Besluit beheer politie

Geraadpleegd op 11-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2017 en zichtdatum 03-12-2024.
Geldend van 01-01-2017 t/m heden

Besluit van 8 juni 2015, houdende regels over het beheer van de politie (Besluit beheer politie)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 19 februari 2015, nr. 616920;

Gelet op artikel 30, eerste lid, van de Politiewet 2012, artikel 18, eerste lid, van de Wet politiegegevens en artikel 9, eerste lid, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 10 april 2015, nr. W03.15.0038/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 3 juni 2015, nr. 638459;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • ambtenaren van politie: ambtenaren als bedoeld in artikel 2, onder a, b en c, van de Politiewet 2012;

  • arrestantenzorg: zorg voor de huisvesting, veiligheid, verzorging, bejegening en het vervoer van ingeslotenen door de regionale eenheid en door de Landelijke eenheid, bedoeld in artikel 3, in het gebied van die regionale eenheid;

  • beheersplan: het beheersplan, bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Politiewet 2012;

  • commissies van toezicht op de arrestantenzorg: de commissie, bedoeld in artikel 50;

  • ingeslotene: de persoon die rechtens van zijn vrijheid is beroofd, alsmede de persoon die ten behoeve van de hulpverlening aan hem op een politiebureau is ondergebracht;

  • jaaraanschrijving: jaaraanschrijving van Onze Minister waarin aanwijzingen worden gegeven aan de korpschef;

  • jaarverslag: het jaarverslag, bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Politiewet 2012;

  • managementrapportage: rapportage van de korpschef aan Onze Minister waarin wordt ingegaan op de uitvoering van het beheersplan;

  • politiecellencomplex: een in een gebouw van de politie te onderscheiden ruimte waarin één of meer gangen met daaraan grenzend één of meer ruimten liggen die door de politie worden gebruikt voor het insluiten van personen.

Hoofdstuk 2. Aanwijzing leden van de leiding van een eenheid

Artikel 2

Bij ministeriële regeling worden ambtenaren van politie aangewezen die naast de politiechef deel uitmaken van de leiding van een eenheid.

Hoofdstuk 3. De landelijke eenheid

Artikel 3

  • 3 De Landelijke eenheid bestaat uit de leiding van de Landelijke eenheid en uit de volgende onderdelen:

    • a. de Staf landelijke eenheid;

    • b. de Dienst landelijk operationeel centrum;

    • c. de Dienst landelijke recherche;

    • d. de Dienst landelijke informatieorganisatie;

    • e. de Dienst landelijke operationele samenwerking;

    • f. de Dienst infrastructuur;

    • g. de Dienst bewaken en beveiligen;

    • h. de Dienst speciale interventies;

    • i. de Dienst bedrijfsvoering Landelijke eenheid.

Artikel 4

De Staf landelijke eenheid heeft in ieder geval tot taak de ondersteuning van de leiding van de Landelijke eenheid.

Artikel 5

De Dienst landelijk operationeel centrum heeft in ieder geval tot taak:

  • a. het monitoren, ondersteunen en coördineren van operaties van de Landelijke eenheid en van grootschalige operaties;

  • b. het aannemen en doorgeleiden van via het landelijke telefoonnummer 112 middels een mobiel netwerk ontvangen meldingen van spoedeisende situaties;

  • c. het aannemen en doorgeleiden van via het landelijke telefoonnummer 144 ontvangen meldingen over mishandeling of verwaarlozing van dieren, dieren in acute nood, gewonde dieren of dieren die een gevaar voor zichzelf of de veiligheid van mensen opleveren.

Artikel 6

De Dienst landelijke recherche heeft in ieder geval tot taak:

  • a. het bestrijden van zware, georganiseerde vormen van criminaliteit die naar aard of organisatie een (inter)nationaal karakter hebben en de rechtstaat of de vitale infrastructuur ondermijnen;

  • b. het afhandelen van complexe internationale rechtshulpverzoeken;

  • c. het leveren van specialistische ondersteuning bij de bestrijding van de criminaliteit.

Artikel 7

De Dienst landelijke informatieorganisatie heeft in ieder geval tot taak:

  • a. het landelijk inwinnen, coördineren en verwerken van informatie ten behoeve van de sturing op en de ondersteuning van de politietaak;

  • b. het afhandelen van internationale rechtshulpverzoeken;

  • c. het verzorgen van internationale informatie-uitwisseling.

Artikel 8

De Dienst landelijke operationele samenwerking heeft in ieder geval tot taak het leveren van hoogwaardige, specialistische ondersteuning ten behoeve van de uitvoering van de politietaak, waaronder:

  • a. het in stand houden van infiltratieteams die als taak hebben het uitvoeren van een bevel tot infiltratie, tot pseudo-koop of -dienstverlening en tot stelselmatige inwinning van informatie;

  • b. het verzamelen en verwerken van opsporings- en handhavingsinformatie;

  • c. het ontwikkelen en toepassen van innovatieve instrumenten en expertise;

  • d. de inzet van bereden politie voor de uitvoering van de politietaak en protocollaire taken;

  • e. de inzet van politiespeurhonden als bedoeld in artikel 23, onder c, van het Besluit bewapening en uitrusting politie, en specialistische dieren;

  • f. het leveren van specialistische forensische ondersteuning;

  • g. het in stand houden van een landelijk team forensische opsporing.

Artikel 9

De Dienst infrastructuur heeft in ieder geval tot taak:

  • a. het uitvoeren van de politietaak op de (hoofd)infrastructuur en het signaleren en adviseren daarover en het coördineren daarvan;

  • b. het bieden en uitvoeren van specialistische ondersteuning voor de uitvoering van de politietaak op de (hoofd)infrastructuur;

  • c. het geven van luchtsteun en het uitvoeren van het luchtvaarttoezicht.

Artikel 10

De Dienst bewaken en beveiligen heeft in ieder geval tot taak:

  • a. de persoonsbeveiliging van de leden van het Koninklijk Huis en hun gasten;

  • b. het zorgdragen voor de beveiliging van personen;

  • c. het opstellen en uitvoeren van beveiligingsplannen;

  • d. het verzorgen van de coördinatie van bijzondere middelen en beveiligingsmaatregelen waar deze inzet de eenheden overstijgt.

Artikel 11

De Dienst speciale interventies heef in ieder geval tot taak:

  • a. het in stand houden van aanhoudings- en ondersteuningsteams die, indien redelijkerwijs mag worden aangenomen dat levensbedreigende omstandigheden tegen de politie of anderen dreigen, tot taak hebben:

    • 1°. het verrichten van planmatige aanhoudingen;

    • 2°. het bewaken en beveiligen van politie-infiltranten;

    • 3°. het assisteren bij het bewaken en beveiligen van het transport van getuigen, verdachten of gedetineerden;

    • 4°. het assisteren bij het bewaken en beveiligen van objecten en andere werkzaamheden waarvoor toestemming is verkregen van het bevoegd gezag;

  • b. het in stand houden van één of meerdere bijzondere bijstandseenheden als bedoeld in artikel 59, eerste lid, van de Politiewet 2012 of onderdelen daarvan.

Artikel 12

De Dienst bedrijfsvoering landelijke eenheid heeft in ieder geval tot taak het sturen van de bedrijfsvoeringsactiviteiten ingericht binnen de Landelijke eenheid en het zorgdragen voor de aansluiting tussen de vraag vanuit de Landelijke eenheid en de door het Politiedienstencentrum te leveren producten en diensten.

Hoofdstuk 4. De regionale eenheden

Artikel 13

De regionale eenheden worden als volgt aangeduid:

  • a. de regionale eenheid in het arrondissement Noord-Nederland als: de regionale eenheid Noord-Nederland;

  • b. de regionale eenheid in de arrondissementen Overijssel en Gelderland als: de regionale eenheid Oost-Nederland;

  • c. de regionale eenheid in het arrondissement Midden-Nederland als: de regionale eenheid Midden-Nederland;

  • d. de regionale eenheid in het arrondissement Noord-Holland als: de regionale eenheid Noord-Holland;

  • e. de regionale eenheid in het arrondissement Amsterdam als: de regionale eenheid Amsterdam;

  • f. de regionale eenheid in het arrondissement Den Haag als: de regionale eenheid Den Haag;

  • g. de regionale eenheid in het arrondissement Rotterdam als: de regionale eenheid Rotterdam;

  • h. de regionale eenheid in het arrondissement Zeeland-West-Brabant als: de regionale eenheid Zeeland-West-Brabant;

  • i. de regionale eenheid in het arrondissement Oost-Brabant als: de regionale eenheid Oost-Brabant;

  • j. de regionale eenheid in het arrondissement Limburg als: de regionale eenheid Limburg.

Artikel 14

  • 1 Een regionale eenheid bestaat uit de leiding van de regionale eenheid en in ieder geval uit de volgende onderdelen:

    • a. de Staf regionale eenheid;

    • b. districten;

    • c. de Dienst regionaal operationeel centrum;

    • d. de Dienst regionale recherche;

    • e. de Dienst regionale informatieorganisatie;

    • f. de Dienst regionale operationele samenwerking;

    • g. de Dienst bedrijfsvoering regionale eenheid.

  • 2 De regionale eenheid Amsterdam bestaat tevens uit een Dienst infrastructuur.

  • 3 De regionale eenheid Rotterdam bestaat tevens uit een Dienst zeehavenpolitie.

Artikel 15

De Staf regionale eenheid heeft in ieder geval tot taak het ondersteunen van de leiding van de regionale eenheid.

Artikel 16

  • 1 Een district is geografisch verdeeld in basisteams, die gebiedsgebonden basispolitiezorg uitvoeren.

  • 2 Een district bestaat voorts uit:

    • a. een districtsrecherche;

    • b. een flexteam.

Artikel 17

De districtsrecherche heeft in ieder geval tot taak het opsporen en aanpakken van criminaliteit met hoge impact en de probleemgerichte aanpak van veelvoorkomende criminaliteit.

Artikel 18

Het flexteam heeft in ieder geval tot taak het probleemgericht inzetten van capaciteit ter ondersteuning van de basisteams.

Artikel 19

De Dienst regionaal operationeel centrum heeft in ieder geval tot taak zorg te dragen voor de operationele aansturing van politieoperaties.

Artikel 20

  • 1 De Dienst regionale recherche heeft in ieder geval tot taak:

    • a. het doen van probleem- en themagerichte onderzoeken naar criminele samenwerkingsverbanden, onderzoeken naar delicten met hoge impact, onderzoeken op geprioriteerde thema’s en onderzoeken naar criminele activiteiten die aan terrorisme kunnen worden gelieerd;

    • b. het handhaven van de vreemdelingenwetgeving en het bestrijden van mensenhandel en mensensmokkel;

    • c. het bieden van specialistische ondersteuning in de eenheid op het terrein van de opsporing;

    • d. het, ten behoeve van de recherchefunctie, verwerken van gegevens die noodzakelijk zijn voor de opsporing van misdrijven als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel a, van de Wet politiegegevens.

  • 2 De Dienst regionale recherche houdt, zelfstandig of samen met een Dienst regionale recherche van één of meer andere regionale eenheden ten behoeve van de recherchefunctie een gegevensbestand bij voor de verwerking van politiegegevens, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel a, van de Wet politiegegevens.

  • 3 De Dienst regionale recherche beschikt zelfstandig of samen met een Dienst regionale recherche van één of meer andere regionale eenheden over één of meer observatie-eenheden die zijn belast met de uitvoering van een bevel tot observatie als bedoeld in de artikelen 126g en 126o van het Wetboek van Strafvordering.

Artikel 21

De Dienst regionale informatieorganisatie heeft in ieder geval tot taak het inwinnen van criminele-inlichtingen en openbare orde-inlichtingen, coördineren, analyseren, veredelen en verstrekken van informatie ten behoeve van de sturing op en de ondersteuning van de uitvoering van het politiewerk.

Artikel 22

De Dienst regionale operationele samenwerking heeft in ieder geval tot taak het ondersteunen van de uitvoering van het politiewerk in de regionale eenheid. Bij deze dienst zijn in ieder geval ondergebracht taken op het terrein van:

  • a. de conflict- en crisisbeheersing;

  • b. het toezicht, de handhaving en de criminaliteitsbestrijding op de infrastructuur;

  • c. de arrestantenbehandeling;

  • d. de inzet van diensthonden.

Artikel 23

De Dienst infrastructuur van de regionale eenheid Amsterdam is in ieder geval belast met de uitvoering van de politietaak op de hoofdwegen, het water en het havengebied van Amsterdam.

Artikel 24

De Dienst zeehavenpolitie van de regionale eenheid Rotterdam is in ieder geval belast met de uitvoering van de politietaak in het zeehavengebied van Rotterdam.

Artikel 25

De Dienst bedrijfsvoering regionale eenheid heeft in ieder geval tot taak het sturen van de bedrijfsvoering die binnen de regionale eenheid is ingericht en het zorgdragen voor de aansluiting tussen de vraag vanuit de regionale eenheid en de door het Politiedienstencentrum te leveren producten en diensten.

Hoofdstuk 5. Paraatheid

Artikel 26

De regionale eenheden beschikken ieder over een organisatie van mobiele eenheden ten behoeve van:

  • a. het optreden ter handhaving van de openbare orde en hulpverlening, in het bijzonder bij grootschalige manifestaties en evenementen;

  • b. het uitvoeren van evacuaties;

  • c. het bewaken en beveiligen van objecten;

  • d. het optreden bij crises en rampen;

  • e. het uitvoeren van zoekacties;

  • f. het aanhouden van ordeverstoorders.

Artikel 27

De regionale eenheden en de Landelijke eenheid beschikken ieder over een staf die ten behoeve van het bevoegd gezag zorg draagt voor de coördinatie van grootschalig politieoptreden.

Hoofdstuk 6. De ondersteunende diensten

Artikel 28

  • 1 Er is een ondersteunde dienst, genaamd: Staf korpsleiding.

  • 2 De Staf korpsleiding bestaat uit de volgende onderdelen:

    • a. de Korpsstaf;

    • b. de Directie operatiën;

    • c. de Directie human resource management;

    • d. de Directie facility management;

    • e. de Directie financiën en control;

    • f. de Directie informatievoorziening;

    • g. de Directie communicatie.

Artikel 29

De Korpsstaf heeft in ieder geval tot taak de ondersteuning van de korpschef en de krachtens artikel 28, derde lid, van de Politiewet 2012 aangewezen ambtenaren van politie die deel uitmaken van de leiding van de politie.

Artikel 30

De Directie operatiën heeft in ieder geval tot taak het ontwikkelen van de strategie- en beleidsvorming van de politie op het terrein van de politiële taakuitvoering.

Artikel 31

De Directie human resource management heeft in ieder geval tot taak het ontwikkelen van de strategie- en beleidsvorming van de politie op het terrein van personeelszaken.

Artikel 32

De Directie facility management heeft in ieder geval tot taak het ontwikkelen van de strategie- en beleidsvorming van de politie op het terrein van huisvestiging, middelen en diensten ter ondersteuning van de politie.

Artikel 33

De Directie financiën en control heeft in ieder geval tot taak het ontwikkelen van de strategie- en beleidsvorming van de politie op het terrein van de financiën alsmede het stellen van financiële kaders en het bewaken van de doelmatige besteding van de middelen.

Artikel 34

De Directie informatievoorziening heeft in ieder geval tot taak het ontwikkelen van de strategie- en beleidsvorming van de politie op het terrein van de informatievoorziening.

Artikel 35

De Directie communicatie heeft in ieder geval tot taak het ontwikkelen van de strategie- en beleidsvorming van de politie op het terrein van de communicatie.

Artikel 36

  • 1 Er is een ondersteunende dienst, genaamd: Politiedienstencentrum.

  • 2 Het Politiedienstencentrum bestaat uit de leiding van het Politiedienstencentrum en uit de volgende onderdelen:

    • a. de Staf politiedienstencentrum;

    • b. de Dienst human resource management;

    • c. de Dienst facility management;

    • d. de Dienst financiën;

    • e. de Dienst informatiemanagement;

    • f. de Dienst informatie- en communicatietechnologie;

    • g. de Dienst communicatie.

Artikel 37

De Staf politiedienstencentrum heeft in ieder geval tot taak de ondersteuning van de leiding van het Politiedienstencentrum.

Artikel 38

De Dienst human resource management heeft in ieder geval tot taak het uitvoeren van het door de Directie human resource management, bedoeld in artikel 28, onder c, geformuleerde beleid.

Artikel 39

De Dienst facility management heeft in ieder geval tot taak het uitvoeren van het door de Directie facility management, bedoeld in artikel 28, onder d, geformuleerde beleid.

Artikel 40

De Dienst financiën heeft in ieder geval tot taak het uitvoeren van het door de Directie financiën en control, bedoeld in artikel 28, onder e, geformuleerde beleid.

Artikel 41

De Dienst informatiemanagement heeft in ieder geval tot taak het uitvoeren van het door de Directie informatievoorziening, bedoeld in artikel 28, onder f, geformuleerde beleid.

Artikel 42

De Dienst informatie- en communicatietechnologie heeft in ieder geval tot taak het leveren van informatie- en communicatiediensten binnen de regionale eenheid en het uitvoeren van het door de Directie informatievoorziening, bedoeld in artikel 28, onder f, geformuleerde beleid.

Artikel 43

De Dienst communicatie heeft in ieder geval tot taak het uitvoeren van door de Directie communicatie, bedoeld in artikel 28, onder g, geformuleerd beleid.

Hoofdstuk 7. Nadere regels over de organisatie van de politie

Artikel 44

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de organisatie van de politie, bedoeld in de hoofdstukken 3, 4, 5 en 6.

Hoofdstuk 8. Jaaraanschrijving, beheersplan, managementrapportages, jaarverslag en informatieverstrekking

Artikel 45

Onze Minister zendt de korpschef jaarlijks vóór 1 december een jaaraanschrijving. De jaaraanschrijving heeft betrekking op de managementrapportages, bedoeld in artikel 47, eerste lid, op de voorbereidende werkzaamheden door de korpschef ten behoeve van het beheersplan en het jaarverslag en de daarvoor nodige informatie, alsmede op de in artikel 3 van het Besluit financieel beheer politie bedoelde onderwerpen.

Artikel 46

  • 1 In het beheersplan zijn, naast de indeling van de eenheden, bedoeld in artikel 25, eerste lid, onder a, van de Politiewet 2012, in districten en basisteams, ten minste opgenomen:

    • a. het sterktebeleid waaronder de sterkteverdeling, de organisatie en formatie en de bezetting;

    • b. het personeelsbeleid waaronder de meerjarige strategische personeelsplanning, het beleid op het terrein van leiderschap, loopbaanbeleid, het mobiliteitsbeleid, een divers samengesteld personeelsbestand, het integriteitbeleid en de maatregelen die voortvloeien uit de uitvoering van de vastgestelde CAO;

    • c. het ICT-beleid waaronder het beleid op het terrein van het onderhoud en vernieuwing en de informatieorganisatie;

    • d. het beleid op het gebied van materieel, waaronder inkoop en huisvesting.

  • 2 Onze Minister stelt voor de derde dinsdag van september het ontwerpbeheersplan voor het komende begrotingsjaar op.

  • 3 Het ontwerpbeheersplan wordt als bijlage bij de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie aan de Staten-Generaal gezonden.

  • 4 Onze Minister stelt het beheersplan vast na goedkeuring van de begroting voor hetzelfde jaar van zijn ministerie door de Staten-Generaal.

  • 5 De korpschef meldt een voorgenomen wijziging van de organisatie of formatie, waarvan de gevolgen nog niet in het beheersplan zijn opgenomen en die wijzigingen in de verdeling van de operationele sterkte tot gevolg zal hebben zo spoedig mogelijk, aan Onze Minister.

Artikel 47

  • 1 De korpschef verstrekt aan Onze Minister een 3-maands-, een 6-maands-, 9-maands- en een 12-maandsmanagementrapportage over de uitvoering van het beheersplan. Deze managementrapportages worden telkens uiterlijk op respectievelijk 1 mei, 1 augustus, 1 november en 1 februari verstrekt aan Onze Minister.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde rapportages en het jaarverslag bevatten in ieder geval de onderstaande informatie:

    • a. de omvang van de operationele sterkte, bedoeld in artikel 1, onder b, van het Besluit verdeling sterkte en middelen politie en de niet-operationele sterkte alsmede de verdeling van de operationele en de niet-operationele sterkte over de onderdelen van de politie;

    • b. het aantal aspiranten alsmede de verdeling van de aspiranten over de onderdelen van de politie.

  • 3 Onze Minister stelt jaarlijks voor 15 mei het jaarverslag over het voorafgaande jaar vast.

  • 4 Het vastgestelde jaarverslag wordt als bijlage bij het jaarverslag van het Ministerie van Veiligheid en Justitie ter informatie aan de Staten-Generaal gezonden.

  • 5 De korpschef toetst in periodieke audits de mate waarin de door hem verwerkte gegevens eenduidig, consistent en volledig zijn.

Artikel 48

Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de informatieverstrekking op het terrein van het beheer door de korpschef aan de minister.

Hoofdstuk 9. Ingeslotenen

Artikel 49

  • 1 De korpschef wijst de ambtenaren van politie aan die worden belast met de leiding in de politiecellencomplexen en over de zorg voor de ingeslotenen.

Artikel 50

  • 1 Voor iedere regionale eenheid is er een commissie van toezicht op de arrestantenzorg, bestaande uit onafhankelijke leden, die tot taak heeft:

    • a. toezicht te houden op de arrestantenzorg;

    • b. jaarlijks voor 1 maart rapport uit te brengen aan de korpschef over haar werkzaamheden en bevindingen over het voorgaande jaar;

    • c. gevraagd en ongevraagd aan de korpschef advies uit te brengen en inlichtingen te geven omtrent aangelegenheden betreffende de arrestantenzorg.

  • 2 Onze Minister benoemt, herbenoemt, schorst en ontslaat de voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter en de overige leden van de commissies.

  • 4 De leden van de commissies ontvangen van de ambtenaren van politie alle door hen gewenste inlichtingen ten behoeve van de in het eerste lid genoemde taak.

  • 5 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de bevoegdheden, de samenstelling, de werkwijze van, de afstemming tussen en de jaarlijkse rapportage door de commissies alsmede over de benoeming, de herbenoeming, de schorsing en het ontslag en de vergoeding van de leden.

  • 6 De korpschef zendt uiterlijk 15 mei aan Onze Minister de rapporten, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, alsmede een verslag over de wijze waarop hij gevolg heeft gegeven aan deze rapporten. De korpschef zendt het verslag in afschrift aan de voorzitters van de commissies.

Hoofdstuk 10. Politielegitimatiebewijs, politiecellencomplex en politielogo

Artikel 51

Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot het politielegitimatiebewijs en het politiecellencomplex en kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het politielogo en de politiehuisstijl.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Wassenaar, 8 juni 2015

Willem-Alexander

De Minister van Veiligheid en Justitie,

G.A. van der Steur

Uitgegeven de drieëntwintigste juni 2015

De Minister van Veiligheid en Justitie,

G.A. van der Steur