Aanwijzing (doen) besturen tijdens ontzegging (9WVW 1994)

[Regeling vervallen per 01-04-2007.]
Geraadpleegd op 25-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-04-2003.
Geldend van 01-04-2003 t/m 31-03-2007

Aanwijzing (doen) besturen tijdens ontzegging (9WVW 1994)

Achtergrond

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

Deze aanwijzing vervangt aanwijzing motorrijtuig (doen) besturen tijdens ontzegging (artikel 9 WVW 1994) van 24 februari 1999. Het strafvordering-gedeelte is geregeld in de richtlijn voor strafvordering artikel 9 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994).

Bij de toepassing van deze aanwijzing dient ten aanzien van buitenlandse militairen (waaronder begrepen burgerpersoneel en gezinsleden) rekening te worden gehouden met de handleiding ten behoeve van de praktijk inzake delicten begaan door buitenlandse militairenBrief van de Hoofdafdeling Staats- en Strafrecht, Ministerie van Justitie d.d. 19 februari 1981, nr. 137/281..

Samenvatting

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

Deze aanwijzing bevat regels voor het openbaar ministerie bij de opsporing en vervolging van het rijden (inclusief de juridische bestuurder) tijdens ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen dan wel het rijden met een ongeldig, ingehouden of ingevorderd rijbewijs.

Opsporing

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

1. Misdrijven

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

1.1. Het rijden tijdens een ontzegging van de rijbevoegdheid (art. 9, eerste lid, WVW 1994)

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

Artikel 9, eerste lid, WVW 1994 bevat het verbod op de weg een motorrijtuig te besturen, terwijl de bevoegdheid daartoe bij rechterlijke uitspraak is ontzegd. Die bepaling richt zich ook tot de juridisch bestuurder. Dit misdrijf komt neer op het negeren van de rechterlijke uitspraak.

Het negeren van rechterlijke uitspraken is schadelijk voor de rechtsorde en maatschappelijk ongewenst. Toch deelnemen aan het verkeer is in dat verband dan ook uiterst laakbaar. Een ontzegging van de rijbevoegdheid betreft een aan de veroordeelde individueel opgelegde verplichting om gedurende een bepaalde tijd geen motorrijtuigen(inclusief bromfietsen, landbouwtractors en gehandicaptenvoertuigen voorzien van een motor) te besturen. De veroordeelde wordt ter zitting omtrent deze bijkomende straf geïnformeerd en/of in een later aan hem betekend gerechtelijk schrijven.

Dit artikellid heeft betrekking op de totale ontzegging en niet op een geclausuleerde ontzegging, die niet op grond van de WVW 1994, doch op grond van het wetboek van Strafvordering kan worden opgelegd. Uit de bewijsmiddelen moet zonder meer blijken dat wordt voldaan aan het delictsbestanddeel ‘weet of redelijkerwijs moeten weten’. Het is daarom van belang dat uit het dossier blijkt:

  • dat de rechter de bijkomende straf heeft opgelegd,

  • wat de datum van de uitspraak was,

  • dat de verdachte reed gedurende de tijd dat hem de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd,

  • dat de betrokkene de betekening van de hem opgelegde ontzeggingDit is dus niet de mededeling uitspraak, want daarin kan de betrokkene niet lezen of en zo ja wanneer de ontzegging is gaan lopen. in persoon heeft ontvangen.

1.2. Het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs (art. 9, tweede lid, WVW 1994)

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

Artikel 9, tweede lid, WVW 1994 bevat het verbod op de weg een motorrijtuig te besturen terwijl het daarvoor vereiste rijbewijsIn het negende lid van artikel 9 WVW 1994 wordt aangegeven dat hier onder rijbewijs – naast het op basis van de (oude) Wegenverkeerswet afgegeven Nederlandse rijbewijs – mede dient te worden verstaan een rijbewijs, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland. Een in Nederland afgegeven internationaal rijbewijs valt (dus) niet onder deze regeling. voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, dan wel voor een gedeelte van de geldigheidsduur ongeldig is verklaard. Deze bepaling richt zich eveneens tot de juridisch bestuurder. Het rijbewijs wordt ongeldig verklaard indien de houder niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke gesteldheid, vereist voor het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen waarvoor dat rijbewijs is afgegeven.

Een rijbewijs wordt ongeldig verklaard op grond van artikel 134, derde lid, WVW 1994 voor een deel van de geldigheidsduur alsmede voor (een) bepaalde categorie of categorieën van motorrijtuigen, waarvoor het rijbewijs is afgegeven, na een uitgebreid voorafgaand onderzoek, waarbij is vastgesteld dat de houder, hetzij niet de rijvaardigheid bezit, hetzij niet voldoet aan de vastgestelde eisen m.b.t. lichamelijke of geestelijke gesteldheid (artikel 12 RMGR). De uitvoering van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid (RMRG), zoals is bedoeld in Hoofdstuk VI paragraaf 9 van de WVW 1994, is in handen van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, Divisie Vorderingen. Ongeldigverklaring van het rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen is ook mogelijk als de houder geen medewerking verleend aan een rijvaardigheid- of rijgeschiktheidsonderzoek of een educatieve maatregel op grond van artikel 132, tweede lid, WVW 1994.

Ook hier geldt evenals bij het eerste lid van artikel 9 WVW 1994, dat zonder meer uit de bewijsmiddelen moet blijken dat is voldaan aan het delicts-bestanddeel ‘weet of redelijkerwijs moet weten’. Het is daarom van belang dat een kennisgeving ongeldigverklaring in het parketdossier is opgenomen. Op het CBR rust de verplichting zorg te dragen voor een dergelijke kennisgeving.

1.3. Uitzonderingen op artikel 9, tweede lid, WVW 1994

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

In het derde lid van artikel 9 WVW 1994 is een voorziening getroffen die het degene wiens rijbewijs ongeldig is verklaard mogelijk maakt om in het kader van het hernieuwd aanvragen van een rijbewijs rijlessen te nemen en rijexamen te doen. Ook is een rijproef mogelijk binnen het onderzoek naar de rijvaardigheid of rijgeschiktheid.

1.4. Artikel 9, vierde en vijfde lid, WVW 1994

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

Ingevolge artikel 9, vierde lid, WVW 1994 is het de bestuurder (inclusief de juridische bestuurder) verboden op een weg een motorrijtuig te besturen of te doen besturen van de categorie of categorieën, waarvoor het rijbewijs is afgegeven, terwijl dat rijbewijs is ingevorderd of de overgifte is gevorderd op grond van een vermoeden in de zin van artikel 130, eerste lid, WVW 1994 (rijvaardigheid en geschiktheid).

Een vordering tot overgifte van het rijbewijs in de zin van artikel 130, tweede lid, WVW 1994 kan geschieden indien de bestuurder de veiligheid op de weg zodanig in gevaar brengt dat direct de bevoegdheid dient te worden ontnomen langer als bestuurder van een of meer categorieën van motorrijtuigen, waarvoor het rijbewijs is afgegeven te rijden. De gevallen, waarin dit mogelijk is, zijn omschreven in artikel 5 van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid( RMRG)

Het vijfde lid bepaalt dat de bestuurder op een weg geen motorrijtuig mag besturen of doen besturen van de categorie of categorieën, waarvoor dat rijbewijs is af gegeven indien de geldigheid van het aan de houder afgegeven rijbewijs voor een of meer categorieën is geschorst i.v.m. de vorderingsprocedure op grond van artikel 131 derde lid, onder a, WVW 1994. De gevallen, waarin dit mogelijk is, zijn omschreven in artikel 7 RMGR en 130, derde lid, WVW 1994.

Ook bij het vijfde lid van artikel 9 WVW 1994 geldt dat de bij betrokkene aanwezige wetenschap moet worden aangetoond op grond van in het dossier aanwezige stukken, waaruit blijkt dat de schorsing de verdachte bekend is. Op het CBR rust de verplichting zorg te dragen voor een zodanige kennisgeving.

Op grond van artikel 178 jo. 176 WVW 1994 zijn deze bepalingen als misdrijven gekwalificeerd.

1.5. Het rijden na een vordering tot overgifte, tijdens een invordering of inhouding (art. 9, zevende lid, WVW 1994)

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

Het zevende lid van artikel 9 WVW 1994 heeft betrekking op het op de weg besturen van een motorrijtuig nadat ingevolge artikel 164 WVW 1994 de overgifte van het rijbewijs van de bestuurder is gevorderd, dan wel het rijbewijs is ingevorderd en niet is teruggegevenHier wordt verwezen naar de aanwijzing inzake de invordering van rijbewijzen.. Deze bepaling richt zich ook tot de juridisch bestuurder. Het besturen van bromfiets, landbouwtractor en gehandicaptenvoertuig blijft mogelijk. De verdachte heeft de mogelijkheid om op grond van artikel 164, achtste lid, WVW 1994 een klaagschrift in te dienen tegen een vordering tot overgifte/invordering respectievelijk een inhouding, zolang de vervolging nog niet is ingesteld. Het klaagschrift wordt ingediend ter griffie van de rechtbank in het arrondissement waar het feit is begaan, en anders ter griffie van het gerecht in feitelijke aanleg, waarvoor de vervolging plaatsvindt, dan wel het laatst plaatsvond. Behandeling van het klaagschrift geschiedt in raadkamer ex artikel 552a derde en vijfde lid, WvSv.

2. Overtredingen

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

Het rijden nadat de inlevering van het rijbewijs In het negende lid van artikel 9 WVW 1994 wordt aangegeven dat hier onder rijbewijs mede dient te worden verstaan een rijbewijs, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in het buitenland. Een in Nederland afgegeven internationaal rijbewijs valt (dus) niet onder deze regeling. is gevorderd of het rijbewijs is ingenomen op grond van de Wet Mulder (artikel 9, achtste lid, WVW 1994)

Dit artikellid is geschreven voor die gevallen waarin niet of niet volledig verhaal overeenkomstig de artikelen 28a en 30, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wet Mulder) heeft plaatsgevonden. Na machtiging daartoe door de kantonrechter kan de officier van justitie te Leeuwarden de inlevering van het rijbewijs vorderen en dit innemen, teneinde de wanbetaler ertoe te bewegen alsnog tot betaling van de aan hem opgelegde sanctie over te gaan.(Zie aanwijzing WAHV)

Is het stadium van (vordering tot) inneming van het rijbewijs bereikt, dan mag er vanuit worden gegaan dat betrokkene geen verdere of geen enkele medewerking zal verlenen aan het betalen van het aan hem opgelegde sanctiebedrag.

Vervolging

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

1. Vervolgingsbeleid bij artikel 9, eerste, tweede en vierde tot en met zevende lid, WVW 1994

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

Overtredingen van artikel 9, eerste, tweede en vierde, vijfde en zevende lid, WVW 1994 kunnen bij de politierechter worden aangebracht. Bij cumulatie van misdrijven en overtredingen kan op de gebruikelijke wijze voor gevoegde afdoening bij de politierechter worden gekozen. Bij cumulatie van misdrijven en overtredingen kan op de gebruikelijke wijze voor gevoegde afdoening bij de politierechter worden gekozen.

Overtreding van artikel 9, achtste lid, is op grond van artikel 178, tweede lid, jo. artikel 177, eerste lid, aanhef en onder a, WVW 1994, gekwalificeerd als overtreding waarvoor de rechtbank sector kanton bevoegd is.