Wet scheepsuitrusting 2016

[Regeling treedt (deels) in werking per 18-09-2016.]
Geraadpleegd op 14-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-09-1992 en zichtdatum 21-09-2024.
Geldend van 18-09-2016 t/m heden

Wet van 23 augustus 2016, houdende regels met betrekking tot de productie, de conformiteitsbeoordeling en het plaatsen aan boord van scheepsuitrusting (Wet scheepsuitrusting 2016)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het, gelet op richtlijn 2014/90/EU van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 juli 2014 inzake uitrusting van zeeschepen en tot intrekking van richtlijn 96/98/EG van de Raad (PbEU L 257), noodzakelijk is regels te stellen met betrekking tot de productie, de conformiteitsbeoordeling en het plaatsen aan boord van scheepsuitrusting;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Paragraaf 1. Inleidende bepalingen

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • aangemelde instantie: instantie die door Onze Minister is aangewezen overeenkomstig artikel 11, eerste lid, en is aangemeld bij de Europese Commissie en de andere lidstaten van de Europese Unie overeenkomstig artikel 12, eerste lid;

  • beproevingsnormen: beproevingsnormen, genoemd in artikel 2, onder 4, van de richtlijn;

  • conformiteitsbeoordeling: proces dat wordt uitgevoerd overeenkomstig de conformiteitsbeoordelingsprocedures van bijlage II bij de richtlijn, waarmee wordt aangetoond of scheepsuitrusting voldoet aan de vereisten gesteld bij of krachtens deze wet;

  • conformiteitsbeoordelingsinstantie: instantie die activiteiten in het kader van een conformiteitsbeoordeling verricht, zoals ijken, testen, certificeren en inspecteren;

  • conformiteitscertificaat: certificaat dat wordt afgegeven door een aangemelde instantie aan de fabrikant indien hij aan de vereisten met betrekking tot de certificering gesteld bij of krachtens deze wet heeft voldaan;

  • distributeur: natuurlijke of rechtspersoon in de toeleveringsketen, niet zijnde de fabrikant of importeur, die scheepsuitrusting op de markt aanbiedt;

  • eigenaar: persoon die het beheer over het schip heeft, hetzij hij eigenaar of boekhouder van de rederij van het schip is, hetzij hem het schip in gebruik is gegeven;

  • EU-conformiteitsverklaring: verklaring die wordt afgegeven door de fabrikant en waarmee wordt aangetoond dat is voldaan aan de vereisten, bedoeld in artikel 3, eerste lid;

  • EU-schip: Nederlands schip of schip dat onder de vlag van een andere lidstaat van de Europese Unie vaart, en waarop de verdragen van toepassing zijn;

  • fabrikant: natuurlijke of rechtspersoon die scheepsuitrusting vervaardigt of laat ontwerpen of vervaardigen, en deze onder zijn naam of handelsmerk verhandelt;

  • importeur: in de Europese Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die scheepsuitrusting uit een derde land in de Europese Unie in de handel brengt;

  • in de handel brengen: het voor het eerst in de Europese Unie op de markt aanbieden van scheepsuitrusting;

  • internationale instrumenten: een of meer van toepassing zijnde verdragen, met inbegrip van de resoluties en circulaires van de Internationale Maritieme Organisatie die uitvoering geven aan de geactualiseerde versie van deze verdragen, alsmede beproevingsnormen;

  • marktdeelnemers: fabrikant, vertegenwoordiger, importeur en distributeur;

  • markttoezicht: activiteiten en maatregelen van overheidsinstanties om ervoor te zorgen dat scheepsuitrusting voldoet aan de toepasselijke eisen die zijn opgenomen in harmonisatiewetgeving van de Europese Unie en bij of krachtens deze wet, en geen gevaar oplevert voor de gezondheid en maritieme veiligheid of andere aspecten van de bescherming van het openbaar belang;

  • markttoezichtautoriteit: ambtenaren als bedoeld in artikel 16;

  • Nederlands schip: schip dat op grond van de voor Nederland geldende rechtsregels gerechtigd is de vlag van het Koninkrijk te voeren en waarvoor de verdragen voorschrijven dat de aan boord te plaatsen scheepsuitrusting overeenkomstig de verdragen is goedgekeurd;

  • Onze Minister: Onze Minister van Infrastructuur en Milieu;

  • op de markt aanbieden: het in het kader van een handelsactiviteit, al dan niet tegen betaling, verstrekken van scheepsuitrusting op de markt van de Europese Unie;

  • product: uitrustingsonderdeel van zeeschepen;

  • richtlijn: richtlijn nr. 2014/90/EU van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie inzake uitrusting van zeeschepen en tot intrekking van richtlijn 96/98/EG van de Raad (PbEU L 257);

  • scheepsuitrusting: scheepsuitrusting die is geplaatst of die bestemd is voor plaatsing aan boord van een EU-schip en waarvoor de goedkeuring van de bevoegde instantie van de vlaggenstaat op grond van de internationale instrumenten is vereist, ongeacht of het schip zich in de Europese Unie bevindt op het moment waarop de scheepsuitrusting aan boord wordt geplaatst;

  • stuurwielmarkering: symbool dat is weergegeven in bijlage I bij de richtlijn, of indien van toepassing, het elektronisch label, bedoeld in artikel 6, derde lid;

  • terugroepen: maatregel waarmee wordt beoogd scheepsuitrusting die al aan boord van een EU-schip is geplaatst of is aangekocht met de bedoeling deze aan boord van een EU-schip te plaatsen, te doen terugkeren;

  • uit de handel nemen: maatregel waarmee wordt beoogd te voorkomen dat scheepsuitrusting die zich in de toeleveringsketen bevindt, op de markt wordt aangeboden;

  • verdragen: internationale verdragen, genoemd in artikel 2, onder 3, van de richtlijn;

  • verordening: verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PbEU L 218);

  • vertegenwoordiger: in de Europese Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die bij schriftelijke overeenkomst door een fabrikant is aangesteld om namens hem specifieke taken te vervullen;

  • Wet scheepsuitrusting: Wet van 13 april 2000, houdende regels met betrekking tot de productie en keuring van uitrusting voor zeeschepen (Stb. 2000, 192).

Artikel 2

Deze wet is niet van toepassing op scheepsuitrusting, bestemd voor plaatsing aan boord van oorlogsschepen, marinehulpschepen en andere schepen die in gebruik zijn voor de uitvoering van een militaire taak.

Paragraaf 2. Algemene verplichtingen

Artikel 3

  • 1 Scheepsuitrusting die op of na de dag van inwerkingtreding van deze wet aan boord van een EU-schip wordt geplaatst, voldoet aan de vereisten betreffende het ontwerp, de constructie en de prestaties die zijn vastgelegd in internationale instrumenten die op de scheepsuitrusting van toepassing zijn op het moment waarop die uitrusting aan boord wordt geplaatst.

  • 2 Overeenstemming van scheepsuitrusting met de vereisten, bedoeld in het eerste lid, wordt uitsluitend aangetoond aan de hand van de beproevingsnormen en de conformiteitsbeoordelingsprocedures.

Paragraaf 3. Nederlandse schepen

Artikel 4

De eigenaar draagt er zorg voor dat scheepsuitrusting die aan boord van een Nederlands schip is geplaatst, voldoet aan aan de vereisten opgenomen in de internationale instrumenten zoals deze vereisten luidden op het moment van plaatsing van die scheepsuitrusting. Indien vereisten die op een later moment zijn vastgesteld, van toepassing zijn verklaard op de scheepsuitrusting die al aan boord is geplaatst, draagt de eigenaar zorg voor tijdige vervanging van de scheepsuitrusting.

Artikel 5

  • 1 Alvorens een schip, niet zijnde een EU-schip, wordt ingeschreven in het Nederlandse vlagregister, zorgt de eigenaar ervoor dat de scheepsuitrusting wordt vervangen, tenzij:

    • a. de scheepsuitrusting voldoet aan de vereisten gesteld bij of krachtens deze wet en is voorzien van een stuurwielmarkering, of

    • b. kan worden aangetoond dat de uitrusting als gelijkwaardig kan worden beschouwd.

  • 2 Indien niet kan worden vastgesteld op welke datum de scheepsuitrusting is geplaatst aan boord van een schip wordt de scheepsuitrusting vervangen, tenzij kan worden aangetoond dat de uitrusting als gelijkwaardig kan worden beschouwd.

  • 3 Voor scheepsuitrusting die als gelijkwaardig wordt beschouwd, wordt een certificaat van gelijkwaardigheid afgegeven, die te allen tijde bij de scheepsuitrusting wordt bewaard. Met het certificaat wordt toestemming gegeven om de scheepsuitrusting aan boord van het schip te houden.

  • 4 In het certificaat van gelijkwaardigheid kunnen beperkingen of voorschriften betreffende het gebruik van de scheepsuitrusting worden opgenomen.

  • 5 Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het tweede tot en met vierde lid.

Paragraaf 4. Verplichtingen van marktdeelnemers

Artikel 6

  • 1 Indien een product in overeenstemming is met de vereisten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, stelt de fabrikant de EU-conformiteitsverklaring op en brengt hij de stuurwielmarkering op het product aan. In de EU-conformiteitsverklaring wordt vermeld dat aangetoond is dat aan de op het product van toepassing zijnde vereisten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, is voldaan.

  • 2 Het gebruik van de stuurwielmarkering is onderhevig aan de algemene beginselen, bedoeld in artikel 30, eerste en derde tot en met zesde lid, van de verordening, waarbij elke verwijzing naar de CE-markering als verwijzing naar de stuurwielmarkering wordt beschouwd.

  • 3 Fabrikanten kunnen binnen een bij regeling van Onze Minister vast te stellen termijn de stuurwielmarkering aanvullen met of vervangen door een elektronisch label, indien voor de betreffende scheepsuitrusting passende criteria door de Commissie krachtens artikel 11, vierde lid, van de richtlijn zijn vastgesteld.

  • 4 Met het aanbrengen van de stuurwielmarkering en het opstellen van de EU-conformiteitsverklaring accepteert de fabrikant de verantwoordelijkheid om te waarborgen dat de scheepsuitrusting is ontworpen en vervaardigd overeenkomstig artikel 3.

  • 5 Bij regeling van Onze Minister worden nadere regels gesteld met betrekking tot de verplichtingen van de fabrikant.

  • 6 Bij regeling van Onze Minister worden nadere regels gesteld met betrekking tot de stuurwielmarkering.

Artikel 7

  • 1 Een fabrikant die van mening is of redenen heeft om aan te nemen dat een product waarop hij de stuurwielmarkering heeft aangebracht niet in overeenstemming is met de vereisten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, neemt onmiddellijk de nodige corrigerende maatregelen om het product, of in voorkomend geval de betrokken producten, in overeenstemming te brengen. Indien nodig, neemt de fabrikant het product uit de handel of roept hij het product terug.

  • 2 Indien een product als bedoeld in het eerste lid een risico vertoont, brengt de fabrikant de markttoezichtautoriteit hiervan onmiddellijk op de hoogte, waarbij hij in het bijzonder de non-conformiteit en alle genomen corrigerende maatregelen beschrijft.

Artikel 8

  • 1 Een importeur of distributeur wordt voor de toepassing van deze wet en de onderliggende regelgeving als fabrikant beschouwd en voldoet aan de verplichtingen van de fabrikant wanneer de importeur of distributeur de scheepsuitrusting onder eigen naam of merknaam in de handel brengt, dan wel aan boord van een EU-schip plaatst of reeds in de handel gebrachte scheepsuitrusting zodanig wijzigt dat de conformiteit met de vereisten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, in het gedrang kan komen.

  • 2 Bij regeling van Onze Minister worden de verplichtingen van de vertegenwoordiger, importeur en distributeur vastgesteld.

Paragraaf 5. Conformiteit van scheepsuitrusting

Artikel 9

  • 1 De fabrikant laat voorafgaand aan het in de handel brengen een conformiteitsbeoordeling uitvoeren van de scheepsuitrusting.

  • 2 Voor de uitvoering van een conformiteitsbeoordeling kiest de fabrikant een door een Europese lidstaat aangemelde instantie die bevoegd is de beoordeling uit te voeren.

  • 3 De fabrikant verleent de aangemelde instantie alle medewerking voor zover dat noodzakelijk is voor de uitvoering van de conformiteitsbeoordeling en de uitoefening van andere bij of krachtens deze wet bedoelde taken.

  • 4 De aangemelde instantie voert conformiteitsbeoordeling uit volgens de conformiteitsbeoordelingsprocedures.

  • 5 Bij regeling van Onze Minister worden nadere regels gesteld met betrekking tot de conformiteitsbeoordeling.

Artikel 10

  • 1 Scheepsuitrusting gaat vergezeld van een exemplaar van de EU-conformiteitsverklaring die van toepassing is op de betrokken uitrusting. De verklaring wordt aan boord bewaard totdat de genoemde uitrusting van het schip wordt verwijderd.

  • 2 Bij regeling van Onze Minister worden nadere regels gesteld met betrekking tot de EU-conformiteitsverklaring.

Paragraaf 6. Aangemelde instanties

Artikel 11

  • 1 Onze Minister kan één of meerdere conformiteitsbeoordelingsinstanties aanwijzen die bevoegd zijn tot het verrichten van conformiteitsbeoordelingen.

  • 2 Een conformiteitsbeoordelingsinstantie die wenst te worden aangewezen dient daartoe een verzoek tot aanwijzing in bij Onze Minister.

  • 3 Bij regeling van Onze Minister worden nadere regels gesteld met betrekking tot de vereisten die worden gesteld aan de instantie en het door de instantie in te dienen verzoek tot aanwijzing.

Artikel 12

  • 1 Onze Minister meldt de op grond van artikel 11, eerste lid, aangewezen instanties aan bij de Europese Commissie en de andere lidstaten van de Europese Unie, overeenkomstig bijlage IV, onder 2, bij de richtlijn.

  • 2 De aangemelde instantie gaat pas over tot het verrichten van conformiteitsbeoordelingsprocedures na mededeling van Onze Minister dat de Europese Commissie en de andere lidstaten geen bezwaren als bedoeld in bijlage IV, onder 2.5, bij de richtlijn hebben ingediend tegen de aanmelding, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 13

  • 1 Onze Minister ziet toe op de rechtmatige en doeltreffende uitvoering door de aangemelde instantie van het bij of krachtens deze wet bepaalde.

  • 2 De aangemelde instanties worden ten minste om de twee jaar door Onze Minister gecontroleerd.

  • 3 Bij regeling van Onze Minister kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het op de aangemelde instantie uit te oefenen toezicht en de door de aangemelde instantie voor de uitoefening van dat toezicht verschuldigde vergoeding.

Artikel 14

  • 1 Indien is gebleken dat de aangemelde instantie niet langer voldoet aan de aan haar gestelde vereisten, of haar verplichtingen niet nakomt, kan Onze Minister de aanwijzing beperken, opschorten of intrekken, afhankelijk van de ernst van het niet voldoen aan die vereisten of het niet-nakomen van die verplichtingen.

  • 2 Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld met betrekking tot de verplichtingen van de aangemelde instantie.

Artikel 15

  • 1 Indien de aanwijzing van de aangemelde instantie wordt ingetrokken, behouden de door deze instantie afgegeven documenten hun geldigheid.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, kan Onze Minister verklaren dat een of meer documenten hun geldigheid hebben verloren, indien er een dreigend of rechtstreeks gevaar is voor de maritieme veiligheid, de gezondheid of het milieu.

Paragraaf 7. Markttoezicht

Artikel 16

Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde zijn belast de bij regeling van Onze Minister aangewezen ambtenaren.

Artikel 17

  • 1 Wanneer een aangemelde instantie bij het toezicht op de conformiteit na verlening van een conformiteitscertificaat aan de fabrikant vaststelt dat een product niet langer in overeenstemming is met het bij of krachtens deze wet bepaalde, verlangt zij van de fabrikant dat hij onverwijld passende corrigerende maatregelen neemt. Indien nodig, schort de aangemelde instantie het conformiteitscertificaat op of trekt zij dit in.

  • 2 Wanneer geen corrigerende maatregelen als bedoeld in het eerste lid worden genomen of de genomen maatregelen niet het vereiste effect hebben, wordt het conformiteitscertificaat door de aangemelde instantie naar gelang het geval beperkt, opgeschort of ingetrokken.

Artikel 18

  • 1 Indien de markttoezichtautoriteit vaststelt dat scheepsuitrusting een risico vormt voor de maritieme veiligheid, de gezondheid of het milieu, neemt de verantwoordelijke marktdeelnemer:

    • a. alle passende corrigerende maatregelen om de betrokken scheepsuitrusting in overeenstemming te brengen met het bij of krachtens deze wet bepaalde, of

    • b. binnen een door de markttoezichtautoriteit vastgestelde redelijke termijn, die evenredig is met de aard van het risico, de betrokken scheepsuitrusting uit de handel of roept hij deze terug.

  • 2 De verantwoordelijke marktdeelnemer zorgt ervoor dat alle maatregelen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, worden toegepast op alle betrokken producten die hij in de Europese Unie op de markt heeft aangeboden, of, afhankelijk van het geval, aan boord van Europese schepen heeft geplaatst of voor dergelijke plaatsing heeft geleverd.

  • 3 De markttoezichtautoriteit brengt de aangemelde instantie op de hoogte van de door de marktdeelnemer genomen maatregelen.

  • 4 Indien de verantwoordelijke marktdeelnemer niet of niet tijdig binnen de door de markttoezichtautoriteit gestelde termijn, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, doeltreffende corrigerende maatregelen neemt of op andere wijze verzuimt aan de verplichtingen gesteld bij of krachtens deze wet te voldoen, neemt de markttoezichtautoriteit alle passende voorlopige maatregelen om het aanbieden op de Nederlandse markt of het plaatsen aan boord van Nederlandse schepen van de betrokken scheepsuitrusting te verbieden of te beperken, dan wel de scheepsuitrusting uit de handel te nemen of terug te roepen.

Artikel 19

  • 1 Indien de markttoezichtautoriteit vaststelt dat scheepsuitrusting die voldoet aan het bij of krachtens deze wet bepaalde, desalniettemin een risico vormt voor de maritieme veiligheid, de gezondheid of het milieu, neemt de verantwoordelijke marktdeelnemer:

    • a. alle passende maatregelen om ervoor te zorgen dat de scheepsuitrusting geen risico meer vormt wanneer deze in de handel wordt gebracht, of

    • b. binnen een door de markttoezichtautoriteit vastgestelde redelijke termijn, die evenredig is met de aard van het risico, de betrokken scheepsuitrusting uit de handel of roept hij deze terug.

  • 2 De verantwoordelijke marktdeelnemer zorgt ervoor dat de door hem genomen corrigerende maatregelen worden toegepast op alle betrokken producten die hij in de Europese Unie op de markt heeft aangeboden of aan boord van Europese schepen heeft geplaatst.

Artikel 20

  • 1 De verantwoordelijke marktdeelnemer is verplicht om scheepsuitrusting in overeenstemming te brengen met het bij of krachtens deze wet bepaalde, indien de markttoezichtautoriteit vaststelt dat:

    • a. de stuurwielmarkering niet of ten onrechte is aangebracht;

    • b. de EU-conformiteitsverklaring niet of incorrect is opgesteld;

    • c. de technische documentatie niet beschikbaar of onvolledig is, of

    • d. de EU-conformiteitsverklaring niet naar het schip is gestuurd.

  • 2 Indien de verantwoordelijke marktdeelnemer de opgedragen handelingen niet of niet tijdig uitvoert, neemt de markttoezichtautoriteit alle passende maatregelen om het aanbieden van de betreffende scheepsuitrusting te beperken of te verbieden, dan wel de scheepsuitrusting uit de handel te nemen of terug te roepen.

Paragraaf 8. Bijzondere bepalingen

Artikel 21

  • 1 Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld betreffende het gebruik van scheepsuitrusting:

    • a. in uitzonderlijke gevallen van technische innovatie;

    • b. ten behoeve van beproeving of ter beoordeling van de scheepsuitrusting;

    • c. in uitzonderlijke omstandigheden indien scheepsuitrusting wordt vervangen aan boord van een schip dat zich in een haven buiten de Europese Unie bevindt en het vanuit het oogpunt van tijd en kosten redelijkerwijs niet uitvoerbaar is om scheepsuitrusting die is voorzien van een stuurwielmarkering aan boord te plaatsten, en

    • d. in uitzonderlijke omstandigheden indien het aantoonbaar is dat specifieke scheepsuitrusting die is voorzien van een stuurwielmarkering niet in de handel verkrijgbaar is.

  • 2 In afwijking van artikel 3 behoeft scheepsuitrusting, bedoeld in het eerste lid, niet te voldoen aan de vereisten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, en mag die uitrusting zonder stuurwielmarkering in de handel worden gebracht, mits die uitrusting voldoet aan de eisen opgenomen krachtens het eerste lid.

Paragraaf 9. Handhaving

Artikel 22

  • 1 Het is verboden scheepsuitrusting aan boord te plaatsen of scheepsuitrusting die is bestemd voor plaatsing aan boord van een EU-schip in de handel te brengen, indien die uitrusting:

    • a. niet op deugdelijke wijze is voorzien van een stuurwielmarkering;

    • b. niet vergezeld gaat van een certificaat van gelijkwaardigheid als bedoeld in artikel 5, derde lid, of

    • c. niet vergezeld gaat van een verklaring waarin wordt aangegeven dat de scheepsuitrusting op grond van artikel 21, tweede lid, is vrijgesteld van het hebben van een stuurwielmarkering.

  • 2 Het is verboden de stuurwielmarkering aan te brengen op producten waarbij niet overeenkomstig de desbetreffende conformiteitsbeoordelingsprocedure is aangetoond dat deze voldoet aan de vereisten gesteld bij of krachtens deze wet.

  • 3 Het is verboden een EU-conformiteitsverklaring af te geven voor producten waarbij niet overeenkomstig de desbetreffende conformiteitsbeoordelingsprocedure is aangetoond dat deze voldoet aan de vereisten gesteld bij of krachtens deze wet.

  • 4 Het is verboden op scheepsuitrusting een andere aanduiding dan de stuurwielmarkering aan te brengen, die verwarring zou kunnen stichten met betrekking tot de betekenis of de grafische vormgeving van de stuurwielmarkering, of die de zichtbaarheid of de leesbaarheid van de stuurwielmarkering verminderen.

Artikel 23

  • 1 Onze Minister kan aan degene die handelt in strijd met de in artikel 22 gestelde verboden een bestuurlijke boete opleggen.

  • 5 De op te leggen bestuurlijke boete kan met ten hoogste 50 procent worden verhoogd, indien binnen een periode van 48 maanden tweemaal voor een zelfde feit, elk afzonderlijk in een periode van ten hoogste 24 maanden voorafgaand aan dat feit, een boete is opgelegd en onherroepelijk is geworden.

Artikel 24

Onze Minister is bevoegd tot toepassing van een last onder bestuursdwang ter handhaving van de verplichtingen gesteld bij of krachtens deze wet.

Paragraaf 10. Overgangsrecht en slotbepalingen

Artikel 25

  • 1 De vereisten en beproevingsnormen voor scheepsuitrusting die op grond van de Wet scheepsuitrusting van toepassing waren voor de dag van inwerkingtreding van deze wet, blijven van toepassing totdat op grond van deze wet de voor die betreffende scheepsuitrusting geldende vereisten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, in werking treden.

  • 3 Certificaten en verklaringen die voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding van deze wet zijn afgegeven op basis van de Wet scheepsuitrusting, behouden hun geldigheid gedurende de in het certificaat of de verklaring opgenomen geldigheidsduur.

  • 4 In afwijking van het derde lid, kan Onze Minister verklaren dat een of meer certificaten, of verklaringen hun geldigheid hebben verloren indien niet meer wordt voldaan aan de vereisten op basis waarvan het certificaat of de verklaring is afgegeven.

  • 5 Bij ministeriële regeling kunnen, voor zover nodig ter uitvoering van een handeling van de Europese Commissie, aanvullende regels van overgangsrecht worden gesteld.

Artikel 26

Voor zover op grond van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte de richtlijn ook verbindend is voor een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, wordt deze staat voor de toepassing van deze wet gelijkgesteld met een lidstaat van de Europese Unie.

Artikel 27

  • 1 Een wijziging van de bijlagen bij de richtlijn gaat voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijziging uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.

  • 2 Een wijziging van de verdragen gaat voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen gelden met ingang van de dag waarop die wijziging internationaal in werking treedt, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.

Artikel 32

Deze wet treedt in werking met ingang van 18 september 2016. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst wordt uitgegeven na 17 september 2016, treedt deze wet in werking met ingang van de dag, volgende op die van plaatsing van deze wet in het Staatsblad.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

Wassenaar, 23 augustus 2016

Willem-Alexander

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Uitgegeven de negende september 2016

De Minister van Veiligheid en Justitie,

G.A. van der Steur