Natura 2000-gebieden
De bescherming van natuurgebieden en daarin aanwezige soorten is wettelijk geregeld
in de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna Nb-wet). De Voordelta herbergt bijzondere natuurwaarden en is daarom op grond
van artikel 10a Nb-wet 1998 aangewezen als Natura 2000-gebied. Het Aanwijzingsbesluit bevat instandhoudingsdoelstellingen
voor de op grond van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen te beschermen habitats
en soorten en de maatregelen ter compensatie van de effecten van Maasvlakte 2 op de
Voordelta.
De Voordelta is een leefgebied voor de gewone en de grijze zeehond vanwege het stelsel
van droogvallende zandbanken. Het open water van de Voordelta is vooral van belang
voor visetende trekvogels, in het bijzonder voor de roodkeelduiker, en voor schelpdiereters,
als zwarte zee-eend en eider.
De onderhavige toegangsbeperkingen dienen ter behoud van de aanwezige natuurwaarden
en realisatie van de Natura 2000-doelen die volgen uit de voorgenoemde Vogel- en Habitatrichtlijn.
Daarnaast zijn de ingestelde rustgebieden maatregelen ter compensatie van de effecten
van de aanleg van Maasvlakte 2 binnen de ‘Voordelta’. De verplichting tot compensatie
van de effecten van Maasvlakte 2 is vastgelegd in de PKB PMR (2006) en de Nb-wetvergunning
voor de aanleg en aanwezigheid van Maasvlakte 2 (d.d. 17 april 2008, kenmerk DRZO/2008-1670).
Natura2000-opgave
Het Natura 2000-gebied Voordelta is aangewezen voor zes habitattypen en zes soorten
uit de Habitatrichtlijn en voor dertig soorten uit de Vogelrichtlijn. Alle aangewezen
vogelsoorten zijn aangewezen als niet-broedvogels, dat wil zeggen dat hun instandhoudingsdoelstellingen
betrekking hebben op de functie van het leefgebied voor doortrekkers en overwinteraars
en als foerageergebied voor elders broedende vogels (sterns) en niet op een broedfunctie.
Voor deze habitattypen en soorten zijn instandhoudingsdoelstellingen geformuleerd
in het aanwijzingsbesluit. Binnen een Natura 2000-gebied komen ook menselijke activiteiten
voor. In het beheerplan leggen Rijk en provincies vast welke instandhoudingsmaatregelen
nodig zijn en welke activiteiten onder welke randvoorwaarden mogelijk zijn. Uitgangspunt
is steeds het realiseren van ecologische doelen met respect voor, en in een zorgvuldige
balans met de maatschappelijke gebruiksfuncties.
Voor de zwarte zee-eend geldt een behoudsdoelstelling, waarbij de omvang en de kwaliteit
van het leefgebied in de Voordelta voor een bepaald aantal individuen op orde moet
zijn. De staat van instandhouding en de waargenomen trends zijn voorafgaand aan het
tweede beheerplan Voordelta 2015–2021 in beeld gebracht. De aantallen zwarte zee-eenden
liggen afgelopen jaren met aantallen in de orde grootte van 2–3.000 individuen fors
onder de instandhoudingsdoelstelling van 9.700 individuen (midwinteraantal). Uit de
waargenomen verspreiding blijkt dat de nu aangewezen rustgebieden voor de zwarte zee-eend
in ligging en/of omvang nog niet optimaal gelegen zijn om de beoogde doelen te garanderen.
De primaire factor voor aanwezigheid is de aanwezigheid van geschikt voedsel in combinatie
met voldoende rust.
Er is daarom behoefte om de begrenzing van deze rustgebieden, omwille van het beoogde
rendement en effect van deze sluiting, aan te passen aan de werkelijke verspreiding
en gebiedsgebruik van de zwarte zee-eend. In het Natura2000 (ontwerp)beheerplan Voordelta
2015–2021 is in dat verband reeds aangegeven dat gedurende de looptijd van het beheerplan
op basis van het onderzoek in het kader van NCV deze aanpassing van de rustgebieden
zal plaatsvinden.
Compensatieopgave Tweede Maasvlakte
In de Nb-wetvergunning voor de aanleg en aanwezigheid van Maasvlakte 2 is een compensatieverplichting
opgenomen ten aanzien van habitattype 1110 en een drietal vogelsoorten, te weten de
visdief, grote stern en zwarte zee-eend. De zwarte zee-eend gebruikt het hele jaar
deze gebiedsdelen van de ‘Voordelta’ als foerageer-, rust- en ruigebied. De grootste
aantallen worden aangetroffen in de winterperiode (half november–half mei).
De invulling van compensatie voor het verlies van leefgebied door de aanleg van Maasvlakte
2 is het bevorderen van extra voedselproductie door beperking van de bodemberoering
door de visserij in combinatie met het bieden van voldoende rust voor de beschermde
soorten door het instellen van rustgebieden. De compensatieverplichting voor habitattype
1110 is ingevuld in het Toegangsbeperkingsbesluit Bodembeschermingsgebied Voordelta
(kenmerk DRZ. 2008/2213-1). Om te voorzien in rustgebied voor onder meer de zwarte
zee-eend heeft de toenmalige minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bij
besluit van 9 juni 2008 (kenmerk DRZ. 2008-2213-2) een beperking ingesteld van de
toegankelijkheid van verschillende gebiedsdelen binnen het Natura 2000-gebied ‘Voordelta’.
Hieronder vallen ook het gebied op en rond de Bollen van de Ooster en het gebied rond
de Bollen van het Nieuwe Zand. Het onderhavig besluit is een wijziging van en aanvulling
op het reeds geldende toegangsbeperkingsbesluit (DRZ 2008 2213-2).
Conform artikel 20, lid 3 van de Nb-wet 1998 is het verboden in strijd met de beperkingen die voortvloeien uit de aanwijzing tot
gesloten gebied om zich te bevinden in een dergelijk gebied. Onder ‘zich bevinden’
wordt in dit kader tevens begrepen het zich bevinden in het luchtruim boven de in
dit besluit genoemde rustgebieden.
In het besluit is rekening gehouden met de ecologische vereisten en afgewogen in hoeverre
beperkingen aan activiteiten moeten worden gesteld, om de beoogde compensatiedoelstelling
te bewerkstelligen, mede in het licht van de in het beheerplan Voordelta opgenomen
instandhoudingsdoelstellingen. Bij deze afweging is nadrukkelijk rekening gehouden
met de maatschappelijke belangen van visserij, toerisme en recreatie.
Ontwikkelingen zwarte zee-eend in de afgelopen jaren
De aantallen van zwarte zee-eenden in de Voordelta zijn in de afgelopen jaren met
intensieve monitoring gevolgd. De aantallen zwarte zee-eenden in de Voordelta vertonen
jaarlijks grote fluctuaties. In de periode 2008–2015 varieerde het maximum aantal
zwarte zee-eenden in de Voordelta tussen 550 (2014–2015) tot 7.800 (2012–2013), en
lag in de meeste jaren met een niveau rond de 2–3.000 exemplaren ruim onder de instandhoudingsdoelstelling
(Deltares PMR monitoring natuurcompensatie Voordelta, samenvattende rapportage 2014,
2015) Jaren met lage aantallen zwarte zee-eenden worden afgewisseld met jaren met
hoge aantallen. Dat de zwarte zee-eenden niet elk jaar in dergelijke aantallen worden
gezien hangt van meerdere, deels externe factoren af. Uit het feit dat in 2013 opnieuw
grote aantallen zwarte zee-eenden in het gebied verbleven blijkt dat de Voordelta
nog steeds de functie en de capaciteit heeft als verblijfsgebied voor grote aantallen
eenden. Het zeker stellen van voldoende omvang en kwaliteit voor het potentieel leefgebied
is daarom onverminderd belangrijk.
Op grond van de monitoringresultaten van de afgelopen jaren is de conclusie dat de
kwaliteit van de Voordelta als verblijfsgebied voor de zwarte zee-eend met de huidige
maatregelen en door ontwikkelingen in het gebruik op een aantal punten te wensen overlaat:
-
• De voedselsituatie is al sinds jaren aan het veranderen door de opmars van de exoot
Ensis (mesheften).
-
• De rustgebieden liggen niet meer op de juiste locatie (vogels verblijven grotendeels
buiten de nu aangewezen rustgebieden);
-
• De rustgebieden zijn te klein, omdat minimum verstoringsafstanden groter blijken te
zijn dan 500 m;
-
• Een negatief effect van de garnalenvisserij op de vestigingskans en opgroeimogelijkheden
van schelpdieren kan niet worden uitgesloten;
-
• De garnalenvisserij heeft zich de afgelopen jaren sterk in het bodembeschermingsgebied
geconcentreerd waardoor hier de visserijdruk en verstoring is toegenomen;
-
• zwarte zee-eenden blijken steeds later in het jaar te komen en langer te blijven.
De voedselsituatie is al sinds jaren aan het veranderen door de opmars van de exoot
Ensis (mesheften). In jaren met lage aantallen zwarte zee-eend komt de verspreiding overeen
met de aanwezigheid van grote aantallen jonge Ensis. De verspreiding bij grote aantallen zwarte zee-eend (voorjaar 2013) valt juist samen
met banken jonge schelpdiersoorten die van oudsher bekend zijn als belangrijke voedselbron
voor zwarte zee-eend, zoals Spisula (Evaluatie MEP natuurcompensatie Voordelta (NCV) 2013)
In de afgelopen onderzoeksperiode (2009–2013) is gebleken dat de zwarte zee-eenden
zich in de Voordelta nog steeds concentreren in de twee regio’s binnen het bodembeschermingsgebied
waar ook de huidige rustgebieden liggen, te weten Bollen van het Nieuwe Zand en Bollen
van de Ooster. Ze blijken te rusten en eten in dezelfde gebieden. De locaties waar
de eenden zich concentreren liggen echter niet (meer) binnen de in 2008 vastgelegde
begrenzing van de rustgebieden. Voor de zeer verstoringsgevoelige zwarte zee-eend
is het belangrijk dat de rust- en foerageergebieden vrij zijn van verstoring en dat
het wat betreft aanbod en bereikbaarheid van schelpdieren goede voedselplekken zijn.
Rustgebieden moeten daarnaast voldoende groot zijn om een populatie van een kleine
10.000 Zwarte zee-eenden te kunnen huisvesten en ook ruimte te bieden voor verschuivingen
in schelpdierbestanden. De uitgevoerde evaluatie natuurcompensatie Maasvlakte 2 concludeert
dat uit de waargenomen verspreiding blijkt dat de huidig aangewezen rustgebieden in
allocatie en/of omvang nog niet optimaal gelegen zijn om de beoogde compensatie in
termen van niet verstoord verblijfgebied ook werkelijk te leveren (Evaluatie MEP natuurcompensatie
Voordelta (NCV) 2013). De meest actuele monitoring van over het voorkomen van de zwarte
zee-eend bevestigen de verschuiving in zuidoostelijke richting ten opzichte van het
huidige rustgebieden, maar laten ook zien dat in de huidige rustgebieden nog steeds
zwarte zee-eenden verblijven (Deltares, PMR monitoring natuurcompensatie Voordelta,
samenvattend rapport 2014, 2015).
In samenhang met het proces van het Beheerplan Voordelta is nagegaan welke aanpassingen
van de ligging van de rustgebieden mogelijk zijn zodat deze beter aansluiten op de
actuele waargenomen verspreiding. Dit is gebeurd op grond van de in dit onderzoek
verzamelde inzichten op het gebied van ruimtegebruik en het voorkomen van geschikte
schelpdieren. De huidige omvang van de rustgebieden blijkt te klein als het gaat om
voldoende voedsel, voldoende rust en rekening houdend met zich verplaatsende schelpdierbestanden.
Wat verder van de kust gelegen zijn de vaarbewegingen van recreatie- en visserijschepen
de belangrijkste reden voor verstoring van de zwarte zee-eenden, dichter bij de kust
zijn dat de kitesurfers. Opvliegafstanden van zwarte zee-eenden zijn minimaal 700
m, soms zelfs meer. Na verstoring verplaatsen de eenden zich over kilometers afstand
(1–5km+), bij herhaaldelijke verstoring wijken de eenden uit naar andere regio’s (10–20km+).
Het is waarschijnlijk dat herhaalde verstoring een zeegebied voor langere tijd kan
vrijhouden van foeragerende eenden.
Er is onderzoek gedaan naar de effecten van de garnalenvisserij op bodemfauna (2011–2013).
Gebleken is dat een garnalenkor grote aantallen Spisula, Abra en Mytilus, het belangrijkste voedsel voor de zwarte zee-eend, opvist. Of dit effect substantieel
is voor de voedselbeschikbaarheid van de zwarte zee-eend is in het onderzoek niet
vastgesteld.
De zwarte zee-eenden concentreren zich anders dan voorheen later in het seizoen in
het gebied, met een accent op de nawinter en het voorjaar. Grotere aantallen zwarte
zee-eenden zijn de laatste jaren globaal in de periode 1 december tot 15 mei aanwezig;
voorheen was dit ongeveer een maand eerder. Voor 1 december zijn vooral de ‘kwartiermakers’
al in het gebied te vinden. Dit gaat om kleinere aantallen. Bij de instelling van
de gesloten periode is hiermee rekening te houden.
Op basis van de resultaten uit het monitoringonderzoek is een model voor de potentiële
draagkracht van de Voordelta voor de zwarte zee-eend ontwikkeld (Poot, M.J.M. & P.W.
Van Horssen (Waardenburg), 2014, Brinkman, A.G. (Imares), 2015). Door het modelleren
van het energie-budget van de zwarte zee-eend, in combinatie met meetgegevens over
de beschikbaarheid van voedsel op geschikte foerageerlocaties, een berekening van
de ontwikkeling in de voedselvoorraad over de periode van aanwezigheid van de zwarte
zee-eend, en meetgegevens over de mate van verstoring, is de maximale omvang geschat
van de populatie zwarte zee-eenden die in de Voordelta kan verblijven. Op deze wijze
is de potentiële draagkracht van de Voordelta als functie van voedselbeschikbaarheid
en verstoring berekend.
Volgens het onderzoek in de Voordelta moet een zwarte zee-eend in de winter naar schatting
1.000–4.000 prooidieren per etmaal opduiken om aan zijn energiebehoefte te voldoen.
De range in aantal hangt samen met de grootteverdeling van de prooien en dus de energie-inhoud.
Gebaseerd op de inzichten over aanwezige geschikte schelpdieren vanuit de bodemmonitoring
betekent dat per eend per etmaal een globaal ruimtebeslag van 100–400 m2 foerageergebied. In termen van potentieel noodzakelijk areaal is dat voor de bij
het instandhoudingsdoel aanwezige aantallen circa 10.100–17.000 ha benutbaar foerageergebied.
De in dit besluit doorgevoerde aanpassingen leiden ertoe dat de aangepaste rustgebieden
aanzienlijk meer ecologische en fysieke ruimte bieden voor Zwarte zee-eenden ten opzichte
van de huidige situatie. De omvang van de beide rustgebieden tezamen verdubbelt tot
8.266 ha ten opzichte van de huidige omvang. In deze omvang vormt het een substantieel
deel van het potentieel noodzakelijke foerageergebied bij de instandhoudingsdoelen.
Bij deze locatie en omvang is de compensatieopgave voor de zwarte zee-eend naar de
huidige inzichten minimaal noodzakelijk ingevuld en toereikend als basis voor het
kunnen voorzien in de instandhoudingsdoelstelling voor de Voordelta.
Gevolgen visserij
De rustgebieden zijn qua ligging verschoven en in omvang verruimd om voldoende rust
te garanderen. Dit in combinatie met het volledig stopzetten van alle vormen van bodemberoerende
visserij in één van de voor de zwarte zee-eend belangrijke potentiële voedselrijke
gebieden. Dit is bij de huidige inzichten de meest zekere maatregel om tot verbetering
van de voedsel- en rustsituatie te komen.
De maatregelen betekenen extra gebruiksbeperkingen voor verschillende vormen van visserij.
Bij de afweging van het toegangsbeperkingsbesluit staat centraal een zo veel als mogelijk
evenwichtige verdeling tussen enerzijds het bereiken van qua ligging en functioneren
optimale rustgebieden voor de zwarte zee-eend en anderzijds het zo gering mogelijk
verder inperken van de huidige mogelijkheden voor de andere gebruikers zoals recreatie
en visserij. De begrenzing van de rustgebieden zijn aan de noord- en zuidzijde van
de Bollen van het Nieuwe zand zodanig neergelegd, dat de huidige gebieden voor Ensisvisserij
en voor wrakkenvisserij toegankelijk blijven. Voor de garnalenvisserij wordt als compensatie
voor het vergroten van de beide rustgebieden, de periode waarop op garnalen mag worden
gevist in de Bollen van de Ooster, verruimt van 1 november tot 15 december. Met het
vergrote rustgebied Bollen van het Nieuwe Zand, is er voldoende uitwijkmogelijkheid
voor eventueel vroeg aanwezige zwarte zee-eenden in het gebied Bollen van de Ooster.
Motivering van de wijziging in maatregelen (artikelsgewijs)
Artikel 1
De locatie en omvang van de huidige rustgebieden ‘Bollen van de Ooster’ en ‘Bollen
van het Nieuwe Zand’ zijn gebaseerd op de destijds beschikbare kennis over voorkomen
en gevoeligheid van de soorten waarvoor deze gebieden zijn ingesteld, rekening houdend
met belangen van gebruikers. De conclusie uit de recente monitoring en de onderzoeken
is dat de voedselbeschikbaarheid in combinatie met rust onvoldoende is gewaarborgd
met de thans ingestelde rustgebieden (Natura 2000 ontwerpbeheerplan Voordelta 2015–2021
en Evaluatie MEP natuurcompensatie Voordelta (NCV) 2013). De huidige maatregelen bieden
onvoldoende zekerheid op voldoende voedselbeschikbaarheid en rust voor het instandhoudingsdoel
en het compensatiedoel voor de zwarte zee-eend. Het is daarom nodig de kerngebieden
voor de zwarte zee-eenden in de Voordelta te optimaliseren via een combinatie van
rust en voedselbeschikbaarheid. In dit toegangsbeperkingsbesluit wordt hieraan invulling
gegeven. De aanpassingen betreffen een aanpassing van de ligging, omvang, periode
van beperking en de gebruiksbeperkingen voor de gebieden ‘Bollen van de Ooster’ en
‘Bollen van het Nieuwe Zand’. In het veld en op het water zijn de begrenzingen van
het gebied waarvan de toegankelijkheid is beperkt, herkenbaar door de aangebrachte
betonning en/of palen met bebording.
De verbetering van de voedselsituatie wordt juridisch ingevuld binnen het deel van
het gebied van de ‘Bollen van het Nieuwe Zand’ dat thans reeds als bodembeschermingsgebied
is aangewezen. Daarmee wordt de potentie van het gebied ‘Bollen van het Nieuwe Zand’
als belangrijkste verblijfsgebied voor de zwarte zee-eend versterkt.
Artikel 2
Bij de ‘Bollen van de Ooster’ blijft de huidige jaarrond sluiting op de huidige locatie
(1.429 ha) van kracht op grond van het van kracht zijnde Toegangsbeperkingsbesluit
(DRZ. 2008-2213-2). Dit is van belang voor bescherming van de zeehond en grote stern.
Hiervoor zijn geen veranderingen nodig. In het voorliggend besluit wordt de ligging
en omvang van het winterrustgebied gewijzigd. Door deze aanpassing sluit het gebied
aan op het rustgebied ‘Middelplaat’.
Door de aansluiting van het winterrustgebied op de ‘Middelplaat’ wordt de omvang vergroot
van de huidige 2.740 ha naar 3.902 ha. Het toegangsbeperkingsbesluit regelt primair
de toegang tot het rustgebied.
Artikel 3
Bij de ‘Bollen van het Nieuwe Zand’ blijft de sluiting in de winterperiode op de huidige
locatie van kracht op basis van het van kracht zijnde Toegangsbeperkingsbesluit (DRZ.
2008-2213-2). Met dit voorliggende wijzigingsbesluit wordt voorzien in een verdrievoudiging
van het huidige rustgebied van de huidige 1.310 ha naar 4.144 ha. Daarmee zal het
rustgebied naar het zuiden verschuiven, hetgeen beter aansluit bij de geografisch
spreiding en aanwezigheid van de zwarte zee-eend in relatie tot het voorkomen van
schelpdieren. De noordoostelijke hoek van het huidige rustgebied bij de ‘Bollen van
het Nieuwe Zand’ komt te vervallen, waardoor er aldaar ruimte voor maatschappelijk
gebruik vrijkomt.
Het noordelijk deel van het rustgebied (2.464 ha) wordt een jaar rond gesloten gebied
voor iedere vorm van bodemberoerende activiteiten. Dit gedeelte ligt volledig in het
bodembeschermingsgebied vanwege de inhoudelijke en juridische koppeling aan de natuurcompensatie
voor Maasvlakte 2.
De ‘Bollen van het Nieuwe Zand’ zijn in de aangepaste situatie niet toegankelijk voor
alle gebruikers tussen 1 november en 15 mei. De sluitingsdatum voor het winterrustgebied
is gewijzigd naar een later moment dan in het huidige toegangsbeperkingsbesluit. Dit
sluit aan bij het geconstateerde later vertrek van de zwarte zee-eend. Daarmee wordt
het gebied van de ‘Bollen van het Nieuwe Zand’ beschouwd als het belangrijkste kerngebied
voor de zwarte zee-eenden. Zwarte zee-eenden die in het gebied ‘Bollen van de Ooster’
verblijven kunnen na 1 april, de startdatum van het zomerrustgebied-regime voor de
‘Bollen van de Ooster’, uitwijken naar het gebied ‘Bollen van de Nieuwe Zand’. Datzelfde
geldt voor kleinere aantallen vroege zwarte zee-eenden die mogelijk verstoring ondervinden
van de verlengde garnalenvisserij tot 15 december in het gebied ‘Bollen van de Ooster’.
Artikel 4
De uitzonderingen voor de toegangsbeperkingen blijven op grond van het huidige Toegangsbeperkingsbesluit
DRZ. 2008-2213-2 ongewijzigd van kracht. Voor de garnalenvisserij wordt de toegang
tot het winterrustgebied als uitzondering toegestaan tussen 1 november tot 15 december.
Voor alle overige vormen van gebruik blijft de huidige periode van sluiting van het
grotere winterrustgebied, 1 november – 1 april, ongewijzigd van kracht. Garnalenvisserij
is binnen deze gebieden dus toegestaan aan het begin van de winterrustperiode wanneer
er de eerste zwarte zee-eenden al aanwezig kunnen zijn. Dit zijn nog kleine aantallen,
maar de verstoring van de binnen de betreffende gesloten zones aanwezige beschermde
soorten moet zoveel mogelijk voorkomen worden. De Nbwet-vergunning reguleert binnen
de toegangsbeperkte gebieden de wijze waarop in de aangegeven opengestelde periode
toch gevist kan worden via voorschriften voor het vissen en varen die in acht genomen
dienen te worden om verstoring van beschermde soorten te beperken.
Het gebied nabij de Brouwersdam voor de kitesurfers wordt door dit besluit niet verder
ingeperkt. De uitzondering voor windsurfen en golfsurfen op de noordoostelijke punt
van het zomerrustgebied blijft bestaan, maar is nadrukkelijk niet van toepassing voor
kitesurfen. De verstoringsafstand van deze vorm van surfen ten opzichte van de andere
vormen van surfen is daarvoor te groot.
De doorvaart bij het rustgebied ‘Bollen van de Ooster’ c.q. de corridor voor de langzame
gemotoriseerde recreatie- en beroepsvaart blijft van kracht. Zeilen en Surfen door
de doorvaartcorridor is niet toegestaan. Recreatiebelangen daarmee gecontinueerd gediend.
Artikel 5
De toegangsbeperkingen en uitzonderingen voor gebruiksvormen in de winterperiode blijven
ongewijzigd van kracht volgens het huidige Toegangsbeperkingsbesluit (DRZ. 2008-2213-2).
Artikel 6
Dit artikel bevat de standaard uitzonderingen voor specifieke overheidstaken. Voor
het onderhoud aan kabels en leidingen in de winterrustperiode, alsmede in het gehele
jaar voor het noordelijk deel van het rustgebied Bollen van het Nieuwe Zand, als beschreven
in artikel 3, sub 2, geldt voor onderhoud het vereiste van dringende noodzaak en voorafgaande
toestemming.
Samenvattend overzicht
|
Bollen van de Ooster
|
Bollen van het Nieuwe Zand
|
Wat
|
Rustgebied ingesteld voor de zwarte zee-eend en grote stern in relatie tot hun instandhoudingsdoelstellingen
vanuit Natura 2000 alsmede als formele vastlegging van de gerealiseerde compensatie
in het licht van het project Maasvlakte 2. Tevens ingesteld als jaar rond rustgebied
voor de gewone zeehond voor de Natura 2000 verbeteropgave in het Beheerplan Voordelta.
Dit rustgebied en beperkingen blijven ongewijzigd van kracht op basis van het eerdere
TBB.
|
Rustgebied ingesteld voor de zwarte zee-eend in relatie tot haar instandhoudingsdoelstelling
vanuit Natura 2000 alsmede als formele vastlegging van de gerealiseerde compensatie
in het licht van het project Maasvlakte 2.
|
Waar
|
Gebied rond de Bollen van de Ooster en het gebied ten zuidoosten van deze plaat (totaal
3.902 ha), in de zomerperiode tot 4 km en in de winterperiode tussen 0,7 tot 2,7 km
uit de kust.
|
Het gebied rond de Bollen van het Nieuwe Zand (totaal 4.144 ha).
|
Belang van het gebied en periode
|
De zwarte zee-eend gebruikt het gebied tussen de Bollen van de Ooster en de kust het
hele jaar door als foerageer-, rust- en ruigebied. De grootste aantallen worden aangetroffen
in de winterperiode (half november–half mei). De trek naar de broedgebieden is in
de periode maart-mei met een piek in april. In de zomerperiode komen kleinere aantallen
voor en bevinden de eenden zich vlak achter de plaat om te ruien. In deze periode
van circa 25 dagen kunnen ze niet vliegen.
|
De zwarte zee-eend gebruikt het gebied rond de Bollen van het Nieuwe Zand het hele
jaar door als rust-, en foerageergebied. De belangrijkste periode is echter van half
november tot half mei.
|
Waarom
|
Voor de zwarte zee-eend geldt een compensatieopgave: door de aanleg en aanwezigheid
van Maasvlakte 2 verdwijnt permanent leefgebied voor deze soort. Door de met dit TBB
formeel vastgelegde beperkende maatregelen voor vormen van visserij met zware bodemberoering
neemt de potentiële beschikbaarheid van voedsel toe. De locaties waar de eenden zich
concentreren liggen echter niet (meer) binnen de in 2008 vastgelegde begrenzing van
de rustgebieden.
Voor de zeer verstoringsgevoelige zwarte zee-eend is het belangrijk dat de rust-/foerageergebieden
vrij zijn van verstoring en dat het wat betreft aanbod en bereikbaarheid van schelpdieren
goede voedselplekken zijn.
Gezien het belang van het gebied voor de garnalenvisserij en recreatie blijft de sluitingsduur
gehandhaafd op de bestaande periode. Er geldt een uitzondering voor de garnalenvisserij
tot 15 december onder voorschriften (vanuit de relevante Nb-wetvergunning) om verstoring
zoveel mogelijk te beperken.
|
Voor de zwarte zee-eend geldt een compensatieopgave: door de aanleg en aanwezigheid
van Maasvlakte 2 verdwijnt permanent foerageergebied voor deze soort. Door de met
dit TBB formeel vastgelegde beperkende maatregelen voor alle vormen van visserij met
zware bodemberoering neemt de beschikbaarheid van voedsel toe. De locaties waar de
eenden zich concentreren liggen echter niet (meer) binnen de in 2008 vastgelegde begrenzing
van de rustgebieden.
Voor de zeer verstoringsgevoelige zwarte zee-eend is het belangrijk dat de rust-/foerageergebieden
vrij zijn van verstoring en dat het wat betreft aanbod en bereikbaarheid van schelpdieren
goede voedselplekken zijn. Door beperkingen te stellen aan vrijwel alle activiteiten
wordt verstoring in met name de winterrustperiode sterk beperkt. Deze periode is verlengd
van 1 april naar 15 mei op basis van de waargenomen latere aankomst en langer verblijf
van de zwarte zee-eenden. Op die manier kan het gebied ook de uitwijk vormen voor
zwarte zee-eenden uit de gebied rond de Bollen van de Ooster.
Om de vestigingskans van schelpdierbroed en opgroeimogelijkheden jonge schelpdieren
te verbeteren is een beperking op alle vormen van bodemberoerende activiteiten in
noordelijk deel van het rustgebied van kracht.
|
Begrenzing
|
De gebieden zijn qua ligging verschoven en verruimd gebaseerd op de actuele inzichten
voor wat betreft voorkomen, voedselbeschikbaarheid en verstoringsafstanden. In de
winterperiode is het gebied van voldoende omvang om als rust- en foerageergebied voor
de gewenste aantallen te kunnen fungeren. De afstanden tot verstorende functies zijn
vergroot tot minimaal 700 m. Bij de aanpassing zijn de effecten voor de andere gebruikers
(recreatie en visserij) zo beperkt mogelijk gehouden.
|
De gebieden zijn qua ligging verschoven en verruimd gebaseerd op de actuele inzichten
voor wat betreft voorkomen, voedselbeschikbaarheid en verstoringsafstanden. In de
winterperiode is het gebied van voldoende omvang om als kerngebied voor rust en foerageren
voor de gewenste aantallen te kunnen fungeren. De afstanden tot verstorende functies
zijn vergroot tot minimaal 700 m. Bij de aanpassing zijn de effecten voor de andere
gebruikers (recreatie en visserij) zo beperkt mogelijk gehouden.
Begrenzing aan noordzijde zuidwaarts verplaatst om ruimte te bieden aan Ensisvisserij
en begrenzing zuidkant noordwaarts gelegd om ruimte houden voor wrakkenvisserij
|
Maatregel
|
Het grotere (winter)rustgebied is van 1 november tot 1 april gesloten, met uitzondering
van beperkte vormen van doorvaart voor visserij en recreatie.
|
Het gebied is gesloten voor alle activiteiten van 1 november tot 15 mei. Gedurende
het gehele jaar is het noordelijk deel (2.464 ha) van het gebied gesloten voor alle
vormen van visserij met bodemberoering en overige bodemberoerende activiteiten.
|
|
Garnalenvisserij is toegestaan van 1 april tot 15 december.
|
Begrenzing aan noordzijde zuidwaarts verplaatst om ruimte te bieden aan Ensisvisserij
en begrenzing zuidkant noordwaarts gelegd om ruimte houden voor wrakkenvisserij
|
Vergunningplicht
Het voorliggende besluit beoogt de beperking van toegang tot bepaalde gebieden te
regelen, maar biedt geen vrijstelling van de vergunningplicht voor activiteiten, in
gevallen waarin deze vergunningplicht uit de Nb-wet voortvloeit. Indien gedurende de looptijd van onderhavige vergunning gebieden in
de betrokken Natura 2000-gebieden gesloten worden op grond van artikel 20 van de Nb-wet 1998 (Toegangbeperkende Besluiten), dan dient de garnalenvisserij, waar aan de orde, in
overeenstemming met dergelijke besluiten te worden uitgevoerd.
In de vergunning vanuit de Nb-wet 1998 (DGNR-RRE/14198379, d.d. 22 januari 2015) zijn voorschriften gesteld aan de garnalenvisserij
onder meer om verstoring te vermijden. Deze voorschriften hebben onder meer betrekking
op het varen/vissen langs exemplaren van groepen van vogels, geluid- en lichtverstoring,
het niet aan boord mogen hebben van niet-bemanningsleden, de VMS/AIS-plicht etc.
Kaart
De gebieden waarop de toegankelijkheidsbepalingen van dit besluit betrekking hebben
zijn aangegeven op de kaart ‘Rustgebied Bollen van de Ooster en Bollen van het Nieuwe
Zand’.
De definitieve coördinaten worden bepaald tijdens het uitleggen van de betonning.
Deze definitieve coördinaten kunnen in detail afwijken van de coördinaten bij bovenvermelde
kaart. De definitieve coördinaten zullen worden bekendgemaakt via de gebruikelijke
informatiekanalen aan de visserij en andere relevante doelgroepen (o.m. via berichten
Kustwacht aan zeevarenden) en worden gepubliceerd op de website www.rwsnatura2000.nl.
De begrenzing van het rustgebied ‘Bollen van de Ooster’ en ‘Bollen van het Nieuwe
Zand’ zullen ook verschijnen op de hydrografische kaarten de Dienst der Hydrografie
van de Koninklijke Marine en de daarop gebaseerde recreatiekaarten.
Notificatie visserijmaatregelen
De maatregelen in het voorliggend besluit brengen beperkingen met zich mee voor de
Nederlandse visserijsector. Het is voor vissers uit andere lidstaten van de Europese
unie niet toegestaan om binnen de zone van 3 mijl te vissen. Tussen Nederland en België
geldt evenwel het Beneluxverdrag. Op grond hiervan mogen de vissers uit beide landen
in elkaars 3-mijlszone vissen overeenkomstig de regels van het betreffende land. Dus
de Belgische vissers mogen in de Nederlandse zone van 0 tot 3 mijl de garnalenvisserij
uitoefenen, echter overeenkomstig de regels zoals deze gelden voor de Nederlandse
garnalenvissers. Om die reden is het voornemen tot dit besluit gemeld in het bilateraal
visserij-overleg tussen Nederland en België en voorgelegd aan de Spatial Planning
Working Group van de NSAC.
|
WGS 84 (GPS)
|
|
ETRS_1989_UTM_Zone 31N
|
Code
|
Latitude
|
Longitude
|
|
X
|
Y
|
BNZ 01
|
3° 39' 47''
|
51° 40' 26''
|
|
545855
|
5725190
|
BNZ 02
|
3° 35' 47''
|
51° 40' 56''
|
|
541229
|
5726070
|
BNZ 03
|
3° 33' 56''
|
51° 43' 34''
|
|
539055
|
5730930
|
BNZ 04
|
3° 34' 17''
|
51° 43' 47''
|
|
539463
|
5731350
|
BNZ 05
|
3° 35' 5''
|
51° 44' 18''
|
|
540381
|
5732300
|
BNZ 06
|
3° 39' 17''
|
51° 44' 22''
|
|
545200
|
5732480
|
BNZ 07
|
3° 40' 53''
|
51° 43' 32''
|
|
547055
|
5730950
|
BNZ 08
|
3° 40' 4''
|
51° 42' 19''
|
|
546150
|
5728680
|
BNZ 09
|
3° 39' 52''
|
51° 40' 59''
|
|
545937
|
5726200
|
|
WGS 84 (GPS)
|
|
ETRS_1989_UTM_Zone 31N
|
Code
|
Latitude
|
Longitude
|
|
X
|
Y
|
BVO 1
|
3° 48' 9''
|
51° 45' 5''
|
|
555403
|
5733890
|
BVO 3
|
3° 50' 50''
|
51° 48' 40''
|
|
558404
|
5740570
|
BVO 5
|
3° 49' 56''
|
51° 49' 18''
|
|
557357
|
5741740
|
BVO 7
|
3° 48' 52''
|
51° 49' 2''
|
|
556144
|
5741230
|
BVO 9
|
3° 46' 1''
|
51° 47' 59''
|
|
552884
|
5739240
|
BVO 11
|
3° 44' 1''
|
51° 47' 14''
|
|
550609
|
5737830
|
BVO 13
|
3° 43' 51''
|
51° 45' 31''
|
|
550451
|
5734660
|
BVO 15
|
3° 46' 16''
|
51° 45' 13''
|
|
553226
|
5734120
|
|
|
|
|
|
|
BVO 2
|
3° 45' 17''
|
51° 46' 41''
|
|
552078
|
5736820
|
BVO 4
|
3° 46' 6''
|
51° 46' 41''
|
|
553010
|
5736830
|
BVO 6
|
3° 47' 19''
|
51° 46' 50''
|
|
554413
|
5737120
|
BVO 8
|
3° 51' 26''
|
51° 49' 15''
|
|
559091
|
5741660
|
BVO 10
|
3° 51' 14''
|
51° 49' 24''
|
|
558852
|
5741930
|
BVO 12
|
3° 50' 47''
|
51° 49' 25''
|
|
558333
|
5741970
|
|
|
|
|
|
|
BVO A
|
3° 49' 15''
|
51° 46' 33''
|
|
556631
|
5736620
|
BVO B
|
3° 43' 57''
|
51° 46' 29''
|
|
550541
|
5736430
|