Regeling bezoldigingsmaxima topfunctionarissen zorg en jeugdhulp

Geraadpleegd op 10-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2016 en zichtdatum 20-09-2024.
Geldend van 01-01-2016 t/m 31-12-2016

Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 26 november 2015, kenmerk 871639-144249-MEVA, houdende vaststelling van wijze waarop de bezoldigingsmaxima voor topfunctionarissen bij instellingen op het terrein van de zorg en de jeugdhulp worden vastgesteld (Regeling bezoldigingsmaxima topfunctionarissen zorg en jeugdhulp)

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gehoord de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Gelet op artikel 2.7 van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector, artikel 15 van de Wet toelating zorginstellingen en artikel 8.3.1 van de Jeugdwet;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel 2. Indeling in klassen

  • 1 Het hoogste toezichthoudende orgaan van een rechtspersoon of instelling voor zorg of jeugdhulp deelt de rechtspersoon of instelling met inachtneming van de bijlage in een klasse in.

  • 2 Het toezichthoudende orgaan, bedoeld in het eerste lid, legt de onderbouwing van de totaalscore die volgt uit de toepassing van de bijlage, alsmede de daaruit volgende klassenindeling, schriftelijk vast.

  • 3 De verantwoordelijke vermeldt in het financieel verslaggevingsdocument de totaalscore alsmede de daaruit volgende klassenindeling, bedoeld in het tweede lid.

Artikel 3. Bezoldigingsmaxima

De bezoldiging voor een topfunctionaris bij een rechtspersoon of instelling voor zorg of jeugdhulp bedraagt voor de klasse waarin de desbetreffende rechtspersoon of instelling is ingedeeld, niet meer dan het in onderstaande tabel opgenomen bedrag.

Klasse

Bezoldigingsmaximum

I

€ 98.000

II

€ 120.000

III

€ 145.000

IV

€ 165.000

V

€ 179.000

Artikel 4. Indeling in een andere klasse

Een rechtspersoon of instelling voor zorg of jeugdhulp dient een aanvraag als bedoeld in artikel 2.7, derde lid, van de wet om in een andere klasse te worden ingedeeld schriftelijk in bij de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en voorziet deze van:

  • a. een deugdelijke motivering;

  • b. een verklaring van het hoogste toezichthoudende orgaan van de rechtspersoon of instelling, waaruit zijn instemming met de aanvraag blijkt.

Artikel 5. Wijziging Regeling bezoldigingsmaxima topfunctionarissen zorg- en welzijnssector

[Red: Wijzigt de Regeling bezoldigingsmaxima topfunctionarissen zorg- en welzijnssector.]

Artikel 6. Intrekking van regelingen

  • 1 De Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 25 november 2014, kenmerk 688563-129348-MEVA, houdende wijziging van de Regeling bezoldigingsmaxima topfunctionarissen zorg- en welzijnssector in verband met de vaststelling van de bezoldigingsmaxima voor het kalenderjaar 2015 (Stcrt. 2014, 34258) wordt ingetrokken.

Artikel 7. Inwerkingtreding

  • 1 Deze regeling treedt, met uitzondering van artikel 5, in werking met ingang van 1 januari 2016.

  • 2 Artikel 5 treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst.

  • 3 Artikel 5, onderdeel A, werkt terug tot en met 1 januari 2015.

  • 4 Artikel 5, onderdeel B, werkt terug tot en met 1 januari 2014.

Artikel 8. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bezoldigingsmaxima topfunctionarissen zorg en jeugdhulp.

Deze regeling zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E.I. Schippers

Bijlage bij Artikel 2

1. Herleiding punten naar klassen

Het toegestane bezoldigingsmaximum wordt vastgesteld op basis van de karakteristieken van een rechtspersoon of instelling (of een groep van rechtspersonen of instellingen) waaraan de topfunctionaris leiding geeft. Het uitgangspunt is dat voor grotere, complexere rechtspersonen of instellingen een zwaarder functieprofiel vereist is dan voor kleinere, eenvoudige rechtspersonen of instellingen. Bij een hogere functiezwaarte is een hogere bezoldiging passend.

Een rechtspersoon of instelling in de zorg of jeugdhulp stelt aan de hand van deze bijlage het totaal aantal bij die rechtspersoon of instelling behorende punten vast door het aantal punten dat de rechtspersoon of de instelling ingevolge de paragrafen 2.1, 2.2, 2.3 en 3 van deze bijlage scoort bij elkaar op te tellen. Het totaal aantal punten wordt volgens de volgende tabel herleid tot de in artikel 3 van deze regeling bedoelde klasse:

Totaal aantal punten

Klasse

6–7

I

8

II

9

III

10–11

IV

12–15

V

Indien een rechtspersoon of instelling die zorg of jeugdhulp verleent organisatorisch is verbonden met een of meer andere rechtspersonen of instellingen die zorg of jeugdhulp verlenen, mag voor iedere rechtspersoon of instelling binnen de organisatie die zorg of jeugdhulp verleent een klassenindeling worden toegepast die zou gelden indien alle tot die organisatie behorende, in de zorg of jeugdhulp werkzame rechtspersonen of instellingen gezamenlijk als één rechtspersoon of instelling zouden worden aangemerkt.

De karakteristieken van een rechtspersoon of instelling worden beoordeeld op basis van de situatie in het kalenderjaar voorafgaande aan het jaar waarin de beoordeling plaatsvindt.

2. Complexiteit

2.1. Kennisintensiteit

Uitgangspunt is dat de complexiteit van de werkzaamheden van de topfunctionarissen toeneemt en derhalve dat de maximumbezoldiging hoger mag zijn naarmate het primaire proces1 binnen de rechtspersoon of instelling ingewikkelder is en een hoger opleidingsniveau van het personeel vergt.

Dientengevolge mogen de in de linkerkolom van de hiernavolgende tabel genoemde rechtspersonen of instellingen de daarachter genoemde punten scoren.

Soort rechtspersoon of instelling

Aantal punten

Academisch of topklinisch ziekenhuis, integraal kankercentrum

5

Algemeen of categoraal ziekenhuis

5

Revalidatiekliniek

5

Zelfstandig behandelcentrum

4

Instelling voor geestelijke gezondheidszorg

4

Keten van eerstelijnsorganisaties

4

Instelling voor huisartsenzorg

4

Huisartsenpost1

4

Instelling voor mondzorg

4

Instelling die farmaceutische zorg verleent

4

Instelling voor erfelijkheidsadvisering

4

Audiologisch centrum

4

Instelling voor bloedvoorziening

4

Verpleeg- of verzorgingshuis

3

Instelling voor gehandicaptenzorg

3

Instelling/rechtspersoon voor jeugdhulp

3

Trombosedienst

3

Instelling voor verloskundige zorg

3

Instelling voor paramedische zorg

3

Instelling die medische hulpmiddelen verstrekt

3

Instelling voor ziekenvervoer

3

Instelling voor kraamzorg

2

Instelling voor thuiszorg

2

Instelling voor ADL-assistentie

2

Instelling die verpleegartikelen uitleent

2

1Onder huisartsenpost wordt verstaan het organisatorisch verband waar de huisartsen uit de regio de avond-, nacht- en weekenddiensten verrichten.

Voor rechtspersonen of instellingen die niet in bovenstaande tabel zijn opgenomen, geldt het volgende. Rechtspersonen of instellingen waar voor het primaire proces vooral navolgende werkzaamheden en opleiding nodig zijn, mogen het daarachter genoemde aantal punten scoren:

  • het toepassen van vakkennis in een concrete situatie, met middelen en aanwijzingen van anderen (opleidingsniveau: middelbaar beroepsonderwijs): 2 punten;

  • kennis van de theoretische grondslagen en de praktische uitwerking hiervan binnen een breed werkveld; in staat tot verantwoord onderzoek; inzicht in mogelijke problemen met relevante vakgebieden en de omgeving (opleidingsniveau: hoger beroepsonderwijs): 3 punten;

  • kennis van de wetenschappelijke grondslagen en de praktische uitwerking hiervan binnen een vakgebied; kennis van de samenhang met aanpalende vakgebieden; in staat tot het ontwikkelen van afgeleide of nieuwe theorieën dan wel benaderingswijzen en tot het uitvoeren van wetenschappelijke onderzoeken (opleidingsniveau: academisch onderwijs): 4 punten;

  • kennis van de wetenschappelijke grondslagen en de praktische uitwerking hiervan binnen een vakgebied; diepgaande kennis van de samenhang met relevante vakgebieden èn de omgeving; het ontwikkelen van afgeleide of nieuwe theorieën dan wel benaderingswijzen en het uitvoeren van wetenschappelijke onderzoeken; de rechtspersoon of instelling past de kennis vanuit meerdere medische disciplines toe (opleidingsniveau: academisch onderwijs): 5 punten.

Indien op een rechtspersoon of instelling meerdere rijen uit de tabel van toepassing zijn en/of indien een rechtspersoon of instelling meerdere primaire processen kent (die niet in de tabel zijn opgenomen), mogen de punten niet bij elkaar worden opgeteld. Hetzelfde geldt uiteraard indien op een rechtspersoon of instelling één rij uit de tabel van toepassing is en deze daarnaast nog één of meerdere primaire processen kent en vice versa. In dergelijke gevallen mag het puntenaantal worden gescoord dat hoort bij de rij of het primaire proces dat het hoogste aantal punten oplevert, mits de zorg, bedoeld in die rij, of dat primaire proces ten minste 20% van de totale omzet uitmaakt.

2.2. Aantal taken

Uitgangspunt is dat de complexiteit van de werkzaamheden van de topfunctionarissen toeneemt als een rechtspersoon of instelling niet alleen zorg verleent, maar ook geneeskundige vervolgopleidingen verzorgt waarvoor hij of zij een vergoeding ontvangt in het kader van de beschikbaarheidbijdrage als bedoeld in de Wet marktordening gezondheidszorg (WMG) en het daarop gebaseerde Besluit beschikbaarheidbijdrage WMG.

Dientengevolge mogen rechtspersonen of instellingen die de in de linkerkolom van onderstaande tabel genoemde werkzaamheden verrichten de daarachter genoemde punten scoren.

Werkzaamheden instelling of rechtspersoon

Punten

zorg/jeugdhulp

1

zorg/jeugdhulp en geneeskundige vervolgopleidingen als bedoeld bij en krachtens artikel 56a WMG

2

2.3. Aantal relevante financieringsbronnen in relatie tot omzet uit die bronnen

Uitgangspunt is dat de complexiteit van de werkzaamheden van de topfunctionarissen toeneemt naarmate het aantal financieringsbronnen toeneemt. Meerdere financieringsbronnen betekent immers doorgaans ook meerdere andere partijen waarmee onderhandeld of gesproken moet worden en meerdere declaratie- en verantwoordingswijzen. Voorwaarde is wel dat de financieringsbron een substantiële omvang moet hebben.

Onder ‘financieringsbron’ wordt verstaan:

Overige financieringsbronnen, zoals bijvoorbeeld een beschikbaarheidbijdrage als bedoeld in de WMG, een subsidie op grond van de op de Wlz gebaseerde Subsidieregelingen ‘voorzetting zorginfrastructuur 2015–2017’ en ‘overgang kapitaallasten 2015–2017’ of een subsidie op grond van de Kaderwet VWS-subsidies tellen derhalve niet mee.

Voor de bepaling van het aantal punten is een financieringsbron pas relevant als daarmee ten minste 10% van de opbrengsten wordt gegenereerd. Voor rechtspersonen of instellingen met een opbrengsten minder dan € 10 mln. is het aantal financieringsbronnen niet relevant.

Onder het begrip ‘opbrengsten’ wordt verstaan: de som van de bedrijfsopbrengsten in het kader van de Zvw, Wlz, Jeugdwet en Wmo van het kalenderjaar voorafgaande aan het jaar waarin de beoordeling plaatsvindt2. Dit begrip verschilt hiermee van het begrip ‘omzet’ in paragraaf 3.

Een en ander leidt tot de volgende puntentelling:

Totaal opbrengsten financieringsbronnen (€)

Aantal relevante financieringsbronnen

(Zvw, Wlz, Jeugdwet, Wmo)

Punten

<10 miljoen

1–4

2

≥ 10 miljoen

1–2

2

3–4

3

3. Omzet

Uitgangspunt is dat de functie van topfunctionaris zwaarder wordt en dat derhalve de maximumbezoldiging mag toenemen naarmate de omzet van de rechtspersoon of instelling hoger is. Een hogere omzet impliceert het hebben van een grotere verantwoordelijkheid en de aansturing van meer medewerkers.

Dientengevolge mogen rechtspersonen en instellingen die de in de linkerkolom van onderstaande tabel genoemde omzet halen de daarachter genoemde punten scoren.

Omzet in euro's

Punten

minder dan 10 mln.

1

10 tot 50 mln.

2

50 tot 150 mln.

3

150 tot 300 mln.

4

300 mln. of meer

5

Onder ‘omzet’ wordt verstaan de som van de bedrijfsopbrengsten in het kalenderjaar voorafgaande aan het jaar waarin de beoordeling plaatsvindt.

In rechtspersonen of instellingen waar vrijgevestigde medisch-specialisten werken, kan de omzet over het voorafgaande kalenderjaar een onvolledig beeld geven van de werkelijke omzet omdat de omzet van de vrijgevestigde medisch-specialisten niet is meegerekend. Voor deze rechtspersonen of instellingen mag daarom de omzet van de vrijgevestigden worden opgeteld bij de omzet over het voorafgaande kalenderjaar, voor zover althans die omzet daar niet al in begrepen is. Om dezelfde reden kan bij huisartsenposten per aangesloten fte huisarts € 15.000 bij de omzet van een huisartsenpost worden opgeteld.

  1. Met ‘het primaire proces’ wordt bedoeld de zorg of jeugdhulp die de instelling levert en waarvoor zij wordt bekostigd. Gekeken wordt naar de werkzaamheden en het opleidingsniveau van degenen die werkzaam zijn ten behoeve van dat primaire proces. Niet van belang is derhalve het opleidingsniveau van de medewerkers die met de ondersteunende processen bezig zijn (zoals bijvoorbeeld het aannemen van het personeel voor het primaire proces). ^ [1]
  2. Omdat de Wlz en Jeugdwet in 2014 nog niet van kracht waren, kunnen wat betreft verslagjaar 2014 de opbrengsten uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten respectievelijk de Wet op de Jeugdzorg gebruikt worden. ^ [2]