-
A. De kosten van behandeling door een huisarts, tandarts of een specialist worden vergoed
tot ten hoogste het werkelijke bedrag van die kosten.
-
B. Als specialist wordt aangemerkt een arts, voorkomende in het officiële register van
erkende specialisten, zoals dat door de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot
Bevordering van de Geneeskunde is vastgesteld. Mondartsen worden niet als specialisten
beschouwd.
-
C. Voor behandeling door specialisten, die zonder voorkennis van de huisarts zijn geconsulteerd,
bestaat generlei aanspraak op vergoeding, tenzij voor die behandeling machtiging is
verkregen van de Sociale verzekeringsbank.
Indien de omstandiheden zulks naar het oordeel van de Sociale verzekeringsbank wettigen,
kan de vergoeding, in afwijking van het bepaalde in de eerste volzin, ook worden verleend
zonder dat de belanghebbende voor het ondergaan van de specialistische behandeling
vóóraf de machtiging van de Sociale verzekeringsbank heeft verkregen.
-
D. De kosten van genees- en verbandmiddelen worden vergoed tot het werkelijke bedrag
van die kosten, indien die middelen op voorschrift van de huisarts of een specialist
door een apotheker of een apotheekhoudend geneesheer zijn geleverd.
-
E. De kosten van het aanschaffen van hulpmiddelen worden vergoed tot het werkelijke bedrag
van die kosten, indien voor de aanschaffing van die hulp middelen vóóraf machtiging
is verleend door de Sociale verzekeringsbank.
Indien de omstandigheden zulks naar het oordeel van de Sociale verzekeringsbank wettigen,
kan de vergoeding, in afwijking van het bepaalde in de eerste volzin, ook worden verleend
zonder dat de belanghebbende voor de aanschaf van de hulpmiddelen vòòraf de machtiging
van de Sociale verzekeringsbank heeft verkregen.
-
F. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 3, eerste lid, van het Koninklijk besluit van 21 februari 1972 worden de kosten van verpleging vergoed tot het werkelijke bedrag van die kosten,
zulks behoudens het hierna bepaalde.
-
G. Vergoeding van de kosten wegens verpleging wordt alleen verleend, indien de belanghebbende
met toestemming van de Sociale verzekeringsbank ter verpleging is opgenomen in een
voor dat doel bestemde inrichting.
Indien de omstandigheden zulks naar het oordeel van de Sociale verzekeringsbank wettigen,
kan de vergoeding, in afwijking van het bepaalde in de eerste volzin, ook worden verleend
zonder dat de belanghebbende voor zijn opname in de verpleeginrichting vóóraf de toestemming
van de Sociale verzekeringsbank heeft verkregen.
-
H. Aan een belanghebbende, die ongehuwd is, worden de kosten van verpleging slechts vergoed
tot het bedrag, waarmede die kosten vijftig procent van het buitengewoon pensioen
van die belanghebbende overschrijden, vermeerderd met het bedrag, dat die belanghebbende
bijdraagt ter voorziening in het noodzakelijk levensonderhoud van zijn gewezen echtgenoot,
van eigen en aangehuwde kinderen en pleegkinderen en van andere bloed- en aanverwanten
in de rechte linie en in de tweede graad der zijlinie.
Voor de toepassing van het bepaalde in de vorige volzin wordt onder buitengewoon pensioen
verstaan: het buitengewoon pensioen, berekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 9, eerste lid, der wet, vermeerderd met de toeslagen en verhogingen, uitgezonderd de vermeerdering, bedoeld
in de artikelen 10 en 11 der wet.
-
I. Aan een belanghebbende, die ongehuwd is en die langer dan vijf jaren, uitsluitend
wegens geestesziekte, in voor de verpleging van geesteszieken bestemde inrichtingen
of woningen verpleegd is geweest of te werk gesteld is geweest in werkinrichtingen
voor geestelijk invaliden, worden de kosten zijner verpleging en tewerkstelling, voor
zover die langer duren dan vijf jaren, slechts vergoed tot het bedrag, waarmede die
kosten het buitengewoon pensioen van die belanghebbende overschrijden, vermeerderd
met het bedrag, dat die belanghebbende bijdraagt ter voorziening in het noodzakelijk
levensonderhoud van zijn gewezen echtgenoot, van eigen en aangehuwde kinderen en pleegkinderen
en van andere bloed- en aanverwanten in de rechte linie en in de tweede graad der
zijlinie.
Voor de toepassing van het bedoelde in de vorige volzin wordt onder buitengewoon pensioen
verstaan: het buitengewoon pensioen, berekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 9, eerste lid, der wet, vermeerderd met de toeslagen en verhogingen, uitgezonderd de vermeerdering, bedoeld
in de artikelen 10 en 11 der wet.
-
J. De kosten van vervoer, welke verband houden met de geneeskundige behandeling en verpleging,
als in de voorgaande regelingen bedoeld, worden vergoed overeenkomstig het bepaalde
in artikel 7, tweede lid van het Koninklijk besluit van 23 januari 1948 (Stb. 127).
Indien voor dit vervoer van een ander dan een openbaar vervoermiddel wordt gebruik
gemaakt, waardoor het vervoer hogere kosten medebrengt, wordt de vergoeding verleend
alsof van een openbaar vervoermiddel ware gebruik gemaakt, tenzij het gebruik van
het andere vervoermiddel ingevolge medisch voorschrift noodzakelijk is.
-
K. De belanghebbende, die zich niet gedraagt naar de regelen van de verplegingsinrichting
waarin hij is opgenomen, of die zich aan wangedrag schuldig maakt of op eigen verantwoording,
tegen het advies van de behandelende geneesheer de verplegingsinrichting verlaat dan
wel de aangegeven geneeskundige voorschriften niet of niet meer opvolgt, kan hierna
op vergoeding van de kosten van geneeskundige behandeling en verpleging geen aanspraak
meer maken.