Regeling gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen

Geraadpleegd op 19-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-12-2015 en zichtdatum 01-12-2015.
Geldend van 01-12-2015 t/m 31-12-2017

Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 18 september 2015, nr. IENM/BSK-2015/183974, houdende vaststelling van nieuwe regels voor bepaalde gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen ter uitvoering van Verordening (EU) nr. 517/2014 van 16 april 2014 betreffende gefluoreerde broeikasgassen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 842/2006 en ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1005/2009 van 16 september 2009 betreffende ozonlaagafbrekende stoffen (Regeling gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen)

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op Verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 april 2014 betreffende gefluoreerde broeikasgassen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 842/2006 (PbEU L 150), Verordening (EG) nr. 1005/2009 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 september 2009 betreffende ozonlaag afbrekende stoffen (herschikking) (PbEU L 286) en de artikelen 6, derde en vierde lid, 9, derde en vierde lid, 11, tweede lid, 12, eerste lid, onder g, en tweede lid, en 14, vijfde lid, van het Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen;

Besluit:

§ 1. Algemeen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. apparatuur: apparatuur, bedoeld in de artikelen 4, tweede lid, en 8, eerste en derde lid, eerste alinea, van de F-gassenverordening, de klimaatregelingssystemen, bedoeld in artikel 8, derde lid, tweede en derde alinea, van de F-gassenverordening en de apparatuur, systemen en apparaten, bedoeld in de artikelen 22, eerste lid, en 23, tweede lid, van de Verordening ozonlaagafbrekende stoffen;

  • b. besluit: Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen;

  • c. BRL 100: Beoordelingsrichtlijn voor het certificaat f-gassen voor ondernemingen, Rijkswaterstaat, versie 1.0;

  • d. BRL 200: Beoordelingsrichtlijn voor het certificaat f-gassen voor natuurlijke personen, Rijkswaterstaat, versie 1.0;

  • e. certificaat: certificaat, bedoeld in artikel 6, eerste en tweede lid, en artikel 9, eerste en tweede lid, van het besluit;

  • f. exploitant: exploitant, bedoeld in artikel 2, achtste lid, van de F-gassenverordening of onderneming, bedoeld in artikel 3, zesentwintigste lid, aanhef en onder e, van de Verordening ozonlaagafbrekende stoffen;

  • g. gereguleerde stoffen: stoffen, bedoeld in artikel 3, vierde lid, van de Verordening ozonlaagafbrekende stoffen;

  • h. instelling: instelling als bedoeld in artikel 10 van het besluit, aan wie een erkenning is verleend;

  • i. minister: Minister van Infrastructuur en Milieu;

  • j. werkzaamheid: activiteit als bedoeld in de artikelen 6, eerste en tweede lid, en 9, eerste en tweede lid, van het besluit.

§ 2. Certificering van natuurlijke personen en ondernemingen

Artikel 2. Eisen voor het verkrijgen en behouden van een certificaat

  • 1 De eisen, bedoeld in de artikelen 6, derde lid, onder a, en 9, derde lid, onder a, van het besluit, waaraan een natuurlijk persoon of onderneming moet voldoen voor het verkrijgen, respectievelijk het verkrijgen en behouden van een certificaat, zijn de eisen, opgenomen in de desbetreffende onderdelen van de BRL 200, onderscheidenlijk de BRL 100.

  • 2 Een natuurlijk persoon of onderneming die een certificaat wil verkrijgen of de onderneming die het verleende certificaat wil behouden, verleent aan de instelling alle medewerking die deze redelijkerwijs nodig heeft voor de beoordeling of aan de eisen, bedoeld in het eerste lid, wordt voldaan.

Artikel 3. Gegevens op een certificaat

Een certificaat vermeldt ten minste:

  • a. de naam van de instelling die het certificaat verleent en de naam van de natuurlijk persoon of onderneming aan wie het certificaat wordt afgegeven;

  • b. als het certificaat wordt afgegeven aan een natuurlijk persoon: de geboortedatum van de natuurlijk persoon;

  • c. als het certificaat wordt afgegeven aan een onderneming: het adres en de vestigingsplaats waar de onderneming zetelt;

  • d. een door de instelling afgegeven registratienummer;

  • d. een of meerdere werkzaamheden waarvoor het certificaat wordt afgegeven;

  • e. de apparatuur waarvoor de natuurlijk persoon of onderneming bevoegd is een werkzaamheid te verrichten, en

  • f. de datum van afgifte en de ondertekening door een daartoe bevoegde vertegenwoordiger van de instelling.

Artikel 4. Verlening van certificaten

Een instelling verleent een certificaat aan de natuurlijk persoon of de onderneming die naar het oordeel van de instelling voldoet aan de eisen die zijn opgenomen in de desbetreffende onderdelen van de BRL 200, onderscheidenlijk de BRL 100, voor het verkrijgen van een certificaat.

Artikel 5. Schorsing en intrekking van certificaten

  • 1 Onverminderd artikel 14, vierde lid, van het besluit schorst een instelling het certificaat van een onderneming of trekt deze in, als:

    • a. de instelling heeft vastgesteld dat de onderneming niet of niet langer voldoet aan artikel 2, en de instelling geen gerechtvaardigd vertrouwen heeft dat de onderneming binnen afzienbare tijd daaraan kan of wil voldoen;

    • b. de onderneming in staat van faillissement verkeert, of

    • c. de onderneming een daartoe strekkend verzoek heeft gedaan.

  • 2 Als het certificaat is geschorst, stelt de instelling de periode vast gedurende welke de onderneming de gelegenheid krijgt om volledig aan artikel 2 te voldoen. Indien de onderneming naar het oordeel van de instelling binnen de vastgestelde periode daaraan voldoet, heft de instelling de schorsing op.

  • 3 Als de onderneming niet binnen de vastgestelde periode volledig aan artikel 2 voldoet, trekt de instelling het certificaat in.

  • 4 De natuurlijk persoon van wie het certificaat is ingetrokken naar aanleiding van een aanwijzing van de minister op grond van artikel 14, vierde lid, van het besluit of de onderneming van wie het certificaat is ingetrokken, levert dit per ommegaande in bij de instelling die het certificaat heeft verleend.

  • 5 De onderneming van wie het certificaat is ingetrokken, informeert onmiddellijk de exploitanten waarvoor die onderneming werkzaamheden heeft verricht, over de intrekking van het certificaat.

§ 3. Verplichtingen voor exploitanten

Artikel 6. Lekkagedetectie en bewaren van informatie

  • 1 De exploitant draagt er zorg voor dat een lekkagedetectiesysteem, waarvan apparatuur is voorzien, ten minste eens per twaalf maanden wordt gecontroleerd op meetnauwkeurigheid, juiste werking van het alarm en correcte plaatsing van de lekdetectoren.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde controles worden verricht door een natuurlijk persoon die voor de desbetreffende apparatuur beschikt over een certificaat voor de controle op lekkage als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder b, van de F-gassenverordening of artikel 23, tweede lid, van de Verordening ozonlaagafbrekende stoffen.

  • 3 Als tijdens een in het eerste lid bedoelde controle een afwijking wordt geconstateerd, laat de exploitant dit onmiddellijk herstellen door een natuurlijk persoon als bedoeld in het tweede lid.

  • 4 In afwijking van het eerste lid, wordt een lekkagedetectiesysteem, waarvan een elektrische schakelinrichting is voorzien, eens per zes jaar gecontroleerd.

  • 5 De onderneming, bedoeld in artikel 3, zesentwintigste lid, aanhef en onder e, van de Verordening ozonlaagafbrekende stoffen bewaart de informatie als bedoeld in artikel 23, derde lid, van de Verordening ozonlaagafbrekende stoffen ten minste vijf jaar.

§ 4. Erkenning van instellingen

Artikel 7. Aanvraag

De aanvraag voor verlening van een erkenning van een instelling of wijziging daarvan wordt ingediend door middel van het daarvoor bestemde formulier dat verkrijgbaar is vanaf de website van Rijkswaterstaat.

§ 5. Eisen aan en verplichtingen voor instellingen

Artikel 8. Onafhankelijkheid en onpartijdigheid

  • 1 Een instelling is onpartijdig en onafhankelijk ten opzichte van de natuurlijk persoon en de onderneming die zij beoordeelt op het voldoen aan artikel 2.

  • 2 Een instelling die natuurlijke personen certificeert, is onafhankelijk ten opzichte van de organisatie die de natuurlijk persoon heeft opgeleid als voorbereiding op het examen dat wordt afgelegd ter verkrijging van een certificaat.

Artikel 9. Verplichtingen

  • 1 Een instelling die natuurlijke personen certificeert:

    • a. biedt ten minste twee maal per jaar de mogelijkheid een examen ter verkrijging van een certificaat af te leggen en geeft daar voorlichting over en bekendheid aan;

    • b. stelt de resultaten van afgelegde examens uiterlijk binnen drie weken na afname van het examen vast;

    • c. meldt aan de minister zo spoedig mogelijk van iedere gecertificeerde persoon de gegevens die zijn benodigd voor de registratie als bedoeld in artikel 12;

    • d. neemt afdoende maatregelen om fraude voor, tijdens en na het examen te voorkomen;

    • e. voldoet aan de eisen die zijn gesteld in de BRL 200 en neemt bij de uitvoering van haar werkzaamheden die BRL in acht;

    • f. meldt onverwijld aan de minister als zij niet meer voldoet aan de aan haar bij het besluit of deze regeling gestelde eisen;

    • g. verstrekt de minister uiterlijk op 1 april van ieder jaar een met inachtneming van bijlage 1 bij deze regeling opgesteld jaarverslag waarin verantwoording wordt afgelegd over de wijze waarop zij in het voorafgaande kalenderjaar uitvoering heeft gegeven aan haar verplichtingen ingevolge het besluit en deze regeling.

  • 2 Een instelling die ondernemingen certificeert:

    • a. [Red: dit lid is nog niet in werking getreden;]

    • b. voldoet aan de eisen die zijn gesteld in de BRL 100 en neemt bij de uitvoering van haar werkzaamheden die BRL in acht;

    • c. meldt aan de minister van iedere gecertificeerde onderneming zo spoedig mogelijk de gegevens die zijn benodigd voor de registratie als bedoeld in artikel 12, en de schorsingen en de intrekkingen van certificaten;

    • d. meldt onverwijld aan de minister als zij niet meer voldoet aan de aan haar bij het besluit of deze regeling gestelde eisen;

    • e. verstrekt de minister uiterlijk op 1 april van ieder jaar een met inachtneming van bijlage 2 bij deze regeling opgesteld jaarverslag waarin verantwoording wordt afgelegd over de wijze waarop zij in het voorafgaande kalenderjaar uitvoering heeft gegeven aan het besluit en deze regeling.

Artikel 10. Eisen aan het personeel van de instelling

  • 1 Een instelling die natuurlijke personen certificeert, laat alleen beoordelingen op het voldoen aan artikel 2 uitvoeren door personeel dat:

    • a. kennis heeft van en ervaring met relevante examenmethoden en examendocumenten;

    • b. onpartijdig en onafhankelijk is ten opzichte van de geëxamineerde, de onderneming waarvoor deze werkzaam is en de organisatie die de geëxamineerde heeft opgeleid;

    • c. relevante kennis heeft van wet- en regelgeving op het gebied van gefluoreerde broeikasgassen en gereguleerde stoffen;

    • d. door opleiding en ervaring verkregen kennis heeft van de materie die wordt geëxamineerd;

    • e. voldoet aan de overige eisen die zijn gesteld in de BRL 200.

  • 2 Een instelling die ondernemingen certificeert, laat alleen beoordelingen op het voldoen aan artikel 2 uitvoeren door personeel dat:

    • a. kennis heeft van en ervaring heeft met inspectie van processen;

    • b. onpartijdig en onafhankelijk is ten opzichte van de onderneming die wordt beoordeeld op het voldoen aan artikel 2;

    • c. aantoonbaar bedrijfskundig inzicht heeft in en kennis heeft van administratieve en organisatorische procedures;

    • d. relevante kennis heeft van wet- en regelgeving op het gebied van gefluoreerde broeikasgassen en gereguleerde stoffen;

    • e. door opleiding of ervaring verkregen kennis heeft van de materie die wordt beoordeeld;

    • f. voldoet aan overige eisen die zijn gesteld in de BRL 200.

Artikel 11. Bewaren en opvragen van gegevens

  • 1 Een instelling die natuurlijke personen certificeert, bewaart:

    • a. de gegevens over de door haar gecertificeerde natuurlijke personen;

    • b. afschriften van verstrekte certificaten;

    • c. de resultaten van afgelegde examens.

  • 2 Een instelling die ondernemingen certificeert, bewaart:

    • a. de gegevens over de door haar gecertificeerde ondernemingen;

    • b. afschriften van verstrekte certificaten;

    • c. de resultaten van uitgevoerde beoordelingen;

    • d. de gegevens over geschorste en ingetrokken certificaten.

Artikel 12. Registreren van gecertificeerde personen en ondernemingen

  • 1 De minister registreert op een voor een ieder toegankelijke website:

    • a. de natuurlijke personen en ondernemingen die beschikken over certificaten die zijn verleend door een instelling;

    • b. de gegevens als bedoeld in artikel 3.

  • 2 De minister beheert de registratie als bedoeld in het eerste lid.

§ 6. Slotbepalingen

Artikel 14. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip dat het besluit in werking treedt, met uitzondering van artikel 9, tweede lid, onder a, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2018.

Artikel 15. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Staatssecretaris

van Infrastructuur en Milieu,

W.J. Mansveld

Bijlage 1. , behorende bij artikel 9, eerste lid, onder a

Jaarverslag van de instelling die natuurlijke personen certificeert

Het jaarverslag bestaat ten minste uit de volgende onderdelen:

  • 1. Een algemene beschrijving van de activiteiten van de instelling.

  • 2. Ten aanzien van het beschreven kalenderjaar:

    • a. het totaal aantal deelnemers aan de examens, uitgesplitst naar de werkzaamheden waarvoor de examens zijn afgelegd;

    • b. het aantal afgegeven certificaten.

  • 3. Een overzicht van de werkzame examinatoren.

  • 4. De resultaten van de interne controles en evaluaties in verband met de uitvoering van de regeling in het beschreven kalenderjaar.

  • 5. Het aantal ontvangen klachten evenals de aard hiervan, de wijze waarop deze zijn afgehandeld en het aantal gegrond verklaarde klachten in het beschreven kalenderjaar.

  • 6. Het aantal en de aard van de ontvangen bezwaren evenals de korte inhoud van de ter zake genomen besluiten in het beschreven kalenderjaar.

Bijlage 2. , behorende bij artikel 9, tweede lid, onder a

Jaarverslag van de instelling die ondernemingen certificeert

Het jaarverslag bestaat ten minste uit de volgende onderdelen:

  • 1. Een algemene beschrijving van de activiteiten van de instelling.

  • 2. Ten aanzien van het beschreven kalenderjaar:

    • a. het aantal afgegeven certificaten;

    • b. het totaal aantal in het register opgenomen ondernemingen per 31 december van het beschreven kalenderjaar;

    • c. het aantal en de resultaten van de toelatingsonderzoeken en inspecties in het beschreven kalenderjaar, inclusief de aanvullende beoordelingen;

    • d. het aantal geschorste en ingetrokken certificaten alsmede de redenen van schorsing, onderscheidenlijk intrekking.

  • 3. Een overzicht van het direct bij de certificering betrokken personeel.

  • 4. De resultaten van de interne controles en evaluaties in verband met de uitvoering van de regeling in het beschreven kalenderjaar.

  • 5. Het aantal ontvangen klachten evenals de aard hiervan, de wijze waarop deze zijn afgehandeld en het aantal gegrond verklaarde klachten in het beschreven kalenderjaar.

  • 6. Het aantal en de aard van de ontvangen bezwaren evenals de korte inhoud van de ter zake genomen besluiten in het beschreven kalenderjaar.