Toegangsbeperkingsbesluit Bollen van de Ooster en Bollen van het Nieuwe Zand

Geraadpleegd op 21-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-11-2016 en zichtdatum 01-11-2016.
Geldend van 01-11-2016 t/m heden

Besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 25 oktober 2016, kenmerk 16150944, tot wijziging van de (beperking in) toegankelijkheid van enkele gebiedsdelen ex artikel 20 Natuurbeschermingswet 1998, gelegen binnen het Natura 2000 gebied ‘Voordelta’ (Toegangsbeperkingsbesluit Bollen van de Ooster en Bollen van het Nieuwe Zand)

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Infrastructuur en Milieu;

Gelet op artikel 20, eerste en tweede lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna te noemen: Nb-wet 1998) vindt voor de navolgende met name genoemde gebieden een wijziging van en aanvulling op de reeds geldende toegangsbeperking plaats (DRZ 2008 2213-2).

Besluit:

Artikel 1

Voor de binnen het Natura 2000-gebied ‘Voordelta’ gelegen rustgebieden ‘Bollen van de Ooster’ en ‘Bollen van het Nieuwe Zand’ als aangegeven op de het besluit DRZ 2008 2213-2 behorende kaart, wordt de begrenzing aangepast zoals weergegeven op de bij onderhavig besluit behorende kaart, als bedoeld in artikel 5.

Artikel 2

Voor de binnen het Natura 2000-gebied ‘Voordelta’ gelegen rustgebieden ‘Bollen van de Ooster’, enkel voor zover betrekking hebbend op de periode van 1 november tot 1 april, zoals weergegeven op de in artikel 1 genoemde kaart, geldt een absoluut toegangsverbod.

Artikel 3

  • 1 Voor het binnen het Natura 2000-gebied ‘Voordelta’ gelegen rustgebied ‘Bollen van het Nieuwe Zand’, enkel voor zover betrekking hebbend op de periode van 1 november tot 15 mei, zoals weergegeven op de in artikel 1 genoemde kaart, geldt een absoluut toegangsverbod.

  • 2 Daarnaast geldt van 15 mei tot 1 november in het noordelijk gedeelte van het rustgebied, zoals weergegeven op de in artikel 1 genoemde kaart, een verbod voor elke vorm van bodemberoerende activiteiten.

Artikel 4

  • 1 De hiervoor in artikel 2 omschreven toegangsbeperkingen op grond van artikel 20, lid 4, van de Nb-wet 1998 wordt uitgezonderd voor de volgende activiteiten:

    • a) Beroeps- en gemotoriseerde recreatievaart via een gemarkeerde corridor:

      Doorvaart van het winterrustgebied via de gemarkeerde corridor, met inachtneming van een maximum vaarsnelheid van 7 knopen (13 km/u).

    • b) Kanoën, windsurfen en golfsurfen:

      Kanoën (zeekajakken), golfsurfen en windsurfen, uitgezonderd kitesurfen, in het noordoostelijk deel van het rustgebied gedurende het gehele jaar, zoals aangegeven op de kaart. Het betreden van het droogvallende plaat van dit deel van het rustgebied met als enige oogmerk het uitoefenen van deze genoemde sporten, is ook toegestaan.

    • c) Gemotoriseerde en ongemotoriseerde luchtvaart:

      De gemotoriseerde en ongemotoriseerde luchtvaart boven het gebied is uitsluitend toegestaan bij een minimale vlieghoogte van 1.000 voet (circa 300 m), behoudens situaties waarin lager overvliegen vanuit operationeel of veiligheidsoogpunt noodzakelijk is.

    • d) Garnalenvisserij:

      De garnalenvisserij is toegestaan in het gebied in de periode van 1 november tot 15 december en wel onder de volgende voorwaarden aanvullend op de overige regulering van de garnalenvisserij:

      • i. De afstand tot de drooggevallen platen is minimaal 250 m.

      • ii. De maximum vaarsnelheid is 7 knopen (13 km/u).

Artikel 5

De hiervoor in artikel 3 omschreven toegangsbeperkingen op grond van artikel 20, lid 4, van de Nb-wet 1998 wordt uitgezonderd voor de volgende activiteiten:

  • a) Gemotoriseerde en ongemotoriseerde luchtvaart:

    De gemotoriseerde en ongemotoriseerde luchtvaart boven het gebied is uitsluitend toegestaan bij een minimale vlieghoogte van 1.000 voet (circa 300 m), behoudens situaties waarin lager overvliegen vanuit operationeel of veiligheidsoogpunt noodzakelijk is.

Artikel 6

De hiervoor in artikel 2 en 3 omschreven toegangsbeperking geldt op grond van artikel 20 lid 4 Nb-wet 1998 niet voor de volgende activiteiten:

  • a) Uitvoering noodzakelijke overheidstaken

    Aanwezigheid gedurende het gehele jaar voor de uitvoering van taken al of niet met behulp van vaar-, voer- en luchtvoertuigen van overheidswege of in opdracht van de overheid, voor zover noodzakelijk van beheer en onderhoud, markeren, monitoren, reddings-, inspectie-, toezicht- en opsporings-, en defensietaken.

  • b) Onderhoud kabels en leidingen

    Toegang is alleen toegestaan bij dringende noodzaak, zulks ter beoordeling vooraf van het bevoegd gezag en onder eventueel nader voorgeschreven bepalingen.

  • c) Voorlichting en educatie

    Activiteiten ten behoeve van voorlichting en educatie waarvoor het gesloten gebied moet worden betreden dan wel bevaren, of binnen het gebied moet worden drooggevallen, voortvloeiend uit het vastgestelde Natura 2000-beheerplan Voordelta, van of in opdracht van het bevoegd gezag.

Artikel 7

  • 1 De gebieden waarvan de toegankelijkheid middels dit besluit wordt beperkt zijn aangegeven op de bij dit besluit behorende kaart ‘Rustgebied Bollen van de Ooster en Bollen van het Nieuwe Zand’ alsmede bij dit besluit behorende bijlage met de omsluitende coördinaten.

Artikel 8

  • 1 Dit besluit wordt bekend gemaakt in de Staatscourant. Bij dit besluit gaat een toelichting die integraal onderdeel uitmaakt van dit besluit.

  • 2 Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt bekendgemaakt.

Dit besluit met toelichting en de bijbehorende kaart ligt gedurende zes weken na bekendmaking in de Staatscourant, op werkdagen tijdens kantooruren, ter inzage bij het Ministerie van Economische Zaken, Bezuidenhoutseweg 73 te Den Haag. Tevens worden de besluiten geplaatst op de website http://vergunningenbank.overheid.nl/natuurbeschermingswet.

Vanaf deze website kunnen kopieën gedownload worden.

De

Staatssecretaris

van Economische Zaken,

M.H.P. van Dam

Toelichting

Natura 2000-gebieden

De bescherming van natuurgebieden en daarin aanwezige soorten is wettelijk geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna Nb-wet). De Voordelta herbergt bijzondere natuurwaarden en is daarom op grond van artikel 10a Nb-wet 1998 aangewezen als Natura 2000-gebied. Het Aanwijzingsbesluit bevat instandhoudingsdoelstellingen voor de op grond van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen te beschermen habitats en soorten en de maatregelen ter compensatie van de effecten van Maasvlakte 2 op de Voordelta.

De Voordelta is een leefgebied voor de gewone en de grijze zeehond vanwege het stelsel van droogvallende zandbanken. Het open water van de Voordelta is vooral van belang voor visetende trekvogels, in het bijzonder voor de roodkeelduiker, en voor schelpdiereters, als zwarte zee-eend en eider.

De onderhavige toegangsbeperkingen dienen ter behoud van de aanwezige natuurwaarden en realisatie van de Natura 2000-doelen die volgen uit de voorgenoemde Vogel- en Habitatrichtlijn. Daarnaast zijn de ingestelde rustgebieden maatregelen ter compensatie van de effecten van de aanleg van Maasvlakte 2 binnen de ‘Voordelta’. De verplichting tot compensatie van de effecten van Maasvlakte 2 is vastgelegd in de PKB PMR (2006) en de Nb-wetvergunning voor de aanleg en aanwezigheid van Maasvlakte 2 (d.d. 17 april 2008, kenmerk DRZO/2008-1670).

Natura2000-opgave

Het Natura 2000-gebied Voordelta is aangewezen voor zes habitattypen en zes soorten uit de Habitatrichtlijn en voor dertig soorten uit de Vogelrichtlijn. Alle aangewezen vogelsoorten zijn aangewezen als niet-broedvogels, dat wil zeggen dat hun instandhoudingsdoelstellingen betrekking hebben op de functie van het leefgebied voor doortrekkers en overwinteraars en als foerageergebied voor elders broedende vogels (sterns) en niet op een broedfunctie. Voor deze habitattypen en soorten zijn instandhoudingsdoelstellingen geformuleerd in het aanwijzingsbesluit. Binnen een Natura 2000-gebied komen ook menselijke activiteiten voor. In het beheerplan leggen Rijk en provincies vast welke instandhoudingsmaatregelen nodig zijn en welke activiteiten onder welke randvoorwaarden mogelijk zijn. Uitgangspunt is steeds het realiseren van ecologische doelen met respect voor, en in een zorgvuldige balans met de maatschappelijke gebruiksfuncties.

Voor de zwarte zee-eend geldt een behoudsdoelstelling, waarbij de omvang en de kwaliteit van het leefgebied in de Voordelta voor een bepaald aantal individuen op orde moet zijn. De staat van instandhouding en de waargenomen trends zijn voorafgaand aan het tweede beheerplan Voordelta 2015–2021 in beeld gebracht. De aantallen zwarte zee-eenden liggen afgelopen jaren met aantallen in de orde grootte van 2–3.000 individuen fors onder de instandhoudingsdoelstelling van 9.700 individuen (midwinteraantal). Uit de waargenomen verspreiding blijkt dat de nu aangewezen rustgebieden voor de zwarte zee-eend in ligging en/of omvang nog niet optimaal gelegen zijn om de beoogde doelen te garanderen. De primaire factor voor aanwezigheid is de aanwezigheid van geschikt voedsel in combinatie met voldoende rust.

Er is daarom behoefte om de begrenzing van deze rustgebieden, omwille van het beoogde rendement en effect van deze sluiting, aan te passen aan de werkelijke verspreiding en gebiedsgebruik van de zwarte zee-eend. In het Natura2000 (ontwerp)beheerplan Voordelta 2015–2021 is in dat verband reeds aangegeven dat gedurende de looptijd van het beheerplan op basis van het onderzoek in het kader van NCV deze aanpassing van de rustgebieden zal plaatsvinden.

Compensatieopgave Tweede Maasvlakte

In de Nb-wetvergunning voor de aanleg en aanwezigheid van Maasvlakte 2 is een compensatieverplichting opgenomen ten aanzien van habitattype 1110 en een drietal vogelsoorten, te weten de visdief, grote stern en zwarte zee-eend. De zwarte zee-eend gebruikt het hele jaar deze gebiedsdelen van de ‘Voordelta’ als foerageer-, rust- en ruigebied. De grootste aantallen worden aangetroffen in de winterperiode (half november–half mei).

De invulling van compensatie voor het verlies van leefgebied door de aanleg van Maasvlakte 2 is het bevorderen van extra voedselproductie door beperking van de bodemberoering door de visserij in combinatie met het bieden van voldoende rust voor de beschermde soorten door het instellen van rustgebieden. De compensatieverplichting voor habitattype 1110 is ingevuld in het Toegangsbeperkingsbesluit Bodembeschermingsgebied Voordelta (kenmerk DRZ. 2008/2213-1). Om te voorzien in rustgebied voor onder meer de zwarte zee-eend heeft de toenmalige minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bij besluit van 9 juni 2008 (kenmerk DRZ. 2008-2213-2) een beperking ingesteld van de toegankelijkheid van verschillende gebiedsdelen binnen het Natura 2000-gebied ‘Voordelta’. Hieronder vallen ook het gebied op en rond de Bollen van de Ooster en het gebied rond de Bollen van het Nieuwe Zand. Het onderhavig besluit is een wijziging van en aanvulling op het reeds geldende toegangsbeperkingsbesluit (DRZ 2008 2213-2).

Conform artikel 20, lid 3 van de Nb-wet 1998 is het verboden in strijd met de beperkingen die voortvloeien uit de aanwijzing tot gesloten gebied om zich te bevinden in een dergelijk gebied. Onder ‘zich bevinden’ wordt in dit kader tevens begrepen het zich bevinden in het luchtruim boven de in dit besluit genoemde rustgebieden.

In het besluit is rekening gehouden met de ecologische vereisten en afgewogen in hoeverre beperkingen aan activiteiten moeten worden gesteld, om de beoogde compensatiedoelstelling te bewerkstelligen, mede in het licht van de in het beheerplan Voordelta opgenomen instandhoudingsdoelstellingen. Bij deze afweging is nadrukkelijk rekening gehouden met de maatschappelijke belangen van visserij, toerisme en recreatie.

Ontwikkelingen zwarte zee-eend in de afgelopen jaren

De aantallen van zwarte zee-eenden in de Voordelta zijn in de afgelopen jaren met intensieve monitoring gevolgd. De aantallen zwarte zee-eenden in de Voordelta vertonen jaarlijks grote fluctuaties. In de periode 2008–2015 varieerde het maximum aantal zwarte zee-eenden in de Voordelta tussen 550 (2014–2015) tot 7.800 (2012–2013), en lag in de meeste jaren met een niveau rond de 2–3.000 exemplaren ruim onder de instandhoudingsdoelstelling (Deltares PMR monitoring natuurcompensatie Voordelta, samenvattende rapportage 2014, 2015) Jaren met lage aantallen zwarte zee-eenden worden afgewisseld met jaren met hoge aantallen. Dat de zwarte zee-eenden niet elk jaar in dergelijke aantallen worden gezien hangt van meerdere, deels externe factoren af. Uit het feit dat in 2013 opnieuw grote aantallen zwarte zee-eenden in het gebied verbleven blijkt dat de Voordelta nog steeds de functie en de capaciteit heeft als verblijfsgebied voor grote aantallen eenden. Het zeker stellen van voldoende omvang en kwaliteit voor het potentieel leefgebied is daarom onverminderd belangrijk.

Op grond van de monitoringresultaten van de afgelopen jaren is de conclusie dat de kwaliteit van de Voordelta als verblijfsgebied voor de zwarte zee-eend met de huidige maatregelen en door ontwikkelingen in het gebruik op een aantal punten te wensen overlaat:

  • De voedselsituatie is al sinds jaren aan het veranderen door de opmars van de exoot Ensis (mesheften).

  • De rustgebieden liggen niet meer op de juiste locatie (vogels verblijven grotendeels buiten de nu aangewezen rustgebieden);

  • De rustgebieden zijn te klein, omdat minimum verstoringsafstanden groter blijken te zijn dan 500 m;

  • Een negatief effect van de garnalenvisserij op de vestigingskans en opgroeimogelijkheden van schelpdieren kan niet worden uitgesloten;

  • De garnalenvisserij heeft zich de afgelopen jaren sterk in het bodembeschermingsgebied geconcentreerd waardoor hier de visserijdruk en verstoring is toegenomen;

  • zwarte zee-eenden blijken steeds later in het jaar te komen en langer te blijven.

De voedselsituatie is al sinds jaren aan het veranderen door de opmars van de exoot Ensis (mesheften). In jaren met lage aantallen zwarte zee-eend komt de verspreiding overeen met de aanwezigheid van grote aantallen jonge Ensis. De verspreiding bij grote aantallen zwarte zee-eend (voorjaar 2013) valt juist samen met banken jonge schelpdiersoorten die van oudsher bekend zijn als belangrijke voedselbron voor zwarte zee-eend, zoals Spisula (Evaluatie MEP natuurcompensatie Voordelta (NCV) 2013)

In de afgelopen onderzoeksperiode (2009–2013) is gebleken dat de zwarte zee-eenden zich in de Voordelta nog steeds concentreren in de twee regio’s binnen het bodembeschermingsgebied waar ook de huidige rustgebieden liggen, te weten Bollen van het Nieuwe Zand en Bollen van de Ooster. Ze blijken te rusten en eten in dezelfde gebieden. De locaties waar de eenden zich concentreren liggen echter niet (meer) binnen de in 2008 vastgelegde begrenzing van de rustgebieden. Voor de zeer verstoringsgevoelige zwarte zee-eend is het belangrijk dat de rust- en foerageergebieden vrij zijn van verstoring en dat het wat betreft aanbod en bereikbaarheid van schelpdieren goede voedselplekken zijn. Rustgebieden moeten daarnaast voldoende groot zijn om een populatie van een kleine 10.000 Zwarte zee-eenden te kunnen huisvesten en ook ruimte te bieden voor verschuivingen in schelpdierbestanden. De uitgevoerde evaluatie natuurcompensatie Maasvlakte 2 concludeert dat uit de waargenomen verspreiding blijkt dat de huidig aangewezen rustgebieden in allocatie en/of omvang nog niet optimaal gelegen zijn om de beoogde compensatie in termen van niet verstoord verblijfgebied ook werkelijk te leveren (Evaluatie MEP natuurcompensatie Voordelta (NCV) 2013). De meest actuele monitoring van over het voorkomen van de zwarte zee-eend bevestigen de verschuiving in zuidoostelijke richting ten opzichte van het huidige rustgebieden, maar laten ook zien dat in de huidige rustgebieden nog steeds zwarte zee-eenden verblijven (Deltares, PMR monitoring natuurcompensatie Voordelta, samenvattend rapport 2014, 2015).

In samenhang met het proces van het Beheerplan Voordelta is nagegaan welke aanpassingen van de ligging van de rustgebieden mogelijk zijn zodat deze beter aansluiten op de actuele waargenomen verspreiding. Dit is gebeurd op grond van de in dit onderzoek verzamelde inzichten op het gebied van ruimtegebruik en het voorkomen van geschikte schelpdieren. De huidige omvang van de rustgebieden blijkt te klein als het gaat om voldoende voedsel, voldoende rust en rekening houdend met zich verplaatsende schelpdierbestanden.

Wat verder van de kust gelegen zijn de vaarbewegingen van recreatie- en visserijschepen de belangrijkste reden voor verstoring van de zwarte zee-eenden, dichter bij de kust zijn dat de kitesurfers. Opvliegafstanden van zwarte zee-eenden zijn minimaal 700 m, soms zelfs meer. Na verstoring verplaatsen de eenden zich over kilometers afstand (1–5km+), bij herhaaldelijke verstoring wijken de eenden uit naar andere regio’s (10–20km+). Het is waarschijnlijk dat herhaalde verstoring een zeegebied voor langere tijd kan vrijhouden van foeragerende eenden.

Er is onderzoek gedaan naar de effecten van de garnalenvisserij op bodemfauna (2011–2013). Gebleken is dat een garnalenkor grote aantallen Spisula, Abra en Mytilus, het belangrijkste voedsel voor de zwarte zee-eend, opvist. Of dit effect substantieel is voor de voedselbeschikbaarheid van de zwarte zee-eend is in het onderzoek niet vastgesteld.

De zwarte zee-eenden concentreren zich anders dan voorheen later in het seizoen in het gebied, met een accent op de nawinter en het voorjaar. Grotere aantallen zwarte zee-eenden zijn de laatste jaren globaal in de periode 1 december tot 15 mei aanwezig; voorheen was dit ongeveer een maand eerder. Voor 1 december zijn vooral de ‘kwartiermakers’ al in het gebied te vinden. Dit gaat om kleinere aantallen. Bij de instelling van de gesloten periode is hiermee rekening te houden.

Op basis van de resultaten uit het monitoringonderzoek is een model voor de potentiële draagkracht van de Voordelta voor de zwarte zee-eend ontwikkeld (Poot, M.J.M. & P.W. Van Horssen (Waardenburg), 2014, Brinkman, A.G. (Imares), 2015). Door het modelleren van het energie-budget van de zwarte zee-eend, in combinatie met meetgegevens over de beschikbaarheid van voedsel op geschikte foerageerlocaties, een berekening van de ontwikkeling in de voedselvoorraad over de periode van aanwezigheid van de zwarte zee-eend, en meetgegevens over de mate van verstoring, is de maximale omvang geschat van de populatie zwarte zee-eenden die in de Voordelta kan verblijven. Op deze wijze is de potentiële draagkracht van de Voordelta als functie van voedselbeschikbaarheid en verstoring berekend.

Volgens het onderzoek in de Voordelta moet een zwarte zee-eend in de winter naar schatting 1.000–4.000 prooidieren per etmaal opduiken om aan zijn energiebehoefte te voldoen. De range in aantal hangt samen met de grootteverdeling van de prooien en dus de energie-inhoud. Gebaseerd op de inzichten over aanwezige geschikte schelpdieren vanuit de bodemmonitoring betekent dat per eend per etmaal een globaal ruimtebeslag van 100–400 m2 foerageergebied. In termen van potentieel noodzakelijk areaal is dat voor de bij het instandhoudingsdoel aanwezige aantallen circa 10.100–17.000 ha benutbaar foerageergebied. De in dit besluit doorgevoerde aanpassingen leiden ertoe dat de aangepaste rustgebieden aanzienlijk meer ecologische en fysieke ruimte bieden voor Zwarte zee-eenden ten opzichte van de huidige situatie. De omvang van de beide rustgebieden tezamen verdubbelt tot 8.266 ha ten opzichte van de huidige omvang. In deze omvang vormt het een substantieel deel van het potentieel noodzakelijke foerageergebied bij de instandhoudingsdoelen. Bij deze locatie en omvang is de compensatieopgave voor de zwarte zee-eend naar de huidige inzichten minimaal noodzakelijk ingevuld en toereikend als basis voor het kunnen voorzien in de instandhoudingsdoelstelling voor de Voordelta.

Gevolgen visserij

De rustgebieden zijn qua ligging verschoven en in omvang verruimd om voldoende rust te garanderen. Dit in combinatie met het volledig stopzetten van alle vormen van bodemberoerende visserij in één van de voor de zwarte zee-eend belangrijke potentiële voedselrijke gebieden. Dit is bij de huidige inzichten de meest zekere maatregel om tot verbetering van de voedsel- en rustsituatie te komen.

De maatregelen betekenen extra gebruiksbeperkingen voor verschillende vormen van visserij. Bij de afweging van het toegangsbeperkingsbesluit staat centraal een zo veel als mogelijk evenwichtige verdeling tussen enerzijds het bereiken van qua ligging en functioneren optimale rustgebieden voor de zwarte zee-eend en anderzijds het zo gering mogelijk verder inperken van de huidige mogelijkheden voor de andere gebruikers zoals recreatie en visserij. De begrenzing van de rustgebieden zijn aan de noord- en zuidzijde van de Bollen van het Nieuwe zand zodanig neergelegd, dat de huidige gebieden voor Ensisvisserij en voor wrakkenvisserij toegankelijk blijven. Voor de garnalenvisserij wordt als compensatie voor het vergroten van de beide rustgebieden, de periode waarop op garnalen mag worden gevist in de Bollen van de Ooster, verruimt van 1 november tot 15 december. Met het vergrote rustgebied Bollen van het Nieuwe Zand, is er voldoende uitwijkmogelijkheid voor eventueel vroeg aanwezige zwarte zee-eenden in het gebied Bollen van de Ooster.

Motivering van de wijziging in maatregelen (artikelsgewijs)

Artikel 1

De locatie en omvang van de huidige rustgebieden ‘Bollen van de Ooster’ en ‘Bollen van het Nieuwe Zand’ zijn gebaseerd op de destijds beschikbare kennis over voorkomen en gevoeligheid van de soorten waarvoor deze gebieden zijn ingesteld, rekening houdend met belangen van gebruikers. De conclusie uit de recente monitoring en de onderzoeken is dat de voedselbeschikbaarheid in combinatie met rust onvoldoende is gewaarborgd met de thans ingestelde rustgebieden (Natura 2000 ontwerpbeheerplan Voordelta 2015–2021 en Evaluatie MEP natuurcompensatie Voordelta (NCV) 2013). De huidige maatregelen bieden onvoldoende zekerheid op voldoende voedselbeschikbaarheid en rust voor het instandhoudingsdoel en het compensatiedoel voor de zwarte zee-eend. Het is daarom nodig de kerngebieden voor de zwarte zee-eenden in de Voordelta te optimaliseren via een combinatie van rust en voedselbeschikbaarheid. In dit toegangsbeperkingsbesluit wordt hieraan invulling gegeven. De aanpassingen betreffen een aanpassing van de ligging, omvang, periode van beperking en de gebruiksbeperkingen voor de gebieden ‘Bollen van de Ooster’ en ‘Bollen van het Nieuwe Zand’. In het veld en op het water zijn de begrenzingen van het gebied waarvan de toegankelijkheid is beperkt, herkenbaar door de aangebrachte betonning en/of palen met bebording.

De verbetering van de voedselsituatie wordt juridisch ingevuld binnen het deel van het gebied van de ‘Bollen van het Nieuwe Zand’ dat thans reeds als bodembeschermingsgebied is aangewezen. Daarmee wordt de potentie van het gebied ‘Bollen van het Nieuwe Zand’ als belangrijkste verblijfsgebied voor de zwarte zee-eend versterkt.

Artikel 2

Bij de ‘Bollen van de Ooster’ blijft de huidige jaarrond sluiting op de huidige locatie (1.429 ha) van kracht op grond van het van kracht zijnde Toegangsbeperkingsbesluit (DRZ. 2008-2213-2). Dit is van belang voor bescherming van de zeehond en grote stern. Hiervoor zijn geen veranderingen nodig. In het voorliggend besluit wordt de ligging en omvang van het winterrustgebied gewijzigd. Door deze aanpassing sluit het gebied aan op het rustgebied ‘Middelplaat’.

Door de aansluiting van het winterrustgebied op de ‘Middelplaat’ wordt de omvang vergroot van de huidige 2.740 ha naar 3.902 ha. Het toegangsbeperkingsbesluit regelt primair de toegang tot het rustgebied.

Artikel 3

Bij de ‘Bollen van het Nieuwe Zand’ blijft de sluiting in de winterperiode op de huidige locatie van kracht op basis van het van kracht zijnde Toegangsbeperkingsbesluit (DRZ. 2008-2213-2). Met dit voorliggende wijzigingsbesluit wordt voorzien in een verdrievoudiging van het huidige rustgebied van de huidige 1.310 ha naar 4.144 ha. Daarmee zal het rustgebied naar het zuiden verschuiven, hetgeen beter aansluit bij de geografisch spreiding en aanwezigheid van de zwarte zee-eend in relatie tot het voorkomen van schelpdieren. De noordoostelijke hoek van het huidige rustgebied bij de ‘Bollen van het Nieuwe Zand’ komt te vervallen, waardoor er aldaar ruimte voor maatschappelijk gebruik vrijkomt.

Het noordelijk deel van het rustgebied (2.464 ha) wordt een jaar rond gesloten gebied voor iedere vorm van bodemberoerende activiteiten. Dit gedeelte ligt volledig in het bodembeschermingsgebied vanwege de inhoudelijke en juridische koppeling aan de natuurcompensatie voor Maasvlakte 2.

De ‘Bollen van het Nieuwe Zand’ zijn in de aangepaste situatie niet toegankelijk voor alle gebruikers tussen 1 november en 15 mei. De sluitingsdatum voor het winterrustgebied is gewijzigd naar een later moment dan in het huidige toegangsbeperkingsbesluit. Dit sluit aan bij het geconstateerde later vertrek van de zwarte zee-eend. Daarmee wordt het gebied van de ‘Bollen van het Nieuwe Zand’ beschouwd als het belangrijkste kerngebied voor de zwarte zee-eenden. Zwarte zee-eenden die in het gebied ‘Bollen van de Ooster’ verblijven kunnen na 1 april, de startdatum van het zomerrustgebied-regime voor de ‘Bollen van de Ooster’, uitwijken naar het gebied ‘Bollen van de Nieuwe Zand’. Datzelfde geldt voor kleinere aantallen vroege zwarte zee-eenden die mogelijk verstoring ondervinden van de verlengde garnalenvisserij tot 15 december in het gebied ‘Bollen van de Ooster’.

Artikel 4

De uitzonderingen voor de toegangsbeperkingen blijven op grond van het huidige Toegangsbeperkingsbesluit DRZ. 2008-2213-2 ongewijzigd van kracht. Voor de garnalenvisserij wordt de toegang tot het winterrustgebied als uitzondering toegestaan tussen 1 november tot 15 december. Voor alle overige vormen van gebruik blijft de huidige periode van sluiting van het grotere winterrustgebied, 1 november – 1 april, ongewijzigd van kracht. Garnalenvisserij is binnen deze gebieden dus toegestaan aan het begin van de winterrustperiode wanneer er de eerste zwarte zee-eenden al aanwezig kunnen zijn. Dit zijn nog kleine aantallen, maar de verstoring van de binnen de betreffende gesloten zones aanwezige beschermde soorten moet zoveel mogelijk voorkomen worden. De Nbwet-vergunning reguleert binnen de toegangsbeperkte gebieden de wijze waarop in de aangegeven opengestelde periode toch gevist kan worden via voorschriften voor het vissen en varen die in acht genomen dienen te worden om verstoring van beschermde soorten te beperken.

Het gebied nabij de Brouwersdam voor de kitesurfers wordt door dit besluit niet verder ingeperkt. De uitzondering voor windsurfen en golfsurfen op de noordoostelijke punt van het zomerrustgebied blijft bestaan, maar is nadrukkelijk niet van toepassing voor kitesurfen. De verstoringsafstand van deze vorm van surfen ten opzichte van de andere vormen van surfen is daarvoor te groot.

De doorvaart bij het rustgebied ‘Bollen van de Ooster’ c.q. de corridor voor de langzame gemotoriseerde recreatie- en beroepsvaart blijft van kracht. Zeilen en Surfen door de doorvaartcorridor is niet toegestaan. Recreatiebelangen daarmee gecontinueerd gediend.

Artikel 5

De toegangsbeperkingen en uitzonderingen voor gebruiksvormen in de winterperiode blijven ongewijzigd van kracht volgens het huidige Toegangsbeperkingsbesluit (DRZ. 2008-2213-2).

Artikel 6

Dit artikel bevat de standaard uitzonderingen voor specifieke overheidstaken. Voor het onderhoud aan kabels en leidingen in de winterrustperiode, alsmede in het gehele jaar voor het noordelijk deel van het rustgebied Bollen van het Nieuwe Zand, als beschreven in artikel 3, sub 2, geldt voor onderhoud het vereiste van dringende noodzaak en voorafgaande toestemming.

Samenvattend overzicht
 

Bollen van de Ooster

Bollen van het Nieuwe Zand

Wat

Rustgebied ingesteld voor de zwarte zee-eend en grote stern in relatie tot hun instandhoudingsdoelstellingen vanuit Natura 2000 alsmede als formele vastlegging van de gerealiseerde compensatie in het licht van het project Maasvlakte 2. Tevens ingesteld als jaar rond rustgebied voor de gewone zeehond voor de Natura 2000 verbeteropgave in het Beheerplan Voordelta. Dit rustgebied en beperkingen blijven ongewijzigd van kracht op basis van het eerdere TBB.

Rustgebied ingesteld voor de zwarte zee-eend in relatie tot haar instandhoudingsdoelstelling vanuit Natura 2000 alsmede als formele vastlegging van de gerealiseerde compensatie in het licht van het project Maasvlakte 2.

Waar

Gebied rond de Bollen van de Ooster en het gebied ten zuidoosten van deze plaat (totaal 3.902 ha), in de zomerperiode tot 4 km en in de winterperiode tussen 0,7 tot 2,7 km uit de kust.

Het gebied rond de Bollen van het Nieuwe Zand (totaal 4.144 ha).

Belang van het gebied en periode

De zwarte zee-eend gebruikt het gebied tussen de Bollen van de Ooster en de kust het hele jaar door als foerageer-, rust- en ruigebied. De grootste aantallen worden aangetroffen in de winterperiode (half november–half mei). De trek naar de broedgebieden is in de periode maart-mei met een piek in april. In de zomerperiode komen kleinere aantallen voor en bevinden de eenden zich vlak achter de plaat om te ruien. In deze periode van circa 25 dagen kunnen ze niet vliegen.

De zwarte zee-eend gebruikt het gebied rond de Bollen van het Nieuwe Zand het hele jaar door als rust-, en foerageergebied. De belangrijkste periode is echter van half november tot half mei.

Waarom

Voor de zwarte zee-eend geldt een compensatieopgave: door de aanleg en aanwezigheid van Maasvlakte 2 verdwijnt permanent leefgebied voor deze soort. Door de met dit TBB formeel vastgelegde beperkende maatregelen voor vormen van visserij met zware bodemberoering neemt de potentiële beschikbaarheid van voedsel toe. De locaties waar de eenden zich concentreren liggen echter niet (meer) binnen de in 2008 vastgelegde begrenzing van de rustgebieden.

Voor de zeer verstoringsgevoelige zwarte zee-eend is het belangrijk dat de rust-/foerageergebieden vrij zijn van verstoring en dat het wat betreft aanbod en bereikbaarheid van schelpdieren goede voedselplekken zijn.

Gezien het belang van het gebied voor de garnalenvisserij en recreatie blijft de sluitingsduur gehandhaafd op de bestaande periode. Er geldt een uitzondering voor de garnalenvisserij tot 15 december onder voorschriften (vanuit de relevante Nb-wetvergunning) om verstoring zoveel mogelijk te beperken.

Voor de zwarte zee-eend geldt een compensatieopgave: door de aanleg en aanwezigheid van Maasvlakte 2 verdwijnt permanent foerageergebied voor deze soort. Door de met dit TBB formeel vastgelegde beperkende maatregelen voor alle vormen van visserij met zware bodemberoering neemt de beschikbaarheid van voedsel toe. De locaties waar de eenden zich concentreren liggen echter niet (meer) binnen de in 2008 vastgelegde begrenzing van de rustgebieden.

Voor de zeer verstoringsgevoelige zwarte zee-eend is het belangrijk dat de rust-/foerageergebieden vrij zijn van verstoring en dat het wat betreft aanbod en bereikbaarheid van schelpdieren goede voedselplekken zijn. Door beperkingen te stellen aan vrijwel alle activiteiten wordt verstoring in met name de winterrustperiode sterk beperkt. Deze periode is verlengd van 1 april naar 15 mei op basis van de waargenomen latere aankomst en langer verblijf van de zwarte zee-eenden. Op die manier kan het gebied ook de uitwijk vormen voor zwarte zee-eenden uit de gebied rond de Bollen van de Ooster.

Om de vestigingskans van schelpdierbroed en opgroeimogelijkheden jonge schelpdieren te verbeteren is een beperking op alle vormen van bodemberoerende activiteiten in noordelijk deel van het rustgebied van kracht.

Begrenzing

De gebieden zijn qua ligging verschoven en verruimd gebaseerd op de actuele inzichten voor wat betreft voorkomen, voedselbeschikbaarheid en verstoringsafstanden. In de winterperiode is het gebied van voldoende omvang om als rust- en foerageergebied voor de gewenste aantallen te kunnen fungeren. De afstanden tot verstorende functies zijn vergroot tot minimaal 700 m. Bij de aanpassing zijn de effecten voor de andere gebruikers (recreatie en visserij) zo beperkt mogelijk gehouden.

De gebieden zijn qua ligging verschoven en verruimd gebaseerd op de actuele inzichten voor wat betreft voorkomen, voedselbeschikbaarheid en verstoringsafstanden. In de winterperiode is het gebied van voldoende omvang om als kerngebied voor rust en foerageren voor de gewenste aantallen te kunnen fungeren. De afstanden tot verstorende functies zijn vergroot tot minimaal 700 m. Bij de aanpassing zijn de effecten voor de andere gebruikers (recreatie en visserij) zo beperkt mogelijk gehouden.

Begrenzing aan noordzijde zuidwaarts verplaatst om ruimte te bieden aan Ensisvisserij en begrenzing zuidkant noordwaarts gelegd om ruimte houden voor wrakkenvisserij

Maatregel

Het grotere (winter)rustgebied is van 1 november tot 1 april gesloten, met uitzondering van beperkte vormen van doorvaart voor visserij en recreatie.

Het gebied is gesloten voor alle activiteiten van 1 november tot 15 mei. Gedurende het gehele jaar is het noordelijk deel (2.464 ha) van het gebied gesloten voor alle vormen van visserij met bodemberoering en overige bodemberoerende activiteiten.

 

Garnalenvisserij is toegestaan van 1 april tot 15 december.

Begrenzing aan noordzijde zuidwaarts verplaatst om ruimte te bieden aan Ensisvisserij en begrenzing zuidkant noordwaarts gelegd om ruimte houden voor wrakkenvisserij

Vergunningplicht

Het voorliggende besluit beoogt de beperking van toegang tot bepaalde gebieden te regelen, maar biedt geen vrijstelling van de vergunningplicht voor activiteiten, in gevallen waarin deze vergunningplicht uit de Nb-wet voortvloeit. Indien gedurende de looptijd van onderhavige vergunning gebieden in de betrokken Natura 2000-gebieden gesloten worden op grond van artikel 20 van de Nb-wet 1998 (Toegangbeperkende Besluiten), dan dient de garnalenvisserij, waar aan de orde, in overeenstemming met dergelijke besluiten te worden uitgevoerd.

In de vergunning vanuit de Nb-wet 1998 (DGNR-RRE/14198379, d.d. 22 januari 2015) zijn voorschriften gesteld aan de garnalenvisserij onder meer om verstoring te vermijden. Deze voorschriften hebben onder meer betrekking op het varen/vissen langs exemplaren van groepen van vogels, geluid- en lichtverstoring, het niet aan boord mogen hebben van niet-bemanningsleden, de VMS/AIS-plicht etc.

Kaart

De gebieden waarop de toegankelijkheidsbepalingen van dit besluit betrekking hebben zijn aangegeven op de kaart ‘Rustgebied Bollen van de Ooster en Bollen van het Nieuwe Zand’.

De definitieve coördinaten worden bepaald tijdens het uitleggen van de betonning. Deze definitieve coördinaten kunnen in detail afwijken van de coördinaten bij bovenvermelde kaart. De definitieve coördinaten zullen worden bekendgemaakt via de gebruikelijke informatiekanalen aan de visserij en andere relevante doelgroepen (o.m. via berichten Kustwacht aan zeevarenden) en worden gepubliceerd op de website www.rwsnatura2000.nl. De begrenzing van het rustgebied ‘Bollen van de Ooster’ en ‘Bollen van het Nieuwe Zand’ zullen ook verschijnen op de hydrografische kaarten de Dienst der Hydrografie van de Koninklijke Marine en de daarop gebaseerde recreatiekaarten.

Notificatie visserijmaatregelen

De maatregelen in het voorliggend besluit brengen beperkingen met zich mee voor de Nederlandse visserijsector. Het is voor vissers uit andere lidstaten van de Europese unie niet toegestaan om binnen de zone van 3 mijl te vissen. Tussen Nederland en België geldt evenwel het Beneluxverdrag. Op grond hiervan mogen de vissers uit beide landen in elkaars 3-mijlszone vissen overeenkomstig de regels van het betreffende land. Dus de Belgische vissers mogen in de Nederlandse zone van 0 tot 3 mijl de garnalenvisserij uitoefenen, echter overeenkomstig de regels zoals deze gelden voor de Nederlandse garnalenvissers. Om die reden is het voornemen tot dit besluit gemeld in het bilateraal visserij-overleg tussen Nederland en België en voorgelegd aan de Spatial Planning Working Group van de NSAC.

Bijlage 257852.png
Bijlage 257853.png
 

WGS 84 (GPS)

 

ETRS_1989_UTM_Zone 31N

Code

Latitude

Longitude

 

X

Y

BNZ 01

3° 39' 47''

51° 40' 26''

 

545855

5725190

BNZ 02

3° 35' 47''

51° 40' 56''

 

541229

5726070

BNZ 03

3° 33' 56''

51° 43' 34''

 

539055

5730930

BNZ 04

3° 34' 17''

51° 43' 47''

 

539463

5731350

BNZ 05

3° 35' 5''

51° 44' 18''

 

540381

5732300

BNZ 06

3° 39' 17''

51° 44' 22''

 

545200

5732480

BNZ 07

3° 40' 53''

51° 43' 32''

 

547055

5730950

BNZ 08

3° 40' 4''

51° 42' 19''

 

546150

5728680

BNZ 09

3° 39' 52''

51° 40' 59''

 

545937

5726200

 

WGS 84 (GPS)

 

ETRS_1989_UTM_Zone 31N

Code

Latitude

Longitude

 

X

Y

BVO 1

3° 48' 9''

51° 45' 5''

 

555403

5733890

BVO 3

3° 50' 50''

51° 48' 40''

 

558404

5740570

BVO 5

3° 49' 56''

51° 49' 18''

 

557357

5741740

BVO 7

3° 48' 52''

51° 49' 2''

 

556144

5741230

BVO 9

3° 46' 1''

51° 47' 59''

 

552884

5739240

BVO 11

3° 44' 1''

51° 47' 14''

 

550609

5737830

BVO 13

3° 43' 51''

51° 45' 31''

 

550451

5734660

BVO 15

3° 46' 16''

51° 45' 13''

 

553226

5734120

           

BVO 2

3° 45' 17''

51° 46' 41''

 

552078

5736820

BVO 4

3° 46' 6''

51° 46' 41''

 

553010

5736830

BVO 6

3° 47' 19''

51° 46' 50''

 

554413

5737120

BVO 8

3° 51' 26''

51° 49' 15''

 

559091

5741660

BVO 10

3° 51' 14''

51° 49' 24''

 

558852

5741930

BVO 12

3° 50' 47''

51° 49' 25''

 

558333

5741970

           

BVO A

3° 49' 15''

51° 46' 33''

 

556631

5736620

BVO B

3° 43' 57''

51° 46' 29''

 

550541

5736430