Deze bijlage hoort bij het Besluit vaststelling beleidskader SLOA.
Aanleiding beleidskader
In 2016 is een uniform subsidieproces tot stand gekomen voor de ministeries van OCW,
VWS en SZW. Er is gekozen om de bestaande kaderregelingen met betrekking tot subsidies
van de drie ministeries te vervangen door één Kaderregeling, namelijk de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS (hierna te noemen: Kaderregeling) en de uitvoeringswerkzaamheden met betrekking tot
de meeste subsidies te laten uitvoeren door één uitvoeringsinstantie, DUS-I. Ook de
Regeling OCW-subsidies is vervallen. In deze regeling waren de voorwaarden vastgelegd voor de subsidieverstrekking
aan de instellingen die subsidie kunnen ontvangen op basis van de Wet subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten 2013 (Wet SLOA 2013), namelijk Stichting Cito en Stichting SLO, hierna te noemen de SLOA-instellingen.
Deze voorwaarden worden nu toegevoegd in dit beleidskader.
De Kaderregeling en onderhavige beleidskader zijn van toepassing op de subsidieverstrekking. Onderhavige
beleidskader bevat beleidsregels specifiek voor de subsidieverstrekking aan de SLOA-instellingen.
Zowel de Kaderregeling als onderhavige beleidskader zijn vanaf 1 oktober 2016 van
toepassing op subsidieverstrekking aan SLOA-instellingen. De Regeling OCW-subsidies blijft van toepassing op de verstrekking van subsidies waarvan de aanvraag is ontvangen
voor 1 oktober 2016 en subsidies die voor inwerkingtreding van dit beleidskader zijn
verleend of vastgesteld en waarop de Regeling OCW-subsidies van toepassing was.
Doel beleidskader
De beleidsregels uit onderhavige beleidskader brengen structuur aan in de subsidiecyclus
en geven de minister handvatten om te sturen op de doelen en de kosten. Dit moet bijdragen
aan een doelmatige en rechtmatige besteding van de subsidiegelden.
Startbrief en kaderbrief
Eens in de twee jaar voor 1 april wordt op grond van artikel 5 van de Wet SLOA 2013 de Kaderbrief SLOA gepubliceerd. In de Kaderbrief SLOA staan de doelen op de gebieden
van leerplanontwikkeling en toetsen en examens voor de komende twee jaar beschreven.
Deze wordt verzonden aan de Tweede Kamer. Elk jaar voor 15 april krijgen Stichting
SLO en Stichting Cito een startbrief met daarin een verkenning van de trends en prioriteiten
en een nadere concretisering van de doelen. In de startbrief is ook het subsidieplafond
opgenomen van de instellingssubsidies, zie hieronder.
Instellingssubsidies
Het grootste deel van de subsidies aan de SLOA-instellingen wordt verstrekt op basis
van artikel 2, eerste lid, onderdelen a tot en met c (bij Stichting SLO) en artikel 3, eerste lid, onderdelen a tot en met e (bij Stichting Cito) van de Wet SLOA
2013. Op de subsidieverstrekking is daarnaast altijd de Kaderregeling van toepassing. In de terminologie van de Kaderregeling zijn de subsidies op basis
van de net genoemde artikelen instellingssubsidies: de subsidies voor de structurele
activiteiten van de instellingen. Op grond van artikel 8.1 van de Kaderregeling worden instellingssubsidies altijd per boekjaar (kalenderjaar) verleend en vastgesteld.
Dit sluit niet goed aan op de realiteit van de SLOA-instellingen omdat de activiteiten
waarvoor subsidie wordt verstrekt vaak over de jaargrens heengaan. Toch hecht de minister
sterk aan het verstrekken van de subsidies per boekjaar omdat de jaarlijkse subsidiecyclus
de minister van OCW de mogelijkheid geeft om gericht te sturen op de activiteiten.
De jaarlijkse verlening zorgt voor vaste momenten voor de minister en de SLOA-instellingen
om in overleg te gaan over de programmering zodat ingespeeld kan worden op de actualiteit
en de veranderende omgeving. Aan het eind van het boekjaar krijgt de minister in de
jaarverslaggeving (jaarrekening en activiteitenverslag) een integraal overzicht van
de uitgevoerde activiteiten en de financiële positie van de SLOA-instellingen. Op
basis van deze informatie kan de doelmatigheid van de besteding van de subsidiemiddelen
in kaart worden gebracht.
Projectsubsidies
De Wet SLOA 2013 biedt ook de mogelijkheid om aanvullende subsidie aan te vragen op grond van artikel 2, eerste lid, onderdeel d (bij Stichting SLO) en artikel 3, eerste lid, onderdeel f (bij Stichting Cito). In de terminologie van de Kaderregeling zijn dit projectsubsidies. Projectsubsidies kunnen voor een termijn van ten hoogste
vijf jaar worden verleend (artikel 4.3 van de Kaderregeling). De minister zal echter ook bij projectsubsidies doorgaans voor een periode van
maximaal een jaar kiezen, tenzij er een duidelijke reden is om hiervan af te wijken.
In tegenstelling tot instellingssubsidies kunnen projectsubsidies doorlopend, op elk
moment, worden aangevraagd.
Subsidieaanvraag
Voor de subsidieaanvragen wordt een door de minister vastgesteld modelformulier gebruikt
dat bekend is gemaakt op de website:
https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/subsidies-vws/inhoud/kaderregeling-subsidies-ocw-szw-en-vws
De aanvraag wordt getekend door een tekenbevoegde. Er wordt een gescande versie van
het ondertekende formulier met bijlagen per e-mail verzonden aan OCWsubsidies@minVWS.nl.
Zoals beschreven in hoofdstuk 3 van de Kaderregeling bevat de subsidieaanvraag in ieder geval een activiteitenplan en een begroting. De
begroting bevat per activiteit zoals genoemd in het activiteitenplan een onderbouwing
van de daarvoor te maken kosten. Het activiteitenplan en de begroting moeten voldoende
gespecificeerd zijn om de aanvraag te kunnen beoordelen. De mate van detaillering,
dat wil zeggen het aggregatieniveau waarop de activiteiten en financiële onderbouwing
van de aanvraag moeten zijn uitgewerkt, is niet in algemene zin aan te geven. Op basis
van conceptaanvragen bepaalt OCW welke mate van detaillering vereist is om subsidie
te verstrekken. Dit wordt eerst besproken met de SLOA-instellingen. Onverminderd de
mogelijkheden tot weigering van subsidieverlening ingevolge de Algemene wet bestuursrecht en de Wet SLOA 2013 kan een aanvraag voor subsidieverlening worden geweigerd indien de Minister van OCW
van oordeel is dat de aanvraag niet past binnen wat in de startbrief vermeld stond.
De aanvragen voor de instellingssubsidies moeten uiterlijk op 15 oktober voor aanvang
van het kalenderjaar waarop ze betrekking hebben, worden ingediend (artikel 8.2, tweede lid, van de Kaderregeling). De aanvragen voor projectsubsidie moeten in ieder geval voorafgaand aan de periode
waar ze betrekking op hebben worden ingediend. Op het aanvraagformulier wordt aangegeven
of het een aanvraag voor instellingssubsidies of projectsubsidies betreft. De aanvraag
wordt formeel aangeleverd conform de ‘Toelichting bij het formulier subsidieaanvraag
(en wijzigingen hierop) behorend bij artikel 3.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS’.
De deadline voor aanvraag van 15 oktober (in plaats van 1 oktober zoals de Kaderregeling bepaalt) is bedoeld om het overzicht te houden op alle SLOA-activiteiten, om onnodige
administratieve lasten aan beide kanten te voorkomen en om de garantie te kunnen bieden
dat de beschikkingen tijdig bij de SLOA-instellingen binnen zijn. De SLOA-instellingen
kunnen dan op tijd beginnen met de werkzaamheden. De verleende subsidie wordt uitsluitend
besteed aan de activiteiten waarvoor zij bij beschikking is verstrekt.
Bijsturingsmoment
Gedurende het jaar kunnen wijzigingen in de lopende subsidies wenselijk zijn vanwege
voortschrijdend inzicht. Daarom is er gedurende het lopende jaar één moment waarop
verzoeken tot wijziging in de besteding van de lopende instellingssubsidies in behandeling
worden genomen door de minister van OCW. Verzoeken voor wijzigingen in de besteding
van de lopende instellingssubsidies dienen daarom voor 1 september te worden ingediend.
Er is gekozen voor één bijsturingsmoment met een harde deadline om het overzicht te
behouden en administratieve lasten beperkt te houden. De SLOA-instellingen ontvangen
zo spoedig mogelijk een beschikking op een verzoek tot wijziging.
Dit laat onverlet dat de SLOA-instellingen op grond van artikel 5.7 van de Kaderregeling gedurende het hele jaar de meldingsplicht hebben om inhoudelijke en financiële risico’s
te melden aan de accounthouder SLOA bij OCW. De minister van OCW kan op basis van
een schriftelijke melding een uitzondering maken en ook op andere tijdstippen dan
1 september wijzigingen in de lopende subsidies doorvoeren.
Bevoorschotting en betaling
Voor de instellingssubsidie zal bevoorschotting en betaling plaatsvinden overeenkomstig
artikel 8.4 van de Kaderregeling. Dit betekent in januari 8%, februari 8%, maart 8%, april 7%, mei 16%, juni 7%, juli
8%, augustus 8%, september 7%, oktober 8%, november 8% en december 7% van het bedrag
van de verleende instellingssubsidie. De bevoorschotting en betaling van projectsubsidies
vindt plaats overeenkomstig artikel 6.1 van de kaderregeling.
Verantwoording
Voor de aanvraag tot vaststelling van de subsidies wordt het door de minister vastgesteld
modelformulier gebruikt ‘Formulier subsidievaststelling behorend bij artikel 7.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS voor instellingen zoals bedoeld in de Wet SLOA 2013’. Dat formulier staat op de website https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/subsidies-vws/inhoud/kaderregeling-subsidies-ocw-szw-en-vws.
De aanvraag tot vaststelling van instellingssubsidie en projectsubsidie wordt ingediend
uiterlijk op 1 juli van het jaar volgend op de afronding van de activiteiten (artikel 7.2, derde lid, Kaderregeling). Dit betekent dat alle subsidies, zowel instellings- als projectsubsidie, die binnen
een bepaald kalenderjaar zijn afgerond op hetzelfde moment en op dezelfde wijze moeten
worden verantwoord. Met behulp van het modelformulier kan in de jaarverslaggeving
voor elke subsidie die afgerond moest zijn in het afgesloten kalenderjaar inhoudelijk
en financieel verantwoording worden afgelegd. Alle subsidies worden verantwoord op
een manier die aansluit bij het activiteitenplan en de begroting van de subsidieaanvraag.
Elke afwijking van ten minste 20% van een afzonderlijke begrotingspost wordt toegelicht,
tenzij het verschil met die begrotingspost lager is dan € 25.000 (artikel 7.8 Kaderregeling). Het jaarverslag moet worden ingericht overeenkomstig de ‘Voorschriften voor de
jaarverslaggeving voor instellingen zoals bedoeld in de Wet SLOA 2013’, deze wordt binnenkort geplaatst op de website https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/subsidies-vws/inhoud/kaderregeling-subsidies-ocw-szw-en-vws.
Verder worden de jaarverslagen van de SLOA-instellingen gecontroleerd overeenkomstig
het Controleprotocol subsidies sloa dit zal tijdig worden geplaatst op: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/subsidies-vws/inhoud/kaderregeling-subsidies-ocw-szw-en-vws
Voor projectsubsidies tot € 125.000 volstaat de verantwoording via het activiteitenverslag.
Er worden extra eisen gesteld met betrekking tot een sluitende en realistische begroting
bij aanvraag van deze projectsubsidies.
Van de aanvraag tot vaststelling met bijbehorende stukken wordt een gescande versie
van het ondertekende formulier met bijlagen per e-mail verzonden aan OCWsubsidies@minVWS.nl.
Daarnaast vraagt de minister van OCW op grond van artikel 4:37 van de Algemene wet bestuursrecht ten behoeve van de besluitvorming op de aanvragen projectsubsidies, alsmede ten behoeve
van de besluitvorming op de aanvragen voor instellingssubsidies van het volgende jaar,
om een voortgangsrapportage van alle in het huidige boekjaar lopende subsidies. De
rapportage moet voor 1 juni van het boekjaar per e-mail worden ingediend bij DUS-I
via e-mail: OCWsubsidies@minVWS.nl. In de rapportage wordt de stand van zaken per
activiteit beschreven (de mate van detaillering sluit aan bij de subsidieaanvraag).
De rapportage heeft alleen betrekking op de inhoudelijke voortgang en niet op de uitputting
van de subsidie. Zoals eerder genoemd in dit beleidskader, geldt gedurende het gehele
jaar op grond van artikel 5.7 van de Kaderregeling de meldingsplicht voor inhoudelijke en financiële risico’s.
Vaststelling
Als blijkt dat de activiteiten geheel zijn verricht en aan alle verplichtingen voldaan
is, worden de instellingssubsidies vastgesteld op het niveau van de verlening, verminderd
met de eventuele overschrijding van de maximaal toegestane toevoeging aan de egalisatiereserve.
De projectsubsidies voor projecten boven de € 125.000,– worden vastgesteld op het
niveau van de werkelijk gemaakte kosten, tenzij deze kosten hoger zijn dan de verlening.
In dat geval wordt vastgesteld op het maximale bedrag dat door de minister bij de
verlening is genoemd. Voor projectsubsidies tot € 125.000 geldt dat indien de activiteiten
waarvoor de subsidie is verleend geheel zijn verricht en volledig is voldaan aan de
verplichtingen die verbonden zijn aan de verleende subsidie, de subsidie wordt vastgesteld
op het bedrag waarvan de hoogte door de minister bij de verlening is genoemd.
Egalisatiereserve
De SLOA-instellingen moeten op grond van artikel 8.7 van de Kaderregeling aan het einde van een boekjaar een egalisatiereserve vormen. De egalisatiereserve
bedraagt ten minste € 0 en ten hoogste 10% van de totale voor dat boekjaar verleende
instellingssubsidie. De projectsubsidies spelen hierbij dus geen rol. De egalisatiereserve
wordt conform RJ 640.315 in de jaarrekening gepresenteerd als een bestemmingsfonds publiek dat onderdeel is
van het eigen vermogen. De egalisatiereserve wordt gevormd door het resultaat op de
instellingssubsidies. Het resultaat is de vastgestelde subsidie minus de werkelijke
kosten. Mocht de vaststelling tot een lagere totale instellingssubsidie leiden, dan
wordt ook het maximum aangepast. Bij de vaststelling wordt berekend hoe groot de overschrijding
van het maximum aan op te bouwen egalisatiereserve is. Op grond daarvan wordt de overschrijding
teruggevorderd. Tot die tijd wordt de overschrijding in de jaarrekening gepresenteerd
als een schuld aan OCW.
De egalisatiereserve is bedoeld om de SLOA-instellingen de mogelijkheid te bieden
om voor sommige activiteiten meer en voor andere juist minder kosten te maken. Dit
geldt ook over de jaren heen: een overschot dat is ontstaan in het ene jaar kan worden
gebruikt om een tekort in een later jaar te dekken. De egalisatiereserve wordt in
een boekjaar uitsluitend besteed aan activiteiten waarvoor ook een instellingssubsidie
in dat boekjaar is verleend en die niet kunnen worden bekostigd uit de instellingssubsidie
die is verleend ten behoeve van dat boekjaar (artikel 8.8 Kaderregeling). De in te zetten egalisatiereserve wordt als eigen bijdrage bij de betreffende subsidie
in de subsidieaanvraag verwerkt.
Voorzieningen
In de ‘Toelichting bij het formulier subsidieaanvraag (en wijzigingen hierop) behorend
bij artikel 3.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS’ is opgenomen dat toevoegingen aan voorzieningen subsidiabel zijn als de minister
met deze toevoegingen schriftelijk heeft ingestemd. Jaarlijks kan de instelling aan
de minister toestemming vragen voor toevoegingen aan voorzieningen. De uurtarieven
van de SLOA-instellingen worden jaarlijks vastgesteld: hierbij wordt ook geëxpliciteerd
welke voorzieningen mogen worden gevormd en welk bedrag hiermee gemoeid is.
Toestemming van het bestuursorgaan
Artikel 4:71 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregels (artikel 5.6 Kaderregeling). Onder onderdeel e van het eerste lid van artikel 4:71 van de Algemene wet bestuursrecht
wordt in deze beleidsregel verstaan:
Dit artikel zorgt er voor dat de SLOA-instellingen toestemming aan de minister van
OCW vragen voor de in artikel 4:71 Awb genoemde rechtshandelingen die mogelijk van invloed kunnen zijn op de besteding van
de subsidiegelden.
Het actueel houden van deze beleidsregels
De minister van OCW is verantwoordelijk voor het periodiek herzien van deze beleidsregels.
Bij wijzigingen in het proces worden deze beleidsregels geactualiseerd en worden de
SLOA-instellingen hierover geïnformeerd.
Uitvoeringstoets
Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen (DUS-I) heeft een uitvoeringstoets uitgevoerd.
DUS-I acht de beleidsregels uitvoerbaar.
Administratieve lasten
De administratieve lasten voor de SLOA-instellingen veranderen naar verwachting niet
ten opzichte van de administratieve lasten bij de Regeling OCW-subsidies.