Beleidsregels nevenactiviteiten 2016

Geraadpleegd op 01-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2016 en zichtdatum 01-01-2016.
Geldend van 01-01-2016 t/m heden

Beleidsregels van het Commissariaat voor de Media van 1 januari 2016 houdende beleidsregels omtrent nevenactiviteiten publieke media-instellingen (Beleidsregels nevenactiviteiten 2016)

Het Commissariaat voor de Media,

gelet op de Mediawet 2008,

gelet op de Mediaregeling 2008,

gelet op de artikelen 8 en 10 van de Wet openbaarheid van bestuur,

gelet op de Algemene wet bestuursrecht,

Besluit:

Artikel 1. Definities en reikwijdte

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

Artikel 2

Overeenkomstig artikel 2.132, derde lid, van de wet kan alleen toestemming worden gegeven voor een nevenactiviteit die verband houdt met of ten dienst staat van de verwezenlijking van de publieke media-opdracht en direct gerelateerd is aan het media-aanbod van de publieke media-instelling, op marktconforme wijze wordt verricht en ten minste kostendekkend is.

Artikel 3. Clusterindeling

Het Commissariaat onderscheidt de volgende clusters van nevenactiviteiten:

  • 1. De exploitatie van onverkort media-aanbod of publieke formats buiten de publieke media-opdracht.

  • 2. Het verhuren van personeel of middelen, waaronder mede te verstaan het produceren van AV-materiaal voor derden.

  • 3. Het op de markt (laten) brengen van bladen.

  • 4. Het verkopen van producten of diensten van derden.

  • 5. Het houden van een webshop.

  • 6. Het oprichten van, of voor >20% deelnemen in, een entiteit.

  • 7. Het op de markt (laten) brengen van overige producten of diensten; overig.

Artikel 4. Relatie

Een nevenactiviteit ‘houdt verband met’of‘staat ten dienste van‘ de verwezenlijking van de publieke media-opdracht en is ‘direct gerelateerd aan‘ het media-aanbod van de publieke media-instelling, als bedoeld in artikel 2.132, derde lid, van de wet, indien:

  • 1. het een nevenactiviteit in cluster 1 betreft;

  • 2. in geval van een nevenactiviteit in cluster 2 is voldaan aan de voorwaarde dat het personeel of de middelen niet zijn verworven met het oogmerk om te verhuren en daarnaast geldt dat:

    • a. niet meer dan 10% van de omvang van het totale personeelsbestand of de totale oppervlakte waarover de publieke media-instelling beschikt in het kader van nevenactiviteiten is verhuurd aan derden; of

    • b. sprake is van middelen die de publieke media-instelling nodig heeft voor de uitoefening van de publiek media-opdracht, maar die zij naar hun aard niet onafgebroken in gebruik heeft, en de publieke media-instelling op jaarbasis voor ten minste 50% van de tijd over de middelen kan beschikken; of

    • c. sprake is van een ander geval op basis waarvan het Commissariaat afwijking van de in sub a of sub b genoemde percentages gerechtvaardigd acht;

  • 3. in geval van een nevenactiviteit in cluster 3 is voldaan aan de voorwaarde dat minimaal 50% van de redactionele inhoud van het blad direct gerelateerd is aan het media-aanbod van de publieke media-instelling;

  • 4. in geval van een nevenactiviteit in cluster 4 is voldaan aan de voorwaarde dat de producten of diensten van derden een afgeleide verschijningsvorm zijn van media-aanbod dat door de publieke media-instelling wordt verspreid via één van de beschikbare aanbodkanalen;

  • 5. in geval van een nevenactiviteit in cluster 5 is voldaan aan de voorwaarden dat:

    • a. in de webwinkel producten of diensten worden verkocht die voortkomen uit toegestane nevenactiviteiten of uit verenigingsactiviteiten; en

    • b. de verkoopactiviteiten duidelijk zijn onderscheiden van het overige media-aanbod van de publieke media-instelling, doordat zij plaatsvinden via een – als zodanig herkenbare – separate webwinkel;

  • 6. in geval van een nevenactiviteit in cluster 6 is voldaan aan de voorwaarden dat:

    • a. het aandeel van de publieke media-instelling in de entiteit in evenwicht is met de activiteiten die in de entiteit plaatsvinden ten behoeve van de verwezenlijking van de publieke media-opdracht of nevenactiviteiten van de publieke media-instelling; en

    • b. er sprake is van een proportionele verhouding tussen de financiële inbreng van de publieke media-instelling en de netto omzet die deze publieke media-instelling in de entiteit genereert;

  • 7. in geval van een nevenactiviteit in cluster 7 is voldaan aan de voorwaarden dat:

    • a. de betrokkenheid van gebruikers bij het media-aanbod of de publieke media-instelling met de nevenactiviteit wordt vergroot of de innovatie van het media-aanbod wordt bevorderd; en

    • b. de activiteit aantoonbaar inhoudelijk aansluit bij het media-aanbod van de publieke media-instelling.

Artikel 5. Marktconformiteit

  • 1 Bij de beoordeling of de nevenactiviteit op ‘marktconforme wijze‘ wordt verricht, als bedoeld in artikel 2.132, derde lid, van de wet, wordt in ieder geval betrokken:

    • a. de kostprijs van de nevenactiviteit;

    • b. de licentievergoeding en verkoopprijs van de nevenactiviteit; en

    • c. de markt die met de nevenactiviteit wordt betreden.

  • 2 Het Commissariaat kan bij zijn oordeel over marktconformiteit ook andere factoren betrekken, zoals bijvoorbeeld de waarde van het gebruik van het imago van de publieke media-instelling en het betreffende media-aanbod en de wijze waarop de overeenkomst tot stand is gekomen.

  • 3 Het Commissariaat baseert zich bij het bepalen van de relevante markt, indien mogelijk, op de uitgangspunten en benaderingen van ACM.

Artikel 6

  • 1 In die gevallen dat het Commissariaat naar aanleiding van de in kaart gebrachte relevante markt constateert dat geen sprake is van andere aanbieders van dezelfde of vergelijkbare producten of diensten, wordt de nevenactiviteit geacht marktconform te worden verricht.

  • 2 Indien een derde zich bij het Commissariaat meldt als andere aanbieder van dezelfde of vergelijkbare producten of diensten nadat op grond van het eerste lid de nevenactiviteit geacht wordt marktconform te worden verricht, kan de nevenactiviteit op dit onderdeel opnieuw worden beoordeeld.

  • 3 In die gevallen waarin het Commissariaat van oordeel is dat de activiteit vanwege haar aard en omvang een gering belang vertegenwoordigt, wordt niet beoordeeld of de nevenactiviteit op marktconforme wijze wordt verricht, totdat belanghebbenden bij het nalaten van deze toets door middel van een handhavingsverzoek daarom vragen.

Artikel 7

Het Commissariaat betrekt bij de beoordeling van marktconformiteit ACM bij aangelegenheden van wederzijds belang.

Artikel 8. Kostendekkendheid

Nevenactiviteiten zijn niet ‘kostendekkend‘, als bedoeld in artikel 2.132, derde lid, van de wet, indien zij direct of indirect worden bekostigd door of anderszins ten laste komen van de publieke media-opdracht.

Artikel 9

In afwijking van artikel 8 van deze beleidsregels wordt de nevenactiviteit als ‘kostendekkend‘ aangemerkt indien:

  • 1. aanloopverliezen bij de exploitatie van een nieuwe nevenactiviteit gedurende een periode van maximaal vier boekjaren gesaldeerd worden met de positieve financiële resultaten van één of meer andere nevenactiviteiten, onder de voorwaarde dat de publieke media-instelling bij nieuw te ondernemen nevenactiviteiten door middel van prognoses en een toelichting daarbij aannemelijk maakt dat deze activiteit binnen het geheel van vier boekjaren kostendekkend is; of

  • 2. een negatief resultaat van een bestaande nevenactiviteit, bij wijze van uitzondering, wordt gecompenseerd met de positieve financiële resultaten van één of meer andere nevenactiviteiten in het betreffende boekjaar.

Artikel 10

Alle nevenactiviteiten dienen te worden verantwoord conform de in het van toepassing zijnde Handboek financiële verantwoording voorgeschreven wijze.

Artikel 11. Meldingsprocedure reguliere nevenactiviteiten

  • 1 Een publieke media-instelling dient een verzoek om toestemming voor het verrichten van een nevenactiviteit op de in deze beleidsregels voorgeschreven wijze in.

  • 3 Het verzoek dient uiterlijk 8 weken voor de geplande aanvang van de nevenactiviteit te worden ingediend.

  • 4 Het Commissariaat neemt een verzoek alleen in behandeling indien de publieke media-instelling gebruik maakt van het Meldingsformulier nevenactiviteiten en dit formulier op de voorgeschreven wijze is ingevuld.

  • 5 Desgevraagd verstrekt de publieke media-instelling het Commissariaat een exemplaar van het product dat voortkomt uit de nevenactiviteit of een drukproef daarvan.

Artikel 12. Besluitvormingsprocedure reguliere nevenactiviteiten

  • 1 Het Commissariaat beslist binnen een redelijke termijn na ontvangst van het in artikel 11, eerste lid, bedoelde verzoek.

  • 2 Het Commissariaat kan de publieke media-instelling in de gelegenheid stellen diens aanvraag binnen een door het Commissariaat gestelde termijn aan te vullen.

  • 3 Het Commissariaat kan de beslistermijn indien toepassing wordt gegeven aan artikel 12, tweede lid, opschorten.

  • 4 Een publieke media-instelling kan het Commissariaat gemotiveerd verzoeken haar verzoek versneld te behandelen.

  • 6 In een toestemmingsbesluit kan het Commissariaat nadere eisen stellen aan de uitvoering van een nevenactiviteit.

Artikel 13. Procedure generieke toestemmingen

  • 1 Voor specifieke (groepen van) nevenactiviteiten heeft het Commissariaat een generiek toestemmingsbesluit afgegeven. Bedoelde besluiten zijn te raadplegen via de website van het Commissariaat.

  • 2 Op nevenactiviteiten die een publieke media-instelling verricht binnen de reikwijdte en voorwaarden van de in het eerste lid bedoelde toestemmingen, is de meldings- en besluitvormingsprocedure zoals genoemd in de artikelen 11 en 12 van deze beleidsregels niet van toepassing. Dergelijke nevenactiviteiten dient de publieke media-instelling op de in dit artikel voorgeschreven wijze te melden.

  • 3 De melding als bedoeld in het tweede lid dient voor aanvang van de nevenactiviteit te worden ingediend.

  • 4 Bij de melding maakt de publieke media-instelling gebruik van het Meldingsformulier generieke toestemmingen en vult zij dit formulier op de voorgeschreven wijze in.

Artikel 14. Meldingsprocedure experimentele nevenactiviteiten

  • 1 Een publieke media-instelling dient experimentele nevenactiviteiten op grond van artikel 11a van de Regeling te melden op de door het Commissariaat voorgeschreven wijze.

  • 2 De melding als bedoeld in het eerste lid dient voor aanvang van de nevenactiviteit te worden ingediend.

  • 3 Bij de melding maakt de publieke media-instelling gebruik van het Meldingsformulier experimentele nevenactiviteiten en vult zij dit formulier op de voorgeschreven wijze in.

Artikel 15. Beëindiging van nevenactiviteiten

  • 1 Nevenactiviteiten die niet (langer) binnen de reikwijdte van het (generieke) toestemmingsbesluit kunnen worden verricht, zijn niet (langer) toegestaan en dienen tijdig (opnieuw) ter beoordeling aan het Commissariaat te worden voorgelegd of dienen per direct te worden gestaakt.

  • 2 Experimentele nevenactiviteiten die niet (langer) voldoen aan de wettelijke eisen voor nevenactiviteiten, zijn niet (langer) toegestaan en dienen tijdig ter beoordeling aan het Commissariaat te worden voorgelegd of dienen per direct te worden gestaakt.

  • 3 In het in het eerste of tweede lid genoemde geval, meldt de publieke media-instellingen binnen 3 maanden na beëindiging van de nevenactiviteit aan het Commissariaat dat met de activiteit is gestopt.

Artikel 16. Uitingen in het kader van nevenactiviteiten

Oproepen in het kader van nevenactiviteiten in het media-aanbod zoals genoemd in artikel 2.90 van de wet zijn toegestaan, indien:

  • 1. het mededelingen over het ter beschikking stellen aan derden van producten of diensten die voortkomen uit nevenactiviteiten betreft, voor zover:

    • a. de mededeling ziet op een nevenactiviteit in cluster 1;

    • b. de nevenactiviteit niet eerder dan één maand na de laatste oproep terzake op de markt wordt gebracht;

    • c. in de mededeling de betrokken publieke media-instelling uitsluitend als uitgever wordt genoemd; en

    • d. de mededeling plaatsheeft in onmiddellijke aansluiting op het onderdeel van het media-aanbod waarop de mededeling betrekking heeft;

  • 2. het een programmatitel betreft die een gelijkluidende of nagenoeg gelijkluidende naam heeft als een product of dienst die wordt geëxploiteerd in het kader van een nevenactiviteit, voor zover:

    • a. de activiteit een toegestane nevenactiviteit is; en

    • b. eventuele derden waarmee de publieke media-instelling in het kader van de nevenactiviteit een samenwerkingsverband is aangegaan het betreffende media-aanbod niet sponsort.

  • 3. Het tweede is ook van toepassing op toegestane nevenactiviteiten die uit niet meer bestaan dan de licentieverlening van een auteurs- of merkrecht op een programmatitel aan een derde.

Artikel 17. Openbaarmaking

Het Commissariaat maakt de door hem genomen besluiten met betrekking tot nevenactiviteiten openbaar conform de in de Werkwijze Communicatie van het Commissariaat voor de Media voorgeschreven wijze.

Artikel 18

  • 1 Het Commissariaat houdt een openbaar Register nevenactiviteiten bij waarin elk besluit aangaande nevenactiviteiten wordt opgenomen. Het Commissariaat vermeldt hierin eveneens de nevenactiviteiten die binnen de generieke toestemmingsbesluiten worden verricht.

  • 2 In het Register nevenactiviteiten wordt vermeld: het zaaknummer, de betrokken publieke media-instelling, een korte omschrijving van de nevenactiviteit, het cluster, de datum en het besluit van het Commissariaat.

  • 3 Het Commissariaat registreert de aangemelde experimentele nevenactiviteiten in een openbaar Register experimentele nevenactiviteiten.

  • 4 In het Register experimentele nevenactiviteiten wordt vermeld: het zaaknummer, de betrokken publieke media-instelling, de betrokken samenwerkingspartner, een korte omschrijving van de experimentele nevenactiviteit en de ingangsdatum.

Artikel 19. Overgangs- en slotbepalingen

  • 1 De voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze beleidsregels genomen besluiten tot toestemming van nevenactiviteiten blijven in stand, tenzij de gewijzigde clusterindeling in deze beleidsregels aanleiding geven tot wijziging van een specifiek besluit. Dit geldt eveneens voor de voor 1 januari 2009 verleende goedkeuringen. Reeds goedgekeurde nevenactiviteiten worden in beginsel niet opnieuw getoetst.

  • 2 Op verzoeken om toestemming die zijn ingediend voor de datum van inwerkingtreding van deze beleidsregels, zijn de Beleidsregels nevenactiviteiten 2009 en aanverwante regelgeving van toepassing.

Artikel 20

  • 1 Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 januari 2016.

  • 2 Deze beleidsregels worden aangehaald als Beleidsregels nevenactiviteiten 2016.

  • 3 Deze beleidsregels worden bekendgemaakt door kennisgeving ervan in de Staatscourant en op de website van het Commissariaat voor de Media.

  • 4 De volgende beleidsregels en brieven van het Commissariaat worden gelijktijdig ingetrokken:

  • 5 [Red: Wijzigt het Besluit ontheffing zelfpromotie publieke omroep.]

Commissariaat voor de Media,

M. de Cock Buning

voorzitter

E. Eljon

commissaris

Bijlage 2. : Transponeringstabel Beleidsregels nevenactiviteiten 2016

Beleidsregels nevenactiviteiten 2009

Beleidsregels nevenactiviteiten 2016

Artikel 1

Artikel 2

Artikel 1 (definities en reikwijdte)

Artikel 2 nieuw artikel: voorwaarden

Artikel 3 nieuw artikel: clusterindeling

Artikel 3 (relatietoets)

Artikel 4, eerste, derde, vierde, vijfde en zevende lid (relatietoets)

Artikel 4 (relatietoets):

Artikel 4 (relatietoets)

Artikel 4, eerste lid, onder a (deelneming)

Artikel 4, zesde lid (deelneming)

Artikel 4, eerste lid, onder b (verhuur)

Artikel 4, tweede lid (verhuur)

Artikel 5 (relatietoets)

Artikel 4 (relatietoets)

Artikel 6 (relatietoets):

Artikel 4 (relatietoets)

Artikel 6 (schade)

Artikel 7 (marktconformiteit)

Artikel 5 (marktconformiteit)

Artikel 8 (marktconformiteit)

Artikel 5 (marktconformiteit)

Artikel 9 (marktconformiteit)

Artikel 6 (marktconformiteit)

Artikel 10 (marktconformiteit)

Artikel 7 (marktconformiteit)

Artikel 11 (kostendekkendheid)

Artikel 8 (kostendekkendheid)

Artikel 12 (kostendekkendheid):

Artikel 9 (kostendekkendheid)

Artikel 12, eerste lid (negatieve resultaten)

Artikel 9, tweede lid (aanloopverliezen)

Artikel 12, tweede lid (aanloopverliezen)

Artikel 9, eerste lid (negatieve resultaten)

Artikel 10 nieuw artikel: verantwoording

Artikel 13 (procedure):

Artikel 11 (meldingsprocedure)

Artikel 12 nieuw artikel: besluitvormingsprocedure reguliere nevenactiviteiten

Artikel 13 nieuw artikel: procedure generieke toestemmingen

Artikel 14 nieuw artikel: meldingsprocedure experimentele nevenactiviteiten

Artikel 13, vijfde lid

Artikel 15, eerste lid (beëindiging van nevenactiviteiten)

Artikel 15, tweede lid: nieuw artikel: beëindiging van experimentele nevenactiviteiten

Artikel 13, zesde lid

Artikel 15, derde lid (beëindiging van nevenactiviteiten)

Artikel 16 nieuw artikel: uitingen in het kader van nevenactiviteiten

Artikel 17 nieuw artikel: openbaarmaking

Artikel 14 (register)

Artikel 18, eerste lid (register)

Artikel 15 (register):

Artikel 18 (register)

Artikel 15, eerste lid

Artikel 18, tweede lid (register reguliere nevenactiviteiten)

Artikel 15, tweede en derde lid

(register na beëindiging)

 

Artikel 18, derde lid: nieuw artikel: register experimentele nevenactiviteiten

Artikel 16 (register)

Artikel 18, eerste lid (register)

Artikel 18, vierde lid: nieuw artikel: register experimentele nevenactiviteiten

Artikel 17 (slotbepaling)

Artikel 20 (overgangs- en slotbepalingen)