Regeling scheepsuitrusting 2016

Geraadpleegd op 20-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 18-09-2016.
Geldend van 18-09-2016 t/m heden

Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 22 augustus 2016, nr. IENM/BSK-2016/177402, houdende regels met betrekking tot de productie en conformiteitsbeoordeling van scheepsuitrusting (Regeling scheepsuitrusting 2016)

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op richtlijn 2014/90/EU van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 juli 2014 inzake uitrusting van zeeschepen en tot intrekking van richtlijn 96/98/EG van de Raad (PbEU L 257), en op de artikelen 5, vijfde lid, 6, vijfde en zesde lid, 8, tweede lid, 9, vijfde lid, 10, tweede lid, 11, derde lid, 13, derde lid, 14, tweede lid, 16 en 21, eerste lid, van de Wet scheepsuitrusting 2016 en artikel 48, eerste lid, Schepenbesluit 2004

Besluit:

Paragraaf 1. Inleidende bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • accreditatie: accreditatie als bedoeld in artikel 2, tiende lid, van de verordening;

  • Besluit 768/2008: Besluit nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten en tot intrekking van Besluit 93/465/EEG van de Raad;

  • minister: minister van Infrastructuur en Milieu;

  • nationale accreditatie-instantie: nationale accreditatie-instantie als bedoeld in artikel 2, elfde lid, van de verordening;

  • wet: Wet scheepsuitrusting 2016.

Paragraaf 2. Verplichtingen van marktdeelnemers

Artikel 2

  • 1 De fabrikant brengt de stuurwielmarkering zichtbaar, leesbaar en onuitwisbaar aan op het product of op het gegevensplaatje op het product. Indien het product gebruik maakt van software, integreert de fabrikant de stuurwielmarkering tevens in de software van het product.

  • 2 Wanneer het gelet op de aard van het product niet mogelijk of niet gerechtvaardigd is om de stuurwielmarkering op het product of op het gegevensplaatje aan te brengen, wordt de stuurwielmarkering aangebracht op de verpakking van het product en in de begeleidende documenten.

  • 3 De stuurwielmarkering wordt aan het einde van het productieproces aangebracht.

  • 4 De stuurwielmarkering wordt gevolgd door:

    • a. het identificatienummer van de aangemelde instantie, indien een aangemelde instantie betrokken is bij de productiecontrolefase, en

    • b. het jaar dat de stuurwielmarkering is aangebracht.

  • 5 Het identificatienummer, bedoeld in het vierde lid, onderdeel a, wordt aangebracht door de aangemelde instantie zelf, dan wel overeenkomstig haar instructies door de fabrikant of diens vertegenwoordiger.

Artikel 3

  • 1 De stuurwielmarkering kan drie jaar na de datum van vaststelling van passende technische criteria voor de betreffende scheepsuitrusting worden aangevuld met een passend en betrouwbaar elektronisch label.

  • 2 De stuurwielmarkering kan vijf jaar na de datum van vaststelling van passende technische criteria voor de betreffende scheepsuitrusting worden vervangen door een passend en betrouwbaar elektronisch label.

Artikel 4

  • 1 De fabrikant stelt de vereiste technische documentatie, bedoeld in bijlage II bij de richtlijn, op alvorens een conformiteitsbeoordeling te laten uitvoeren.

  • 2 De fabrikant bewaart de technische documentatie, bedoeld in het eerste lid, en de EU-conformiteitsverklaring gedurende ten minste tien jaar nadat de stuurwielmarkering is aangebracht, en in geen geval voor een periode korter dan de verwachte levensduur van de desbetreffende scheepsuitrusting.

Artikel 5

  • 1 De fabrikant zorgt ervoor dat op zijn producten een type-, partij- of serienummer, dan wel een ander identificatiemiddel is aangebracht en hij vermeldt zijn naam, zijn geregistreerde handelsnaam of geregistreerde handelsmerk en het contactadres op de producten.

  • 2 Wanneer het gelet op de omvang of aard van het product niet mogelijk is om de in het eerste lid genoemde informatie op het product aan te brengen, wordt de informatie vermeld op de verpakking of in de begeleidende documenten, dan wel, indien mogelijk, op beide wijzen.

  • 3 De fabrikant zorgt ervoor dat bij zijn product instructies en alle benodigde informatie voor het veilig aan boord installeren en het veilige gebruik van het product worden geleverd, alsmede alle andere documentatie die op grond van de internationale instrumenten is vereist. Indien van toepassing bevat de informatie tevens beperkingen ten aanzien van het gebruik.

  • 4 De bijgeleverde instructies, informatie en documentatie, bedoeld in het derde lid, worden zodanig opgesteld dat deze voor gebruikers gemakkelijk te begrijpen zijn.

Artikel 6

  • 1 De fabrikant zorgt ervoor dat hij beschikt over procedures om de conformiteit van zijn serieproductie voortdurend te waarborgen. Er wordt daarbij terdege rekening gehouden met veranderingen in het ontwerp of in de kenmerken van scheepsuitrusting en met veranderingen in de vereisten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de wet, op basis waarvan de overeenstemming van scheepsuitrusting wordt bevestigd.

  • 2 De fabrikant laat een nieuwe conformiteitsbeoordeling uitvoeren, indien de aangemelde instantie ingevolge de voorschriften opgenomen in bijlage II bij de richtlijn bij een verandering als bedoeld in het eerste lid van oordeel is dat een nieuwe beoordeling nodig is.

Artikel 7

  • 1 Indien door een fabrikant die niet op het grondgebied van ten minste één lidstaat van de Europese Unie is gevestigd, op grond van artikel 13, eerste lid, van de richtlijn door middel van een schriftelijke overeenkomst een vertegenwoordiger voor de Europese Unie wordt aangewezen, wordt in die overeenkomst in ieder geval de naam en het contactadres van de vertegenwoordiger vermeldt.

  • 2 De naleving van de bij of krachtens artikelen 6 en 7 van de wet neergelegde verplichtingen en het opstellen van technische documentatie, bedoeld in artikel 4, eerste lid, maken geen deel uit van de overeenkomst, bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Een vertegenwoordiger voert de taken uit die gespecificeerd zijn in de overeenkomst, bedoeld in het eerste lid. Op basis van de overeenkomst is de vertegenwoordiger in staat ten minste de volgende taken te verrichten:

    • a. het ter beschikking houden van de technische documentatie en de EU-conformiteitsverklaring voor de markttoezichtautoriteit gedurende ten minste tien jaar nadat de stuurwielmarkering is aangebracht, en in geen geval voor een periode korter dan de verwachte levensduur van de desbetreffende scheepsuitrusting;

    • b. het verstrekken van alle benodigde informatie en documentatie om de conformiteit van het product aan te tonen op een met redenen omkleed verzoek van de minister, en

    • c. op verzoek van de minister medewerking verlenen aan alle maatregelen om de risico’s van producten die onder de overeenkomst, bedoeld in het eerste lid, vallen weg te nemen.

Artikel 8

  • 1 De importeur vermeldt zijn naam, zijn geregistreerde handelsnaam of geregistreerde handelsmerk en het contactadres op het product.

  • 2 Wanneer het gelet op de omvang of aard van het product niet mogelijk is om de in het eerste lid genoemde informatie op het product aan te brengen, wordt de informatie vermeld op de verpakking of in de begeleidende documenten, dan wel, indien mogelijk, op beide wijzen.

Artikel 9

Gedurende ten minste tien jaar nadat de stuurwielmarkering is aangebracht, en in geen geval voor een periode van korter dan de verwachte levensduur van de desbetreffende scheepsuitrusting deelt een marktdeelnemer, op verzoek, aan de markttoezichtautoriteit mede:

  • a. welke marktdeelnemer een product aan hem heeft geleverd;

  • b. aan welke marktdeelnemer hij een product heeft geleverd.

Paragraaf 3. Conformiteit van scheepsuitrusting

Artikel 10

  • 1 Scheepsuitrusting wordt voorafgaand aan het in de handel brengen beoordeeld met behulp van module B: EG-typeonderzoek, bedoeld in bijlage II bij de richtlijn. De fabrikant of diens vertegenwoordiger kiest daarnaast voor de conformiteitsbeoordeling van de betreffende scheepsuitrusting voor één van de volgende aanvullende modules, bedoeld in bijlage II bij de richtlijn:

    • a. module D: productiekwaliteitsborging;

    • b. module E: productkwaliteitsborging, of

    • c. module F: productkeuring.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan voor scheepsuitrusting die per stuk of in kleine hoeveelheden wordt vervaardigd, worden gekozen voor module G: EG-eenheidskeuring.

  • 3 Indien een procedure als bedoeld in het eerste lid wordt gevolgd, kan voor de aanvullende module een andere aangemelde instantie worden gekozen dan voor module B: EG-typeonderzoek.

Artikel 11

  • 1 De EU-conformiteitsverklaring:

    • a. komt qua structuur overeen met het model opgenomen in bijlage III bij Besluit nr. 768/2008/EG;

    • b. bevat de elementen die zijn vastgelegd in de desbetreffende modules opgenomen in bijlage II bij de richtlijn;

    • c. wordt actueel gehouden, en

    • d. wordt opgesteld of vertaald in de taal of talen die worden vereist door de Europese lidstaat die vlaggenstaat is, waaronder ten minste in het Engels.

  • 2 De EU-conformiteitsverklaring die betrekking heeft op scheepsuitrusting bestemd voor plaatsing aan boord van een Nederlands schip, dan wel die op het grondgebied van Nederland in de handel wordt gebracht of op de markt wordt aangeboden, is opgesteld in ten minste de Engelse taal.

  • 3 Een afschrift van de EU-conformiteitsverklaring wordt verstrekt aan de aangemelde instantie of instanties die de desbetreffende conformiteitsbeoordelingsprocedure heeft, respectievelijk hebben verricht.

Paragraaf 4. Aangemelde instanties

Artikel 12

  • 1 Een conformiteitsbeoordelingsinstantie wordt slechts aangewezen indien zij voldoet aan het bepaalde in bijlage III bij de richtlijn.

  • 2 Een door de conformiteitsbeoordelingsinstantie in te dienen verzoek tot aanwijzing als bedoeld in artikel 11, tweede lid, van de wet omvat in ieder geval:

    • a. een beschrijving van de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten;

    • b. een beschrijving van de module of modules, genoemd in artikel 10, waarvoor de instantie verklaart bekwaam te zijn;

    • c. een beschrijving van het product of de producten waarvoor de instantie verklaart bekwaam te zijn;

    • d. een accreditatiecertificaat dat is afgegeven door de nationale accreditatie-instantie, en

    • e. een schriftelijke verklaring waarin de aanvrager de nationale accreditatie-instantie machtigt om alle door de minister gewenste gegevens en inlichtingen met betrekking tot zijn accreditatie te verstrekken.

  • 3 Een conformiteitsbeoordelingsinstantie kan uitsluitend voor een gehele module, genoemd in artikel 10, worden aangewezen.

  • 4 De aanwijzing geldt steeds voor ten hoogste vijf jaar.

Artikel 13

  • 1 Een aangemelde instantie mag activiteiten uitsluitend met instemming van diens klant uitbesteden of door een dochteronderneming laten uitvoeren.

  • 2 Indien een aangemelde instantie specifieke taken in verband met de conformiteitsbeoordeling uitbesteedt of door een dochteronderneming laat uitvoeren:

    • a. waarborgt zij dat de onderaannemer of dochteronderneming voldoet aan het bepaalde in bijlage III bij de richtlijn;

    • b. brengt zij de minister op de hoogte van de uitbesteding of uitvoering door de dochteronderneming;

    • c. neemt zij de volledige verantwoordelijkheid op zich voor de taken die de onderaannemer of dochteronderneming verricht, ongeacht waar deze gevestigd is, en

    • d. houdt zij ter beschikking van de minister relevante documenten over de beoordeling van de kwalificaties van de onderaannemer of dochteronderneming en over de werkzaamheden die bij of krachtens de wet worden uitgevoerd door de onderaannemer of dochteronderneming.

Artikel 14

  • 1 De aangemelde instantie neemt deel aan de werkzaamheden van de sectorale groep van aangemelde instanties van de Europese Commissie.

  • 2 Indien de aangemelde instantie niet rechtstreeks deelneemt aan de werkzaamheden, laat zij zich daarbij vertegenwoordigen door een door haar daartoe aangewezen partij.

Artikel 15

Wanneer een aangemelde instantie vaststelt dat een fabrikant niet heeft voldaan aan de eisen gesteld bij of krachtens de artikelen 6 en 7 van de wet, verlangt de aangemelde instantie dat die fabrikant passende corrigerende maatregelen neemt. De aangemelde instantie verleent in dat geval geen conformiteitscertificaat aan die fabrikant.

Artikel 16

  • 1 Een aangemelde instantie stelt de minister onverwijld in kennis van:

    • a. wijzigingen van het ter zake van de aangemelde instantie in het handelsregister ingeschrevene, met betrekking tot haar naam en adresgegevens;

    • b. elke wijziging, schorsing of beëindiging van haar accreditatie, en

    • c. klachten die zijn ingediend door belanghebbenden die van de diensten van de aangemelde instantie gebruik maken.

  • 2 Onverminderd het eerste lid, stelt een aangemelde instantie de minister tevens in kennis van:

    • a. overige omstandigheden die van invloed zijn op de werkingssfeer van en de voorwaarden voor haar aanmelding;

    • b. elke weigering, beperking, opschorting of intrekking van conformiteitscertificaten, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de wet, en

    • c. informatieverzoeken over conformiteitsbeoordelingsactiviteiten die zij van markttoezichtautoriteiten ontvangen.

  • 3 Een aangemelde instantie brengt desgevraagd de minister op de hoogte van de binnen de werkingssfeer van haar aanmelding verrichte conformiteitsbeoordelingsactiviteiten en andere activiteiten, waaronder grensoverschrijdende activiteiten en uitbesteding.

  • 4 Een aangemelde instantie verstrekt relevante informatie:

    • a. over negatieve en positieve conformiteitsbeoordelingsresultaten aan de Europese Commissie en de overige lidstaten van de Europese Unie op diens verzoek;

    • b. over negatieve conformiteitsbeoordelingsresultaten en op verzoek over positieve conformiteitsbeoordelingsresultaten aan de andere aangemelde instanties die bij de Europese Commissie zijn aangemeld en soortgelijke conformiteitsbeoordelingsactiviteiten voor dezelfde producten verrichten.

Artikel 17

  • 1 Indien een aangemelde instantie voornemens is om werkzaamheden waarvoor zij is aangewezen, te beëindigen, deelt zij dit ten minste drie maanden voor de voorgenomen datum van beëindiging mede aan de minister.

  • 2 Wanneer de aanwijzing van een aangemelde instantie overeenkomstig artikel 14 van de wet wordt beperkt, geschorst, of ingetrokken, of een aangemelde instantie haar activiteiten heeft gestaakt, worden de dossiers door de betreffende aangemelde instantie:

    • a. overgedragen aan een andere aangemelde instantie, of

    • b. op een verzoek daartoe ter beschikking gesteld aan de minister.

Paragraaf 5. Bijzondere bepalingen

Artikel 18

  • 1 In afwijking van artikelen 3, eerste lid, en 6, eerste lid, van de wet kan de minister, in uitzonderlijke gevallen van technische innovatie, ten aanzien van scheepsuitrusting die is bestemd voor plaatsing aan boord van een Nederlands schip en die niet aan de conformiteitsbeoordelingsprocedure voldoet, een certificaat van gelijkwaardigheid ten behoeve van technische innovatie afgeven, indien die scheepsuitrusting naar zijn oordeel ten minste gelijkwaardig is aan de scheepsuitrusting die wordt vervangen en die voldoet aan de vereisten gesteld bij of krachtens de wet.

  • 2 Aan het gebruik van scheepsuitrusting waarvoor het certificaat is afgegeven, kunnen beperkingen of voorschriften worden verbonden. Deze beperkingen en voorschriften worden in het certificaat vermeld.

Artikel 19

  • 1 In afwijking van artikelen 3, eerste lid, en 6, eerste lid, van de wet, kan de minister, ten behoeve van beproeving of ter beoordeling, ten aanzien van scheepsuitrusting die is bestemd voor plaatsing aan boord van een Nederlands schip en waarvoor geen conformiteitsbeoordelingsprocedure is doorlopen of niet zijnde scheepsuitrusting als bedoeld in artikel 18, een certificaat ten behoeve van beproeving afgeven.

  • 2 Aan het gebruik van scheepsuitrusting waarvoor het certificaat is afgegeven, kunnen beperkingen en voorschriften worden verbonden. Deze beperkingen en voorschriften worden in het certificaat vermeld.

  • 3 De minister bepaalt de geldigheidsduur van het certificaat ten behoeve van beproeving. De geldigheidsduur is niet langer dan voor een goede beproeving van de scheepsuitrusting redelijkerwijs nodig is en is zo kort mogelijk.

  • 4 Het certificaat wordt alleen afgegeven onder voorwaarde dat de scheepsuitrusting die voldoet aan de vereisten gesteld bij of krachtens de wet, niet wordt vervangen door de scheepsuitrusting, bedoeld in het eerste lid.

Paragraaf 6. Overige bepalingen

Artikel 20

  • 1 Met het toezicht, bedoeld in artikel 16 van de wet, zijn belast de door de minister aangewezen ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport.

  • 2 Het toezicht, bedoeld in het eerste lid, omvat mede de activiteiten en maatregelen in het kader van het markttoezicht.

Artikel 21

[Red: Wijzigt de Regeling aanwijzing toezichthoudende ambtenaren Inspectie Leefomgeving en Transport op het domein scheepvaart.]

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Infrastructuur en Milieu,

M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus