Beleidsregel boete werknemer 2017

Geraadpleegd op 22-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2017.
Geldend van 01-01-2017 t/m heden

Artikel 1. Definities

In dit besluit wordt verstaan onder:

Artikel 2. Inlichtingenverplichting

  • 1 Betrokkene heeft onverwijld aan de spontane inlichtingenverplichting voldaan als de inlichtingen over de wijziging van feiten of omstandigheden binnen één week door het UWV is ontvangen.

  • 2 In afwijking van het eerste lid geldt voor de ZW een termijn van twee dagen.

Artikel 3. Berekening van de bestuurlijke boete

  • 1 Behoudens de gevallen waarin het UWV geen gebruik maakt van de schriftelijke waarschuwingsbevoegdheid en de bestuurlijke boete vaststelt op basis van een gefixeerd bedrag of het UWV de bestuurlijke boete verlaagt in verband met draagkracht, wordt de bestuurlijke boete berekend door middel van een percentage van het basisboetebedrag. Het basisboetebedrag is gelijk aan het benadelingsbedrag of, indien er sprake is van recidive, gelijk aan 150% van het benadelingsbedrag.

  • 2 Indien gelijktijdig de inlichtingenverplichting op grond van twee of meer van de in de aanhef van deze beleidsregel genoemde wetten is overtreden, worden de benadelingsbedragen samengeteld. Het basisboetebedrag is bij de eerste overtreding gelijk aan dit bedrag en bij recidive, gelijk aan 150% van dit bedrag.

  • 3 Indien de in het tweede lid omschreven samenloop aan de orde is, maar op grond van één van de van toepassing zijnde wetten geen sprake is van recidive, is het basisboetebedrag 100% van het samengetelde benadelingsbedrag.

  • 4 In de wet is bepaald dat het benadelingsbedrag het bruto bedrag is dat als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenverplichting ten onrechte aan betrokkene is betaald. Bij de vaststelling van het benadelingsbedrag gelden de volgende uitgangspunten:

    • a. onverschuldigde betalingen die hebben plaatsgevonden na afloop van een termijn van 14 kalenderdagen nadat betrokkene alsnog uit eigen beweging de juiste en volledige inlichtingen heeft verstrekt, worden niet meer gerekend tot het benadelingsbedrag;

    • b. indien het UWV de overtreding constateert voordat betrokkene alsnog uit eigen beweging de juiste en volledige inlichtingen heeft verstrekt, worden onverschuldigde betalingen die hebben plaatsgevonden na afloop van een termijn van 14 kalenderdagen na dagtekening van het voornemen tot boeteoplegging, niet meer gerekend tot het benadelingsbedrag;

    • c. op het bruto teveel betaalde bedrag wordt het, in de periode van overtreding, bruto te weinig betaalde bedrag in mindering gebracht.

Artikel 4. Afstemming van de bestuurlijke boete

  • 1 Om tot een evenredige bestuurlijke boete te komen wordt de bestuurlijke boete afgestemd op de ernst van de overtreding, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van het geval, zoals bedoeld in artikel 5:46, tweede lid, van de Awb.

  • 2 Bij recidive wordt opnieuw getoetst aan de uitgangspunten voor evenredige bestuurlijke boeteoplegging.

  • 3 In de wet is de maximale boete vastgesteld en in het Boetebesluit socialezekerheidswetten zijn uitgangspunten gegeven voor een evenredige boeteoplegging. In aanvulling hierop hanteert het UWV de volgende uitgangspunten:

    • a. indien bij overtreding van de inlichtingenverplichting sprake is van geringe verwijtbaarheid, hanteert het UWV een boetepercentage van 10%;

    • b. indien bij overtreding van de inlichtingenverplichting sprake is van geringe verwijtbaarheid, wordt geen hogere bestuurlijke boete opgelegd dan 10/75 vermenigvuldigd met het bedrag van de derde categorie van categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht;

  • 4 Er is in ieder geval sprake van geringe verwijtbaarheid indien betrokkene binnen een jaar na aanvang van de overtreding alsnog uit eigen beweging de juiste en volledige inlichtingen heeft verstrekt.

Artikel 5. Schriftelijke waarschuwing

  • 1 In de wet is bepaald dat het UWV, in situaties zoals bepaald in het Boetebesluit socialezekerheidswetten, kan afzien van boeteoplegging en volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing. Het UWV volstaat in de volgende situaties met het geven van een schriftelijke waarschuwing:

    • a. het benadelingsbedrag ontbreekt of is niet hoger dan € 150,–; of

    • b. de bestuurlijke boete, berekend op grond van artikelen 3 en 4 van deze beleidsregel, is lager dan € 40,–; of

    • c. betrokkene heeft, uiterlijk 60 dagen na aanvang van de overtreding, alsnog uit eigen beweging de juiste en volledige inlichtingen verstrekt.

  • 2 Indien er, in geval van de in het eerste lid genoemde situaties, sprake is van één van de volgende omstandigheden, wordt in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, niet volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing en wordt door het UWV toch een bestuurlijke boete opgelegd:

    • a. de overtreding van de inlichtingenverplichting is opzettelijk begaan of aan grove schuld te wijten; of

    • b. de overtreding van de inlichtingenverplichting vormt een recidive; of

    • c. overtreding van de inlichtingenverplichting is begaan om het plegen van een criminele activiteit te verzwijgen; of

    • d. de overtreding van de inlichtingenverplichting vindt plaats binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan betrokkene schriftelijke waarschuwing is gegeven.

  • 3 Indien het UWV op grond van het tweede lid niet volstaat met het geven van een schriftelijke waarschuwing, legt het UWV een bestuurlijke boete op ten bedrage van € 150,–. Indien een afwijkend bedrag noodzakelijk is voor de vaststelling van een evenredige bestuurlijke boete, legt het UWV een bestuurlijke boete op ten bedrage van € 40,–.

  • 4 Het UWV acht een afwijking van het bedrag van € 150,– genoemd in het derde lid, in ieder geval aangewezen indien er geen sprake is van opzet of grove schuld.

Artikel 6. Draagkracht

  • 1 Indien de financiële omstandigheden waarin een betrokkene verkeert daartoe aanleiding geven, verlaagt het UWV de bestuurlijke boete.

  • 2 Verlaging van de bestuurlijke boete vindt plaats door de aflossingscapaciteit per maand te vermenigvuldigen met het aantal maanden, gerelateerd aan de mate van verwijtbaarheid. Dit aantal is:

    • a. in geval van opzet 24 maanden;

    • b. in geval van grove schuld 18 maanden;

    • c. in geval van verwijtbaarheid 12 maanden;

    • d. in geval van verminderde verwijtbaarheid 6 maanden;

    • e. in geval van geringe verwijtbaarheid 2 maanden.

  • 3 Van een situatie als bedoeld in het eerste lid, is in ieder geval sprake indien betrokkene aannemelijk maakt dat hij de voorgenomen bestuurlijke boete niet zou kunnen voldoen binnen de aan de mate van verwijtbaarheid gerelateerde termijn.

  • 4 Wanneer het UWV heeft vastgesteld dat betrokkene geen of een geringe aflossingscapaciteit heeft, wordt een bestuurlijke boete van € 40,– opgelegd.

Artikel 8. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet van 23 augustus 2016, houdende wijziging van de socialezekerheidswetten in verband met de regeling van de bestuurlijke boete (Stb. 2016, 318) in werking treedt.

Dit besluit wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.

Amsterdam, 13 september 2016

Voorzitter Raad van Bestuur UWV,

B.J. Bruins