Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 25 maart
2015, nr. IenM/BSK-2015/40181, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken, in
overeenstemming met Onze Ministers van Veiligheid en Justitie en van Economische Zaken;
Gelet op Verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad van de
Europese Unie van 16 april 2014 betreffende gefluoreerde broeikasgassen en tot intrekking
van Verordening (EG) nr. 842/2006 (PbEU L 150), Verordening (EG) nr. 1005/2009 van
het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 september 2009 betreffende
ozonlaag afbrekende stoffen (herschikking) (PbEU L 286), Verordening (EG) nr. 1494/2007
van de Europese Commissie van 17 december 2007 tot vaststelling, ingevolge Verordening
(EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad, van de vorm van etiketten
en aanvullende etiketteringseisen betreffende producten en apparatuur die bepaalde
gefluoreerde broeikasgassen bevatten (PbEU L 332), Verordening (EG) nr. 1497/2007
van de Europese Commissie van 18 december 2007 tot vaststelling, ingevolge Verordening
(EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad, van basisvoorschriften inzake
controle op lekkage van stationaire brandbeveiligingssystemen die bepaalde gefluoreerde
broeikasgassen bevatten (PbEU L 333), Verordening (EG) nr. 1516/2007 van de Europese
Commissie van 19 december 2007 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EG) nr. 842/2006
van het Europees Parlement en de Raad, van basisvoorschriften inzake controle op lekkage
van stationaire koel-, klimaatregelings- en warmtepompapparatuur die bepaalde gefluoreerde
broeikasgassen bevat (PbEU L 335), Verordening (EG) nr. 303/2008 van de Commissie
van 2 april 2008 tot instelling, ingevolge Verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees
Parlement en de Raad, van minimumeisen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning
voor de certificering van bedrijven en personeel betreffende stationaire koel-, klimaatregelings-
en warmtepompapparatuur die bepaalde gefluoreerde broeikasgassen bevat (PbEU L 92),
Verordening (EG) nr. 304/2008 van de Commissie van 2 april 2008 tot vaststelling,
ingevolge Verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad, van
minimumeisen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van de certificering van
bedrijven en personeel op het gebied van stationaire brandbeveiligingssystemen en
brandblusapparaten die bepaalde gefluoreerde broeikasgassen bevatten (PbEU L 92),
Verordening (EG) nr. 305/2008 van de Commissie van 2 april 2008 tot vaststelling,
ingevolge Verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad, van
minimumeisen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van de certificering van
personeel voor de terugwinning van bepaalde gefluoreerde broeikasgassen uit hoogspanningsschakelaars
(PbEU L 92), Verordening (EG) nr. 306/2008 van de Europese Commissie van 2 april 2008
tot vaststelling, ingevolge Verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement
en de Raad, van minimumeisen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van de certificering
van personeel voor de terugwinning van bepaalde oplosmiddelen op basis van gefluoreerde
broeikasgassen uit apparatuur (PbEU L 92), Verordening (EG) nr. 307/2008 van de Commissie
van 2 april 2008 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad, van minimumeisen voor opleidingsprogramma’s
en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van opleidingsgetuigschriften voor personeel
op het gebied van bepaalde gefluoreerde broeikasgassen bevattende klimaatregelingssystemen
in bepaalde motorvoertuigen (PbEU L 92);
Gelet op de artikelen 8.40, eerste lid, 9.2.2.1, eerste lid, en 11a.2, eerste tot en met derde lid, van de Wet milieubeheer en de artikelen 257b en 257ba van het Wetboek van Strafvordering;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 22 juni 2015, nr. W14.15.0088/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van
18 september 2015, nr. IenM/BSK-2015/133386, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische
Zaken, in overeenstemming met Onze Ministers van Veiligheid en Justitie en van Economische
Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan: