Regeling risico’s zware ongevallen

Geraadpleegd op 11-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2017 en zichtdatum 03-12-2024.
Geldend van 04-03-2016 t/m heden

Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 29 februari 2016, nr. IENM/BSK-2016/39486, houdende regels ter uitwerking van het Besluit risico’s zware ongevallen 2015 (Regeling risico's zware ongevallen)

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister van Veiligheid en Justitie;

Gelet op Richtlijn 2012/18/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, houdende wijziging en vervolgens intrekking van Richtlijn 96/82/EG van de Raad (PbEU 2012, L197);

Gelet op de artikelen 4, vijfde lid, 6, achtste lid, 7, zevende lid, 8, vijfde lid, 10, dertiende lid, 11, zevende lid, 12, derde lid, 13, achttiende lid en 14 van het Besluit risico’s zware ongevallen 2015, artikel 4.4, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht en artikel 14, tweede lid, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

BESLUIT:

Paragraaf 1. Begripsbepalingen

Artikel 1. (begripsbepalingen)

In deze regeling wordt verstaan onder:

Paragraaf 2. Algemene bepalingen

Artikel 2. (uitwisseling gegevens)

Artikel 3. (presentatie lijst van de gevaarlijke stoffen)

Bij het opstellen van de lijst van de gevaarlijke stoffen kan voor de aard en fysische vormen van de gevaarlijke stoffen worden volstaan met een opgave per stof van de gevaarscategorie respectievelijk de chemische naam en het CAS-nummer, mits daaruit de fysisch-chemische eigenschappen en de gevaarseigenschappen van de desbetreffende stof kenbaar zijn en inzichtelijk is op basis van welke gevaarlijke stoffen of categorieën van stoffen de inrichting een lagedrempelinrichting of een hogedrempelinrichting is.

Artikel 4. (vastlegging preventiebeleid voor zware ongevallen)

Bij de vastlegging van het preventiebeleid voor zware ongevallen wordt een beschrijving gegeven van:

  • a. de aard en de omvang van de risico’s van zware ongevallen, in hoofdlijnen;

  • b. de beginselen die ten grondslag liggen aan de inrichting van het veiligheidsbeheerssysteem en die inzicht bieden in de samenhang tussen het beleid en het veiligheidsbeheerssysteem;

  • c. de criteria die worden toegepast bij de vaststelling van de risico’s van zware ongevallen;

  • d. de beginselen die ten grondslag liggen aan de maatregelen die zijn getroffen ter voorkoming van zware ongevallen en die inzicht bieden in de samenhang tussen de getroffen maatregelen en de risico’s van zware ongevallen.

Artikel 5. (procedures voor de identificatie van de gevaren van zware ongevallen)

  • 1 De procedures voor de systematische identificatie van de gevaren van zware ongevallen, bedoeld in bijlage III, onderdeel b, onder ii, bij de richtlijn hebben in ieder geval betrekking op:

    • a. het verrichten van systematisch onderzoek naar de aan een installatie verbonden risico’s van een zwaar ongeval tijdens het ontwerp, de bouw, het gebruik en het onderhoud van de installatie, alsmede bij voorgenomen wijzigingen daarvan;

    • b. de criteria voor het bepalen van de methode voor het onderzoek, bedoeld in onderdeel a;

    • c. de methode voor de beoordeling van de risico’s van zware ongevallen.

  • 2 De onderzoeksmethode, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, is afgestemd op de fasen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.

  • 3 De methode, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, is geschikt om vast te stellen welke maatregelen nodig zijn ter voorkoming van zware ongevallen of ter beperking van de gevolgen daarvan.

Artikel 6. (aanwijzing domino-inrichtingen)

Het bevoegd gezag stelt de exploitanten van de betrokken inrichtingen en burgemeester en wethouders van de gemeente of gemeenten waarin de inrichtingen geheel of gedeeltelijk zijn gelegen in kennis van een aanwijzing als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van het besluit.

Artikel 7. (groepen van domino-inrichtingen)

Onder groepen van inrichtingen, als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van het besluit, kunnen inrichtingen worden verstaan die gelegen zijn binnen een op grond van artikel 14 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen vastgestelde veiligheidscontour.

Artikel 8. (samenvoegen documenten)

De exploitant kan het document inzake het preventiebeleid, het veiligheidsrapport en het veiligheids- en gezondheidsdocument, bedoeld in artikel 2.42, tweede lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit, samenvoegen in één document.

Paragraaf 3. Hogedrempelinrichtingen

Artikel 9. (inhoud van het veiligheidsrapport)

Het veiligheidsrapport bevat de gegevens en beschrijvingen, bedoeld in bijlage II bij de richtlijn, met dien verstande dat:

  • a. ten aanzien van onderdeel 1 een beschrijving wordt gegeven van het maximale aantal personen dat in de inrichting werkzaam is en het maximale aantal personen binnen en buiten de inrichting dat aan het risico van een zwaar ongeval is blootgesteld, alsmede een indicatie van de verdeling van het aantal personen over de inrichting;

  • b. ten aanzien van onderdeel 2 een beschrijving wordt gegeven van de zones die door een zwaar ongeval kunnen worden getroffen, voor zover zij van belang zijn voor:

    • 1°. de interne veiligheid;

    • 2°. de externe veiligheid;

    • 3°. de voorbereiding van de rampenbestrijding;

  • c. ten aanzien van onderdeel 3 een beschrijving wordt gegeven van de processen die in de inrichting plaatsvinden, alsmede het verloop daarvan en een beschrijving van de stoffen op de lijst van de gevaarlijke stoffen waaronder de eigenschappen en gedragingen van deze stoffen onder de in de inrichting geldende omstandigheden en bij een voorzienbaar ongeval, alsmede de hoeveelheden waarin deze stoffen in de inrichting aanwezig zijn of kunnen zijn;

  • d. ten aanzien van onderdeel 4 een gedetailleerde beschrijving wordt gegeven van de scenario’s, uitgewerkt per installatie en van de scenario's voor een mogelijk zwaar ongeval op het terrein van de inrichting die bepalend zijn voor de inhoud van het intern noodplan, voor het rampbestrijdingsplan en voor de omvang en uitrusting van de bedrijfsbrandweer, bedoeld in artikel 7.3 van het Besluit veiligheidsregio’s;

  • e. ten aanzien van onderdeel 5 een beschrijving wordt gegeven van de consequenties die de in dit onderdeel bedoelde beschrijving van de beschermings- en interventiemiddelen hebben voor het intern noodplan, alsmede een beschrijving van de organisatie van de nodig geachte bedrijfsbrandweer, waaronder de omvang van het personeel en materieel en een beschrijving van andere gegevens die met het oog op de voorbereiding van de rampenbestrijding nodig zijn;

  • f. ten aanzien van de onderdelen 4 en 5 een beschrijving wordt gegeven van de zware ongevallen die binnen of buiten de inrichting gevaar kunnen opleveren en een opsomming van de bijbehorende maatregelen die zijn genomen om de kans dat deze ongevallen zich voordoen, te verkleinen en de gevolgen van die ongevallen te beperken.

Artikel 10. (beschrijving scenario’s in een risico-analyse)

  • 1 Onverminderd het bepaalde in artikel 9, heeft de beschrijving van de scenario’s in een risico-analyse betrekking op de onderdelen van de installaties die de grootste risico’s van een zwaar ongeval met zich meebrengen. De identificatie van de betreffende onderdelen van de installaties vindt plaats op basis van een in het veiligheidsrapport beschreven methode.

  • 2 Bij de beschrijving, bedoeld in het eerste lid, wordt ten minste beschouwd welke van de volgende voorvallen deze scenario’s op gang kunnen brengen: corrosie, erosie, externe belasting, impact, overdruk, onderdruk, lage temperatuur, hoge temperatuur, trillingen, menselijke fouten tijdens gebruik, wijziging of onderhoud.

  • 3 Van elk scenario wordt kwalitatief of met risicoberekeningen aangegeven wat de waarschijnlijkheid en het effect is en welke maatregelen getroffen zijn om te voorkomen dat het scenario zich voordoet.

  • 4 Voor elk scenario wordt, ter beoordeling van de aanvaardbaarheid van de risico’s en rekening houdend met de reeds getroffen maatregelen, een samenhangend inzicht geboden in:

    • a. de resterende kans dat een zwaar ongeval geschiedt;

    • b. de ernst van de gevolgen die het zwaar ongeval in dat geval zal hebben;

    • c. welke verdere maatregelen technisch mogelijk zijn om de kans en effect op een zwaar ongeval verder te verkleinen tot een daarbij aan te geven niveau, zo mogelijk volgens risicoberekeningen;

    • d. een indicatie van de kosten die verbonden zijn aan het treffen van maatregelen als bedoeld in onderdeel c.

  • 5 Uit de scenario’s blijkt dat de risico’s van zware ongevallen op adequate wijze worden beheerst met het complete stelsel van aanwezige technische en organisatorische voorzieningen.

Artikel 11. (berekening groepsrisico en plaatsgebonden risico)

  • 1 Het groepsrisico en het plaatsgebonden risico, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van het besluit worden berekend op basis van de lijst van de gevaarlijke stoffen en met toepassing van de rekenmethodiek Bevi.

  • 2 De berekeningen van het groepsrisico en het plaatsgebonden risico maken tevens onderdeel uit van de risico-analyse in het veiligheidsrapport en worden weergegeven op de wijze zoals beschreven in de rekenmethodiek Bevi.

Artikel 12. (beschrijving risico’s voor het milieu)

Onverminderd het bepaalde in artikel 9, bevat het veiligheidsrapport, voor zover het betreft de risico’s voor het milieu, de volgende gegevens:

  • a. een schatting van de kans dat belangrijke ongewenste effecten voor het milieu ten gevolge van een zwaar ongeval zich voordoen in het oppervlaktewater of in de lozing naar een zuiveringstechnisch werk alsmede een schatting van de omvang van die effecten;

  • b. een opsomming van de maatregelen die zijn genomen om de risico’s voor het milieu bij een zwaar ongeval te beperken.

Artikel 13. (beschrijving externe en natuurlijke oorzaken van een zwaar ongeval)

Onverminderd het bepaalde in artikel 9, bevat de beschrijving in het veiligheidsrapport van externe en natuurlijke oorzaken, bedoeld in bijlage II, onderdeel 4, onderdeel a, onder ii en iii, bij de richtlijn in ieder geval:

  • a. bij een aanwijzing als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van het besluit, een schatting van de kans en de omvang van de effecten van een zwaar ongeval dat door een naburige inrichting wordt veroorzaakt;

  • b. een schatting van de kans en de omvang van de effecten van een mogelijke overstroming;

  • c. een schatting van de kans en de omvang van de effecten van een mogelijke aardbeving;

  • d. een opsomming en een onderbouwing van de maatregelen die zijn genomen om de risico’s van zware ongevallen te beperken.

Artikel 14. (indiening van het veiligheidsrapport)

  • 1 De exploitant kan een veiligheidsrapport of een bijgewerkt veiligheidsrapport in elektronische of schriftelijke vorm aan het bevoegd gezag verzenden.

  • 2 Behoudens de verzending van het veiligheidsrapport, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder d, zendt het bevoegd gezag tevens een exemplaar aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu.

Artikel 15. (completeren van het veiligheidsrapport)

  • 1 Degene die een inrichting gaat drijven, zendt voordat de inrichting of een onderdeel daarvan in werking wordt gebracht, ter completering van de onderdelen van het veiligheidsrapport, bedoeld in artikel 4.13, eerste lid, van de Regeling omgevingsrecht, aan het bevoegd gezag de gegevens die een veiligheidsrapport op grond van het besluit en deze regeling dient te bevatten, voor zover die nog niet krachtens artikel 4.13, eerste lid, van de Regeling omgevingsrecht zijn verstrekt.

  • 2 Degene die een inrichting drijft, zendt telkens voordat een verandering van de inrichting of van de werking daarvan of een verandering van de installatie of van de werking daarvan wordt aangebracht die voor de risico’s van een zwaar ongeval belangrijke gevolgen kan hebben aan het bevoegd gezag die onderdelen van het veiligheidsrapport die nodig zijn voor de beoordeling van de risico’s die samenhangen met die verandering. Daartoe zendt hij, voor zover van toepassing, ter completering van de onderdelen van het veiligheidsrapport, bedoeld in artikel 4.17 van de Regeling omgevingsrecht, de gegevens die een veiligheidsrapport op grond van het besluit en deze regeling dient te bevatten, voor zover die nog niet krachtens artikel 4.17 van de Regeling omgevingsrecht zijn verstrekt.

Artikel 16. (termijn beoordeling van het veiligheidsrapport)

  • 1 De termijn, bedoeld in artikel 10, tiende lid, van het besluit is in ieder geval verstreken wanneer de exploitant na zes maanden niet in kennis is gesteld van de conclusies naar aanleiding van het veiligheidsrapport.

  • 2 Indien het bevoegd gezag van oordeel is dat het veiligheidsrapport onvolledig is, verzoekt het bevoegd gezag binnen acht weken na de ontvangst van het veiligheidsrapport de exploitant om aanvullende inlichtingen te verstrekken binnen een bij het verzoek te stellen termijn van ten hoogste zes weken.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde termijn van zes maanden wordt opgeschort met ingang van de dag dat het verzoek, bedoeld in het tweede lid, is gedaan tot de dag waarop de aanvullende inlichtingen zijn verstrekt of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

Artikel 17. (beoordeling van het veiligheidsrapport door andere betrokken bestuursorganen)

  • 1 Het bevoegd gezag stelt de toezichthouder, bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel d, van de Arbeidsomstandighedenwet, in de gelegenheid om de onderdelen van het veiligheidsrapport die betrekking hebben op de arbeidsveiligheid te beoordelen, en verwerkt deze beoordeling in de conclusies naar aanleiding van het veiligheidsrapport.

  • 2 Het bevoegd gezag stelt het bestuur van de veiligheidsregio waarin de inrichting geheel of gedeeltelijk is gelegen in de gelegenheid om de onderdelen van het veiligheidsrapport die betrekking hebben op de bedrijfsbrandweer en de voorbereiding op de bestrijding van rampen te beoordelen, en verwerkt deze beoordeling in de conclusies naar aanleiding van het veiligheidsrapport.

  • 3 Het bevoegd gezag stelt het bestuursorgaan, bedoeld in artikel 6.15, vierde lid, van het Besluit omgevingsrecht, in de gelegenheid om de onderdelen van het veiligheidsrapport die betrekking hebben op mogelijke waterverontreiniging of mogelijke belemmeringen voor de doelmatige werking van zuiveringstechnische werken bij een zwaar ongeval te beoordelen, en verwerkt deze beoordeling in de conclusies naar aanleiding van het veiligheidsrapport.

Artikel 18. (bijhouden actuele lijst van de in de inrichting aanwezige gevaarlijke stoffen)

  • 1 De exploitant draagt er zorg voor dat hulpverleningsdiensten van de overheid binnen de inrichting voor elke installatie direct toegang hebben tot ten minste de volgende actuele gegevens van de binnen de installatie aanwezige gevaarlijke stof of gevaarlijke stoffen en stoffen die op basis van aard en hoeveelheid een risico vormen:

    • a. de chemische stofnaam of handelsnaam;

    • b. de maximaal aanwezige hoeveelheid;

    • c. het CAS-nummer of het veiligheidsinformatieblad;

    • d. het VN-nummer;

    • e. het gevaarsidentificatienummer.

  • 2 Indien de gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdelen c, d en e, niet bestaan, zijn onverminderd het eerste lid, onderdelen a en b, ten minste actuele gegevens beschikbaar over:

    • a. het gevaar voor een explosie;

    • b. het gevaar voor brand;

    • c. het gevaar voor een toxische wolk.

Paragraaf 4. Toezicht

Artikel 19. (coördinatie van het toezicht)

Het bevoegd gezag coördineert in ieder geval:

  • a. de aanpak en uitvoering van inspecties ten aanzien van:

  • b. het door de toezichthouders in het kader van inspecties monitoren van en reageren op gevallen van niet-naleving door:

    • 1°. het verzamelen en evalueren van voortgangsgegevens, realisatiegegevens en kwaliteitsgegevens met betrekking tot toezicht en vervolgacties; en

    • 2°. het signaleren van geconstateerde afwijkingen met een structureel of incidenteel karakter indien ernstig van aard en het organiseren of doorvoeren van verbetermaatregelen.

Artikel 20. (melding van een zwaar ongeval)

  • 1 De exploitant doet zo spoedig mogelijk na een zwaar ongeval aan de toezichthouder, bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel d, van de Arbeidsomstandighedenwet, langs elektronische weg, melding van de volgende gegevens:

    • a. datum, tijd, plaats en omstandigheden van het zware ongeval;

    • b. de daarbij betrokken gevaarlijke stoffen, alsmede de hoeveelheid daarvan;

    • c. de gevolgen van het zware ongeval voor de werknemers, die zich op korte dan wel langere termijn kunnen voordoen;

    • d. het aantal werknemers dat als gevolg van blootstelling aan een gevaarlijke stof is overleden, dan wel zodanig gewond is dat dit heeft geleid tot een opname in het ziekenhuis voor ten minste 24 uur;

    • e. de ter bescherming van de werknemers voorgenomen en getroffen maatregelen en noodmaatregelen;

    • f. de ter bescherming van de werknemers voorgenomen en getroffen maatregelen om herhaling van het ongeval te voorkomen;

    • g. het bedrag van de materiële schade binnen de inrichting.

  • 2 Indien uit nader onderzoek gegevens naar voren komen die afwijken van de ingevolge het eerste lid verstrekte gegevens, en die wijziging kunnen brengen in de getrokken conclusies, worden die gegevens zo spoedig mogelijk aanvullend door de exploitant langs elektronische weg verstrekt.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Staatssecretaris

van Infrastructuur en Milieu,

S.A.M. Dijksma