Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd

Geraadpleegd op 25-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 24-03-2016 en zichtdatum 01-01-2017.
Geldend van 01-01-2016 t/m 30-06-2016

Wet van 30 september 2015 tot aanpassing van enige arbeidsrechtelijke bepalingen die een belemmering kunnen vormen voor werknemers en ambtenaren die na de AOW-gerechtigde leeftijd willen blijven werken (Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is enige arbeidsrechtelijke belemmeringen voor het werken na de AOW-gerechtigde leeftijd weg te nemen en tevens het risico op verdringing van nog niet AOW-gerechtigde werknemers en ambtenaren te beperken;

Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel IV. Wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel VIIIa. Overgangsrecht Burgerlijk Wetboek

  • 2 Indien de ongeschiktheid wegens ziekte een aanvang heeft genomen voor de datum waarop de werknemer de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde leeftijd heeft bereikt, geldt vanaf die datum de in het eerste lid genoemde termijn, voor zover het totale tijdvak niet meer bedraagt dan 104 weken.

  • 5 Het tijdstip, bedoeld in het eerste en derde lid, wordt niet eerder vastgesteld, dan nadat:

    • a. Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd (Kamerstukken 34 073) in de praktijk gedurende de eerste twee jaren na inwerkingtreding van die wet, aan de beide kamers der Staten-Generaal heeft gezonden; en

    • b. acht weken zijn verstreken nadat het voornemen tot het vaststellen van dat tijdstip is meegedeeld aan de beide kamers der Staten-Generaal.

Artikel IX. Overgangsrecht Burgerlijk Wetboek

  • 2 Na afloop van de in lid 1 genoemde termijn van zes maanden, geldt de in artikel VIIIA genoemde termijn van dertien weken, voor zover het totale tijdvak niet meer bedraagt dan 104 weken.

Artikel X. Samenloop met het initiatiefwetsvoorstel tot wijziging van de Wet aanpassing arbeidsduur ten einde flexibel werken te bevorderen

[Red: Wijzigt deze wet.]

Artikel Xa. Wijziging van de Wet maatregelen Wet werk en bijstand en enkele andere wetten

[Red: Wijzigt de Wet maatregelen Wet werk en bijstand en enkele andere wetten enkele andere wetten.]

Artikel Xc

Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zendt aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk gedurende de eerste twee jaren na inwerkingtreding.

Artikel XI. Citeertitel

Deze wet wordt aangehaald als: Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd.

Artikel XII. Inwerkingtreding

  • 1 Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

  • 2 Indien het bij geleidende brief van 16 november 2005 ingediende voorstel van wet van de leden Dubbelboer, Duyvendak en Van der Ham, houdende regels inzake het raadgevend referendum (Wet raadgevend referendum) (Kamerstukken 30 372) tot wet is verheven en deze wet is bekrachtigd op of na de datum waarop de Wet raadgevend referendum in werking is getreden, wordt in het in het eerste lid bedoelde besluit zo nodig toepassing gegeven aan artikel 12 van de Wet raadgevend referendum.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

Wassenaar, 30 september 2015

Willem-Alexander

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

L.F. Asscher

De Minister van Veiligheid en Justitie,

G.A. van der Steur

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

R.H.A. Plasterk

Uitgegeven de twintigste oktober 2015

De Minister van Veiligheid en Justitie,

G.A. van der Steur