid, van het Brra, in het kader van de Wet arbeid en zorg betreffende de inhouding van bezoldiging bij calamiteiten- en ander kort verzuimverlof,
voor zover deze bevoegdheden zien op rechterlijke ambtenaren;
-
n. de bevoegdheden, bedoeld in artikel 33l, vierde en vijfde lid, van het Brra, in het kader van de Wet arbeid en zorg betreffende zwangerschaps- en bevallingsverlof, voor zover deze bevoegdheden zien
op rechterlijke ambtenaren;
-
o. de bevoegdheden, bedoeld in artikel 33n, vijfde, zesde en achtste lid, van het Brra, in het kader van de Wet arbeid en zorg betreffende ouderschapsverlof, voor zover deze bevoegdheden zien op rechterlijke
ambtenaren;
-
p. de bevoegdheden, bedoeld in artikel 33o, vierde en vijfde lid, van het Brra, in het kader van de Wet arbeid en zorg betreffende adoptieverlof, voor zover deze bevoegdheden zien op rechterlijke ambtenaren;
-
q. de bevoegdheid, bedoeld in artikel 33p, tweede lid, van het Brra, tot verlening van buitengewoon verlof, voor zover deze bevoegdheden zien op rechterlijke
ambtenaren;
-
r. de bevoegdheid, bedoeld in artikel 38b van het Brra, tot inhouding op de bezoldiging van vergoedingen uit hoofde van een functie waarvoor
buitengewoon verlof is verleend, voor zover deze bevoegdheid ziet op rechterlijke
ambtenaren;
-
s. de bevoegdheden, bedoeld in artikel 73, derde en vierde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, tot benoeming en ontslag van waarnemend griffiers.