Schenk- en erfbelasting, toepassing van artikel 9, 10 en 15 van de Successiewet 1956

[Regeling treedt (deels) in werking per 02-11-2016 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2010.]
Geraadpleegd op 14-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2010 en zichtdatum 02-11-2016.
Geldend van 01-01-2010 t/m 01-11-2016

1. Inleiding

[Treedt in werking op 02-11-2016]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

2. Artikel 9 van de Successiewet. Bijschrijving van rente op grond van een renteclausule.

Terugwerkende kracht

Voor dit onderdeel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2016, 57602, datum inwerkingtreding 02-11-2016, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

Terugwerkende kracht

Voor dit onderdeel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

In een aantal testamenten is de op een geldvordering wegens onderbedeling bij te schrijven rente vastgesteld op een enkelvoudige rente gelijk aan 6% samengestelde rente, uitgaande van de statistische levensverwachting van de langstlevende echtgenoot op het moment van het overlijden van de eerststervende echtgenoot. Deze renteclausule werd in het verleden onder de Wet op de inkomstenbelasting 1964 veelal in het testament opgenomen met de gedachte dat de kinderen bij een samengestelde rente jaarlijks inkomstenbelasting over die rente zouden moeten betalen. De rentedragendheid leidde echter in een dergelijk geval niet tot het genieten van rente onder de Wet op de inkomstenbelasting 1964. Dit standpunt is destijds opgenomen in de Mededeling Directie Particulieren, V-N 1992/1161, pt. 13 en Infobulletin 92/205. Als de bedoelde renteclausule in het testament is opgenomen vanwege de vermeende gevolgen voor de inkomstenbelasting, kan worden geconcludeerd dat de erflater feitelijk 6% samengestelde rente heeft willen bepalen. Voor die gevallen is in de brief aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 2 november 2009 toegezegd een overgangsregeling te treffen voor nalatenschappen die zijn opengevallen vóór 1 januari 1993.1 Gelet op deze toezegging keur ik het volgende goed.

Goedkeuring

Ik keur onder een voorwaarde het volgende goed voor de toepassing van artikel 9 van de Successiewet. Als een erflater in het testament ten aanzien van een geldvordering wegens onderbedeling een renteclausule heeft opgenomen inhoudende een enkelvoudige rente gelijk aan 6% samengestelde rente, kan deze rente worden beschouwd als 6% samengesteld.

Voorwaarde

De goedkeuring geldt alleen als het overlijden heeft plaatsgevonden vóór 1 januari 1993.

Toelichting

De door de goedkeuring geldende duiding van de feiten leidt ertoe dat ervan mag worden uitgegaan dat de erflater civielrechtelijk 6% samengestelde rente heeft willen bepalen en niet meer in de gelegenheid is geweest om zijn testament te wijzigen overeenkomstig het in 1992 voor de inkomstenbelasting ingenomen beleidsstandpunt. Als de langstlevende echtgenoot (de schuldenaar) overlijdt voordat de statistische levensverwachting is verstreken, wordt voor de toepassing van artikel 9 gedaan alsof een samengestelde rente van 6% is overeengekomen zodat geen aanvullende heffing plaatsvindt bij de schuldeiser. Bij een overlijden na het verstrijken van de statistische levensverwachting, geldt het volgende. Als de betrokkenen in hun onderlinge civiele verhouding zijn uitgegaan van 6% samengestelde rente in plaats van de enkelvoudige rente, dan wordt ook voor de erfbelasting uitgegaan van 6% samengestelde rente. Voor zover de samengestelde rente hoger is dan 6% blijft dat meerdere wel een fictieve verkrijging op grond van artikel 9 van de Successiewet.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2016, 57602, datum inwerkingtreding 02-11-2016, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

3. Artikel 10 van de Successiewet

3.1. Gesplitste aankoop

[Treedt in werking op 02-11-2016]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

3.2. Schuldigerkenningen uit vrijgevigheid

[Treedt in werking op 02-11-2016]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

3.3. Overdracht onder voorbehoud van huur

[Treedt in werking op 02-11-2016]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

3.4. Overgangsregeling voor overdrachten van woningen vóór 1 januari 2010

[Treedt in werking op 02-11-2016]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

3.5. Herstel afstand van vruchtgebruik

Terugwerkende kracht

Voor dit onderdeel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2016, 57602, datum inwerkingtreding 02-11-2016, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

Terugwerkende kracht

Voor dit onderdeel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Naar aanleiding van de intrekking van de besluiten van 30 november 1964, nr. D4/8981 en 25 augustus 1980, nr. 280-11466, hebben ouders er in een aantal gevallen voor gekozen om afstand te doen van het vruchtgebruik van de woning en deze woning vervolgens te huren van hun kind(eren). De gedachte daarbij was dat dan geen erfbelasting over de woning zou zijn verschuldigd bij het overlijden van de ouders. Door de keuze om afstand te doen van het vruchtgebruik zijn de kinderen overdrachtsbelasting verschuldigd, en bij schenking eventueel schenkbelasting. Ook kunnen er andere (fiscale) gevolgen zijn, bijvoorbeeld voor de berekening van rendementsgrondslag in box 3. In de antwoorden van 18 oktober 2011, nr. DGB/2011/5072U, op de Kamervragen van de leden Omtzigt en Ormel is het standpunt van de Belastingdienst bevestigd dat bij omzetting van het vruchtgebruik in een huurrecht artikel 10 van de Successiewet onverkort van toepassing blijft. Zoals in de antwoorden op de Kamervragen is benadrukt, geldt de daarin toegezegde (in onderdeel 3.4 opgenomen) overgangsregeling ook voor situaties waarin het vruchtgebruik inmiddels is omgezet in huur. Door het standpunt dat bij de omzetting van vruchtgebruik in huur artikel 10 van de Successiewet blijft gelden en er daarnaast alsnog een overgangsregeling is getroffen, willen partijen in sommige gevallen de vruchtgebruiksituatie herstellen omdat de eerdere afstand van het vruchtgebruik achteraf volgens hen niet zinvol was.

Voor de fiscale gevolgen van de afstand van het vruchtgebruik sluiten de wettelijke bepalingen van de Successiewet en de Wet op belastingen van rechtsverkeer 1970 aan bij het civiele recht. Op grond daarvan zal wettelijk overdrachtsbelasting verschuldigd zijn zowel bij het afstand doen als het opnieuw vestigen van vruchtgebruik. Bij een schenking geldt hetzelfde voor de schenkbelasting. Omdat een overgangsregeling in eerste instantie was afgewezen en partijen in de veronderstelling verkeerden dat bij omzetting in huur artikel 10 van de Successiewet buiten toepassing zou blijven, zijn gevallen bekend waarin ouders vanuit die veronderstelling afstand hebben gedaan van het vruchtgebruik. Gezien deze bijzondere omstandigheid ben ik bereid om bij herstel van de (oude) vruchtgebruiksituatie, te beoordelen of een tegemoetkoming kan worden verleend in de overdrachtsbelasting of schenkbelasting die is verschuldigd bij de afstand van het vruchtgebruik en het herstel daarvan. Ik heb daarbij alleen gevallen op het oog waarin de notariële akte van afstand van vruchtgebruik is verleden vóór 1 januari 2012. Bovendien moet de afstand van het vruchtgebruik daadwerkelijk juridisch zijn hersteld. Als het vruchtgebruik niet meer kan worden hersteld of als partijen het vruchtgebruik niet willen herstellen, wordt geen tegemoetkoming gegeven.

Verzoeken kunnen worden voorgelegd aan de Belastingdienst/Directie Vaktechniek/Team Brieven en beleidsbesluiten, Postbus 20201, 2500 EE Den Haag. Ik zal dan beoordelen of in de concrete situatie een tegemoetkoming kan worden verleend.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2016, 57602, datum inwerkingtreding 02-11-2016, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

3.6. De invloed van verbeteringen

[Treedt in werking op 02-11-2016]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

3.7. Vererving bij samenwoners met kinderen

Terugwerkende kracht

Voor dit onderdeel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2016, 57602, datum inwerkingtreding 02-11-2016, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

Terugwerkende kracht

Voor dit onderdeel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Samenwoners met kinderen kunnen de vererving laten verlopen zoals bij de wettelijke vererving die geldt voor gehuwden met kinderen. Zij laten in dat geval een testament opmaken waarin de langstlevende partner als enig erfgenaam wordt benoemd. De kinderen krijgen hun erfdeel door een nog niet opeisbaar legaat. Deze situatie valt onder de uitzondering van artikel 10, vijfde lid, van de Successiewet 1956, zodat de fictie niet van toepassing is. Als door de oprenting de schuld van de langstlevende op grond van het legaat boven nominaal komt, is echter voor het meerdere de fictie wel van toepassing op grond van artikel 10, negende lid, van de Successiewet 1956. Deze testamentvorm wordt bij samenwoners met kinderen in het algemeen gebruikt om een gelijkschakeling te krijgen met het wettelijk erfrecht bij gehuwden. Ik heb begrip voor bonafide situaties waarin de samenwoners met kinderen hun nalatenschap op die wijze wensen af te wikkelen. In de nota naar aanleiding van het verslag van het wetsvoorstel Overige Fiscale Maatregelen 2012 is aangegeven dat hiervoor een regeling zal worden getroffen.2 Daarom keur ik het volgende goed.

Goedkeuring

Ik keur onder voorwaarden goed dat artikel 10, negende lid, van de Successiewet, niet van toepassing is voor zover ongehuwde partners voor de verdeling van hun nalatenschap aansluiten bij de wettelijke verdeling als bedoeld in artikel 4:13 van het Burgerlijk Wetboek.

Voorwaarden

Voor de goedkeuring gelden de volgende vier voorwaarden.

  • De goedkeuring geldt voor niet opeisbare geldvorderingen op de als erfgenaam achtergelaten langstlevende partner.

  • De geldvordering vloeit voort uit een legaat of erfstelling in het testament van de eerst overleden partner waarin de langstlevende partner tot erfgenaam is benoemd.

  • De geldvordering is verkregen door een kind van de langstlevende partner of de eerst overleden partner.

  • Partners zijn degenen die op het tijdstip van overlijden van de eerst overleden partner, partners zijn als bedoeld in artikel 1a, eerste, tweede, derde of vijfde lid, van de Successiewet (in 2010: artikel 1a, vierde, vijfde, zesde of achtste lid).

Uiteraard gelden de overige bepalingen van de Successiewet onverkort. Als het rentebestanddeel op de vordering hoger is dan 6% samengestelde rente, wordt het meerdere bij het opeisbaar worden van de geldlening of bij aflossing van de geldlening belast op grond van artikel 9 van de Successiewet.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2016, 57602, datum inwerkingtreding 02-11-2016, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

3.8. De langstlevende maakt de wettelijke verdeling/ouderlijke boedelverdeling ongedaan voor een vruchtgebruik

Terugwerkende kracht

Voor dit onderdeel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2016, 57602, datum inwerkingtreding 02-11-2016, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

Terugwerkende kracht

Voor dit onderdeel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Bij een zogenoemd keuzetestament kan de langstlevende de wettelijke verdeling ongedaan maken (artikel 4:18 van het Burgerlijk Wetboek) en als gevolg daarvan een testamentair vruchtgebruik verkrijgen. Het uitgangspunt is dat in deze situatie artikel 10 van de Successiewet van toepassing is op het erfdeel van de langstlevende omdat eigendomsrechten worden omgezet in genotsrechten.3 Bij keuzetestamenten kan dit in sommige gevallen tot een ongewenste beperking van de keuze leiden. In de nota naar aanleiding van het verslag van het wetsvoorstel Overige Fiscale Maatregelen 2012 is aangegeven dat hiervoor een goedkeuring zal worden gegeven.4 Daarom keur ik het volgende goed.

Goedkeuring

Ik keur onder voorwaarden goed dat artikel 10 van de Successiewet niet van toepassing is op een vruchtgebruiklegaat dat is opgekomen in verband met het ongedaan maken van de wettelijke verdeling als bedoeld in art 4:13 van het Burgerlijk Wetboek

Voorwaarden

Voor de goedkeuring gelden de volgende drie voorwaarden.

  • De mogelijkheid tot ongedaanmaking van de wettelijke verdeling en de keuze voor het vruchtgebruik volgt uit het testament.

  • De goedkeuring geldt voor het wettelijk erfdeel van de langstlevende volgens het testament. Als zijn erfdeel bijvoorbeeld 1/3 bedraagt ziet de goedkeuring op dit 1/3e deel. Als zijn wettelijk erfdeel 1/100 is, dan ziet de goedkeuring alleen op dit 1/100e deel.

  • De ongedaanmaking van de wettelijke verdeling en de aanvaarding van het vruchtgebruiklegaat zijn gedaan binnen de met inachtneming van artikel 45 van de Successiewet vastgestelde aangiftetermijn.

De bovenstaande goedkeuring geldt onder dezelfde voorwaarden ook bij het ongedaan maken van een ouderlijke boedelverdeling als bedoeld in artikel 4:1167 (oud) van het Burgerlijk Wetboek.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2016, 57602, datum inwerkingtreding 02-11-2016, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

3.9. Rente die wordt bijgeschreven over een vordering als bedoeld in artikel 10, zesde lid

Terugwerkende kracht

Voor dit onderdeel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2016, 57602, datum inwerkingtreding 02-11-2016, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

Terugwerkende kracht

Voor dit onderdeel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Bij een legaat van goederen in volle eigendom, waarbij de langstlevende partner de inbrengsom schuldig blijft, gaat er iets ten koste van diens vermogen. De langstlevende erkent een bedrag schuldig, waarvoor hij zich tijdens zijn leven geen voelbaar offer heeft getroost. Daarom is voldaan aan de omschrijving van het artikel 10, eerste lid, van de Successiewet. Het zesde lid van dat artikel zondert deze figuur in de situatie van volle eigendom echter uit van de toepassing van de fictiebepaling.

Zoals aangegeven in de memorie van antwoord van het wetsvoorstel tot wijziging van de Successiewet 1956 en enige andere belastingwetten5 zou dat ook moeten gelden voor de rente die op deze vordering wordt bijgeschreven, voor zover die rente op basis van een rentevaststelling als bedoeld in artikel 1, derde lid van de Successiewet, is vastgesteld.

Goedkeuring

Ik keur goed dat artikel 10, zesde lid, van de Successiewet ook geldt voor de rente over de in die bepaling bedoelde geldsom, voor zover die rente op basis van een rentevaststelling als bedoeld in artikel 1, derde lid van de Successiewet, is vastgesteld.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2016, 57602, datum inwerkingtreding 02-11-2016, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

4. Artikel 15 van de Successiewet. Niet uitgevoerd periodiek Amsterdams verrekenbeding

[Treedt in werking op 02-11-2016]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

5. Ingetrokken regeling

[Treedt in werking op 02-11-2016]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

6. Inwerkingtreding

[Treedt in werking op 02-11-2016]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

  1. Kamerstukken II 2009–2010, 31 930, nr. 81, p. 6. ^ [1]
  2. Kamerstukken II 2011/12, 33 004, nr. 5, p. 4. ^ [2]
  3. Kamerstukken I, 2009/10, 31 930, D, p. 22. ^ [3]
  4. Kamerstukken II, 2011/12, 33 004, nr. 5, p. 4. ^ [4]
  5. Kamerstukken I, 2009/10, 31 930, D, p. 56. ^ [5]