HOOFDSTUK I. Algemene bepalingen
De Hoge Verdragsluitende Partijen verbinden zich dit Verdrag onder alle omstandigheden
te eerbiedigen en te doen eerbiedigen.
Onverminderd de bepalingen welke reeds in tijd van vrede in werking moeten treden,
is dit Verdrag van toepassing ingeval een oorlog is verklaard of bij ieder ander gewapend
conflict dat ontstaat tussen twee of meer der Hoge Verdragsluitende Partijen, zelfs
indien de oorlogstoestand door één der Partijen niet wordt erkend.
Het Verdrag is eveneens van toepassing in alle gevallen van gehele of gedeeltelijke
bezetting van het grondgebied van een Hoge Verdragsluitende Partij, zelfs indien deze
bezetting geen gewapende tegenstand ontmoet.
Indien één der in conflict zijnde Mogendheden geen partij is bij dit Verdrag, blijven
de Mogendheden die wel partij zijn, niettemin in haar onderlinge betrekkingen hierdoor
gebonden. Bovendien zullen zij door het Verdrag gebonden zijn ten opzichte van bedoelde
Mogendheid, indien deze de bepalingen daarvan aanvaardt en toepast.
In geval van een gewapend conflict op het grondgebied van één der Hoge Verdragsluitende
Partijen, hetwelk geen internationaal karakter draagt, is ieder der Partijen bij het
conflict gehouden ten minste de volgende bepalingen toe te passen:
-
1. Personen die niet rechtstreeks aan de vijandelijkheden deelnemen, met inbegrip van
personeel van strijdkrachten dat de wapens heeft nedergelegd, en zij die buiten gevecht
zijn gesteld door ziekte, verwonding, gevangenschap of enige andere oorzaak, moeten
onder alle omstandigheden menslievend worden behandeld, zonder enig voor hen nadelig
onderscheid, gegrond op ras, huidkleur, godsdienst of geloof, geslacht, geboorte of
maatschappelijke welstand of enig ander soortgelijk criterium.
Te dien einde zijn en blijven te allen tijde en overal ten aanzien van bovengenoemde
personen verboden:
-
a. aanslag op het leven en lichamelijke geweldpleging, in het bijzonder het doden op
welke wijze ook, verminking, wrede behandeling en marteling;
-
b. het nemen van gijzelaars;
-
c. aanranding van de persoonlijke waardigheid, in het bijzonder vernederende en onterende
behandeling;
-
d. het uitspreken en tenuitvoerleggen van vonnissen zonder voorafgaande berechting door
een op regelmatige wijze samengesteld gerecht dat alle gerechtelijke waarborgen biedt,
door de beschaafde volken als onmisbaar erkend.
-
2. De gewonden en zieken moeten worden verzameld en verzorgd.
Een onpartijdige humanitaire organisatie, zoals het Internationale Comité van het
Rode Kruis, kan haar diensten aan de Partijen bij het conflict aanbieden.
De Partijen bij het conflict zullen er verder naar streven door middel van bijzondere
overeenkomsten de andere of een deel der andere bepalingen van dit Verdrag van kracht
te doen worden.
De toepassing van bovenstaande bepalingen zal niet van invloed zijn op de juridische
status van de Partijen bij het conflict.
Onzijdige Mogendheden zullen de bepalingen van dit Verdrag op overeenkomstige wijze
toepassen op gewonden en zieken, op leden van het geneeskundig personeel en geestelijken,
die behoren tot de strijdkrachten van de Partijen bij het conflict en die op haar
grondgebied worden toegelaten of geïnterneerd, evenals op de gevonden doden.
Ten aanzien van de beschermde personen die in handen van de vijand zijn gevallen,
zal dit Verdrag van toepassing zijn tot het ogenblik waarop hun definitieve repatriëring
is voltooid.
Onverminderd de overeenkomsten, uitdrukkelijk voorzien in de artikelen 10, 15, 23,
28, 31, 36, 37 en 52, kunnen de Hoge Verdragsluitende Partijen andere bijzondere overeenkomsten
sluiten betreffende alle aangelegenheden waarvoor zij afzonderlijke regelingen wenselijk
achten. Geen bijzondere overeenkomst mag de positie van gewonden en zieken, van leden
van het geneeskundig personeel of van geestelijken, zoals in dit Verdrag geregeld,
ongunstig beïnvloeden, noch de rechten welke dit hun toekent, beperken.
Gewonden en zieken, evenals leden van het geneeskundig personeel en geestelijken,
zullen de voordelen van zodanige overeenkomsten blijven genieten zolang het Verdrag
op hen van toepassing is, tenzij uitdrukkelijk het tegendeel is bepaald in bovenbedoelde
of nadien gesloten overeenkomsten, dan wel gunstiger maatregelen door één der Partijen
bij het conflict ten aanzien van hen zijn genomen.
Gewonden en zieken, evenals leden van het geneeskundig personeel en geestelijken,
mogen onder geen enkele omstandigheid geheel of gedeeltelijk afstand doen van de rechten
welke dit Verdrag en eventueel de bijzondere overeenkomsten, bedoeld in het voorgaand
artikel, hun waarborgen.
Dit Verdrag zal worden toegepast met de medewerking en onder het toezicht van de beschermende
Mogendheden die belast zijn met het behartigen van de belangen van de Partijen bij
het conflict. Te dien einde kunnen de beschermende Mogendheden, naast haar diplomatiek
of consulair personeel, gedelegeerden benoemen uit haar eigen onderdanen of uit die
van andere onzijdige Mogendheden. De benoeming van deze gedelegeerden moet worden
onderworpen aan de goedkeuring van de Mogendheid bij welke zij hun taak zullen vervullen.
De Partijen bij het conflict zullen zo veel mogelijk de taak van de vertegenwoordigers
of gedelegeerden van de beschermende Mogendheden vergemakkelijken.
De vertegenwoordigers of gedelegeerden van de beschermende Mogendheden mogen in geen
geval de grenzen van de hun krachtens dit Verdrag opgedragen taak overschrijden; zij
moeten in het bijzonder rekening houden met de gebiedende eisen van veiligheid van
de Staat bij welke zij hun taak vervullen. Slechts bij uitzondering kunnen hun werkzaamheden
tijdelijk worden beperkt wegens dwingende militaire noodzaak.
De bepalingen van dit Verdrag vormen geen belemmering voor de menslievende werkzaamheden
welke, met toestemming van de betrokken Partijen bij het conflict, het Internationale
Comité van het Rode Kruis of enige andere onpartijdige humanitaire organisatie op
zich neemt voor de bescherming van gewonden en zieken, geneeskundig personeel en geestelijken,
alsmede voor aan hen te verlenen hulp.
De Hoge Verdragsluitende Partijen kunnen te allen tijde overeenkomen de taak welke
krachtens dit Verdrag op de beschermende Mogendheden rust, toe te vertrouwen aan een
organisatie die alle waarborgen van onpartijdigheid en doeltreffendheid biedt.
Indien gewonden en zieken of geneeskundig personeel en geestelijken, om welke reden
ook, niet of niet meer de voordelen genieten van de werkzaamheden van een beschermende
Mogendheid of van een organisatie, aangewezen overeenkomstig het eerste lid, moet
de gevangenhoudende Mogendheid een onzijdige Staat of een organisatie, als bovenbedoeld,
verzoeken de taak op zich te nemen, welke krachtens dit Verdrag rust op door de Partijen
bij het conflict aangewezen beschermende Mogendheden.
Indien op deze wijze niet in de bescherming kan worden voorzien, moet de gevangenhoudende
Mogendheid een humanitaire organisatie, zoals het Internationale Comité van het Rode
Kruis, verzoeken de menslievende taak, anders krachtens dit Verdrag door beschermende
Mogendheden uitgeoefend, op zich te nemen, dan wel, behoudens de bepalingen van dit
artikel, het aanbod van de diensten door een zodanige organisatie aanvaarden.
Iedere onzijdige Mogendheid of iedere organisatie die door de belanghebbende Mogendheid
wordt aangezocht dan wel zich met het bovenbedoeld oogmerk aanbiedt, moet zich bij
haar optreden bewust blijven van haar verantwoordelijkheid ten opzichte van de Partij
bij het conflict, tot welke de door dit Verdrag beschermde personen behoren, en moet
voldoende waarborgen bieden, dat zij in staat is de betreffende taak op zich te nemen
en deze op onpartijdige wijze uit te voeren.
Van de voorgaande bepalingen mag niet worden afgeweken bij bijzondere overeenkomst
tussen Mogendheden van welke zich één ten gevolge van het verloop der krijgsverrichtingen,
zelfs tijdelijk, ten opzichte van de andere Mogendheid of haar bondgenoten in haar
vrijheid van onderhandelen beperkt ziet, in het bijzonder ingeval het grondgebied
van eerstbedoelde Mogendheid, of een belangrijk gedeelte daarvan, is bezet.
Waar in dit Verdrag wordt gesproken van een beschermende Mogendheid, wordt daaronder
begrepen een vervangende organisatie in de zin van dit artikel.
In alle gevallen waarin zij zulks in het belang van de beschermde personen raadzaam
achten, in het bijzonder bij meningsverschil tussen de Partijen bij het conflict over
de toepassing of uitlegging van de bepalingen van dit Verdrag, zullen de beschermende
Mogendheden haar goede diensten verlenen tot oplossing van het geschil.
Te dien einde kan ieder der beschermende Mogendheden, op uitnodiging van één Partij
of op eigen initiatief, aan de Partijen bij het conflict een bijeenkomst voorstellen
van haar vertegenwoordigers, in het bijzonder van de autoriteiten die verantwoordelijk
zijn voor gewonden en zieken, geneeskundig personeel en geestelijken, eventueel op
passend gekozen onzijdig gebied. De Partijen bij het conflict zijn gehouden gevolg
te geven aan de voorstellen welke haar tot dit doel worden gedaan. De beschermende
Mogendheden kunnen, zo nodig, de Partijen bij het conflict voorstellen de benoeming
van een bepaald persoon, behorend tot een onzijdige Mogendheid of afgevaardigd door
het Internationale Comité van het Rode Kruis, die zal worden uitgenodigd aan een zodanige
bijeenkomst deel te nemen, goed te keuren.
HOOFDSTUK II. Van de gewonden en zieken
De leden van de gewapende macht en andere personen, genoemd in het volgend artikel,
die gewond of ziek zijn, moeten onder alle omstandigheden worden ontzien en beschermd.
Zij moeten menslievend worden behandeld en verzorgd door de Partij bij het conflict,
die hen in haar macht heeft, zonder enig voor hen nadelig onderscheid, gegrond op
geslacht, ras, nationaliteit, godsdienst, politieke overtuiging of enig ander soortgelijk
criterium. Iedere aanslag op het leven en de persoon is streng verboden; in het bijzonder
mogen zij niet worden afgemaakt of uitgeroeid, noch worden onderworpen aan martelingen
of biologische proefnemingen; zij mogen niet opzettelijk zonder geneeskundige hulp
of verzorging worden gelaten, noch mogen omstandigheden worden geschapen, waardoor
zij aan besmetting of infectie worden blootgesteld.
Slechts op grond van medische noodzaak is voorrang in behandeling toegestaan.
Vrouwen moeten met alle aan haar sekse verschuldigde voorkomendheid worden behandeld.
De Partij bij het conflict, die zich genoodzaakt ziet gewonden of zieken aan de vijand
over te laten, zal, voor zover de omstandigheden uit militair oogpunt zulks veroorloven,
een deel van haar geneeskundig personeel en materieel bij hen achterlaten om mede
te werken aan hun verzorging.
Dit Verdrag is van toepassing op de gewonden en zieken die behoren tot de volgende
categorieën:
-
1. leden van de gewapende macht van een Partij bij het conflict, alsmede leden van de
militiën en vrijwilligers-korpsen welke deel uitmaken van deze gewapende macht;
-
2. leden van andere militiën en leden van andere vrijwilligers-korpsen, met inbegrip
van die van georganiseerde verzetsgroepen, behorend tot een Partij bij het conflict
en optredend binnen of buiten het eigen grondgebied, zelfs indien dit grondgebied
is bezet, mits deze militiën of vrijwilligers-korpsen, de georganiseerde verzetsgroepen
inbegrepen, voldoen aan de volgende voorwaarden:
-
a. onder bevel te staan van een persoon die verantwoordelijk is voor zijn ondergeschikten;
-
b. een vast en op enige afstand herkenbaar onderscheidingsteken te hebben;
-
c. de wapens openlijk te dragen;
-
d. zich in hun handelingen te gedragen naar de wetten en gebruiken van de oorlog;
-
3. leden van de geregelde strijdkrachten die er zich op beroepen in dienst te staan van
een regering of van een autoriteit die niet worden erkend door de gevangenhoudende
Mogendheid;
-
4. personen die de gewapende macht volgen zonder daarvan rechtstreeks deel uit te maken,
zoals burgerleden van bemanningen van militaire luchtvaartuigen, oorlogscorrespondenten,
leveranciers, leden van werkeenheden of van diensten, belast met de verzorging van
het welzijn der militairen, mits zij daartoe machtiging hebben ontvangen van de strijdmacht
welke zij begeleiden;
-
5. leden van de bemanningen van de koopvaardijvloot, met inbegrip van gezagvoerders,
stuurlieden en leerlingen, en de bemanningen van de burgerluchtvaartuigen van de Partijen
bij het conflict, die niet een gunstiger behandeling op grond van andere bepalingen
van het internationale recht genieten;
-
6. de bevolking van een niet-bezet gebied die, bij het naderen van de vijand, uit eigen
beweging de wapens opneemt om de invallende troepen te bestrijden, zonder tijd gehad
te hebben zien tot geregelde gewapende eenheden te organiseren, mits zij de wapens
openlijk draagt en de wetten en gebruiken van de oorlog eerbiedigt.
Onverminderd de bepalingen van artikel 12, zullen de gewonden en zieken van een oorlogvoerende,
die in handen van de vijand vallen, krijgsgevangenen zijn en zullen de regelen van
het volkenrecht betreffende krijgsgevangenen op hen van toepassing zijn.
Te allen tijde, en in het bijzonder na een gevecht, zullen de Partijen bij het conflict
onverwijld alle mogelijke maatregelen nemen om de gewonden en zieken op te zoeken
en te verzamelen, hen tegen plundering en slechte behandeling te beschermen en hun
de nodige verzorging te verzekeren, zomede om de doden op te zoeken en te voorkomen,
dat deze worden beroofd.
Telkens wanneer de omstandigheden zulks veroorloven, zal een wapenstilstand of een
onderbreking van het vuren worden overeengekomen of zullen plaatselijke regelingen
worden getroffen, ten einde het weghalen, uitwisselen en vervoeren van de op het slagveld
achtergebleven gewonden mogelijk te maken.
Evenzo kunnen tussen de Partijen bij het conflict plaatselijke regelingen worden getroffen
voor de evacuatie of uitwisseling van gewonden en zieken uit een belegerd of omsingeld
gebied en voor het doorlaten van geneeskundig personeel en geestelijken en van geneeskundig
materieel, bestemd voor dit gebied.
De Partijen bij het conflict moeten binnen de kortst mogelijke tijd alle gegevens
registreren welke van nut kunnen zijn om de in haar handen gevallen gewonden, zieken
en doden van de tegenpartij te identificeren. Deze gegevens zullen zo mogelijk bevatten:
-
a. aanduiding van de Mogendheid tot welke zij behoren;
-
b. leger-, stamboek- of ander contrôlenummer;
-
c. geslachtsnaam;
-
d. voornaam of voornamen;
-
e. geboortedatum;
-
f. alle andere gegevens welke op de identiteitskaart of het identiteitsplaatje voorkomen;
-
g. datum en plaats van gevangenneming of overlijden;
-
h. gegevens betreffende verwondingen, ziekte of doodsoorzaak.
Zo spoedig mogelijk moeten bovengenoemde gegevens worden toegezonden aan het Informatiebureau,
bedoeld in artikel 122 van het Verdrag van Genève betreffende de behandeling van krijgsgevangenen, van 12 Augustus 1949, welk Bureau deze inlichtingen door tussenkomst van de beschermende
Mogendheid en het Centraal Bureau voor Krijgsgevangenen zal doorgeven aan de Mogendheid
tot welke de betrokken personen behoren.
De Partijen bij het conflict zullen overlijdensakten of behoorlijk gewaarmerkte lijsten
van overledenen opmaken en deze elkander langs de in het voorgaand lid aangegeven
weg doen toekomen. Evenzo zullen zij verzamelen de helft van het tweedelige identiteitsplaatje,
testamenten of andere bescheiden van waarde voor de familie der overledenen, geld
en in het algemeen alle op de doden gevonden voorwerpen welke een wezenlijke dan wel
een gevoelswaarde hebben, en deze elkander door tussenkomst van hetzelfde Bureau doen
toekomen. Deze voorwerpen, alsmede niet-geïdentificeerde voorwerpen, zullen worden
verzonden in verzegelde pakketten, vergezeld van een verklaring, houdende alle bijzonderheden,
nodig voor de identificatie van de overleden bezitter, benevens van een volledige
inhoudsopgave van het pakket.
De Partijen bij het conflict zullen zorg dragen, dat het begraven of verbranden der
doden, hetgeen voor iedere overledene afzonderlijk, zal plaatsvinden voor zover de
omstandigheden zulks veroorloven, wordt voorafgegaan door een nauwkeurig en, zo mogelijk,
geneeskundig onderzoek van het lichaam, ten einde de dood en de identiteit vast te
stellen en het opstellen van een verslag mogelijk te maken. De helft van het tweedelige
identiteitsplaatje, of het enkelvoudige plaatje in zijn geheel, zal aan het lijk bevestigd
blijven.
De lijken mogen alleen worden verbrand indien daarvoor gebiedende hygiënische redenen
bestaan, dan wel op grond van redenen, voortvloeiend uit de godsdienst van de overledenen.
In geval van verbranding zullen de omstandigheden, benevens de redenen welke daartoe
hebben geleid, uitvoerig worden vermeld in de overlijdensakte of op de gewaarmerkte
lijst van overledenen.
De Partijen bij het conflict zullen voorts zorg dragen, dat de doden op eerbiedige
wijze, zo mogelijk volgens het ceremonieel van de godsdienst welke zij beleden, worden
begraven, dat hun graven worden ontzien en zo mogelijk bijeengebracht volgens de nationaliteit
der overledenen, behoorlijk worden onderhouden en zodanig aangeduid, dat zij te allen
tijde kunnen worden teruggevonden. Te dien einde zullen zij bij het begin der vijandelijkheden
van overheidswege een Gravendienst instellen om, waar ook de graven gelegen zijn,
latere opgravingen, identificatie der lijken en eventueel overbrenging naar het land
van herkomst mogelijk te maken. Deze bepalingen zijn, in geval van verbranding, eveneens
van toepassing op de as, welke door de Gravendienst zal worden bewaard tot het land
van herkomst zijn wensen te kennen geeft ten aanzien van de uiteindelijk te nemen
maatregelen.
Zodra de omstandigheden zulks veroorloven en uiterlijk bij het einde der vijandelijkheden,
zullen deze diensten, door tussenkomst van het in het tweede lid van artikel 16 bedoelde
Informatiebureau, lijsten uitwisselen, welke de nauwkeurige ligging en de aanduiding
der graven vermelden, alsmede de gegevens betreffende de daarin begraven doden.
De militaire autoriteiten kunnen een beroep doen op de menslievendheid der inwoners
om, onder haar toezicht, gewonden en zieken vrijwillig op te nemen en te verzorgen;
aan de personen die aan dit beroep gehoor hebben gegeven, zullen zij de nodige bescherming
en faciliteiten verlenen. Ingeval de tegenpartij de streek in haar macht mocht krijgen
of herkrijgen, zal zij de aan deze personen verleende bescherming en faciliteiten
handhaven.
De militaire autoriteiten moeten, zelfs bij een inval of in bezet gebied, de inwoners
en de verenigingen tot hulpverlening toestaan gewonden of zieken, ongeacht hun nationaliteit,
uit eigen beweging op te nemen en te verzorgen. De burgerbevolking moet deze gewonden
en zieken ontzien en zich tegenover hen in het bijzonder onthouden van ieder gewelddadig
optreden.
Niemand mag ooit lastig gevallen of veroordeeld worden wegens het feit, dat hij gewonden
of zieken heeft verzorgd.
De bepalingen van dit artikel ontheffen de bezettende Mogendheid niet van de verplichtingen
welke op haar rusten met betrekking tot de geneeskundige en geestelijke verzorging
van de gewonden en zieken.
HOOFDSTUK III. Van de geneeskundige formaties en inrichtingen
De vaste inrichtingen en de mobiele geneeskundige formaties van de Geneeskundige Dienst
mogen onder geen omstandigheid worden aangevallen, doch moeten te allen tijde door
de Partijen bij het conflict worden ontzien en beschermd. Indien zij in handen van
de tegenpartij vallen, moeten zij in werking kunnen blijven zolang deze Partij de
nodige verzorging van de gewonden en zieken die zich in deze inrichtingen en formaties
bevinden, niet zelf heeft verzekerd.
De verantwoordelijke autoriteiten zullen zorg dragen, dat bovengenoemde inrichtingen
en geneeskundige formaties zich, voor zover mogelijk, op zodanige plaatsen bevinden,
dat aanvallen op militaire doelen haar veiligheid niet in gevaar kunnen brengen.
De bescherming waarop de vaste inrichtingen en de mobiele geneeskundige formaties
van de Geneeskundige Dienst recht hebben, zal niet eindigen, tenzij daarvan, buiten
haar menslievende taak, gebruik wordt gemaakt voor het plegen van voor de vijand schadelijke
handelingen. De bescherming zal echter eerst eindigen na een sommatie waarbij, in
alle daarvoor in aanmerking komende gevallen, een redelijke termijn is gesteld en
waaraan geen gevolg is gegeven.
Als redenen welke een geneeskundige formatie of inrichting de door artikel 19 verzekerde
bescherming doen verliezen, worden niet beschouwd:
-
1. het feit, dat het personeel van de formatie of inrichting gewapend is en van zijn
wapens gebruik maakt tot verdediging van zichzelf of van zijn gewonden en zieken;
-
2. het feit, dat, bij afwezigheid van gewapende ziekenverplegers, de formatie of inrichting
wordt bewaakt door een piket, door schildwachten of door een geleide;
-
3. het feit, dat in de formatie of inrichting draagbare wapens en munitie worden aangetroffen
welke aan de gewonden en zieken zijn ontnomen en nog niet aan de bevoegde tak van
dienst zijn afgeleverd;
-
4. het feit, dat zich bij de formatie of inrichting personeel en materieel van de diergeneeskundige
dienst bevinden, zonder daarvan een wezenlijk deel uit te maken;
-
5. het feit, dat de menslievende werkzaamheden van de geneeskundige formaties en inrichtingen
of van haar personeel zich uitstrekken tot de verzorging van burgergewonden of -zieken.
In tijd van vrede kunnen de Hoge Verdragsluitende Partijen en, na het uitbreken der
vijandelijkheden, de Partijen bij het conflict, op haar eigen grondgebied en, zo nodig,
in bezet gebied, hospitalisatiegebieden en -plaatsen instellen, zodanig ingericht,
dat zij aan de gewonden en zieken en aan het personeel, belast met de organisatie
en het beheer van deze gebieden en plaatsen en met de verzorging van de daarin bijeengebrachte
personen, bescherming bieden tegen het oorlogsgeweld.
Bij het uitbreken van een conflict en tijdens de vijandelijkheden kunnen de betrokken
Partijen overeenkomsten sluiten tot erkenning van de hospitalisatiegebieden en -plaatsen
welke zij hebben ingesteld. Zij kunnen te dien einde de bepalingen, opgenomen in de
ontwerpovereenkomst welke als bijlage aan dit Verdrag is gehecht, in werking doen
treden, eventueel met de wijzigingen welke zij nodig mochten achten.
De beschermende Mogendheden en het Internationale Comité van het Rode Kruis worden
uitgenodigd hun goede diensten te verlenen om de instelling en erkenning van deze
hospitalisatiegebieden en -plaatsen te vergemakkelijken.
HOOFDSTUK IV. Van het personeel
Het geneeskundig personeel, uitsluitend belast met het opzoeken, verzamelen, vervoeren
of behandelen van gewonden en zieken of met het voorkomen van ziekten, het personeel,
uitsluitend belast met het beheer van geneeskundige formaties en inrichtingen, alsmede
de aan de strijdkrachten verbonden geestelijken, moeten onder alle omstandigheden
worden ontzien en beschermd.
Militairen, speciaal opgeleid om eventueel als hulpziekenverpleger of hulpziekendrager
te worden gebruikt voor het opzoeken, verzamelen, vervoeren of behandelen van gewonden
en zieken, moeten eveneens worden ontzien en beschermd indien zij deze werkzaamheden
verrichten op het ogenblik, dat zij met de vijand in aanraking komen of in diens handen
vallen.
Met het in artikel 24 bedoelde personeel wordt gelijkgesteld het personeel van de
nationale Rode Kruis Verenigingen en dat van andere door haar Regering erkende en
toegelaten verenigingen tot vrijwillige hulpverlening, dat wordt gebruikt voor dezelfde
werkzaamheden als het in genoemd artikel bedoelde personeel, mits het personeel dezer
verenigingen onderworpen is aan de militaire wetten en reglementen.
Iedere Hoge Verdragsluitende Partij zal de andere Partij, hetzij reeds in tijd van
vrede, hetzij bij het begin van of gedurende de vijandelijkheden, in ieder geval alvorens
daarvan enig werkelijk gebruik te maken, in kennis stellen met de namen der verenigingen
die zij toegelaten heeft om, onder haar verantwoordelijkheid, aan de officiële geneeskundige
dienst van haar strijdkrachten medewerking te verlenen.
Een erkende vereniging van een onzijdig land kan de medewerking van haar personeel
en geneeskundige formaties aan een Partij bij het conflict slechts verlenen na voorafgaande
goedkeuring van haar eigen Regering en met machtiging van de betrokken Partij bij
het conflict. Dit personeel en deze formaties zullen onder het toezicht van die Partij
bij het conflict worden gesteld.
De onzijdige Regering zal de tegenpartij van de Staat die deze medewerking aanvaardt,
in kennis stellen met die goedkeuring. De Partij bij het conflict, die deze medewerking
heeft aanvaard, is gehouden zulks aan de tegenpartij mede te delen, alvorens daarvan
enig gebruik te maken.
Onder geen omstandigheid mag deze medewerking als een inmenging in het conflict worden
beschouwd.
De leden van het in het eerste lid bedoelde personeel moeten, vóór zij het onzijdige
land waartoe zij behoren, verlaten, behoorlijk worden voorzien van de identiteitsbewijzen,
bedoeld in artikel 40.
Het in de artikelen 24 en 26 genoemde personeel zal, indien het in handen van de tegenpartij
valt, slechts worden aangehouden voor zover de gezondheidstoestand, de geestelijke
behoeften en het aantal der krijgsgevangenen zulks vereisen.
De leden van het personeel die op deze wijze worden aangehouden, zullen niet als krijgsgevangenen
worden beschouwd. Niettemin zullen zij ten minste de voordelen genieten van alle bepalingen
van het Verdrag van Genève betreffende de behandeling van krijgsgevangenen, van 12 Augustus 1949. In het kader van de militaire wetten en reglementen van de
gevangenhoudende Mogendheid en onder het toezicht van de bevoegde diensten van deze
Mogendheid, zullen zij, in overeenstemming met hun ethische opvattingen omtrent hun
beroep, hun geneeskundige of geestelijke werkzaamheden voortzetten ten behoeve van
de krijgsgevangenen, bij voorkeur van de strijdkrachten waartoe zij behoren. Voor
de vervulling van hun geneeskundige of geestelijke taak genieten zij bovendien de
volgende faciliteiten:
-
a. Zij zijn gemachtigd op geregelde tijden de krijgsgevangenen die zich in werkgroepen
of hospitalen buiten het kamp bevinden, te bezoeken. De gevangenhoudende Mogendheid
zal voor dit doel de benodigde vervoermiddelen te hunner beschikking stellen.
-
b. In ieder kamp is de oudste militaire arts in de hoogste rang tegenover de militaire
autoriteiten van het kamp verantwoordelijk voor de werkzaamheden van het aangehouden
geneeskundig personeel. Te dien einde zullen de Partijen bij het conflict zich van
het uitbreken der vijandelijkheden af met elkander verstaan omtrent de overeenstemming
van de rangen van haar geneeskundig personeel, met inbegrip van het personeel van
de in artikel 26 bedoelde verenigingen. Voor alle aangelegenheden, voortvloeiend uit
hun taak, hebben deze arts en de geestelijken rechtstreeks toegang tot de bevoegde
autoriteiten van het kamp. Deze zullen hun alle faciliteiten verlenen, nodig voor
de met deze aangelegenheden verband houdende correspondentie.
-
c. Het aangehouden personeel, hoewel onderworpen aan de interne discipline van het kamp
waarin het zich bevindt, mag niet tot enige werkzaamheid, buiten zijn geneeskundige
of geestelijke taak vallend, worden gedwongen.
Gedurende de vijandelijkheden zullen de Partijen bij het conflict zich met elkander
verstaan omtrent een mogelijke aflossing van het aangehouden personeel en de regeling
daarvan vaststellen.
Geen der voorgaande bepalingen ontheft de gevangenhoudende Mogendheid van de verplichtingen
welke op haar rusten met betrekking tot de geneeskundige en geestelijke verzorging
van de krijgsgevangenen.
Het in artikel 25 genoemde personeel dat in handen van de vijand is gevallen, zal
als krijgsgevangen worden beschouwd, maar zal, voor zover de noodzaak zich daartoe
doet gevoelen, voor geneeskundige werkzaamheden worden gebruikt.
Leden van het personeel wier aanhouding niet noodzakelijk is krachtens de bepalingen
van artikel 28, zullen worden teruggezonden naar de Partij bij het conflict, tot welke
zij behoren, zodra een weg voor hun terugkeer openstaat en de militaire vereisten
zulks toelaten.
In afwachting van hun terugzending zullen zij niet als krijgsgevangenen worden beschouwd.
Niettemin zullen zij ten minste de voordelen genieten van alle bepalingen van het
Verdrag van Genève betreffende de behandeling van krijgsgevangenen, van 12 Augustus 1949. Zij zullen hun werkzaamheden voortzetten onder leiding van
de tegenpartij en bij voorkeur worden belast met de verzorging van de gewonden en
zieken van de Partij bij het conflict, tot welke zij behoren.
Bij hun vertrek zullen zij hun goederen, persoonlijke bezittingen, voorwerpen van
waarde en de instrumenten welke hun toebehoren, medenemen.
De keuze van het personeel dat krachtens artikel 30 wordt teruggezonden, zal worden
gedaan met uitsluiting van iedere overweging, gegrond op ras, godsdienst of politieke
overtuiging, bij voorkeur overeenkomstig de chronologische volgorde van hun gevangenneming
en hun gezondheidstoestand.
Van het uitbreken der vijandelijkheden af, kunnen de Partijen bij het conflict bij
bijzondere overeenkomst het percentage vaststellen van het in verhouding tot het aantal
krijgsgevangenen aan te houden personeel, alsmede de verdeling van dit personeel over
de kampen.
De in artikel 27 genoemde personen die in handen van de tegenpartij zijn gevallen,
mogen niet worden aangehouden.
Tenzij anders overeengekomen, zal hun worden toegestaan naar hun land, of, indien
zulks onmogelijk is, naar het grondgebied van de Partij bij het conflict, in wier
dienst zij waren, terug te keren, zodra een weg daartoe openstaat en de militaire
vereisten zulks toelaten.
In afwachting van hun terugkeer zullen zij hun werkzaamheden onder leiding van de
tegenpartij voortzetten; bij voorkeur zullen zij worden belast met de verzorging van
de gewonden en zieken van de Partij bij het conflict, in wier dienst zij waren.
Bij hun vertrek zullen zij hun goederen, persoonlijke bezittingen en voorwerpen van
waarde, benevens de instrumenten, de wapens en zo mogelijk de vervoermiddelen welke
hun toebehoren, medenemen.
De Partijen bij het conflict zullen aan dit personeel, zolang het zich in haar macht
bevindt, dezelfde verpleging, huisvesting, toelagen en bezoldiging waarborgen als
aan het overeenkomstig personeel van haar eigen krijgsmacht. In ieder geval moet de
voeding, wat betreft hoeveelheid, hoedanigheid en afwisseling, voldoende zijn om de
betrokkenen een normale gezondheidstoestand te waarborgen.
HOOFDSTUK VI. Van de geneeskundige transporten
Transporten van gewonden en zieken of van geneeskundig materieel moeten op dezelfde
wijze worden ontzien en beschermd als mobiele geneeskundige formaties.
Wanneer deze transporten of voertuigen in handen van de tegenpartij vallen, zullen
zij aan het oorlogsrecht zijn onderworpen, mits de Partij bij het conflict, die deze
buitmaakt, zich in alle gevallen belast met de verzorging van de zich daarin bevindende
gewonden en zieken.
Het burgerpersoneel en alle door vordering verkregen vervoermiddelen zullen aan de
algemene regelen van het volkenrecht onderworpen zijn.
Hospitaalvliegtuigen, waaronder te verstaan vliegtuigen welke uitsluitend worden gebruikt
voor de evacuatie van gewonden en zieken dan wel voor het vervoer van geneeskundig
personeel en materieel, mogen niet worden aangevallen, maar moeten door de oorlogvoerenden
worden ontzien zolang zij vliegen op hoogten, op tijden en volgens routes, zoals deze
uitdrukkelijk bij overeenkomst tussen alle betrokken oorlogvoerenden zijn vastgesteld.
Zij moeten op hun onder-, boven- en zijvlakken, behalve van de nationale kleuren,
duidelijk zichtbaar voorzien zijn van het in artikel 38 bedoelde kenteken. Zij zullen
ieder ander kenmerk of herkenningsteken voeren dat bij het uitbreken van of gedurende
de vijandelijkheden bij overeenkomst tussen de oorlogvoerenden mocht zijn vastgesteld.
Tenzij anders overeengekomen, is het overvliegen van vijandelijk of door de vijand
bezet gebied verboden.
Hospitaalvliegtuigen moeten aan iedere sommatie om te landen gevolg geven. In geval
van een zodanige gedwongen landing mag het vliegtuig met de inzittenden, na een eventueel
onderzoek, zijn vlucht vervolgen.
In geval van een noodlanding op vijandelijk of door de vijand bezet gebied zullen
de gewonden en zieken, evenals de bemanning van het vliegtuig, krijgsgevangenen zijn.
Het geneeskundig personeel zal worden behandeld overeenkomstig artikel 24 en volgende.
De hospitaalvliegtuigen van de Partijen bij het conflict mogen, behoudens het bepaalde
in het tweede lid, over het grondgebied van onzijdige Mogendheden vliegen, daarop
in geval van nood landen of een tussenlanding maken. Zij moeten de onzijdige Mogendheden
tevoren in kennis stellen met hun vlucht over het betrokken grondgebied en aan iedere
sommatie om te landen of op het water neer te strijken gevolg geven. Zij mogen niet
worden aangevallen zolang zij vliegen op hoogten, op tijden en volgens routes, zoals
deze uitdrukkelijk bij overeenkomst tussen de Partijen bij het conflict en de betrokken
onzijdige Mogendheden zijn vastgesteld.
De onzijdige Mogendheden kunnen echter aan het overvliegen van of het landen op haar
grondgebied door hospitaalvliegtuigen voorwaarden of beperkingen verbinden. Zodanige
voorwaarden of beperkingen zullen ten aanzien van alle Partijen bij het conflict gelijkelijk
worden toegepast.
Tenzij tussen de onzijdige Staat en de Partijen bij het conflict anders is overeengekomen,
moeten de gewonden en zieken die met toestemming van de plaatselijke autoriteiten
door een hospitaalvliegtuig op onzijdig gebied worden ontscheept, in de gevallen waarin
het internationale recht zulks voorschrijft, op zodanige wijze door de onzijdige Staat
worden bewaakt, dat zij niet opnieuw aan de krijgsverrichtingen kunnen deelnemen.
De hospitaal- en interneringskosten zullen worden gedragen door de Mogendheid tot
welke de gewonden en zieken behoren.
HOOFDSTUK VII. Van het kenteken
Als hulde aan Zwitserland wordt het heraldieke teken van het rode kruis op wit veld,
gevormd door het verwisselen van de bondskleuren, als embleem en kenteken van de Geneeskundige
Dienst der legers gehandhaafd.
Evenwel worden voor de landen die reeds, in plaats van het rode kruis, de rode halve
maan of de rode leeuw en zon op wit veld als kenteken gebruiken, deze emblemen eveneens
in de zin van dit Verdrag erkend.
Onder toezicht van de bevoegde militaire autoriteit, zal het embleem worden gevoerd
op de vlaggen, de armbanden en op al het door de Geneeskundige Dienst gebruikte materieel.
Het personeel, bedoeld in artikel 24 en in de artikelen 26 en 27, zal een door de
bevoegde militaire autoriteit verstrekte en gestempelde band welke tegen vocht bestand
is en voorzien is van het kenteken, aan de linkerarm vastgehecht, dragen.
Dit personeel zal, behalve het in artikel 16 bedoelde identiteitsplaatje, een speciale
identiteitskaart bij zich dragen, welke is voorzien van het kenteken. Deze kaart moet
tegen vocht bestand zijn en van zodanige afmetingen, dat zij in de zak kan worden
gedragen. Zij zal worden opgesteld in de landstaal, ten minste de geslachtsnaam en
voornamen, de geboortedatum, de rang en het leger- of stamboeknummer van de houder
vermelden en tevens aantonen op grond van welke hoedanigheid hij recht heeft op de
bescherming van dit Verdrag. De kaart zal voorzien zijn van een fotografie van de
houder en voorts hetzij van zijn handtekening hetzij van zijn vingerafdrukken, dan
wel van beide, alsmede van het droogstempel van de bevoegde militaire autoriteit.
De identiteitskaart moet voor iedere krijgsmacht van één standaardmodel zijn en, voor
zover mogelijk, bij de krijgsmachten van de Hoge Verdragsluitende Partijen van eenzelfde
model. De Partijen bij het conflict kunnen zich laten leiden door het model dat bij
wijze van voorbeeld als bijlage aan dit Verdrag is gehecht. Zij zullen elkander, bij
het uitbreken der vijandelijkheden, inlichten omtrent het model dat zij gebruiken.
Iedere identiteitskaart zal, zo mogelijk, ten minste in tweevoud worden opgemaakt;
één exemplaar zal worden bewaard door de eigen Mogendheid.
In geen geval mogen aan het hierboven bedoelde personeel de onderscheidingstekenen
of de identiteitskaart worden ontnomen, noch het recht worden ontzegd de armband te
dragen. Bij verlies heeft dit personeel recht op verstrekking van een duplicaat van
de kaart en op vervanging van de onderscheidingstekenen.
Het in artikel 25 bedoelde personeel zal, echter uitsluitend bij het verrichten van
zijn geneeskundige werkzaamheden, een witte armband dragen, waarop in het midden het
kenteken in verkleinde afmetingen voorkomt; deze band zal worden verstrekt en gestempeld
door de bevoegde militaire autoriteit.
Op de militaire identiteitsbewijzen welke dit personeel draagt, zullen de door de
houder ontvangen geneeskundige opleiding, het tijdelijke karakter van zijn werkzaamheden
en zijn recht tot het dragen van de armband nauwkeurig worden aangegeven.
De onderscheidingsvlag van het Verdrag mag slechts worden gevoerd door de geneeskundige
formaties en inrichtingen welke krachtens het Verdrag worden beschermd, en uitsluitend
met toestemming van de militaire autoriteiten.
Door mobiele formaties en vaste inrichtingen kan daarnaast de nationale vlag van de
Partij bij het conflict, tot welke de formatie of inrichting behoort, worden gevoerd.
Geneeskundige formaties welke in handen van de vijand zijn gevallen, mogen echter
alleen de vlag van het Verdrag voeren.
Voor zover de militaire vereisten zulks toelaten, zullen de Partijen bij het conflict
de nodige maatregelen nemen om de kentekenen welke de geneeskundige formaties en inrichtingen
aanduiden, duidelijk zichtbaar te maken voor de vijandelijke strijdkrachten te land,
in de lucht en ter zee, ten einde iedere mogelijkheid van een aanval te voorkomen.
De geneeskundige formaties van onzijdige landen, welke op de in artikel 27 bedoelde
voorwaarden zijn toegelaten om haar diensten aan een oorlogvoerende te verlenen, moeten,
naast de vlag van het Verdrag, de nationale vlag van deze oorlogvoerende voeren, indien
deze gebruik maakt van de bevoegdheid welke artikel 42 hem verleent.
Behoudens tegenbevel van de bevoegde militaire autoriteiten, mogen zij onder alle
omstandigheden haar nationale vlag voeren, zelfs indien zij in handen van de tegenpartij
vallen.
Met uitzondering van de in de volgende leden van dit artikel bedoelde gevallen, mogen
het embleem van het rode kruis op wit veld en de woorden „Rode Kruis” of „Kruis van
Genève”, zowel in tijd van vrede als in tijd van oorlog, slechts worden gebruikt tot
aanduiding of bescherming van de geneeskundige formaties en inrichtingen en van het
personeel en materieel welke worden beschermd door dit Verdrag of door andere, soortgelijke
aangelegenheden regelende, internationale Verdragen. Hetzelfde geldt voor de in artikel
38, lid twee, bedoelde emblemen met betrekking tot de landen die deze gebruiken. De
nationale Rode Kruis Verenigingen en de andere in artikel 26 bedoelde verenigingen
hebben slechts binnen het kader van de bepalingen van dit lid het recht om het de
bescherming van het Verdrag verlenende kenteken te gebruiken.
Bovendien mogen de nationale Rode Kruis (Rode Halve Maan, Rode Leeuw en Zon) Verenigingen
in vredestijd, overeenkomstig haar nationale wetgeving, gebruik maken van de naam
en het embleem van het Rode Kruis voor haar andere werkzaamheden, welke in overeenstemming
zijn met de door de Internationale Rode Kruis Conferenties vastgestelde beginselen.
Wanneer deze werkzaamheden in oorlogstijd worden voortgezet, moeten de omstandigheden
waaronder het embleem wordt gebruikt, zodanig zijn, dat zulks niet kan worden geacht
de bescherming van het Verdrag te verlenen; het embleem zal naar verhouding van kleine
afmetingen zijn en mag niet worden aangebracht op armbanden of op daken van gebouwen.
De internationale Rode Kruis organisaties en haar behoorlijk van legitimatiebewijzen
voorziene personeel zijn te allen tijde gerechtigd gebruik te maken van het embleem
van het rode kruis op wit veld.
Bij wijze van uitzondering, overeenkomstig de nationale wetgeving en met uitdrukkelijke
machtiging van één der nationale Rode Kruis (Rode Halve Maan, Rode Leeuw en Zon) Verenigingen,
mag van het embleem van het Verdrag in vredestijd gebruik worden gemaakt om voertuigen
welke als ambulance worden gebruikt, aan te duiden en om de plaats aan te geven van
hulpposten welke uitsluitend zijn bestemd om kosteloos gewonden of zieken te behandelen.
HOOFDSTUK VIII. Van de tenuitvoerlegging van het Verdrag
Iedere Partij bij het conflict zal, door tussenkomst van haar opperbevelhebbers, nadere
voorzieningen treffen voor de uitvoering van de voorgaande artikelen, alsmede voor
onvoorziene gevallen, overeenkomstig de algemene beginselen van dit Verdrag.
Represaillemaatregelen ten aanzien van gewonden, zieken, personeel, gebouwen of materieel,
beschermd door het Verdrag, zijn verboden.
De Hoge Verdragsluitende Partijen verbinden zich de tekst van dit Verdrag, zowel in
tijd van vrede als in tijd van oorlog, zo ruim mogelijk in haar onderscheiden landen
te verspreiden en in het bijzonder de bestudering daarvan in de programma's van haar
militaire en, zo mogelijk, burgerlijke opleiding op te nemen, zodat de beginselen
daarvan aan de gehele bevolking, in het bijzonder aan de strijdende troepen, het geneeskundig
personeel en de geestelijken, bekend worden.
De Hoge Verdragsluitende Partijen zullen elkander door tussenkomst van de Zwitserse
Bondsraad en, tijdens de vijandelijkheden, door tussenkomst van de beschermende Mogendheden
de officiële vertalingen van dit Verdrag mededelen, benevens de wetten en voorschriften
welke zij mochten aannemen om de toepassing daarvan te verzekeren.
HOOFDSTUK IX. Van het tegengaan van misbruiken en inbreuken
De Hoge Verdragsluitende Partijen verbinden zich alle wettelijke regelingen tot stand
te brengen, nodig om doeltreffende strafbepalingen vast te stellen voor personen die
één der ernstige inbreuken op dit Verdrag, omschreven in het volgend artikel, hebben
gepleegd, dan wel bevel tot het plegen daarvan hebben gegeven.
Iedere Hoge Verdragsluitende Partij is verplicht personen die ervan verdacht worden
één van deze ernstige inbreuken te hebben gepleegd, dan wel bevel tot het plegen daarvan
te hebben gegeven, op te sporen en moet hen, ongeacht hun nationaliteit, voor haar
eigen gerechten brengen. Zij kan hen ook, indien zij daaraan de voorkeur geeft, en
overeenkomstig de bepalingen van haar eigen wetgeving, ter berechting overleveren
aan een andere bij de vervolging belang hebbende Hoge Verdragsluitende Partij, mits
deze Verdragsluitende Partij een met voldoende bewijzen gestaafde telastlegging welke
een vervolging rechtvaardigt, tegen de betrokken personen inbrengt.
Iedere Hoge Verdragsluitende Partij zal maatregelen nemen, nodig om de met de bepalingen
van dit Verdrag strijdige handelingen welke niet vallen onder de in het volgend artikel
omschreven ernstige inbreuken, tegen te gaan.
Onder alle omstandigheden zullen de verdachten de waarborgen genieten voor een behoorlijke
berechting en verdediging, welke niet minder gunstig mogen zijn dan die, voorgeschreven
in artikel 105 en volgende van het Verdrag van Genève betreffende de behandeling van
krijgsgevangenen, van 12 Augustus 1949.
De ernstige inbreuken, bedoeld in het voorgaand artikel, zijn die welke één der volgende
handelingen in zich sluiten, indien deze worden gepleegd tegen door het Verdrag beschermde
personen of goederen: opzettelijke levensberoving, marteling of onmenselijke behandeling,
waaronder begrepen biologische proefnemingen, het moedwillig veroorzaken van hevig
lijden, van ernstig lichamelijk letsel, dan wel van ernstige schade aan de gezondheid,
vernieling en toeëigening van goederen, niet gerechtvaardigd door militaire noodzaak
en uitgevoerd op grote schaal en op onrechtmatige en moedwillige wijze.
Geen der Hoge Verdragsluitende Partijen mag zich zelf of een andere Hoge Verdragsluitende
Partij onttrekken aan enige op haar of op een andere Hoge Verdragsluitende Partij
rustende aansprakelijkheid op grond van de in het voorgaand artikel bedoelde inbreuken.
Op verzoek van een Partij bij het conflict moet, op een door de belanghebbende Partijen
overeen te komen wijze, een onderzoek worden ingesteld naar iedere beweerde schending
van het Verdrag.
Indien geen overeenstemming over de procedure van het onderzoek wordt bereikt, zullen
de Partijen zich met elkander verstaan over de keuze van een scheidsrechter, die omtrent
de te volgen procedure zal beslissen.
Wanneer de schending is vastgesteld, zullen de Partijen bij het conflict daaraan een
einde maken en deze zo spoedig mogelijk bestraffen.
Het is te allen tijde verboden, dat particulieren, verenigingen of vennootschappen,
zowel publieke als particuliere, die daartoe krachtens dit Verdrag niet zijn gerechtigd,
gebruik maken van het embleem of de benaming „Rode Kruis” of „Kruis van Genève”, evenals
van ieder teken of iedere benaming welke daarvan een nabootsing is, overschillig het
doel van dit gebruik en het ogenblik waarop dit een aanvang heeft genomen.
Met het oog op de aan Zwitserland door het aannemen van de verwisselde bondskleuren
gebrachte hulde en de verwarring welke kan ontstaan tussen het wapen van Zwitserland
en het kenteken van het Verdrag, is het te allen tijde verboden, dat particulieren,
verenigingen of vennootschappen gebruik maken van het wapen van de Zwitserse Bond,
evenals van ieder teken dat daarvan een nabootsing is, hetzij als fabrieks- of handelsmerk
of als onderdeel van een zodanig merk, hetzij met enig doel, strijdig met de goede
trouw in de handel, hetzij onder omstandigheden welke het Zwitserse nationale gevoel
zouden kunnen krenken.
Echter kunnen de Hoge Verdragsluitende Partijen die geen partij waren bij het Verdrag
van Genève van 27 Juli 1929, aan degenen die de in het eerste lid bedoelde emblemen,
benamingen of merken reeds tevoren gebruikten, een uitstel verlenen van ten hoogste
drie jaar, gerekend van het ogenblik van de inwerkingtreding van dit Verdrag, om aan
het gebruik daarvan een einde te maken, met dien verstande, dat tijdens dit uitstel
het gebruik ervan, in tijd van oorlog, niet de schijn mag wekken de bescherming van
het Verdrag te verlenen.
Het verbod, vervat in het eerste lid van dit artikel, geldt, zonder van invloed te
zijn op de door eerder gebruik verkregen rechten, eveneens voor de in het tweede lid
van artikel 38 bedoelde emblemen en benamingen.
De Hoge Verdragsluitende Partijen zullen, indien haar wetgeving thans daarin nog niet
volledig voorziet, maatregelen nemen, nodig om te allen tijde misbruik, bedoeld in
artikel 53, tegen te gaan en te bestraffen.
Dit Verdrag is opgesteld in de Franse en de Engelse taal. Beide teksten zijn gelijkelijk
authentiek.
De Zwitserse Bondsraad zal officiële vertalingen van het Verdrag in de Russische en
de Spaanse taal doen opstellen.
Dit Verdrag, hetwelk de datum van deze dag draagt, kan tot 12 Februari 1950 worden
ondertekend uit naam van alle Mogendheden die vertegenwoordigd waren op de Conferentie
welke te Genève op 21 April 1949 werd geopend, zomede uit naam van de niet op deze
Conferentie vertegenwoordigde Mogendheden die partij zijn bij de Verdragen van Genève
van 1864, van 1906 of van 1929, voor de verbetering van het lot der gewonden en zieken,
zich bevindende bij de legers te velde.
Dit Verdrag zal zo spoedig mogelijk worden bekrachtigd en de akten van bekrachtiging
zullen worden nedergelegd te Bern.
Van de nederlegging van iedere akte van bekrachtiging zal een proces-verbaal worden
opgemaakt, waarvan een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift door de Zwitserse Bondsraad
zal worden toegezonden aan alle Mogendheden uit wier naam het Verdrag is ondertekend
of de toetreding is medegedeeld.
Dit Verdrag zal in werking treden zes maanden nadat ten minste twee akten van bekrachtiging
zijn nedergelegd.
Daarna zal het Verdrag voor iedere Hoge Verdragsluitende Partij in werking treden
zes maanden na het nederleggen van haar akte van bekrachtiging.
Dit Verdrag vervangt in de betrekkingen tussen de Hoge Verdragsluitende Partijen de
Verdragen van 22 Augustus 1864, van 6 Juli 1906 en van 27 Juli 1929.
Van de datum van zijn inwerkingtreding af zal dit Verdrag openstaan voor toetreding
door iedere Mogendheid uit wier naam het Verdrag niet is ondertekend.
Toetredingen zullen schriftelijk worden medegedeeld aan de Zwitserse Bondsraad en
worden zes maanden na de datum waarop zij de Bondsraad hebben bereikt, van kracht.
De Zwitserse Bondsraad zal de toetredingen mededelen aan alle Mogendheden uit wier
naam het Verdrag is ondertekend of de toetreding is medegedeeld.
De in de artikelen 2 en 3 bedoelde omstandigheden zullen de door de Partijen bij het
conflict voor of na het begin van de vijandelijkheden of van de bezetting nedergelegde
akten van bekrachtiging en medegedeelde toetredingen onmiddellijk in werking doen
treden. De Zwitserse Bondsraad zal langs de snelste weg mededeling doen van de van
Partijen bij het conflict ontvangen akten van bekrachtiging of toetredingen.
Ieder der Hoge Verdragsluitende Partijen heeft de bevoegdheid dit Verdrag op te zeggen.
Opzegging zal schriftelijk ter kennis worden gebracht van de Zwitserse Bondsraad.
Deze zal daarvan mededeling doen aan de Regeringen van alle Hoge Verdragsluitende
Partijen.
De opzegging wordt van kracht één jaar nadat daarvan kennis is gegeven aan de Zwitserse
Bondsraad. Echter zal een opzegging waarvan kennis is gegeven terwijl de opzeggende
Mogendheid in een conflict is betrokken, in geen enkel opzicht gevolg hebben, zolang
de vrede niet is gesloten en in ieder geval niet zolang de werkzaamheden voor de invrijheidstelling
en repatriëring van de door dit Verdrag beschermde personen niet zijn beëindigd.
De opzegging zal slechts gelden ten aanzien van de opzeggende Mogendheid. Zij zal
geen enkele invloed hebben op de verplichtingen welke de Partijen bij het conflict
gehouden zijn te blijven vervullen krachtens de beginselen van het volkenrecht, zoals
deze voortvloeien uit de tussen beschaafde volken gevestigde gebruiken, de wetten
der menselijkheid en de eisen van het openbaar rechtsbewustzijn.
De Zwitserse Bondsraad zal dit Verdrag doen registreren bij het Secretariaat van de
Verenigde Naties. De Zwitserse Bondsraad zal eveneens aan het Secretariaat van de
Verenigde Naties mededeling doen van alle bekrachtigingen, toetredingen en opzeggingen
welke de Bondsraad ontvangt in verband met dit Verdrag.