Wet hergebruik van overheidsinformatie

[Regeling treedt (deels) in werking per 18-07-2015.]
Geraadpleegd op 01-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 23-10-1998.
Geldend van 03-05-2017 t/m heden

Wet van 24 juni 2015, houdende regels over het hergebruik van overheidsinformatie (Wet hergebruik van overheidsinformatie)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is regels te stellen over het hergebruik van overheidsinformatie in verband met de implementatie van Richtlijn nr. 2013/37/EU van het Europees parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot wijziging van Richtlijn 2003/98/EG inzake het hergebruik van overheidsinformatie (PbEU 2013, L 175/1);

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. richtlijn: Richtlijn 2003/98/EG van het Europees parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake het hergebruik van overheidsinformatie (PbEG 2003 L 345);

  • b. hergebruik: het gebruik van informatie, neergelegd in documenten berustend bij een met een publieke taak belaste instelling, voor andere doeleinden dan het oorspronkelijke doel binnen de publieke taak waarvoor de informatie is geproduceerd, anders dan de uitwisseling van informatie tussen met een publieke taak belaste instellingen onderling uitsluitend met het oog op de vervulling van hun publieke taken;

  • c. met een publieke taak belaste instelling: een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de richtlijn;

  • d. document: een bij een met een publieke taak belaste instelling berustend schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat;

  • e. museum: een met een publieke taak belaste instelling die gericht is op het tonen van cultuurgoederen aan het algemene publiek;

  • f. bibliotheek: voor een ieder toegankelijke bibliotheekvoorziening die in overwegende mate door een of meer gemeenten wordt gesubsidieerd of in stand gehouden, de Koninklijke Bibliotheek, bedoeld in artikel 1.5 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek of de bibliotheekvoorziening van een universiteit, genoemd in de bijlage behorende bij de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

Artikel 2. Toepassingsbereik

  • 1 Deze wet is niet van toepassing op:

    • a. informatie die niet openbaar is op grond van de wet;

    • b. informatie waarvan een derde de rechthebbende is in de zin van de Auteurswet, de Wet op de naburige rechten of de Databankenwet;

    • c. informatie berustend bij een publieke omroep, bij een andere met een publieke omroeptaak belaste instelling of bij een instelling die werkzaam is onder verantwoordelijkheid van een publieke omroep of een andere met een publieke omroeptaak belaste instelling;

    • d. informatie berustend bij onderwijs- en onderzoeksinstellingen;

    • e. informatie berustend bij andere culturele instellingen dan bibliotheken en musea;

    • f. gedeelten van documenten die alleen logo’s, wapens en insignes bevatten;

    • g. informatie die betrekking heeft op openbare persoonsgegevens waarvan hergebruik onverenigbaar is met de doeleinden waarvoor ze zijn verkregen.

  • 2 Voor de toepassing van deze wet worden de met een publieke taak belaste instellingen, die op grond van de Algemene wet bestuursrecht geen bestuursorgaan zijn, gelijk gesteld met een bestuursorgaan.

Hoofdstuk II. Verzoeken om hergebruik

Artikel 3. Indienen en afwijzen van verzoeken

  • 1 Een ieder kan een verzoek om hergebruik richten tot een met een publieke taak belaste instelling of een onder verantwoordelijkheid van een met een publieke taak belaste instelling werkzame instelling, dienst of bedrijf.

  • 2 De verzoeker vermeldt bij zijn verzoek welke informatie hij wenst te hergebruiken.

  • 3 De verzoeker behoeft bij zijn verzoek geen belang te stellen.

  • 4 Indien een verzoek te algemeen geformuleerd is, verzoekt de met een publieke taak belaste instelling de verzoeker dit zo spoedig mogelijk te preciseren en is zij hem daarbij behulpzaam.

  • 5 De met een publieke taak belaste instelling kan een verzoek om hergebruik slechts afwijzen, indien het verzoek informatie, bedoeld in artikel 2, eerste lid, betreft.

  • 6 Onverminderd hetgeen bepaald in het vijfde lid, kan een museum of bibliotheek een verzoek om hergebruik afwijzen, indien het museum of de bibliotheek de rechthebbende van de informatie is in de zin van de Auteurswet, de Wet op de naburige rechten of de Databankenwet.

  • 7 Een met een publieke taak belaste instelling die een verzoek om hergebruik afwijst omdat het verzoek informatie betreft als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, deelt aan de verzoeker de identiteit mee van de rechthebbende of de licentiegever van de gevraagde informatie.

  • 8 Indien een museum of bibliotheek een verzoek om hergebruik afwijst omdat het verzoek informatie betreft als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, hoeft de identiteit van de rechthebbende of de licentiegever van de gevraagde informatie niet te worden medegedeeld.

Artikel 4. Behandeling van verzoeken

  • 1 Indien het verzoek betrekking heeft op gegevens in documenten die berusten bij een andere met een publieke taak belaste instelling dan die waarbij het verzoek is ingediend, wordt de verzoeker zo nodig naar die instelling verwezen. Is het verzoek schriftelijk gedaan, dan wordt het doorgezonden onder mededeling van de doorzending aan de verzoeker.

  • 2 De beslissing op een verzoek om hergebruik wordt mondeling of schriftelijk genomen.

  • 3 Een gehele of gedeeltelijke afwijzing van een schriftelijk verzoek om hergebruik vindt schriftelijk plaats. In geval van een mondeling verzoek vindt een afwijzing schriftelijk plaats, indien de verzoeker daarom vraagt. De verzoeker wordt op deze mogelijkheid gewezen.

  • 4 De met een publieke taak belaste instelling beslist op het verzoek om hergebruik zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken gerekend vanaf de dag na die waarop het verzoek is ontvangen.

  • 5 De met een publieke taak belaste instelling kan de beslissing voor ten hoogste twee weken verdagen. Van de verdaging wordt voor de afloop van de eerste termijn schriftelijk gemotiveerd mededeling gedaan aan de verzoeker.

  • 6 Onverminderd artikel 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht wordt de termijn voor het geven van een beschikking opgeschort gerekend vanaf de dag na die waarop de met een publieke taak belaste instelling de verzoeker meedeelt dat toepassing is gegeven aan artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht, tot de dag waarop door de belanghebbende of belanghebbenden een zienswijze naar voren is gebracht of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

  • 7 Indien de opschorting, bedoeld in het zesde lid, eindigt, doet de met een publieke taak belaste instelling daarvan zo spoedig mogelijk mededeling aan de verzoeker, onder vermelding van de termijn binnen welke de beschikking alsnog moet worden gegeven.

  • 8 Indien de met een publieke taak belaste instelling heeft besloten informatie voor hergebruik ter beschikking te stellen, verstrekt het de informatie zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen een termijn die het mogelijk maakt het potentieel van de informatie volledig te benutten. De verzoeker wordt in kennis gesteld van de termijn waarop de informatie zal worden verstrekt.

Artikel 4a. Uitzondering dwangsom bij niet tijdig beslissen

Paragraaf 4.1.3.2 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op besluiten op grond van deze wet en op beslissingen op bezwaar tegen deze besluiten.

Artikel 4b. Bijzondere regeling bestuursrechter

  • 1 In geval van een gegrond beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op grond van deze wet of een beslissing op bezwaar tegen een dergelijk besluit waarbij nog geen besluit is bekendgemaakt, bepaalt de bestuursrechter, indien de omvang van het verzoek hiertoe aanleiding geeft, in afwijking van artikel 8:55d, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht de termijn waarbinnen het bestuursorgaan alsnog een besluit bekendmaakt.

  • 2 Indien de bestuursrechter oordeelt dat het niet tijdig nemen van een besluit kennelijk het gevolg is van de wijze van indiening van het verzoek en nog geen besluit is bekendgemaakt, bepaalt de bestuursrechter, indien het verzoek hiertoe aanleiding geeft, in afwijking van artikel 8:55d, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht een langere termijn waarbinnen het bestuursorgaan alsnog een besluit bekendmaakt.

Hoofdstuk III. Ter beschikking stellen van informatie voor hergebruik

Artikel 5. Beschikbare formaten

  • 1 De voor hergebruik beschikbare informatie wordt verstrekt zoals de informatie bij de met een publieke taak belaste instelling aanwezig is en voor zover mogelijk langs elektronische weg, in een open en machinaal leesbaar formaat, samen met de metadata, waarbij het formaat en de metadata voor zover mogelijk voldoen aan formele open standaarden, overeenkomstig artikel 5, eerste lid, van de richtlijn.

  • 2 Een met een publieke taak belaste instelling is niet verplicht vervaardiging van documenten voort te zetten en deze documenten op te blijven slaan, enkel met het oog op hergebruik.

Artikel 6. Voorwaarden

  • 1 De voorwaarden voor hergebruik zijn voor vergelijkbare categorieën van hergebruik gelijk.

  • 2 Een met een publieke taak belaste instelling verbindt aan de toestemming voor hergebruik geen licentievoorwaarden die de mogelijkheden tot hergebruik nodeloos beperken of waardoor de mededinging wordt beperkt.

Artikel 7. Exclusieve rechten

  • 1 Een exclusief recht tot hergebruik wordt niet verleend, tenzij dat noodzakelijk is voor het verlenen van een dienst van algemeen belang.

  • 2 Indien een exclusief recht wordt verleend voor een dienst van algemeen belang, niet betreffende de digitalisering van verzamelingen overheidsinformatie die berusten bij musea of bibliotheken, wordt minstens elke drie jaar door de met een publieke taak belaste instelling die het exclusieve recht heeft verleend, bezien of de reden voor het verlenen van het exclusieve recht nog aanwezig is.

  • 3 Indien een exclusief recht wordt verleend voor de digitalisering van verzamelingen van overheidsinformatie die berusten bij musea of bibliotheken, bedraagt de periode van exclusiviteit in het algemeen niet meer dan tien jaar. Indien de periode meer dan tien jaar bedraagt, wordt in het elfde jaar en, indien van toepassing, daarna tenminste elke zeven jaar, door de instelling die het exclusieve recht heeft verleend, bezien of de reden voor het verlenen van het exclusieve recht nog aanwezig is.

  • 4 In de overeenkomst waarin een exclusief recht wordt verleend voor de digitalisering van verzamelingen van overheidsinformatie die berusten bij musea of bibliotheken wordt vastgelegd dat de betrokken instelling gratis een kopie van de gedigitaliseerde informatie krijgt. De kopie is beschikbaar voor hergebruik na afloop van de periode waarvoor het exclusieve recht is verleend.

  • 5 Van elk exclusief recht dat wordt verleend, wordt mededeling gedaan door kennisgeving van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of op een andere geschikte wijze.

Artikel 8. Uitfasering exclusieve rechten

  • 1 Exclusieve rechten tot hergebruik, die vóór 20 januari 2006 en niet voor een dienst van algemeen belang zijn verleend, worden na afloop van het desbetreffende contract niet opnieuw verleend, of vervallen, indien het contract een langere looptijd heeft dan tot en met 31 december 2008, met ingang van 31 december 2008 van rechtswege.

  • 2 Onverminderd hetgeen bepaald in het eerste lid, worden exclusieve rechten tot hergebruik, die vóór de inwerkingtreding van deze wet en niet voor een dienst van algemeen belang of voor de digitalisering van verzamelingen van overheidsinformatie van musea of bibliotheken zijn verleend, na afloop van het desbetreffende contract niet opnieuw verleend, of vervallen, indien het contract een langere looptijd heeft dan tot en met 18 juli 2043, met ingang van 18 juli 2043 van rechtswege.

Artikel 9. Tarifering

  • 1 De met een publieke taak belaste instelling brengt voor het hergebruik van informatie ten hoogste de marginale kosten van vermenigvuldiging, verstrekking en verspreiding in rekening.

  • 2 In afwijking van het eerste lid brengen musea en bibliotheken voor het hergebruik van informatie ten hoogste de gemaakte kosten voor verzameling, productie, vermenigvuldiging en verspreiding, conservering en vereffening van rechten in rekening, vermeerderd met een redelijk rendement op investeringen.

  • 3 In afwijking van het eerste lid kan een met een publieke taak belaste instelling, ter bestrijding van de kosten van de uitvoering van de publieke taak, voor het hergebruik van informatie ten hoogste de gemaakte kosten voor verzameling, productie, vermenigvuldiging en verspreiding, in rekening brengen, vermeerderd met een redelijk rendement op investeringen, indien dat bij wet is bepaald. De berekening van de kosten geschiedt op basis van objectieve, transparante en controleerbare criteria.

  • 4 De met een publieke taak belaste instelling maakt het vooraf kenbaar als kosten in rekening worden gebracht voor het hergebruik en met welke factoren rekening wordt gehouden bij de berekening daarvan. Op verzoek geeft de betrokken instelling inzicht in de berekening met betrekking tot een concreet verzoek om hergebruik.

  • 5 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de criteria, bedoeld in het derde lid.

Hoofdstuk IV. Wijziging van enige wetten

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges, en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

Wassenaar, 24 juni 2015

Willem-Alexander

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

R.H.A. Plasterk

Uitgegeven de zevende juli 2015

De Minister van Veiligheid en Justitie,

G.A. van der Steur