Regeling hoe om te gaan met signalen inzake misstanden en overige integriteitsinbreuken

Geraadpleegd op 10-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 13-01-2010 en zichtdatum 20-09-2024.
Geldend van 15-05-2004 t/m heden

Vaststelling klokkenluidersregeling (Beschikking van 3 mei 2004, nr. ICO 2004-1048)

De Minister van Financiën,

Overwegende dat het wenselijk is om voor de medewerkers van het kerndepartement van Financiën een regeling vast te stellen hoe om te gaan met signalen inzake misstanden en overige integriteitsinbreuken;

Gelet op artikel 50 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR);

Gelet op de regeling procedure inzake het omgaan met een vermoeden van een misstand nr. AD/2000/U98929 van 7 december 2000 (Stcrt. 2000, nr. 243) van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, zoals deze regeling nadien is gewijzigd (Stcrt. 2002, nr. 249);

Gehoord de departementale ondernemingsraad;

Besluit:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. de minister: de Minister van Financiën;

  • b. het ministerie: het Ministerie van Financiën, met uitzondering van de Belastingdienst;

  • c. medewerker: degene die al dan niet als ambtenaar in de zin van het ARAR werkzaam is bij het ministerie;

  • d. hoofd van dienst: het hoofd van een directie c.q. een directoraat-generaal;

  • e. de adviseur integriteit: de door de secretaris-generaal aangewezen adviseur bedoeld in artikel 2;

  • f. de vertrouwenspersoon integriteit: de door de secretaris-generaal aangewezen vertrouwenspersoon bedoeld in artikel 10;

  • g. integriteit: de situatie waarin het handelen van het ministerie en zijn medewerkers gekenmerkt wordt door onkreukbaarheid en betrouwbaarheid;

  • h. integriteitsinbreuken: gedragingen, handelingen of uitingen die in strijd zijn met wet- en regelgeving of conventies op het gebied van integriteit; hiertoe behoren:

    • misstanden als bedoeld onder letter i;

    • overige inbreuken als bedoeld onder letter j;

  • i. een vermoeden van een misstand: een op redelijke gronden gebaseerd vermoeden omtrent:

    • een ernstig strafbaar feit;

    • een grove schending van regelgeving of beleidsregels;

    • het misleiden van justitie;

    • een groot gevaar voor de volksgezondheid, de veiligheid of het milieu, of

    • het bewust achterhouden van informatie over deze feiten;

  • j. overige integriteitsinbreuken: andere inbreuken dan de onder letter i bedoelde misstanden; hiertoe behoren in elk geval:

    • het lekken van vertrouwelijke informatie;

    • oneigenlijk gebruik van bedrijfsmiddelen;

    • misbruik van buitengewoon verlof;

    • andere gevallen die door medewerkers als integriteitsinbreuken worden ervaren, met uitzondering van ongewenste omgangsvormen;

  • k. de Commissie integriteit rijksoverheid: de commissie als beschreven in hoofdstuk 3 van de Regeling procedure inzake het omgaan met het vermoeden van een misstand, die is genoemd in de considerans.

  • l. bijzonder onderzoek: een onderzoek naar aanleiding van een signalering van een integriteitsinbreuk waarbij specialistische onderzoekskennis en -vaardigheden benodigd zijn.

§ 2. De adviseur integriteit

Artikel 2

  • 1 Er is een adviseur integriteit voor het ministerie.

  • 2 De adviseur integriteit wordt aangewezen door en ressorteert rechtstreeks onder de secretaris-generaal.

  • 3 De aanwijzing geldt voor een periode van ten hoogste vier jaar.

Artikel 3

De adviseur integriteit heeft tot taak:

  • a. het adviseren en voorlichten van dienstleiding, leidinggevenden en medewerkers inzake integriteitsvraagstukken;

  • b. het in ontvangst nemen en registreren van meldingen van vermoedens van integriteitsinbreuken;

  • c. het meewerken bij de afhandeling van een melding;

  • d. het bijhouden van een centrale registratie van afgedane integriteitsaffaires.

Artikel 4

De adviseur integriteit brengt jaarlijks aan de secretaris-generaal verslag uit over het aantal malen dat hij is geraadpleegd en de onderwerpen waarover hij heeft geadviseerd in het voorgaande kalenderjaar.

§ 3. Het melden

Artikel 5

  • 1 Een medewerker meldt een vermoeden van een integriteitsinbreuk, in principe via zijn direct leidinggevende, aan zijn hoofd van dienst, of indien hij dat niet wenselijk acht aan de adviseur integriteit.

  • 2 De ontvanger van de melding beoordeelt of het vermoeden een misstand betreft of een overige integriteitsinbreuk.

  • 3 Bij een vermoeden van een misstand wordt de procedure gevolgd als in § 4 beschreven.

  • 4 Bij overige integriteitsinbreuken wordt de procedure gevolgd als in § 5 beschreven.

  • 5 In afwijking van de voorgaande leden kan de medewerker een vermoeden van een misstand rechtstreeks melden aan de Commissie integriteit rijksoverheid indien zwaarwegende belangen toepassing van die leden in de weg staan.

§ 4. Het omgaan met het vermoeden van een misstand (‘klokkenluidersregeling’)

Artikel 6

  • 1 De ontvanger van de melding stelt onmiddellijk een rapport op waarin naast de gegevens van het dienstonderdeel, diensthoofd, degene die de melding doet, datum van melding, ook de feiten, omstandigheden, personen die bij het vermoeden een rol spelen worden beschreven.

  • 2 Indien de melding bij het hoofd van dienst is gedaan draagt deze zorg voor het onmiddellijk verwittigen van de adviseur integriteit en stelt deze het in lid 1 bedoelde rapport ter hand ter onmiddellijke doorgeleiding naar de secretaris-generaal.

  • 3 Indien de melding bij de adviseur integriteit is gedaan draagt deze zorg voor het onmiddellijk verwittigen van de secretaris-generaal en stelt hem het in lid 1 bedoelde rapport ter hand. Tevens stelt de adviseur integriteit het desbetreffende hoofd van dienst op de hoogte.

  • 4 De secretaris-generaal beoordeelt of de minister en, eventueel, de staatssecretaris op de hoogte moeten worden gesteld.

Artikel 7

  • 1 De secretaris-generaal stuurt een bevestiging van de ontvangst van de interne melding aan de medewerker die de melding deed onder vermelding van procedures en termijnen.

  • 2 De adviseur integriteit brengt een advies uit aan de secretaris-generaal over de verdere behandeling.

  • 3 De secretaris-generaal beslist over:

    • a. de verdere afhandeling van de melding. Dit kan betreffen (i) een verder (bijzonder) onderzoek, (ii) inschakeling van Openbaar Ministerie of Rijksrecherche of (iii) deponeren;

    • b. de onderzoeksdoelstelling en de wijze van factfinding;

    • c. de definitieve afhandeling na afronding van het onderzoek.

  • 4 Binnen 8 weken na de interne melding zendt de SG aan de medewerker die de melding deed een schriftelijk standpunt, dan wel een bericht binnen welke termijn het standpunt kan worden tegemoet gezien.

  • 5 Deze medewerker kan indien hij het niet eens is met het standpunt, geen bericht heeft ontvangen binnen de gestelde termijn of de verlengde termijn onredelijk lang is, het vermoeden van een misstand melden aan de Commissie integriteit rijksoverheid.

§ 5. Het omgaan met vermoedens van overige integriteitsinbreuken

Artikel 8

  • 1 Indien de melding bij de leidinggevende is gedaan licht deze de adviseur integriteit in over de ontvangen melding.

  • 2 Indien de melding rechtstreeks bij de adviseur integriteit is gedaan licht deze dedesbetreffende leidinggevende in, tenzij daar overwegende bezwaren tegen bestaan.

  • 3 De leidinggevende, dan wel, in het geval bedoeld in het slot van het vorige lid, de adviseur integriteit, stelt naar aanleiding van de melding een onderzoek in.

  • 4 Desgevraagd brengt de adviseur integriteit een advies uit aan de leidinggevende over de verdere afhandeling.

  • 5 De leidinggevende licht na afloop de adviseur integriteit in over de afhandeling.

Artikel 9

De leidinggevende informeert de adviseur integriteit ook over afgehandelde overige integriteitsinbreuken die niet op de voet van artikel 8 zijn afgehandeld.

§ 6. De vertrouwenspersoon integriteit

Artikel 10

  • 1 Er is een vertrouwenspersoon integriteit voor het ministerie. Naar behoefte kan bij onderdelen van het ministerie een eigen vertrouwenspersoon integriteit worden aangewezen.

  • 2 De vertrouwenspersoon integriteit wordt na overleg met de desbetreffende ondernemingsraad aangewezen door de secretaris-generaal.

  • 3 De aanwijzing geldt voor een periode van ten hoogste vier jaar.

Artikel 11

  • 1 De vertrouwenspersoon integriteit heeft tot taak het desgevraagd adviseren van een medewerker privé en persoonlijk over integriteitsvraagstukken en over de wijze waarop hij kan of moet omgaan met kennis over mogelijke integriteitsinbreuken in de organisatie.

  • 2 De vertrouwenspersoon vervult zijn functie buiten en naast de hiërarchische en functionele organisatie.

  • 3 De vertrouwenspersoon integriteit stelt bij het uitoefenen van zijn taak de betrokken medewerker vooraf op de hoogte van het feit dat het vertrouwensaspect van zijn functie een grens vindt in artikel 162 van het Wetboek van Strafvordering.

Den Haag, 3 mei 2004

De

Minister

van Financiën,
namens deze:
de

Secretaris-Generaal

,

R. Gerritse