Regeling bestuursoverdracht rijksscholen

Geraadpleegd op 20-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2003.
Geldend van 01-08-1995 t/m heden

Wet van 18 april 1991, houdende wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de overdracht van het bestuur van rijksscholen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat een terughoudende rol van de rijksoverheid waar mogelijk ten aanzien van uitvoerende taken gewenst is;

Overwegende dat in dit kader de taak van de rijksoverheid als bevoegd gezag van openbare scholen voor voortgezet onderwijs dient te worden beëindigd;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel III. Overdracht van het bestuur van rijksscholen voor v.w.o., a.v.o. en l.b.o.

A Begripsbepalingen

In de artikelen III, IV, V en X wordt verstaan onder:

"Onze minister": Onze Minister van Onderwijs en Wetenschappen;

"rijksschool": een door het Rijk in stand gehouden school voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor hoger algemeen voortgezet onderwijs, voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs of voor lager beroepsonderwijs;

"openbaar lichaam": een openbaar lichaam, ingesteld bij een gemeenschappelijke regeling als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen (Stb. 1984, 669) waarin deelnemen een of meer gemeenten dan wel een of meer gemeenten en het Rijk, al dan niet te zamen met een of meer privaatrechtelijke rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid.

B Kennisgeving van voornemen tot overdracht van rijksscholen

  • 1. Onze Minister geeft binnen vier weken na de datum, bedoeld in artikel XI, eerste lid, aan elke gemeente waarin een rijksschool is gevestigd, kennis van zijn voornemen het bestuur van deze school aan die gemeente dan wel aan een door samenwerkende gemeenten voor dat doel opgericht openbaar lichaam over te dragen. Deze kennisgeving wordt tevens in het officiële publikatieblad van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen gepubliceerd.

  • 2. Bij de overdracht van het bestuur van rijksscholen wordt uitgegaan van verzoeken als bedoeld in onderdeel C van dit artikel.

C Verzoek tot overdracht van een rijksschool

  • 1. Een verzoek tot overdracht van het bestuur van een rijksschool kan worden ingediend door de gemeenteraad van de gemeente waarin een rijksschool is gevestigd, dan wel door het krachtens de desbetreffende gemeenschappelijke regeling bevoegde orgaan van een openbaar lichaam.

  • 2. Elk verzoek vermeldt de aangelegenheden die de aanvrager in het kader van de overdracht van belang acht, waaronder in elk geval een prognose omtrent het gewenste moment van overdracht.

  • 3. Afschrift van een verzoek wordt door de aanvrager terstond na de indiening daarvan gezonden aan de provincie die het aangaat.

  • 4. Gedeputeerde staten kunnen een gemeente waarin een rijksschool is gevestigd, opdragen een verzoek te richten tot Onze minister tot overdracht van die school indien naar hun oordeel zulks noodzakelijk is om te voorzien in de behoefte aan openbaar onderwijs in een genoegzaam aantal scholen.

D Overleg met aanvrager

Onze minister treedt na de indiening van een verzoek als bedoeld in onderdeel C van dit artikel in overleg met de aanvrager. Dit overleg heeft in elk geval betrekking op de aangelegenheden, bedoeld in onderdeel C, tweede lid, van dit artikel.

E Beslissing op verzoek tot overdracht

Binnen twee jaar na de indiening van het verzoek, bedoeld in onderdeel C van dit artikel, neemt Onze minister een beslissing op dat verzoek.

F Voldoende openbaar onderwijs m.i.v. 1 augustus 1995

Indien Onze minister blijkt dat de overdracht van het bestuur van een rijksschool niet wordt verwezenlijkt en daardoor naar zijn oordeel met ingang van 1 augustus 1995 niet voldoende zal zijn voorzien in de behoefte aan openbaar onderwijs in een genoegzaam aantal scholen, en gedeputeerde staten geen gebruik hebben gemaakt van hun bevoegdheid, genoemd in onderdeel C, vierde lid, van dit artikel, draagt hij de gemeente op vóór 1 augustus 1994 een verzoek tot hem te richten tot overdracht van de rijksschool die in die gemeente is gevestigd met ingang van 1 augustus 1995.

G De overdracht van de rijksschool

Indien de in onderdeel E van dit artikel bedoelde beslissing strekt tot overdracht van een rijksschool, wordt deze school door Onze minister voor 1 augustus 1995 overgedragen aan de desbetreffende gemeente of het desbetreffende openbaar lichaam. Onze minister komt met de gemeente of het openbaar lichaam overeen op welk tijdstip de overdracht plaats vindt.

Artikel IV. Opheffing van rijksscholen voor v.w.o., a.v.o. en l.b.o.

A Opheffing van niet bij overdracht betrokken scholen

  • 1. De rijksscholen ten aanzien waarvan bij Onze minister geen verzoek als bedoeld in onderdeel C van artikel III is ingediend, alsmede de rijksscholen ten aanzien waarvan een zodanig verzoek is ingediend doch waarvan het bestuur met ingang van 1 augustus 1995 niet is overgedragen, worden voor wat betreft de hieronder vermelde leerjaren met ingang van de daarachter vermelde dag opgeheven:

    • a. het eerste leerjaar, 1 augustus 1995;

    • b. het tweede leerjaar, 1 augustus 1996;

    • c. het derde leerjaar, 1 augustus 1997;

    • d. het vierde leerjaar, 1 augustus 1998;

    • e. het vijfde leerjaar, 1 augustus 1999;

    • f. het zesde leerjaar, 1 augustus 2000.

  • 2. Met betrekking tot de na 31 juli 1995 aangevangen hogere leerjaren aan de scholen, bedoeld in het eerste lid, blijven de op 31 juli 1995 geldende voorschriften inzake die scholen van toepassing.

B Gelegenheid tot het afleggen van eindexamen in de periode 1998-2001

  • 1. Degenen die in het schooljaar 1997/1998 zijn afgewezen voor het eindexamen, afgelegd aan een school voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs of aan een school voor lager beroepsonderwijs als bedoeld in onderdeel A van dit artikel, hebben de gelegenheid in het schooljaar 1998/1999 het eindexamen af te leggen volgens de bij of krachtens artikel 29 van de Wet op het voortgezet onderwijs vastgestelde voorschriften die gelden op 31 juli 1998.

  • 2. Degenen die in het schooljaar 1998/1999 zijn afgewezen voor het eindexamen, afgelegd aan een school voor hoger algemeen voortgezet onderwijs als bedoeld in onderdeel A van dit artikel, hebben de gelegenheid in het schooljaar 1999/2000 een examen af te leggen volgens de bij of krachtens artikel 29 van de Wet op het voortgezet onderwijs vastgestelde voorschriften die gelden op 31 juli 1999.

  • 3. Degenen die in het schooljaar 1999/2000 zijn afgewezen voor het eindexamen, afgelegd aan een school voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in onderdeel A van dit artikel, hebben de gelegenheid in het schooljaar 2000/2001 een examen af te leggen volgens de bij of krachtens artikel 29 van de Wet op het voortgezet onderwijs vastgestelde voorschriften die gelden op 31 juli 2000.

Artikel V. Verzoeken om opneming op plan van scholen

Verzoeken als bedoeld in artikel 66 van de Wet op het voortgezet onderwijs voor openbare scholen voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor algemeen voortgezet onderwijs en voor lager beroepsonderwijs, van een gemeente waarin een of meer zodanige rijksscholen zijn gevestigd, worden tot een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen tijdstip niet in behandeling genomen, indien deze gemeente heeft nagelaten een verzoek als bedoeld in onderdeel C van artikel III in te dienen.

Artikel VI. Overdracht van het bestuur van rijksscholen voor middelbaar landbouwonderwijs

Indien Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij blijkt dat de overdracht van het bestuur van een rijksschool voor middelbaar landbouwonderwijs niet wordt verwezenlijkt en daardoor naar zijn oordeel met ingang van 1 augustus 1995 niet voldoende zal zijn voorzien in de behoefte aan openbaar onderwijs in een genoegzaam aantal scholen, draagt hij de gemeente op vóór 1 augustus 1994 een verzoek tot hem te richten tot overdracht van de desbetreffende rijksschool die in die gemeente is gevestigd met ingang van 1 augustus 1995.

Artikel VII. Opheffing van rijksscholen voor middelbaar landbouwonderwijs

A Opheffing van niet overgedragen scholen

  • 1. De rijksscholen voor middelbaar landbouwonderwijs waarvan het bestuur met ingang van 1 augustus 1995 niet is overgedragen, worden voor wat betreft de hieronder vermelde leerjaren met ingang van de daarachter vermelde dag opgeheven:

    • a. het eerste leerjaar, 1 augustus 1995;

    • b. het tweede leerjaar, 1 augustus 1996;

    • c. het derde leerjaar, 1 augustus 1997;

    • d. het vierde leerjaar, 1 augustus 1998.

  • 2. Met betrekking tot de na 31 juli 1995 aangevangen hogere leerjaren aan de scholen, genoemd in het eerste lid, blijven de op 31 juli 1995 geldende voorschriften inzake die scholen van toepassing.

B Gelegenheid tot het afleggen van eindexamen in de periode 1998-1999

Degenen die in het schooljaar 1997/1998 zijn afgewezen voor het eindexamen, afgelegd aan een school voor middelbaar landbouwonderwijs als bedoeld in onderdeel A van dit artikel, hebben de gelegenheid in het schooljaar 1998/1999 het eindexamen af te leggen volgens de bij of krachtens artikel 29 van de Wet op het voortgezet onderwijs vastgestelde voorschriften die gelden op 31 juli 1998.

Artikel VIII. Opschorting van de opheffing van rijksscholen gedurende de beroepsprocedure

Indien beroep is ingesteld tegen een beslissing als bedoeld in artikel III onderdeel F of artikel VI, vinden de artikelen IV en VII geen toepassing. Indien de uitspraak op het beroep leidt tot een verzoek als bedoeld in artikel III onderdeel F of artikel VI, is artikel III voor zover nodig van overeenkomstige toepassing. Indien de uitspraak op het beroep leidt tot opheffing als bedoeld in artikel IV of artikel VII, is het bepaalde in deze artikelen van overeenkomstige toepassing met ingang van 1 augustus na de datum van de uitspraak op het beroep.

Artikel IX. Opschorting van de opheffing van rijksscholen gedurende de procedures in het kader van de Wet medezeggenschap onderwijs

Indien met betrekking tot een voorgenomen besluit tot overdracht van het bestuur van een rijksschool de procedures, bedoeld in de Wet medezeggenschap onderwijs, niet zijn afgerond voor 1 augustus 1995, vinden de artikelen IV en VII geen toepassing. Indien de uitkomst van de procedure, bedoeld in artikel 10 van de in de eerste volzin genoemde wet, leidt tot handhaving van het voorgenomen besluit tot overdracht van het bestuur van een rijksschool, zijn de artikelen III en VI van overeenkomstige toepassing. Indien de uitkomst van de in de tweede volzin bedoelde procedure niet leidt tot handhaving van het voorgenomen besluit tot overdracht van het bestuur van een rijksschool, zijn de artikelen IV en VII alsnog van overeenkomstige toepassing.

Artikel X. Overgangsregeling berekening vergoeding van exploitatiekosten voor scholen voor v.w.o., h.a.v.o. en m.a.v.o.

  • 1 Bij het vaststellen van het bedrag, bedoeld in artikel 85, eerste lid onder a, van de Wet op het voortgezet onderwijs zoals deze bepaling op 31 juli 1992 luidde, worden buiten beschouwing gelaten de uitgaven die zijn gedaan voor het onderhoud aan het gebouw van een rijksschool in verband met het in een aanvaardbare staat brengen van dit gebouw in het tijdvak van 1 januari 1990 tot het tijdstip waarop het bestuur van die rijksschool wordt overgedragen aan een gemeente of een openbaar lichaam.

  • 2 In de kalenderjaren waarin het bestuur van de rijksscholen aan gemeenten of openbare lichamen wordt overgedragen, worden de bedragen, bedoeld in artikel 85, derde lid onder b, c en d, van de Wet op het voortgezet onderwijs zoals deze bepaling op 31 juli 1992 luidde, in verband met het bepaalde in het eerste lid van dit artikel niet lager vastgesteld dan de krachtens artikel 85 van genoemde wet vastgestelde bedragen over het jaar 1988.

Artikel XI. Inwerkingtreding

  • 2 De overige onderdelen van artikel I en de artikelen II, IV en VII treden in werking met ingang van 1 augustus 1995, indien het bij koninklijke boodschap van 29 juni 1988 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de herziening van het bekostigingsstelsel voor scholen voor v.w.o., a.v.o., l.b.o. en m.b.o. (Regeling herziening bekostigingsstelsel voortgezet onderwijs), tot wet is verheven en in werking is getreden.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 18 april 1991

Beatrix

De Staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen,

J. Wallage

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

P. Bukman

Uitgegeven de eenentwintigste mei 1991

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin