Ingevolge artikel 9, vierde lid, WVW 1994 is het de bestuurder (inclusief de juridische bestuurder) verboden op een weg een
motorrijtuig te besturen of te doen besturen van de categorie of categorieën, waarvoor
het rijbewijs is afgegeven, terwijl dat rijbewijs is ingevorderd of de overgifte is
gevorderd op grond van een vermoeden in de zin van artikel 130, eerste lid, WVW 1994 (rijvaardigheid en geschiktheid).
Een vordering tot overgifte van het rijbewijs in de zin van artikel 130, tweede lid, WVW 1994 kan geschieden indien de bestuurder de veiligheid op de weg zodanig in gevaar brengt
dat direct de bevoegdheid dient te worden ontnomen langer als bestuurder van een of
meer categorieën van motorrijtuigen, waarvoor het rijbewijs is afgegeven te rijden.
De gevallen, waarin dit mogelijk is, zijn omschreven in artikel 5 van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid( RMRG)
Het vijfde lid bepaalt dat de bestuurder op een weg geen motorrijtuig mag besturen
of doen besturen van de categorie of categorieën, waarvoor dat rijbewijs is af gegeven
indien de geldigheid van het aan de houder afgegeven rijbewijs voor een of meer categorieën
is geschorst i.v.m. de vorderingsprocedure op grond van artikel 131 derde lid, onder a, WVW 1994. De gevallen, waarin dit mogelijk is, zijn omschreven in artikel 7 RMGR en 130, derde lid, WVW 1994.
Ook bij het vijfde lid van artikel 9 WVW 1994 geldt dat de bij betrokkene aanwezige wetenschap moet worden aangetoond op grond
van in het dossier aanwezige stukken, waaruit blijkt dat de schorsing de verdachte
bekend is. Op het CBR rust de verplichting zorg te dragen voor een zodanige kennisgeving.
Op grond van artikel 178 jo. 176 WVW 1994 zijn deze bepalingen als misdrijven gekwalificeerd.