Bekendmaking beleid overtredingen Wet ziekenhuisvoorzieningen

Geraadpleegd op 18-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2005 en zichtdatum 21-11-2024.
Geldend van 22-09-1995 t/m heden

Bekendmaking beleid overtredingen Wet ziekenhuisvoorzieningen

Circulaire aan alle besturen van instellingen van gezondheidszorg

I. Inleiding

Bij circulaire van 12 april 1991, DGVgZ/ZZT/AFEJZ nr. 328928 is u bekend gemaakt welk beleid door mij zal worden gevoerd inzake overtredingen van de verbodsbepalingen van de Wet ziekenhuisvoorzieningen (WZV). Het betreft de verbodsbepalingen weergegeven in de artikelen 6, 18 en 18a van die wet. Volgens die artikelen is het verboden:

  • a. een ziekenhuisvoorziening zonder bouwvergunning ex WZV te bouwen danwel te exploiteren (artikel 6, eerste lid, WZV);

  • b. zonder vergunning bepaalde verrichtingen uit te voeren of te doen uitvoeren, respectievelijk bepaalde apparatuur aan te schaffen of te gebruiken (artikel 18 WZV, alsmede de sinds 30 december 1994 van kracht zijnde Tijdelijke Wet uitbreiding werkingssfeer artikel 18 WZV);

  • c. een ziekenhuisvoorziening te (blijven) exploiteren, in strijd met een beschikking waarin is bepaald dat deze moet worden gesloten (artikel 18a, eerste en vijfde lid WZV).

De verbodsbepaling als vermeld onder a. ziet ook toe op het aanvangen van de bouw dan wel de exploitatie van een ziekenhuisvoorziening of de bouw ten behoeve van een artikel 18 WZV-functie voordat of nadat daarvoor een verklaring (maar nog geen vergunning) ex WZV is afgegeven. Deze verklaring geeft in de regel immers niet meer aan dan dat door mij de behoefte aan een dergelijke voorziening wordt onderschreven.

Het is eveneens verboden anders of meer te bouwen dan wel te exploiteren dan in een afgegeven vergunning ex WZV is opgenomen.

Met het oog op de kwaliteit, doelmatigheid en kostenbeheersing in de gezondheidszorg is het noodzakelijk er nauwlettend op toe te zien dat onverkort aan alle ingevolge de WZV voorgeschreven procedures uitvoering wordt gegeven en dat ongewenste bouw, exploitatie of (uitbreiding van) het gebruik van bijzondere functies niet plaatsvindt.

Dit houdt in dat een vergunning:

  • uitsluitend wordt afgegeven ten behoeve van noodzakelijk geachte investeringen danwel artikel 18 WZV-functies en na beoordeling op doelmatigheid en tariefgevolgen;

  • niet met terugwerkende kracht wordt verleend, behoudens voor artikel 18 WZV-functies.

Overtreding van de hierboven onder a, b en c genoemde artikelen is als economisch delict strafbaar op grond van artikel 27 WZV, juncto artikel 1, onder 4, van de Wet op de economische delicten.

Bovengenoemde circulaire, die een looptijd heeft van 4 jaren, expireert op 12 april 1995. Deze circulaire komt daarvoor in de plaats.

II. Toename aantal overtredingen van de WVZ

Gebleken is dat het aantal overtredingen in het kader van de WZV bij instellingen van gezondheidszorg in het afgelopen jaar flink is toegenomen.

Met enige zorg heb ik geconstateerd dat besturen van instellingen van gezondheidszorg, in het perspectief van de stelselherziening en de deregulering, in toenemende mate naar eigen inzicht maatregelen treffen voor de instandhouding van hun infrastructuur.

Ofschoon dit voor de toekomst een perspectief is, zijn het wettelijk instrumentarium en de verantwoordelijkheidstoedeling hier thans echter (nog) niet op ingericht.

De oorzaak kan liggen in het optreden van acute niet voorziene omstandigheden of acute infrastructurele problemen, die het functioneren van (een deel van) de ziekenhuisvoorziening bedreigen en die (mede) op aanwijzing van betrokken facetdeskundigen (brandweer, geneeskundige inspectie e.a.) als niet te handhaven worden aangemerkt.

Indien zo’n geval zich voordoet, waarin zich laat aanzien dat (een onderdeel van) de bouw niet anders dan in afwijking van de reguliere WZV-procedures kan worden gerealiseerd en de vergunning nog niet is afgegeven, moet de betrokken beleidsdirectie van mijn departement omtrent de uitvoering van enige maatregel worden geraadpleegd. Indien een vergunning is afgegeven, reeds met de bouw is aangevangen en blijkt dat van de in de vergunning opgenomen voorwaarde(n) moet worden afgeweken, dient de desbetreffende functionaris van het College voor ziekenhuisvoorzieningen te worden geraadpleegd conform de voorgeschreven procedure die in de vergunning is opgenomen. Ingeval van een academisch ziekenhuis dient een functionaris van het Ministerie of een namens de Minister aangewezen persoon te worden geraadpleegd. Indien zwartbouw is geconstateerd signaleert het College dit, uit oogpunt van bouwbegeleiding, aan de Minister.

In gezamenlijk overleg kan dan worden bezien welke mogelijkheden er zijn om, binnen het bestaande beleidskader, tot een adequate oplossing voor het geconstateerde probleem te komen.

III. Beleid ten aanzien van overtredingen WVZ

Mede namens de Staatssecretaris stel ik u er hierbij van in kennis dat het in de hierboven genoemde circulaire weergegeven en door mij gevoerde beleid inzake overtredingen van de verbodsbepalingen van de WZV, onverkort zal worden voortgezet.

Bij overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens de WZV, alsmede de sinds 30 december 1994 van kracht zijndeTijdelijke Wet uitbreiding werkingssfeer artikel 18 WZV geldt het volgende:

1. Nader onderzoek na vermoeden van overtreding en informeren toezichthoudende functionarissen door regionale inspecteur

Indien het vermoeden bestaat dat één of meer voorschriften, gesteld bij of krachtens de WZV, zijn overtreden, zal dit door één van de, ingevolge het Besluit van de Minister van Justitie van 25 november 1971 (Stcrt. 1971, 238) voor de opsporing aangewezen regionale inspecteurs zo spoedig mogelijk ter kennis worden gebracht aan één van de in het Besluit toezicht WZV aangewezen functionarissen (Stcrt. 1979, 152, zoals dit is komen te luiden ingevolge het wijzigingsbesluit van 12 juli 1989, Stcrt. 140 en van 31 mei 1991, Stcrt. 117) en aan de desbetreffende departementale functionarissen.

2. Mededeling aan betrokken instanties

Ingeval van een vermoeden, als hiervoor vermeld onder 1., zal door de desbetreffende toezichthoudende departementale functionaris onmiddellijk mededeling worden gedaan aan het College voor ziekenhuisvoorzieningen (hierna te noemen ’College’), Zorgverzekeraars Nederland, het Centraal Orgaan Tarieven Gezondheidszorg (COTG) en – in geval van academische ziekenhuizen ook – aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OC en W). Het College zal eveneens om advies worden gevraagd.

3. Schriftelijke reactie van het bestuur van de instelling voor gezondheidszorg

Vervolgens zal het bestuur van de betrokken instelling worden gevraagd binnen veertien dagen een schriftelijke reactie te geven, waarin een toelichting wordt gegeven omtrent het vermeende feit. Indien reeds sprake is van bouw kan het bestuur worden opgelegd deze onmiddellijke stop te zetten. Ook het doen treffen van andere maatregelen kan worden opgelegd.

4. Opsporing overtredingen voorschriften in het kader van de WZV

Indien, op basis van de door het bestuur verstrekte informatie, het vermoeden van een overtreding niet wordt weggenomen, zal de voor het toezicht aangewezen departementale ambtenaar de desbetreffende regionale inspecteur verzoeken een onderzoek in te stellen. Deze laatste maakt hierover een verslag op, dat aan mij wordt uitgebracht.

Een dergelijk verzoek kan, voor wat betreft de bouwtechnische aspecten, zonodig eveneens aan het College worden gedaan.

Voorts kan een (daartoe aan te wijzen) accountant verzocht worden een nauwgezet boekenonderzoek in te stellen bij de desbetreffende inrichting en mij daarvan rapport uit te brengen. Op grond van artikel 21, eerste lid van de WZV, is een ieder verplicht aan dergelijke onderzoeken medewerking te verlenen en volledige en juiste informatie te verschaffen.

5. Aangifte bij het Openbaar Ministerie (OM)

Indien op basis van het ingestelde onderzoek kan worden geconcludeerd dat sprake is van een overtreding van één of meer voorschriften, gesteld bij of krachtens de WZV, zal ik – in overleg met de in het Besluit toezicht WZV aangewezen functionaris(sen) – besluiten of aangifte wordt gedaan bij het OM.

Dit besluit wordt bekendgemaakt aan het bestuur van de betreffende instelling voor gezondheidszorg.

6. Gevolgen voor budget van dan wel bijdrage aan de ziekenhuisvoorziening; perspublicaties

In gevallen waarin – blijkens een veroordeling – daadwerkelijke overtreding onherroepelijk is komen vast te staan, zullen het COTG en – voor zover van toepassing – de Minister van OCenW worden verzocht ervoor zorg te dragen dat de bouw- en/of exploitatiekosten terzake en eventuele andere kosten, die uit de overtreding voortvloeien, niet in het budget worden doorberekend dan wel niet worden meegenomen bij de tariefonderhandelingen en – voor wat betreft het Ministerie van OCenW – niet in de rijksbijdrage worden meegenomen zolang een vergunning (nog) niet is verleend.

Tevens zal via perspublikaties bekendheid worden gegeven aan het gepleegde delict en de daarop betrekking hebbende aan de ziekenhuisvoorziening opgelegde sanctie dan wel te treffen voorziening.

7. Gevolgen zwartbouw voor de verdere WZV-procedure

Indien een aanvraag om een verklaring of vergunning is ingediend en bij de beoordeling van de aanvraag blijkt dat de gevraagde voorziening inmiddels is gerealiseerd, zal de aanvraag, onverminderd het gestelde onder de punten 5 en 6, conform de betreffende WZV-procedure worden afgewerkt.

Zo al tot vergunningverlening kan worden overgegaan, wordt deze echter niet eerder verleend dan op het tijdstip waarop de financiële ruimte voor het desbetreffende bouwinitiatief is gereserveerd.

8. Ingangsdatum eventueel noodzakelijke erkenningsaanpassing

Indien, als gevolg van een gekozen oplossing, het noodzakelijk is dat de erkenning voor de desbetreffende instelling dient te worden aangepast, gaat deze in beginsel niet eerder in dan de datum van de vergunningafgifte, behoudens voor artikel 18 WZV-functies.

Voor meer informatie over de inhoud van deze circulaire kunt u terecht bij de Directie Financieel Beleid en Planning van mijn departement (070-3407219).

De

Minister

van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers